Jaarboek Monumentenzorg 1999. Instandhouding
(1999)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||
J. van 't Hof
| |||||||
Wat is herbestemmen?Herbestemmen is simpelweg het geven van een nieuwe bestemming aan een bestaand gebouw. Meestal gebeurt dat vanzelfsprekend en dat is ook altijd zo geweest. Gebeurde herbestemmen vroeger hoofdzakelijk uit economische motieven, heden ten dage spelen daar ook andere gevoelens bij.Ga naar eind2. Sinds er in de 19de eeuw steeds meer oog is gekomen voor het behoud van waardevolle gebouwen dient herbestemmen ook een ander doel dan alleen het relatief goedkoop vinden van onderdak voor welke functie dan ook. Cultuurhistorische motieven gingen mede een rol spelen. Maar er zijn niet alleen monumentale belangen. Met het oog op het tegenwoordig actuele duurzaam bouwen, bijvoorbeeld, kan heel goed een lans voor herbestemming worden gebroken. Monumentenzorg draagt op die manier bij aan het algehele overheidsbeleid. Maar de insteek van dit artikel wordt uiteraard primair gevormd door de louter monumentale invalshoek. | |||||||
Wat zijn de oorzaken van functieverlies en hoe verhouden deze zich tot herbestemming?Een gebouw wordt gerealiseerd voor een bepaalde functie. Dat is de primaire bestaansgrond van het object. Als die functie komt te vervallen, moet er iets gebeuren. Anders is instandhouding op lange termijn meestal niet mogelijkGa naar eind3. (afb. 1). N.J.M. Nelissen geeft in zijn recent verschenen handboek een opsomming van allerlei oorzaken voor functieverlies.Ga naar eind4. Zo veroorzaakten voortschrijdende technische ontwikkelingen
1 Bij de bouw van het sociaal persion aan de Fabrieksstraat in Tilburg (ontwerp Architekten Werkgroep) is meteen rekening gehouden met een eventuele herbestemming tot studentenhuisvesting. Foto auteur, 1999.
het functieverlies van molens, die werden vervangen door stoomgemalen. Die werden op hun beurt weer vervangen door electrische gemalen. Maatschappelijke ontwikkelingen zoals secularisatie brachten lege kerken en kloosters met zich mee. Bestuurlijke ontwikkelingen zoals schaalvergroting hadden het samenvoegen van gemeenten en daardoor lege raadhuizen tot gevolg. En een heroriëntatie van de strategische positie van de NAVO en dus ook van de Nederlandse positie daarin resulteerde in de inkrimping van de krijgsmacht en daarmee in lege kazernes. | |||||||
[pagina 18]
| |||||||
Hier worden de oorzaken niet verder geanalyseerd - het gaat om de gevolgen ervan. Wel is het van groot belang vast te stellen dat het vooral deze schoksgewijze optredende golven van leegstand zijn die lastige herbestemmingsvraagstukken met zich meebrengen. Vooral als het grote gebouwen op minder aantrekkelijke locaties betreft. Incidentele leegstand wordt meestal wel opgevangen door de normale marktmechanismen. Maar in één keer twintig kazernes, oefenterreinen en opslagplaatsen in één en dezelfde provincie aan een nieuwe functie helpen is van een geheel andere orde. Vaak zijn deze categorieën kwetsbare monumenten bovendien gebiedsgewijs geconcentreerd. Het is dan ook zaak voor deze categorieën op lokaal of regionaal niveau apart beleid te ontwikkelen. Een voorbeeld hiervan speelt in de gemeente Breda, die op dit ogenblik (juli 1999) in gesprek is met de gezamenlijke parochiebesturen en het bisdom om de problematiek van leegkomende kerken te bespreken. Nu worden nog vaak kerken afgestoten en vertrekken de parochies naar een onaanzienlijk nieuw onderkomen, dat noch voor de gemeente, noch voor de parochie een gebouw met uitstraling vormt. De vaak fraaie oude onderkomens, zoals de Annakerk, gaan dan een onzekere toekomst tegemoet. Om deze impasse te doorbreken wordt gedacht aan het gerichter inzetten van ruimtelijke ordenings-instrumenten om tot zorgvuldige keuzen en oplossingen te komen.Ga naar eind5. En de provincie Noord-Brabant heeft in 1998 nagedacht over een toekomstvisie voor vrijkomende militaire complexen. | |||||||
Leegstand en herbestemming, een maatschappelijk probleem?Leegstand en herbestemming hangen nauw samen. Waar herbestemming en sloop geen reële opties zijn (om wat voor reden dan ook), kan leegstand overwogen worden. Leegstand wordt echter snel gekenschetst als ‘maatschappelijk ongewenst’. A. de Vries schreef in een eerder Jaarboek Monumentenzorg: ‘Leegstand is in een dichtbebouwd land als Nederland ondenkbaar’ - hij beargumenteerde dat overigens vanuit economische motieven, de Nederlandse handelsgeest accepteert het niet dat een gebouw niet rendeert.Ga naar eind6. Natuurlijk kan leegstand ook vanwege ruimtegebrek of vandalisme ongewenst zijn. Maar er zijn ook voorbeelden waar leegstand heeft geleid tot nieuwe waarden. Een voorbeeld is de Nederlandse Hervormde kerk van Dongen, die er sinds 1928 grotendeels als een ruïne bijstaat. Het schip van de kerk heeft tegenwoordig als primaire functie ruïne en vertegenwoordigt als zodanig een geheel eigen waarde, een plek met een bijzonder karakter en daardoor een unieke uitstraling. Alhoewel herbestemmen in dit kader vooral vanuit de optiek van monumentenzorg wordt bekeken, is dat natuurlijk slechts één van de facetten in de totale problematiek van herbestemmen. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom behoud van een pand na functieverlies als maatschappelijk probleem wordt ervaren. Op de financiële, bouwkundige en andere haken en ogen is door Nelissen in zijn hierboven aangehaalde werk ingegaan.Ga naar eind7. Maar zelfs als er voor de rationele problemen oplossingen kunnen worden gevonden, kunnen emotionele bezwaren roet in het eten gooien. Zo roepen internaten en colleges in Noord-Brabant bij velen gevoelens aan ‘paardenstaartfabrieken’ wakker, associaties aan meisjes die voor een volgzaam leven werden opgeleid en waaraan men niet herinnerd wil worden. Elders spelen herinneringen aan sociale misstanden en slechte arbeidsomstandigheden een rol bij de sloop van fabrieken. In Engeland ervoeren de ontslagen arbeiders van een kolenmijn het als bijzonder wrang dat er wél geld kwam voor het herbestemmen van hun mijn tot mijnbouwmuseum, terwijl staatssteun aan de mijn toen die nog functioneerde niet mogelijk bleek. Weer anders ligt het probleem bij het behoud van gebouwen uit de Tweede Wereldoorlog - de voorstanders van sloop zijn legio. In Duitsland is op dit ogenblik de sloop van de laatste resten van Berlijnse Muur actueel. Ook daar wordt de schim van het verleden uitgewist. Behoud is al niet aan de orde, laat staan een nieuwe functie. De bisdommen, tenslotte, staan vaak afwijzend tegenover de herbestemming van kerken naar functies die niet passend worden geacht. De omvorming tot moskee, in zekere zin voortzetting van de oude functie, is daardoor vaak al bij voorbaat uitgesloten. Hieruit blijkt dat er niet alleen vragen zijn over het bestemmingsplan of de bouwtechnische staat. Ook emotionele bezwaren staan herbestemming soms in de weg.
Herbestemming als maatschappelijk probleem kan overigens worden gerelativeerd. Tijdens een enquête onder Brabantse gemeenten in 1998 vroeg de provincie naar de problemen met te herbestemmen panden. Veel gemeenten bleken herbestemming echter niet als een probleem te ervaren. Gedeputeerde P. van Geel concludeerde daarom tijdens een studiebijeenkomst begin 1999: laten we elkaar geen probleem aanpraten.Ga naar eind8. Daartegenover kan natuurlijk wel weer worden aangetekend dat sommige problemen niet als zodanig worden erkend, of zó worden opgelost dat er in monumentaal opzicht geen oplossing is gevonden. Toch is de constatering opmerkelijk. Nelissen constateerde tijdens dezelfde bijeenkomst overigens dat de omvang van de leegstand van grote gebouwen op dit ogenblik wordt gecamoufleerd doordat veel | |||||||
[pagina 19]
| |||||||
gebouwen in gebruik zijn als opvangcentrum voor asielzoekers. Oplossing van dat probleem zou monumentenzorg dus een aantal nieuwe problemen opleveren. Bij monumenten spelen uiteraard andere aspecten dan bij de herbestemming van een willekeurig ander gebouw. Juist omdat de overheid bepaalde waarden heeft toegekend aan een object, stelt herbestemming extra eisen aan de nieuwe functie. Het voert te ver om te zeggen dat een gebouw in principe zo vergroeid is met zijn functie dat een nieuwe functie niet aan de orde zou kunnen zijn. Toch is het geen open deur om te stellen dat gebouw en functie bijzonder nadrukkelijk samenhangen. Dat kan interessante dilemma's opleveren. Sommige gebouwen geven blijk van een grote hardnekkigheid bij het bewaren of opnieuw verkrijgen van hun oude functie. Voorbeelden zijn de grafelijke zalen (Binnenhof) te 's-Gravenhage, sedert de Middeleeuwen in gebruik als bestuurscentrum en, recenter, de synagoge van Tilburg die zijn oude functie weer heeft teruggekregen. De functie garandeert het voortbestaan van het pand en in belangrijke mate ook van de waarden. Maar wat te zeggen van een kerktoren die nu wordt uitgerust met een GSM-installatie? Kerktorens hebben door de eeuwen heen een functie gehad in de communicatie, alleen al vanwege de luidklokken.
2 Boerderijen aan het Westeinde in Oud-Alblas. Het instandhouden van zo'n waardevol en samenhangend cultuurhistorisch beeld vereist een integrale aanpak. Foto RDMZ, 1965.
Maar de hedendaagse telecommunicatie stelt zulke eisen aan de installaties en dus ook aan het gebouw waaraan ze zich bevinden, dat het doortrekken van de communicatiefunctie wellicht minder voor de hand ligt dan op het eerste gezicht het geval lijkt. Toch dient continuering van de oude functie het monumentale belang vaak het meeste, zie hiervoor ook het artikel van Finaly in dit boek, over kazernes. Dit gaat ook op voor bijvoorbeeld een agrarische functie. Op een boerenerf dat heden ten dage nog steeds wordt gebruikt zal zeker een bepaalde erosie van waarden optreden ten gevolge van de schaalvergroting in de landbouw. Maar de omvorming van een boerderij tot woonboerderij brengt vaak met zich mee dat de rommeligheid van een erf verdwijnt, dat er niet-functionele of niet streekeigen beplanting wordt toegepast die in iedere nieuwbouwwijk voorkomt en dat het erf van een toegangshek wordt voorzien. De monumentale waarden van het casco van de boerderij zelf blijven in principe bewaard, maar de uitstraling, die waarschijnlijk mede de waarde van wat beoogd werd te beschermen bepaalt, gaat teniet (afb. 2).
Dat herbestemming niet per definitie tot tenietgaan van monumentale waarden hoeft te leiden maakt een korte blik op de lijst van ‘top 100-monumenten’ duidelijk. Allerlei belangrijke monumenten zijn herbestemde panden, zoals het Koninklijk Paleis en de Koopmansbeurs in Amsterdam, het Markiezenhof in Bergen op Zoom en het Mauritshuis te 's-Gravenhage. Soms heeft een herbestemming zelfs zo bijge- | |||||||
[pagina 20]
| |||||||
3 De kapel van de Kloosterkazerne in Breda, een Norbertinessenklooster waarvan de kapel in 1814 verdiepingsvloeren kreeg. Bij de aanbouw van de vleugel links, uit 1847, is gestreefd naar een vervlechting door middel van vormen van vensters en plattegrond. Foto RDMZ, 1993.
dragen dragen aan het uiterlijk van het pand, dat het mede om die reden beschermd is. Een voorbeeld is de Kloosterkazerne in Breda: eerst klooster, later kazerne, volgend jaar waarschijnlijk casino. Deze kazerne is in het kader van herbestemmen bijzonder interessant.Ga naar eind9. Het gebouw verloor zijn bestemming als klooster in 1647 en kreeg vervolgens allerlei doeleinden. In de 19de eeuw werd het gebouw tot kazerne herbestemd. De kapel voorzag men in 1814 van verdiepingsvloeren (afb. 3). Bij een uitbreiding in 1847 werd nadrukkelijk gekeken naar de vormentaal van het bestaande gebouw. Zo zijn de aansluitingen aan de linkerzijde en op de aansluiting met de kapel door middel van afschuiningen vormgegeven die als het ware de driezijdige koorsluiting van de kerk herhalen (afb. 3). De nieuwbouw van Hertzbergers Chassétheater, die één zijde van de binnenplaats afsluit, vormt door zijn vormgeving en materiaal juist een enorm contrast met de kazerne (afb. 4). Daarmee is meteen de interessante discussie geopend of nieuwdanwel verbouw ‘in stijl’ of ‘in eigentijdse vormgeving’ dient te geschieden. Was onder vakgenotenmonumentenzorgers de laatste optie lange tijd favoriet, de laatste tijd lijkt het tij te keren.Ga naar eind10. Het beantwoorden daarvan valt buiten het bestek van dit artikel. Het is wel wezenlijk dat, voor welke variant ook wordt gekozen, de waarden worden gerespecteerd én zoveel mogelijk het oude als inspiratiebron wordt gebruikt voor toevoegingen (afb. 3, 4 en 8).
Toch is het zo dat de monumentale waarden nogal eens het onderspit delven en helaas treft dat lot vaak gebouwen uit enkele categorieën. Daarbij lijkt het onderscheid tussen grote en kleine monumenten vanuit cultuurhistorisch oogpunt van weinig belang: zowel bij grote als bij kleine monumenten kunnen de monumentale waarden flink onder druk komen te staan bij herbestemming. Vanuit maatschappelijk gezichtspunt is het onderscheid wel weer zinvol, omdat juist leegstand van grotere monumenten vaak meer maatschappelijke gevolgen heeft. Vooral religieuze, militaire en agrarische bebouwing blijkt zeer kwetsbaar te zijn. Nelissen gaat vrij uitgebreid in op juist de eerste twee categorieën. Twee deelcategorieën worden ook in dit boek nadrukkelijk aan de orde gesteld, namelijk kazernes in de bijdrage van Finaly en bollenschuren in de bijdrage van Schulte. Individuele panden blijken nog wel op een verantwoorde wijze aan een nieuwe toekomst te kunnen worden aangepast, maar omdat het functieverlies op zeer grote schaal en, zoals hierboven gesteld, schoksgewijs om zich heen grijpt kan er daadwerkelijk sprake zijn van een probleem. Een probleem dat niet | |||||||
[pagina 21]
| |||||||
alleen de betreffende panden aangaat, maar dat ook het monumentale landschap voor altijd ingrijpend kan veranderen. Zo zijn stadsgezichten al beroofd van vele markante kerktorens, een enorme verarming van stadssilhouetten. Maar niet alleen in stedenbouwkundig en kunsthistorisch opzicht is het verdwijnen van torens een gemis, ook gezien vanuit de kerkgeschiedenis is het een verarming. Toen de katholieke kerk in de vorige eeuw weer aan macht, aanzien en aanhang won, werden kerktorens bewust gebouwd als bakens die de tegenwoordigheid van de kerk tot op wijkniveau benadrukten. Kerken en kerktorens speelden dus mede via een uitgekiende stedenbouwkundige plaatsing een rol in het uitdragen van de missie van de kerk (afb. 5). Het verdwijnen van de kerktorens wist een hele fase van het verleden uit. Ook boerderijstroken zijn wezenlijk veranderd door het op grote schaal opruimen van boerderijen en het herbestemmen van de overblijvende historische exemplaren, veelal tot woningen, waardoor boerderijstroken zijn omgetoverd in langgerekte villawijken. Voor velen is hierdoor, bijvoorbeeld langs de Oude Rijn bij Alphen, Koudekerk en Hazerswoude, een riante woonomgeving ontstaan en is de herbestemming maatschappelijk gezien succesvol. Ook economisch gezien een geslaagde ontwikkeling. Maar de cultuurhistorische waarde van zowel het landschap als de objecten erodeert door het functieverlies.Ga naar eind11. | |||||||
Herbestemmen als monumentaal probleem?Als ondanks een beschermde status het herbestemmen teloorgang van de monumentale waarden tot gevolg heeft, waar ligt dat dan aan? Aan de wijze van beschermen en waarderen, aan de wijze van instandhouden, of zijn er nog andere invalshoeken? Eerst worden hieronder de beschermingscriteria en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan onder de loep genomen, vervolgens het omgaan met wijzigen van monumenten en tenslotte enkele andere aandachtspunten. | |||||||
WaardestellenDe wet kent drie criteria voor het beschermen van gebouwen, namelijk schoonheid, cultuurhistorie en belang voor de wetenschap. In het kader van het Monumenten Selectie Project (MSP) zijn deze criteria vertaald in vijf algemene criteria, alle weer gesplitst in onderdelen: cultuurhistorie, architectuurhistorie, ensemble, gaafheid/herkenbaarheid en zeldzaamheid. Deze criteria zijn van groot belang bij het selecteren van monumenten, of het nu gaat om gebouwen (objecten) of om landschappelijke en
4 Het Chassétheater van Herman Hertzberger sluit één van de gevelwanden van de binnenplaats van de Kloosterkazerne op contrastrijke wijze af. Foto auteur, 1999.
stedenbouwkundige ensembles (de criteria twee en drie zijn daar benoemd als historisch-ruimtelijk of stedenbouwkundige respectievelijk situationele waarden). De criteria worden uitgewerkt in de waarderingspassage die de motivatie vormt van het beschreven en te beschermen monument. Daarnaast vormt de omschrijving met waardering een ijkpunt waaraan de wijzigingen aan een monument worden getoetst. Er zijn twee belangrijke kanttekeningen te maken bij deze opsomming: de omschrijving met waardering is, zeker bij de monumenten die voor ca. 1990 zijn aangewezen, zeer beknopt en de wet geeft geen kader waaraan wijzigingen moeten worden getoetst. Tezamen met een soms wijzigende restauratiefilosofie (zowel binnen als buiten de RDMZ, zie W.F. Denslagen, noot 10) is het voor degene die plannen heeft met een monument moeilijk om van tevoren de haalbaarheid daarvan in te schatten. Van geval tot geval is een nadere gedachtenbepaling nodig die zowel het pand zelf betreft als de in dit geval gewenste restauratiefilosofie. Bij herbestemming is dit een niet te verwaarlozen factor, zowel in tijd als in geld. Waar allerlei aspecten die bij herbestemming om de hoek komen kijken betrekkelijk makkelijk in kaart te brengen zijn, vormt het aspect monumentenzorg een relatief onzekere variabele. Die wordt mede veroorzaakt door de vrijheid die monumentenzorg in deze voor zichzelf claimt door te stellen dat ieder pand uniek is en dat er dientengevolge geen algemeen geldende uitspraken kunnen worden gedaan.
Om dit probleem te ondervangen zou bij het opstellen van teksten die de basis voor de bescherming vormen wellicht meer aandacht moeten worden besteed aan de invloed die de teksten kunnen hebben op later gebruik in de praktijk. Het is misschien - vanuit dit | |||||||
[pagina 22-23]
| |||||||
5 Een panorama van Breda uit 1909. Van links naar rechts steken de Onze Lieve Vrouwe-, de Barbara-, de Anthonius- en de Grote Kerk boven de daken uit. Geheel rechts de gashouder. De twee linker kerken en de gashouder zijn inmiddels verdwenen. Foto RDMZ, 1909.
ene oogpunt - van minder belang om een uitputtende tekst te schrijven dan om een tekst te schrijven die aangeeft wat het wezen van het monument is en waar dan ook bij wijziging en/of herbestemming rekening mee moet worden gehouden. Een lastige vraag. Vorig jaar (1998) speelde bij een groot herbestemmingsplan in Noord-Brabant ook de vraag: wat is het wezen van het monument. De architect meende met het ombouwen van het betreffende internaat tot bejaardentehuis het wezen van het gebouw te handhaven, het was en bleef immers een gebouw voor veel bewoners. Volgens monumentenzorg lag het wezen van het gebouw echter in de opbouw van het complex, dat in diverse bouwstijlen tot stand was gekomen en op die manier een belangwekkend cultuurhistorisch en stedenbouwkundig ensemble vormt. Een fundamenteel andere wijze van benaderen.Ga naar eind12. | |||||||
WijzigenNaast meer praktisch toepasbare redengevende omschrijvingen kunnen wellicht ook algemene uitspraken worden geformuleerd die richtinggevend zijn voor toetsingscriteria bij wijzigingen. Bijvoorbeeld dat het casco en de oorspronkelijke indeling nadrukkelijk behouden dienen te blijven. En dat oude interieurafwerking in principe gehandhaafd dient te worden - desnoods achter of onder een nieuwe afwerking. Ook kan het effect van een ingreep worden gerelativeerd indien de ingreep omkeerbaar is. Verder kan worden uitgesproken dat indien een pand in zijn geheel als oorspronkelijk of anderszins van waarde wordt geacht wijzigingen kritischer zullen worden bezien. Uit de registeromschrijving zou zoiets al kunnen blijken. Op deze manier weten zowel de gebruiker van het pand als monumentenzorg beter waar de waarden liggen en dus waar rekening mee dient te worden gehouden. Gevolg is ook dat cultuurhistorische waarden nadrukkelijk van het begin af in een wijzigings- en/of herbestemmingsproces kunnen worden betrokken. Ook Finaly wijst daar in haar bijdrage over kazernes in dit jaarboek op. Het is opvallend dat het cultuurhistorische aspect in bijvoorbeeld het recente boek van Nelissen tot een betrekkelijk geringe factor is gereduceerd. In het stappenplan voor herbestemming komt de toetsing van monumentale waarden pas echt aan de orde in stap acht van de in totaal tien stappen. | |||||||
Voorwaarden scheppenHierboven is al aangegeven dat monumentenzorg zich weinig vastlegt waar het gaat om criteria ten aanzien van wijziging en dus ook herbestemming. Verder is voor veel betrokkenen - eigenaren, maar ook ambtenaren - de wet- en regelgeving ten aanzien | |||||||
[pagina 24]
| |||||||
6 De kerk van Hl. Maria Hemelvaart in Bergen op Zoom, gebouwd 1824-1827, vóór de herbestemming. Foto RDMZ, 1978.
van subsidies en fiscale mogelijkheden een bos waar zij de bomen niet meer door zien. Daar komt dan nog bij dat subsidies vaak pas jaren na toezegging daadwerkelijk beschikbaar kunnen komen. Hierdoor wordt herbestemmen wellicht nodeloos gecompliceerd.
Verder is herbestemming vaak een langdurig en lastig proces. In de tussentijd staat een gebouw te verkommeren. Meestal is de staat van onderhoud bij aanvang van de leegstand al matig en dat wordt dus alleen maar erger. Eerder is al gepleit voor een voogdijregeling voor monumenten om een periode van leegstand te kunnen overbruggen. De overheid neemt dan tijdelijk het beheer op zich om een soort van adempauze te scheppen. Want op zich kan - tijdelijke - leegstand nodig zijn om een proces van herbestemming in goede banen te leiden.Ga naar eind13.
Tenslotte zou monumentenzorg, in het kader van integraal beleid binnen én buiten de eigen sector, een lans kunnen breken voor meer maatwerk op het gebied van bijvoorbeeld bestemmingsplannen en milieuwetgeving. Zo zouden boerenbedrijven op een perceel met een historisch pand of in een lint van historische boerderijen kunnen worden gehandhaafd indien er mogelijkheden komen wat minder stringent met ‘stankcirkels’ om te gaan. Een parallel kan worden getrokken met het aanmoedigen van startende ondernemers in binnensteden die niet aan iedere komma van de milieuwetgeving worden gehouden. Ook zouden boeren een tegemoetkoming kunnen krijgen in de extra lasten die het werken op een perceel met historische bebouwing met zich meebrengt, analoog aan de vergoeding die ze kunnen krijgen als ze de randen van hun percelen niet maaien om zodoende inheemse planten meer kansen te geven. Een andere mogelijkheid, en daar doelde gedeputeerde Van Geel op (noot 8), is het creatief omgaan met bestemmingsplannen. Dat wil zeggen: maatwerk voor gebouwen die moeilijk herbestemd kunnen worden, in het bijzonder grote gebouwen zoals internaten, kloosters en kazernes in het buitengebied. Alleen al vanwege de verkeersaantrekkende werking staat intensief gebruik van deze gebouwen vaak op gespannen voet met solitaire ligging temidden van waardevol landschap en waardevolle natuur. Maatwerk is ook hier op zijn plaats. | |||||||
[pagina 25]
| |||||||
7 De kerk van Hl. Maria Hemelvaart als schouwburg ‘De Maagd’ na de herbestemming door Onno Greiner. Foto RDMZ, 1996.
| |||||||
AfrondingOnno Greiner, de architect van de succesvolle herbestemming van de kerk van Hl. Maria Hemelvaart te Bergen op Zoom tot schouwburg De Maagd (afb. 6, 7, 8), schreef onlangs: ‘Bij het aanpassen van (oude) gebouwen en vooral monumenten aan een andere functie (...) moeten niet slechts vele problemen worden opgelost door de architect-restaurateur, maar dient deze ervan overtuigd te zijn dat een ander gebruik onontkoombaar is, met andere woorden dat het monument moet “sterven” indien dit andere gebruik niet zou worden aanvaard: men zou nog slechts musea kunnen maken van oude gebouwen. Dat is zinloos.’Ga naar eind14. Dit citaat geeft al aan dat herbestemming als een maatschappelijke noodzaak wordt gezien. De discussie over herbestemmen spitst zich vaak toe op het oplossen van een concreet probleem. Meer algemene publicaties zijn er weinig, als ze er zijn ligt de nadruk vaak erg op leegstand en herbestemming als maatschappelijk probleem en minder op de cultuurhistorische waarden. Toch zijn het juist die laatste die bij het herbestemmen van monumenten richtinggevend zouden moeten zijn. Helaas voegen lang niet alle herbestemmingen zoveel toe aan een monument als in het geval van De Maagd, integendeel. De waarden delven het onderspit en de nieuwe elementen brengen geen nieuwe kwaliteit. Vooral als er ook stedenbouwkundig geen winst is, lijkt herbestemming weinig zinvol. Een oplossing van het herbestemmingsprobleem hoeft mede hierom
8 Handhaving van onder meer glas-in-lood, gewelven en kapitelen in één van de gangen van schouwburg ‘De Maagd.’ Een nieuwe beleving van de details van een oud gebouw. Foto RDMZ, 1996.
niet primair gezocht te worden in het oprekken van de ‘marktgerichte monumentenzorg’, want als de markt belang heeft bij ontwikkeling van een bepaald object gebeurt dat vaak toch wel.Ga naar eind15. Veeleer moeten monumentenzorg en de gemeenschap zich drie zaken realiseren:
| |||||||
[pagina 26]
| |||||||
Het aanpakken van de maatschappelijke én monumentale uitdaging van herbestemmen kan op deze manier vanuit de monumentenzorg een impuls krijgen. |
|