Jaarboek Monumentenzorg 1998. Buitenplaatsen
(1998)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
Eloy Koldeweij
| |
[pagina 185]
| |
grote zeventiende-eeuwse trap bij de naoorlogse restauratie vanuit de zuidvleugel naar de hal in de westvleugel overgebracht.Ga naar eind3. Op een zelfde manier is bij de intensieve verbouwing van kasteel Rosendael in het laatste kwart van de vorige eeuw de lambrisering en schoorsteenmantel uit een van de salons overgebracht naar de nieuwe zaal en is ook het zeventiendeeeuwse goudleer, dat op de tweede verdieping hing, naar deze nieuwe zaal verplaatst.Ga naar eind4. Veel vaker zijn gehele of gedeeltelijke interieurs vanuit een ander kasteel of buitenplaats overgebracht. Zowel uit de negentiende als uit de twintigste eeuw zijn verschillende voorbeelden bekend van kleinere en grotere onderdelen en zelfs van gehele vertrekken. Er is echter alle reden om te veronderstellen dat dit ook al eerder is gebeurd. Dit fenomeen zal dan ook niet of nauwelijks tijdsgebonden zijn. Diverse schouwen en haardpartijen hebben op deze manier een nieuwe bestemming gekregen. In het huis Weldam te Markelo bevindt zich bijvoorbeeld een ‘haardje’ met het jaartal 1687 dat afkomstig is uit het in 1887 gesloopte kasteel IJsselstein en in de herenkamer op de eerste verdieping van kasteel Renswoude is een renaissance-schouw uit kasteel Zoelen geplaatst.Ga naar eind5. Op het huis Zypendaal te Arnhem bevindt zich in een van de kamers op de bel-etage een rijk gesneden eikenhouten schouw die afkomstig is uit het huis Den Doorn, in de buurtschap Haerst onder Zwollerkerspel.Ga naar eind6. Op de Groningse borg Verhildersum te Leens is een rijk gebeeldhouwde zeventiendeeeuwse schoorsteenmantel uit de Menckemaborg te Uithuizen te vinden. Deze monumentale mantel, gemaakt door de beeldhouwer Jan de Rijk, is bij een renovatie in 1780 uit de Menckemaborg verwijderd en naar de pastorie in Uithuizen overgebracht. Pas enkele decennia geleden is deze op Verhildersum geïnstalleerd. Opmerkelijk is dat het uit omstreeks 1926 daterende papieren behangsel in dezelfde zaal op Verhildersum, dat recentelijk is aangebracht, eveneens uit de Menckemaborg afkomstig is. Dit is overigens zeker niet het enige voorbeeld van een overgeplaatst behangsel. Hiervan zijn verschillende voorbeelden aan te wijzen. Op Paleis het Loo bijvoorbeeld zijn bij de recente restauratie een drietal goudleren behangsels uit Huis ten Donck te Ridderkerk, kasteel Het Steen te Elewijt bij Brussel en Friesmastate te Idaerd aangebracht.Ga naar eind7. Maar het bleef niet alleen bij schouwpartijen of behangsels. In een enkel geval zijn zelfs gehele betimmeringen van de ene buitenplaats naar de andere overgebracht. Op kasteel Duivenvoorde te Voorschoten bevindt zich bijvoorbeeld al vanaf omstreeks 1880 een kamerbetimmering met diverse buffetkasten uit het Heerenhof te Oosterland op Duivenland. Op het huis Marquette te Heemskerk is omstreeks 1910 de grote balzaal uit het huis de Assumburg, eveneens te Heemskerk, aangebracht. Beide huizen waren op dat moment in handen van één eigenaar, jhr Jan Hugo Gevers (1858-1921), die kort na de overplaatsing van deze kamer de Assumburg heeft verkocht. Een spiegel uit dezelfde zaal is in de eetzaal van kasteel Duivenvoorde terechtgekomen.Ga naar eind8. In dit laatste pand bevindt zich overigens in een van de andere kamers een vroeg achttiende-eeuwse buffetnis die uit kasteel Heeswijk bij 's-Hertogenbosch afkomstig zou zijn.Ga naar eind9. In enkele gevallen zijn de verplaatste onderdelen niet van elders afkomstig maar zijn het overgeleverde onderdelen van een voorganger van het thans nog bestaande huis. Dit is onder meer het geval in de Groningse borg Nienoord, het huis Suideras te Vierakker en het huis De Ehze bij Almen. Op de borg Nienoord bevindt zich in de ridderzaal een rijke, vroeg achttiende-eeuwse gesneden eikenhouten schouw die afkomstig is uit de in 1846 door brand zwaar beschadigde borg Nienoord. Samen met onder meer een wand met twee buffetkasten en een gesneden notenhouten dessus-de-porte met de wapens Kniphausen-Ewsum is deze in de jaren 1885-1886 door de Groningse architect Kramer in de herbouwde borg opnieuw toegepast.Ga naar eind10. In het nieuwe huis Suideras te Vierakker, dat vanaf 1890 door de Utrechtse architect G.A. Ebbers (1858-1922) is gebouwd ter vervanging van het enkele tientallen meters verderop gelegen oudere huis, heeft Ebbers diverse elementen uit het afgebroken huis geïncorporeerd. Dit zijn onder meer de deuren op de bovenverdieping, het marmer in het souterrain en de schoorsteenmantels op de bel-etage. Daarbij zijn echter ook nog een aantal andere oude elementen aangebracht, waaronder de schoorsteenmantel in de links van de hal gelegen salon. Deze is afkomstig van de door aankoop verkregen havezate De Ploen bij het in de Liemers gelegen dorp Duiven.Ga naar eind11. In het huis De Ehze te Almen, gebouwd door de architect A.J. Jansen in de Engelse landhuisstijl, is een betimmering uit het oude huis opgenomen, dat in 1917 werd afgebroken.Ga naar eind12.
Een zeker zo vaak voorkomend verschijnsel is dat verplaatste interieuronderdelen niet uit een kasteel of buitenplaats afkomstig zijn, maar uit een stadshuis. Zo bevindt zich op kasteel Twickel een fantastische marmeren schouw naar ontwerp van Joseph Bollina met een rijk gebeeldhouwd reliëf door Jan Pieter van Baurscheid de Jonge uit 1737 (afb. 1). Deze schouw is afkomstig uit de Ambonkamer van het huis Portugal, Oude Delft 75 te Delft (afb. 2), waar de uitzonderlijke betimmering van wortelnotenhout en het rijke stucwerk plafond nog altijd aanwezig zijn.Ga naar eind13. De schouw is in 1897 door Dr R.F. baron Van Heekeren (1858-1936) voor Twickel verworven en is daar tij- | |
[pagina 186]
| |
1 Kasteel Twickel, Delden, marmeren schouw door Joseph Bollina en Jan Pieter van Baurscheid de Jonge, 1737, afkomstig uit het pand Oude Delft 75, Delft. Foto RDMZ, 1994.
| |
[pagina 187]
| |
2 Oude Delft 75, Delft, de Ambonkamer met de schouw door Joseph Bollina en Jan Pieter van Baurscheid de Jonge, 1737. Situatie vóór de verplaatsing van de schouw naar kasteel Twickel. Foto RDMZ, 1897.
dens de grootschalige renovatie door de architecten G. Teunissen en S. Weatherly in de Witte Zaal, of Drostenkamer, aangebracht. Op een zelfde manier zijn in opdracht van H.A.Z. baron von Knobelsdorff (1840-1905) in het Nijenhuis te Heino een monumentale schoorsteen en geschilderd behangsel uit een Rotterdams patriciërshuis binnengebracht.Ga naar eind14. In het Nijenhuis te Diepenheim, zijn in de jaren 1914-15 onder leiding van de Zwolse architect M. Meyerink (1874-1943) twee kamers met wandtapijten en geschilderde landschapsbehangsels uit het Haagse stadshuis van de familie overgeplaatst (afb. 3).Ga naar eind15. Van de oude Nederlandse binnensteden was met name Dordrecht een rijke bron voor oude interieurs en interieuronderdelen. De afgelopen 150 jaar is er veel uit deze stad verwijderd en verhandeld en vervolgens op een onbekende locatie terechtgekomen.Ga naar eind16. Slechts bij uitzondering is de huidige verblijfplaats wel bekend, zoals bij de schouw en de betimmeringen uit de grote zaal van het huis De Onbeschaamde, Wijnstraat 123-125, daterend uit het midden van de achttiende eeuw. Deze zijn bij de verkoop van dat huis in 1910 afzonderlijk verkocht en vervolgens terechtgekomen in het landhuis de Hooge Vuursche te Baarn.Ga naar eind17. Interieuronderdelen uit enkele andere Dordrechtse huizen zijn in het huis Archem bij Zwolle toegepast. Dit huis is omstreeks 1925 ter vervanging van het oude huis door de architect A. de Maaker ontworpen.Ga naar eind18. Verschillende interieuronderdelen uit stadshuizen zijn ook in Slot Zeist aan te treffen, die daar bij de laatste restauratie in de jaren zestig zijn aangebracht. De betimmering van de Blauwe Zaal is uit een Utrechts pand afkomstig en de rijke betimmering met bijbehorende bovendeurstukken in de Grote Slotzaal uit een huis aan het Janskerkhof te Utrecht. De schoorsteen en het geschilderde plafondstuk uit diezelfde zaal bevinden zich overigens in het huis Doornenburg bij Maarssen. De vier grote schilderingen in de Willemszaal van slot Zeist komen uit een Amsterdams grachtenhuis en de vier grote Nassau-portretten | |
[pagina 188]
| |
3 Het Nijenhuis te Diepenheim, interieur van de rechterachterkamer met het 18de eeuwse geschilderde linnenbehangsel, afkomstig uit Den Haag. Foto RDMZ, 1931.
in de hal en het goudleren behangsel in een kabinetje zijn via enige omzwervingen uit het huis van De Buysero op de hoek van het Korte Voorhout en de Prinsessegracht te Den Haag afkomstig. De herkomst van het goudleer in de antichambre naast de grote zaal daarentegen is niet verder traceerbaar dan de negentiende-eeuwse toepassing in de buitenplaats De Vanenburg te Putten.Ga naar eind19. Recente voorbeelden van verplaatste interieuronderdelen zijn te vinden in huis Bolenstein te Maarssen en in kasteel Houthem Sint Gerlach in het Limburgse Valkenburg. De rijke wandbetimmering in de bibliotheek op Bolenstein is afkomstig uit een pand aan de Amsterdamse Sarphatistraat. Deze betimmering is daar in opdracht van de filmproducent M. van Heijningen aangebracht die het huis Bolenstein in het begin van de jaren tachtig heeft aangekocht.Ga naar eind20. In kasteel Houthem Sint Gerlach heeft de eigenaar C. Oostwegel zeer onlangs bij de grote restauratie onder meer een gotische schouw uit een Maastrichts woonhuis laten plaatsen.Ga naar eind21. Dat overigens ook minder monumentale interieuronderdelen een weg naar Nederlandse kastelen en buitenplaatsen hebben gevonden blijkt uit een zestiende-eeuwse eeuws muurkastje op kasteel Ammersoyen, dat volgens overlevering afkomstig is uit een huis in het Gelderse Buren.
Behalve uit buitenplaatsen of stadshuizen zijn er ook interieuronderdelen vanuit boerderijen naar buitenplaatsen overgebracht. Dit is echter op een veel kleinere schaal gebeurd dan bij de verplaatsingen uit andere kastelen en buitenplaatsen en uit stadshuizen. Een fraai voorbeeld hiervan is de geschilderde bedstee-wand uit een boerderij te Aduard die bij de restauratie in de jaren zeventig is aangebracht in de grote tuinkamer van de Rensumaborg in het Groningse Uithuizermeeden.Ga naar eind22. Ook het omgekeerde is voorgekomen: in de boerderij Ernstheem te Winsum, eveneens in Groningen, bevinden zich diverse interieuronderdelen, waaronder de marmeren vloer, een Frans panoramabehangsel van omstreeks 1835 en een aantal binnendeuren die afkomstig zijn uit de Weerborg te Wehe. Deze borg, die in 1840 is afgebroken, was overigens de plaatsvervanger van de in 1832 afgebroken borg.Ga naar eind23. | |
[pagina 189]
| |
4 Kasteel Ruurlo te Ruurlo, schouw in de eetkamer met diverse elementen afkomstig uit huis De Voorst. Foto RDMZ, 1952.
Tot slot zijn er ook diverse spijkervaste interieuronderdelen uit buitenplaatsen die een roerend leven zijn gaan leiden. Een fraai voorbeeld hiervan is een grote gesneden houten guirlande van omstreeks 1697-1700 die oorspronkelijk was aangebracht op de schoorsteen op de ‘slaapkamer des konings’ op huis De Voorst. Samen met een aantal andere onderdelen uit dit huis is deze guirlande in 1847 geveild en aangekocht door Willem baron van Heeckeren van Kell (1815-1914), eigenaar van het nabij gelegen huis Ruurlo. De guirlande is via hem, hij was kamerheer in buitengewone dienst van koning Willem II, in bezit gekomen van de latere Koningin Sophie. In haar opdracht is deze in de jaren 1847-1849 op een speciaal voor haar gemaakte boekenkast toegepast, bestemd voor haar bibliotheek in het paleis op het Plein te Den Haag.Ga naar eind24. Een ander voorbeeld hiervan is een schoorsteenstuk uit kasteel Ammersoyen, voorstellende Anna gravin van Renesse, dat in 1651 door Theodoor van Thulden (1606-1669) is geschilderd. Dit schoorsteenstuk is in 1873 door Arthur baron de Woëlmont (1826-1911) meegenomen, nadat hij kasteel Ammersoyen had verkocht. Dit interieuronderdeel heeft vervolgens meer dan honderd jaar een roerend bestaan geleid, totdat het in 1993 door de erfgenamen van baron de Woëlmont aan de huidige eigenaar van Ammersoyen werd aangeboden. Recentelijk is het weer op de oor- | |
[pagina 190]
| |
spronkelijke locatie in de nog bestaande schoorsteenboezem teruggeplaatst.Ga naar eind25. Dit is uiteraard een uitzondering op de regel. De meeste interieuronderdelen die in de loop van de jaren een eigen leven zijn gaan leiden, hebben hun plaats van herkomst nooit meer teruggezien. Zo bevindt zich bijvoorbeeld in de verzameling van het Rijksmuseum te Amsterdam een anonieme plafond- of muurschildering van omstreeks 1680, voorstellende een ‘Allegorie op de scheepvaart’, afkomstig uit het huis Oudaen te Breukelen.Ga naar eind26. In het door de architect Pieter Post (1608-1669) ontworpen grote kabinet op Huis ten Bosch waren oorspronkelijk naast een schoorsteenstuk door Daniël Seghers (1590-1661) en Thomas Willeboirts Bosschaert (1614-1654) ook een tweetal grote schilderingen door Govert Flinck (1615-1660) en de zojuist genoemde Bosschaert opgenomen. Deze stukken zijn thans verspreid over de collecties van het Mauritshuis in Den Haag, het Rijksmuseum en Schloss Mosigkau in Duitsland.Ga naar eind27.
Aan al deze verplaatsingen van interieurs en interieuronderdelen liggen diverse oorzaken en redenen ten grondslag. In eerste instantie waren deze vooral van praktische (zoals de bouwkundige staat van een pand, of de veranderende eisen die aan een pand en het gebruik daarvan werden gesteld), economische (de financiële draagkracht van de eigenaar) en soms ook van emotionele aard (herinneringen aan een af te stoten huis). Maar vanaf het tweede kwart van de negentiende eeuw werden deze verplaatsingen vooral ingegeven door stijltheorieën en daaropvolgend door de heersende mode en smaak. De periode 1835-1895 was het tijdperk van het historisme, een periode waarbij de belangstelling voor de kunststromingen uit het verleden erg groot was. De heersende architectuurstromingen, het eclecticisme, de neogotiek en de neorenaissance, bepaalden ook het aanzien van de interieurs. Talloze ‘oud’-aandoende interieurs werden in deze periode gecreëerd, waarbij diverse handboeken, vaak voorzien van het theoretische kader, evenals losse prenten als handleiding voor architecten en opdrachtgevers dienden. Met name uit de jaren tachtig en negentig zijn diverse van dergelijke interieurs tot stand gekomen, waarbij kasteel Oud-Wassenaar (1876-1879) te Wassenaar een van de eerste duidelijke voorbeelden is.Ga naar eind28. De belangstelling en aandacht voor oude elementen bestond, zoals gezegd, op dat moment al enkele decennia, zij het bij een selecte groep. Hiertoe behoorden in ons land A.J.L. baron van den Bogaerde van Terbrugge († 1855) en zijn beide zonen L.M.Chr. van den Bogaerde (jonkheer Louis) (1826-1890) en D.Th.A. van den Bogaerde (jonkheer Alberic) († 1895). Alle drie waren zij verwoede verzamelaars van antiquiteiten en zij hebben talloze oude elementen in het middeleeuwse kasteel Heeswijk, dichtbij 's-Hertogenbosch, laten aanbrengen. Dit waren onder meer een zeventiende-eeuwse wenteltrap, waaromheen de wanden van talloze Delfts blauwe tegels werden voorzien, en een goudleerkamer, waarvan het goudleer van omstreeks 1750 dateert en de deuren en lambrisering uit het derde kwart van de zeventiende eeuw.Ga naar eind29. Een veel later voorbeeld van een verzamelaar die zeer bewust oude architectuur- en interieurelementen bij elkaar heeft gebracht en heeft laten inbouwen is jonkheer H.C.A. van Sypesteyn (1857-1937). Hij heeft in de jaren 1911-1927 kasteel Sypesteyn te Nieuw-Loosdrecht door architect W. de Vrind jr. uit Den Haag laten bouwen. Hierin zijn onder meer een vijftiende-eeuwse gotische poortdeur van het omstreeks 1900 gesloopte Grote Gasthuis van Middelburg geplaatst, een achttiende-eeuwse schoorsteen- en deurpartij uit het voormalige ministerie van financiën in Den Haag, evenals een gotische deur uit de kerk te Grave.Ga naar eind30.
Een van de eerste architecten die doelbewust op de toenemende vraag en belangstelling voor oude interieurelementen inspeelde was Lucas Hermanus Eberson (1822-1889).Ga naar eind31. Hij heeft op diverse kastelen en buitenplaatsen gewerkt, waaronder op Rhederoord, Wielbergen, Bingerden, Het Loo, Rechteren, Eerde en Den Berg. Op Ruurlo heeft hij in opdracht van de al eerder genoemde Willem baron van Heeckeren van Kell een aantal deuren, schouwen en andere interieuronderdelen uit De Voorst ingebracht, waaronder ook enkele bijzondere deursloten (afb. 4).Ga naar eind32. Op Rosendael heeft hij de hiervoor vermelde verbouwing uitgevoerd en op Biljoen heeft hij in de jaren 1852-1865 gewerkt.Ga naar eind33. Ook de architecten J.J. van Nieukerken (1854-1913) en zijn twee zonen M.A. van Nieukerken (1879-1963) & J. van Nieukerken (1885-1962) zijn befaamd om de talloze oude interieur-elementen die zij hebben toegepast.Ga naar eind34. Zij werkten alle drie in de neorenaissance-stijl, die zij op een zo sterke eigen wijze invulden dat er zelfs van een ‘Van Nieuwkerkenstijl’ kan worden gesproken. Zij hebben verschillende kastelen en buitenplaatsen verbouwd, waaronder kasteel Zoelen, De Voorst, Beekbergen en het Huis Verwolde, maar zij zijn vooral beroemd geworden wegens enkele nieuwe landhuizen, waarvan De Wittenburg te Wassenaar en het huis Hoevelaken te Hoevelaken tot de meer bijzondere projecten behoorden.Ga naar eind35. In deze beide panden zijn talloze oude interieuronderdelen, waaronder diverse betimmeringen en verschillende schouwen, spiegels en kamerbehangsels, binnengebracht. Ook enkele latere architecten hebben allerlei oude | |
[pagina 191]
| |
interieuronderdelen in hun projecten toegepast. Hierbij moeten met name E.A. Canneman (1905-1987), C.W. Royaards (1906-1970) en J.B. baron van Asbeck worden genoemd. Canneman heeft onder meer op Duivenvoorde, de Walenburg, het Markiezenhof te Bergen op Zoom, Huis ten Donck, Hardenbroek en Lunenburg bij Neerlangbroek gerestaureerd en het afgebrande huis Bingerden op kleinere schaal herbouwd. Bij het merendeel van deze restauraties heeft hij oude interieuronderdelen van elders toegepast.Ga naar eind36. Ook Royaards, die onder meer kasteel de Wijenburg te Echteld heeft gerestaureerd, stond om dit laatste bekend. Over hem werd zelfs gezegd: ‘Wat er niet was werd gewoon gemaakt’.Ga naar eind37. Van Asbeck deed dit misschien wat minder, maar ook bij de door hem geleide restauraties van het huis Sparrendaal te Driebergen, slot Zeist, slot Zuylen en Paleis het Loo zijn verschillende interieuronderdelen van plaats verwisseld en van elders binnengebracht.Ga naar eind38.
Het spreekt overigens haast voor zich dat de Nederlandse kunsthandel op de grote vraag naar oude interieurs en losse onderdelen heeft ingespeeld. Bij verschillende handelaren, waaronder Warners te Den Haag, Schotel te Dordrecht en Mopurgo te Amsterdam kunnen worden genoemd, waren losse interieurelementen te koop. De enorme handel die hierin heeft plaats gevonden blijkt echter het beste uit de talloze veilingcatalogi van de grote veilinghuizen, zoals die van de firma's Frederik Muller en De Roos te Amsterdam en van A. Mak te Dordrecht. Zonder dat hiernaar al enig onderzoek is gedaan kan worden gesteld dat er een overstelpende hoeveelheid interieurs en interieuronderdelen via deze weg door de eigenaars ten gelde is gemaakt en verhandeld is. Waarschijnlijk is hiervan een groot gedeelte naar het buitenland verkocht en is slechts een bescheiden aantal in ons land behouden gebleven. |
|