| |
| |
| |
R. Koek
Bestendig beheer
Stedebouw, landschap en monumentenzorg in de vesting Naarden
Instandhouding van historische steden vraagt om het lezen, kennen, interpreteren en respecteren van geschiedenissen. Deze bijdrage bevat een aantal verkenningen van de monumentale waarde van steden en landschappen. Deze verkenningen hebben raakvlakken en overeenkomstige thema's, die bij elkaar komen in een beheer- en restauratieproject voor de vesting Naarden.
| |
Inleiding
Geschiedenis is in velerlei opzicht de basis van stedebouw en landschapsarchitectuur. Het ontwerp kan niet zonder diagnose, analyse, lezing van een bestaande situatie. Er is geen tabula rasa, zelfs niet wanneer nieuw land wordt gemaakt. Geologische onderlagen, archeologische vindplaatsen, landschapsstructuren, stedelijke occupatie, elk heeft z'n sporen in elk object van bewerking. In die gelaagdheid van het stedelijk landschap speelt de geschiedenis van het vak zelf nog een markante rol. In de postmoderne conditie wordt de lezing van het aangetroffen object een belangrijke factor; zelden is er één waarheid. De stad is een optelling van verhalen, van gebeurtenissen, van geschiedenissen (afb. 1, pag. 195).
Eeuwenlang gold Naarden, strategisch gelegen op de weg tussen Amsterdam en Amersfoort, als een onneembare vesting. Het ingenieus samenwerkend, stervormige stelsel van verdedigingswallen, omgeven door brede grachten, bood uitstekende bescherming tegen belegeraars. Nog steeds maakt Naarden op de bezoeker indruk. Naarden is één van de best bewaarde vestingen van Europa. Toch zijn er ook veel historische waarden verloren gegaan. Of beter gezegd, er is in de loop van deze eeuw veel bijgekomen waardoor het gevaar dreigt, dat de eeuwenoude afweerstrategie aan het oog wordt onttrokken. Sinds de vesting geen militaire functie meer heeft, groeien bomen en struiken rijkelijk boven op de aarden wallen van de enveloppe en in het vroegere schootsveld. Zowel het beeld als de fysieke vorm van de vesting dreigen door overdadige groei te worden aangetast. Vooral aan de noordzijde is de herkenbaarheid van de vesting flink aangetast. Maar het nieuwe landschap, zoals dat in de loop van de laatste vijftig jaar is ontstaan, is zeker ook gevarieerd en waardevol. De vestingstad zelf verkeert in een goed bewaarde algemene staat, maar op steeds meer plaatsen is sprake van sluimerend verval.
In opdracht van Rijksgebouwendienst, RDMZ en gemeente Naarden heeft CH & Partners tussen 1997 en 1999 een Beheervisie en een Beheerplan voor de vestingstad gemaakt. Daarin is de balans gevonden tussen cultuur en natuur. Gezien de internationale allure van de vesting gaat de beheervisie uit van restauratie van constructies, behoud van aardwerken, tegengaan van verruiging, verantwoord herstel van kunstmatige beplanting en tegengaan van verlanding. Tenslotte wordt een antwoord gegeven op functionele vragen van nu.
| |
Plecnik, Scarpa, Galfetti
Het beheerplan is schatplichtig aan drie inspirerende geesten, de architecten Joze Plecnik, Carlo Scarpa en Aurelio Galfetti. Werkend in drie verschillende momenten in deze eeuw laten zij met hun werk een tegelijk vernieuwende en integere omgang met de geschiedenis zien. De restauraties van Plecnik aan de burcht van Praag of aan de binnenstad van Ljubljana verrijken de historische locaties met eigenzinnige toevoegingen. Toevoegingen om de geschiedenis te verduidelijken, nadruk te leggen op onderdelen, verschillende lagen zichtbaar te maken.
In het meesterwerk van Scarpa, het Veronese museum Castelvecchio, wordt met de gelaagdheid van de geschiedenis een interessant ruimtelijk en constructief spel gespeeld, waarbij ook de omgeving (de stad) meedoet. Het museum is in zichzelf een vertelling, niet chronologisch, maar gelaagd in betekenis en tijd.
| |
| |
En het grootste werk van Galfetti, de restauratie van de burcht van Bellinzona, laat een vergelijkbare benadering zien, maar dan op de schaal van de stad. Met grote precisie is met hedendaagse materialen spanning gecreëerd in het belangrijkste monument van de stad. De burcht is weer tot leven gewekt, is weer het ruimtelijk centrum van de stad.
In elk van de drie voorbeelden is het een toeristisch, recreatief en cultureel object dat onderhanden is genomen. In Naarden moet nog veel worden ontworpen; de inspiratie en ambitie om het iets bijzonders te laten blijven, is er.
| |
Bestemming, ontwikkeling en beheer
De stad is een levend kunstwerk, permanent veranderend. Stolling van tijd leidt tot stilstand in stedelijke ontwikkeling. In onze eeuw is de betekenis van de factor tijd aanzienlijk veranderd. Niet alleen in stadsontwikkeling, maar in vrijwel elke culturele richting. Verandering leidt tot spanning; in het geval van stedelijke ontwikkeling tot spanning tussen bestemming, ontwikkeling en beheer. Deze drie begrippen kunnen niet los van elkaar worden gezien, maar ze kunnen met elkaar conflicteren. Het beheer vormt het kernbegrip waarin de instandhouding van erfgoed ligt besloten.
| |
Beheer en ontwikkeling
Onder beheer wordt verstaan: beschermen, instandhouden (consolideren); onder ontwikkeling wordt verstaan: prikkelen, potenties benutten (veranderen/vernieuwen).
Waar het in monumentale stedelijke situaties om gaat is het evenwicht te vinden tussen beide. Dit betekent het maken van keuzes, het stellen van prioriteiten: consolidatie kan stilstand of achteruitgang betekenen, verandering kan ten koste gaan van kwaliteit. Geen van beide is op zich zalig makend. Sommige historische nederzettingen zijn ten prooi gevallen aan verstoffing. Onder het mom van behoud wordt elke mogelijke ontwikkeling verboden waardoor een stofnest aan vervlogen herinneringen resteert.
Het omgekeerde is bekender en ernstiger. Historische situaties, verminkt door het moderne leven, ten prooi gevallen aan commercialisering. Waar het om gaat is evenwicht dat ruimte laat aan vernieuwing met respect voor het verleden.
| |
Beheer en exploitatie
Bestemming van bebouwing en onbebouwde gebieden. Hoe intensiever het gebruik, hoe groter de slijtage, waardoor beheer en onderhoud steeds uitgebreider moeten zijn. Maar ook: hoe extensiever het gebruik, des te minder aanleiding tot investeringen in instandhouding. Ook hierin geldt de noodzaak voor evenwicht. Met de wetenschap dat een stad of land maar een beperkt draagvlak voor culturele voorzieningen heeft, is de nodige soepelheid gewenst. Kerken volbouwen met luxe appartementen, de maharishi in een klooster, open huis voor massatoerisme?
| |
Beheer en restauratie
Monumentale steden of landschappen zijn geen objecten die in een vitrine kunnen worden geplaatst. Slijtage door natuurlijke en menselijke activiteiten bedreigen het monument. Herstel kost meestal veel meer geld dan men er tegenwoordig voor over heeft; want ondanks een enorme rijkdom is in Nederland over de volle breedte afname van beheerinspanningen in openbare ruimte zichtbaar. Moeten er dan concessies worden gedaan (de helft restaureren, de andere helft laten vervallen), of past de kaasschaaf waardoor alles een beetje krijgt? Wat is de stad ons waard?
| |
Beheer en gebruik
De monumentale stad moet een levend monument zijn, waar gewoond, gewerkt, gerecreëerd en gewinkeld moet kunnen worden. Maar de mate van gewenste levendigheid is onduidelijk. Een omvangrijke hoeveelheid commerciële functies, waaronder horeca, wordt vaak niet gewenst. Voorkeur hebben cultuur-historische en sociaal-culturele functies en evenementen, maar zijn die er wel zoveel, en bovendien: zijn die wel levensvatbaar zonder subsidies? Meer commercieel gebruik van (leegstaande) monumenten kan wel eens een beter wapen tegen verval zijn dan wachten op nieuwe musea. Onder dat commercieel gebruik vallen ook de woonfunctie en bedrijvigheid, nodig voor de levendigheid van functiemenging. Van belang worden dan te stellen regels, over milieu-belasting, reclame, bereikbaarheid, etc.
Geldt dat ook voor landschappelijke objecten als vestingwerken: is daar intensief recreatief gebruik gewenst, of is uitzetten van wandelroutes voldoende?
| |
Beheer en natuurbehoud
De ecologische betekenis van groen- en watergebieden en oevers staat op gespannen voet met restauratie-eisen. De balans tussen monumentwaarde en natuurwaarde, waarin het beheer het gevolg kan zijn van pragmatiek of van een bewuste keuze.
| |
| |
2 De sedert het midden van de jaren '60 uitgevoerde restauraties hebben het vestingbouwkundige karakter van Naarden prominent gemaakt; de vestingwerken vormen integraal onderdeel van het beschermde stadsgezicht. Foto auteur.
Vaak zijn monumentale gebieden te klein om geschikt te zijn voor allerhande biologisch of vegetatief onderzoek, en is zelden sprake van een uniek of kwetsbaar natuurlijk milieu dat bescherming behoeft. Maar tegelijk heeft op tal van monumenten (denk aan de forten van de Hollandse Waterlinie) de natuur zich ongestoord kunnen ontwikkelen. De natuurwaarde van een vesting bijvoorbeeld ligt in de hoge mate van milieuvariatie door de verschillende gradaties tussen droog en nat, laag en hoog, hard en zacht en open water.
| |
Stedelijke cultuur
Stedelijke identiteit is vaak uniek aan het stadscentrum gekoppeld. Stadscentra dragen het collectief geheugen voor alle lagen van de bevolking, reden ook waarom er zowel massacultuur als topcultuur naast elkaar voorkomen. Maar tegelijk worden centra gebanaliseerd door commercie en vermaak. De historie wordt, ondanks scherper welstandsbeleid, onecht door nadruk op vermaak.
Stadscultuur wordt ook gevormd door de mogelijkheid om op elk moment alles te kunnen doen op elke plek. De wereld als een themapark, waar de planning van de agenda belangrijker is dan continuïteit van zorgvuldige stedelijke planning. Chaos ontstaat niet door planning, maar door gebrek aan antwoord van planning op de onafzienbare hoeveelheid mogelijkheden. Tijd is daarin ook steeds minder een lineair begrip; meer dingen tegelijk doen, zien of ervaren behoort tot de mogelijkheden van de moderne stedeling.
Kon men tot de zeventiger jaren nog spreken van een omvattend centrumgericht stadsbegrip, met het postmoderne tijdperk is dat steeds complexer en wijdlopiger geworden. De stad is het podium waarop alle subculturen spelen, in de collectieve openbare ruimte. De openbare ruimte is de arena waarin subculturen elkaar ontmoeten, vermijden, confronteren, versterken. De openbare ruimte verleent identiteit aan de stad. Zeker nu steden steeds meer als regionale structuren gezien kunnen worden, waarin meer gespecialiseerde centra voorkomen, waar bewegingen kriskras meer voorkomen dan centrumgerichte bewegingen, waar bevolkingsgroepen en enclaves naast elkaar bestaan, is discussie over stedelijke culturele identiteit belangrijk.
Zoeken naar eigen identiteit is zoeken naar de structurele betekenis van openbare ruimtes die in staat zijn stedelijke cultuur blijvend te geleiden. De zorg ligt erin deze openbare ruimte niet te verkwanselen
| |
| |
3 Het zuidelijk deel van de enveloppe levert het meest herkenbare beeld als onderdeel van het vestingwerk. Foto auteur.
aan private functies, of ze te laten verslonzen vanwege tekort aan opbrengsten. Het met grote zorg selecteren van voorzieningen en inrichtingsmiddelen, het bevorderen van toegankelijkheid en bruikbaarheid, en het leggen van structurele verbindingslijnen is nodig om stad en regio voor langere tijd te laten functioneren. De dagelijkse leefomgeving is geen geprogrammeerde ruimte, waar precies duidelijk is wat er moet gebeuren en door wie, maar ruimte waar van alles kan gebeuren zonder dat het moet. Goed ingerichte, robuuste, karakteristieke plekken en routes die al naar gelang de behoefte in gebruik worden genomen door verschillende groepen, volgtijdelijk of gezamenlijk. Hierbij horen ook openbare gebouwen en monumenten, omdat die een wezenlijk onderdeel vormen van de openbare ruimte.
| |
Naarden Vesting; van visie naar beheer
Het beheerplan voor de vesting Naarden volgt op een reeks restauraties die sinds medio jaren '60 een belangrijk deel van de vesting hebben gered. De restauratie is eind jaren '80 tijdelijk gestaakt waarna de grachten zijn uitgebaggerd en een herbezinning heeft plaatsgevonden op het beleid.
In het bestemmingsplan voor het beschermd stadsgezicht van Naarden worden de vestingwerken tot integraal onderdeel daarvan gerekend (afb. 2). Parallel aan het maken van het bestemmingsplan is daarom de beheervisie opgesteld. Samen zijn ze het voorlopig antwoord op de gestelde beheervragen. Voorlopig, omdat geen van beide plannen statisch is. Nieuwe visies en ontwikkelingen horen ook een plaats te krijgen in het levend monument Naarden. De beheervisie schetst een integraal beeld van de gestructureerde aanpak van de totale instandhoudingsopgave van de vestingwerken. De vesting Naarden biedt een interessant landschapsbeeld. Er is geen sprake van saaie uniformiteit, maar van afwisseling van sferen, beelden en kwaliteiten. Op basis van een in 1981 gemaakt groenplan door Staatsbosbeheer is een redelijk consistent beeld gegroeid van de vestingbeplanting. De enveloppe heeft een structurele, streekeigen beplanting van linden en eiken gekregen en zoveel mogelijk is de vanouds aanwezige meidoornbeplanting aan de buitenzijde gehandhaafd en aangeplant. Op de enveloppe staat daarnaast nog een keur van bomen die soms wel en soms niet bij het karakter van de vesting passen. Door structureel te weinig onderhoud is de beplanting doorgeschoten naar een weelderig parkachtig beeld dat het zicht op en de herkenbaarheid van de vesting beperkt. Het is duidelijk dat ingrijpen in het algemeen en op verschillende plekken in het bijzonder nodig is. De vesting is immers geen park.
De enveloppe heeft twee karakters: parkachtig in het zuiden, natuurachtig in het noorden. In het zuidelijk deel staan bomen in rijen, zijn fiets- en wandelpaden goed toegankelijk, en is sprake van intensief gebruik. In het noorden zijn veel bomen scheef gezakt, zijn delen ondoordringbaar, zijn paden soms slecht toegankelijk, en is sprake van slechts extensief gebruik. Het zuidelijk deel van de enveloppe levert het meest herkenbare beeld van de vesting: ‘zo zal het wel zijn geweest’ (afb. 3). In het noordelijk deel bestaat het gevaar dat de herkenbaarheid van de vesting op zekere termijn verdwenen is, en dat een, weliswaar aantrekkelijk maar weinig onderscheidend, natuurachtig gebied ontstaat. Gegeven de monumentwaarde een ongewenste ontwikkeling.
| |
| |
4 Verval van bouwkundige elementen en verruiging van het groen moeten worden gestopt; het beeld illustreert de noodzaak van een overkoepelende visie. Foto auteur.
Verval hoort bij de geschiedschrijving van de vesting. Het verval van wallen en muren is echter een ongewenste, want straks niet meer terug te draaien aantasting. Ook het verlanden van water is ongewenst. Verruiging van sommige delen van de beplanting is echter een ontwikkeling die is bezien binnen een overkoepelende visie (afb. 4).
Het ontstaan en bestaan van de vesting heeft een kunstmatig karakter. De beplanting is daar een onderdeel van. Hetgeen niet uitsluit dat een grote soortenrijkdom kan bestaan. Naast de geconstateerde rijkdom aan boomsoorten zijn het met name struiken en kruiden die in groten getale voorkomen. De kruidenaanwas is vooral het gevolg van maaibeheer.
De vesting biedt ook ruimte aan een relatief omvangrijke faunastand. Vleermuizen en verschillende zeldzame vlindersoorten zijn regelmatig op de vesting te vinden.
| |
Beheervisie; het gemanipuleerde landschap
De vesting Naarden lijkt een groot object van landschapsarchitectuur. Volledig bedacht, maar geënt op de ligging in het landschap van de voormalige Zuiderzeekust. De strategisch-militaire positie is tegelijk een strategisch-landschappelijke, op een overgang tussen verschillende landschapstypen. De waarde hiervan blijkt uit de ecologische structuur tussen de Randmeren en het Naardermeer waarin de vesting met z'n vele milieu-gradiënten een belangrijke rol speelt.
Daarboven is de vesting een cultuurhistorisch object van internationaal belang waarin de geschiedenis sporen van alle perioden sinds de Middeleeuwen heeft nagelaten (afb. 5, pag. 195). De vestingwerken zijn geen eindresultaat, het ensemble is sinds het ontstaan van Naarden gegroeid. Het verschil tussen zeezijde (noord) en landzijde (zuid) is goed zichtbaar door de verschillende vormen van de bastions.
In tijden van mobilisatie zal de vesting nooit zo weelderig zijn geweest als thans. Beplanting was destijds niet bedoeld als verfraaiing, maar als geriefhout of als hindernis voor de vijand. Het huidige vriendelijke groene beeld van de vesting is iets van de laatste halve eeuw.
Het gebruik van de vesting is veranderd met het verdwijnen van de militaire functies. Dat geldt niet alleen voor kazernes en onderkomens, die steeds meer een culturele, ambachtelijke of commerciële invulling hebben gekregen, het geldt zelfs voor woningen. Het wordt steeds moeilijker om de oorspronkelijke betekenis van gebouwen, constructies of grondwerken te herkennen; hiervoor heeft bijna iedereen uitleg nodig (afb. 6). De vesting Naarden dient echter ook zichzelf ‘uit te leggen’, met mogelijkheden voor eigen interpretaties, fantasieën en ontdekkingen. De vesting is attractie en monument tegelijk. De attractiewaarde mag niet ten koste gaan van de monumentwaarde; het behoud van de vesting staat boven alles.
Van cruciaal belang is de beleefbaarheid door beweging. De vesting bevat een uitgestrekt gebied voor wandelingen. Via een wandeling wordt educatie aan recreatie gekoppeld. Er valt veel te ontdekken, maar nu is dat een speurtocht. ‘Geschiedenis wordt niet langer gelezen, begrepen of geselecteerd maar beleefd, ervaren, gevoeld.’ (Crimson). De wandeling biedt ruimte voor verrassing en ontdekking, naast simpelweg rust en ontspanning. Zoals in de 19de eeuw de stadswandelingen die Zocher en tijdgenoten
| |
| |
6 Het wordt steeds moeilijker om de oorspronkelijke betekenis van gebouwen, constructies of grondwerken te herkennen; hiervoor heeft bijna iedereen uitleg nodig. Foto auteur.
op de ontmantelde bolwerken van verschillende steden ontwierpen dat deden.
De beheervisie speelt hier nadrukkelijk op in. Naast vergroting van zichtbaarheid en herkenbaarheid, verbetering van de bruikbaarheid, en vergroting van de toegankelijkheid zal op gezette plekken uitleg en toelichting plaatsvinden.
| |
De komende periode, beheer korte termijn
De beheervisie is als plan uitgewerkt voor een periode van 15 jaar. Daarin zal de cultuurhistorische betekenis van de vesting worden versterkt door voltooiing van de restauratie, het inhalen van achterstallig onderhoud en het beteugelen van groen. Elk krijgt een eigen plaats; Naarden krijgt niet als Heusden of Bourtange een historiserend keurslijf. Daarvoor is de geschiedenis te rijk, en is de ecologische waarde te groot. Maar bovendien zou daar vanuit de bevolking teveel weerstand tegen zijn. In het beheerplan wordt prioriteit gegeven aan structurele restauratie en duurzame instandhouding, en wordt de natuur toegelaten. De beheervisie biedt een aanpak die binnen een overkoepelende visie het passende beeld van de beplanting terugbrengt, maar die toch een grote soortenrijkdom in stand houdt. Op die manier moet het lukken om met behoud van de meest waardevolle stukjes natuur toch meer transparantie te bereiken en zo een goede visuele indruk te geven van de vesting zoals die er in vorige eeuwen uitgezien moet hebben.
Op de in metselwerk opgetrokken vestingwerken worden veel bomen verwijderd om de muren te ontzien. Daarmee wordt in het zuiden de huidige toestand behouden en in het noorden gestreefd naar het terugbrengen van de oude toestand van gras met verspreid aanwezige bosjes. Hernieuwde opslag van bomen zal binnen vijf meter uit de muren niet meer toegelaten worden.
De hoogste natuurlijkheid wordt bereikt door het laat en weinig maaien, en afvoeren van maaisel. Zuidhellingen zullen vroegbloeiende graslanden kennen met zonminnende soorten en noordhellingen laatbloeiende graslanden met schaduwminnende soorten. De ontstane milieus zullen van belang zijn voor grasland-, zoom- en mantelvegetaties, alsmede voor kleine zoogdieren en struweelvogels. De deelbiotopen komen in deze situatie in een fijn mozaïek naast elkaar voor. Dit past goed in de beperkte ruimte van de vesting. De vesting kan daarmee een ‘bolwerk’ worden tussen de droge dijken en de hoge gronden van het Gooi (de regionale Ecolint-visie, uitwerking van de Ecologische Hoofdstructuur).
Door aanleg van een halfverhard wandelpad op de kruin van de enveloppe-wal ontstaat een aantrekkelijke route. Op het buitentalud zullen deels opgaande bomen verdwijnen en vervangen worden door struwelen. De combinatie van struweel met een kruidenvegetatie en de beoogde oeverbegroeiing langs de buitenrand van de enveloppe verbetert de waarde voor struweel- en rietvogels en kleine zoogdieren. De ontwikkeling hoger op de wal zal gericht zijn op een gevarieerd bestand van opgaande loofbomen, boomgroepen en solitairen. Een boomgericht beheer is hier noodzakelijk om opvolging van oude bomen door jonge te begeleiden.
De enveloppe-oever aan de buitengracht behoudt alleen in het noorden zijn moeras in de luwe oksels. Deze moerasoevers moeten wel worden gemaaid om
| |
| |
vergrassing en verrijking tegen te gaan. Verder overheerst het historisch beeld en zal met een strakke oever worden gewerkt. Daarvoor moeten in het noorden aanzienlijke oppervlakten moerasland verdwijnen. Aan de buitenoever van de buitengracht is moerasontwikkeling op veel plaatsen gewenst vanuit de gewenste ecologische functie en ook het meest effectief door het ontbreken van paden. De binnengracht zal overal strakke oevers krijgen met bescheiden oevervegetatie.
Bij de uitvoering van het Beheerplan zal de natuurontwikkeling regelmatig worden bijgehouden (gemonitord). Resultaten van proeven worden daardoor direct in werkplannen voor de volgende fase opgenomen.
| |
Toekomstbeeld, het resultaat op lange termijn
De bastions zijn de meest bepalende elementen van de vesting. Robuuste muren, hoogteverschillen, de geometrie, verschillende oriëntaties, grasvlakken en solitaire bomen of kleine boomgroepen of -rijen bepalen beeld en identiteit van de vesting. Bovendien zijn ze een belangrijk onderdeel van de natuurwaarde van de vesting, juist door die concentratie van verschillen op een klein oppervlak.
Ook telt de recreatieve betekenis mee. Het beheer is gericht op een vereniging van deze aspecten voor alle bastions. In de toekomst zullen alle bastions goed toegankelijk zijn. Dit betekent dat het beeld van een ‘bosplantsoen’ (hier vooral spontane boomgroei) zal worden weggenomen en tegengegaan, en dat de bastions weer vooral aardwerken met kort gras worden met hier en daar solitaire bomen en struwelen.
Zonder de courtines zijn de bastions eilanden tussen de stad en de gracht. De courtines hebben een richtinggevende en verbindende betekenis in de routes over de vestingwerken. In de toekomst zijn de courtines weer kale aardwerken met gras, met op de kruin van de wal een verhard wandel- en onderhoudspad, op gezette plekken voorzien van banken.
Het zuidelijk deel van de enveloppe voldoet al redelijk aan het gewenste beeld. Van het grootste belang in dit deel is het bevorderen van meer transparantie, vanaf de enveloppe, de vestingwerken en de overzijde van de buitengracht. Dit wordt bewerkstelligd door bomen op te kronen en struikgewas op de aardwerken te dunnen. Dit struikgewas (gewenst is vooral doornachtige beplanting als meidoorn en sleedoorn) hoort laag te blijven, zowel om redenen van vestingbouw als om de fauna meer ruimte te geven. Met het terugzetten van struiken wordt ook het hoog gelegen wandelpad aangepakt; hier aanwezige solitaire bomen (veelal eiken) blijven gehandhaafd. Tenslotte worden vooral beschoeiingen verbeterd/hersteld, in het algemeen op traditionele wijze, met een onderwater-puintalud.
In het noordelijk deel van de vestingwerken zijn de ingrepen erop gericht om gelijktijdig meer openheid (en daarmee herkenbaarheid van de vesting) te creëren èn een hogere natuurwaarde te verkrijgen. Dit wordt gedaan door verschillen te vergroten; aardwerken herstellen, vernatting van laag gelegen delen tot stand brengen, rietoevers en struikgewas intomen, opslag en zaailingen verwijderen. Hierdoor blijft de waardevolle moerasachtige situatie bestaan (en zal voorkomen worden dat het op zekere termijn een ontoegankelijk bos wordt), en kan tegelijkertijd de toegankelijkheid worden vergroot. Met Fort Ronduit erbij moet een waardevolle moerasbiotoop met hoog en laag gelegen delen ontstaan.
Gezien de omvang van de vesting en het grote belang dat de aardwerken in het beeld, het beheer en de natuurwaarde hebben, is het maaien een zeer belangrijke factor. Maaien van de vestingwerken wordt door drie factoren bepaald: frequentie, wijze van maaien en afvoeren van maaisel. Met weinig maaien en afvoeren van maaisel wordt de bodem verschraald, waardoor versterking van kruidachtige gewassen plaatsvindt. Dit leidt tot een soortentoename van flora en fauna. Met meer maaien, al dan niet met afvoeren van maaisel, wordt de graszode steviger hetgeen van belang is om erosie van de steile taluds te voorkomen en wordt de strakke vorm van de aardwerken benadrukt (afb. 7, pag. 194).
| |
Conclusie
Instandhouding van rijke stedelijke en landschappelijke ensembles vraagt om een veelzijdige en multidisciplinaire aanpak. Deze ensembles hebben een dynamisch karakter waarin vele en zeer uiteenlopende belangen om eerbiediging vragen. Om de vitaliteit van deze historische ensembles hoog te houden is een langetermijn-visie op beheer onontbeerlijk. Omdat monumentale steden een rijke geschiedenis hebben moet het stedelijk beheer erop zijn gericht die rijkdom te openbaren, toegankelijk te maken en te verklaren. Daarbij heeft geen enkele discipline het alleenrecht: vanuit elke optiek is er legitieme vraag naar belangenbehartiging. Evenwicht tussen de wijzen waarop aan die belangen wordt tegemoetgekomen garandeert de toekomst en het verantwoord behoud van een stedebouwkundig of landschappelijk monument.
| |
| |
| |
Literatuur
Anonymus: handleiding voor de bescherming van bedreigde muurplanten. Ministerie van Landbouw en Visserij, Den Haag, 1988. |
J. Auwerda: Kraakhelder en kreukvrij vestingstadje (Heusden), in: de Volkskrant, 16 januari 1999. |
Avance: Plan especial del casco historico de Toledo, 1994. |
L. Baljon: Vesting Naarden Restauratie Ravelijn 6, Landschapsarchitectonische contra-expertise, Amsterdam, 1998. |
J. Belonje: Beplantingen op vestingwerken, in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, november 1971. |
R. Boomkens: Een drempelwereld, Rotterdam, 1998. |
C.A. de Bruijn, H.R. Reinders: Nederlandse vestingen, Bussum, 1967. |
CH & Partners i.o.v. Stuurgroep Vestingbeheer: Beheervisie en Beheerplan Vesting Naarden, Den Haag 1997-99. |
E. Cremers, F. Kaaij, C. Steenbergen: Bolwerken als stadsparken, Delft, 1981. |
Crimson: Re-urb; nieuwe plannen voor oude steden, Rotterdam, 1997. |
M. van Driel: Een stad slijt van toeristen, in: de Volkskrant, 28 juni 1997. |
Grontmij: De nieuwe Hollandse waterlinie; ontwikkelingsplan, Houten 1989. |
P.J.H. van der Linden, Projectburo DaD: Ecolint Naarden Hoofdrapport: Ontwikkelingsvisie, Zaandam, 1998. |
Locus seminar 1993: Cultural heritage in landscape planning and design. |
H. Meyer: De stad en de haven; stedebouw als culturele opgave, Utrecht 1997. |
Gemeente Naarden: Cultuur-historisch leefbaarheidsplan Naarden-vesting, januari 1992. |
Gemeente Naarden: Groenstructuurplan, z.j. |
Gemeente Naarden: Toelichting op het voorstel tot aanwijzing van Naarden tot beschermd stadsgezicht, Naarden, z.j. |
Gemeente Naarden/Kuiper Compagnons: (Voor)ontwerpbestemmingsplan ‘Naarden-vesting 1997’, tweede versie, Naarden, februari 1997, Ontwerp-bestemmingsplan, maart 1999. |
P. Nicolin (ed): Lotus 81; history and project, Milaan, 1994. |
G. Pikkemaat: De vesting Naarden, Zwolle, 1996. |
M. Provoost (red): Re-arch; nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen, Rotterdam, 1996. |
Rijksgebouwendienst, bureau Rijksbouwmeester: Archief Naarden, versie september 1996. |
N. de Roy van Zuydewijn: Neerlands veste, Den Haag, 1988. |
J.H.J. Schaminee, A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda: De vegetatie van Nederland. Deel 3. Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden, Uppsala/Leiden, 1996. |
EAM Scheltema-Vriesendorp: Tussen Vecht en Eem, Naarden, Vereniging van Vrienden van Het Gooi/Stichting tussen Vecht en Eem, Naarden, 1989. |
J. Sneep, H.A. Treu, M. Tydeman (red): Vesting. Vier eeuwen vestingbouw in Nederland, uitgave van de Stichting Menno van Coehoorn. |
M. Sorkin (ed): Variations on a theme park, New York, 1992. |
F.W. van Voorden: Het magnetisch veld van de geschiedenis, deel 3, Delft, 1999. |
A.C.J. de Vrankrijker: De historie van de vesting Naarden, Bussum, 1965. |
Astrid vd Weijenberg: Juiste groen geeft stadje identiteit, charme en schoonheid, in: de Volkskrant, 5 september 1996. |
S. van der Werf: Natuurbeheer in Nederland. Deel 5 Bosgemeenschappen, Wageningen, 1991. |
A. vd Woud: Het lege land, Amsterdam, 1987. |
WRR, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid: Van de stad en de rand, Den Haag, 1990. |
|
|