Jaarboek Monumentenzorg 1998. Buitenplaatsen
(1998)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |||||||||||||
Dorothée Koper-Mosterd
| |||||||||||||
OntwikkelingDe structuur van de aanleg is aan het eind van de zeventiende eeuw tot stand gekomen, toen Godard van Reede-Ginckel het huis Middachten in classicistische stijl liet herbouwen (1695-1698) en tegelijkertijd een uitgestrekte aanleg met lanenstelsels realiseerde (1696-1704). De kern van deze aanleg werd gevormd door het omgrachte huis met aan drie zijden tuinen, een buitengracht, een bedijking met laanbeplanting en een singel. De buitengracht liep langs de oost- en noordzijde, terwijl de west- en zuidzijde werden afgesloten door een tuinmuur. Volgens een achttiende-eeuwse gravureserie van A. van der Laan en H. de Leth lagen aan weerszijden van het huis boomgaarden.Ga naar eind1. De vruchtbomen waren gegroepeerd in een patroon van twaalf vierkanten rondom lengteassen. Op de middenas achter het huis lag de eigenlijke pronktuin bestaande uit een verdiepte parterrede-broderie met een kom in het midden. Deze sieraanleg werd geflankeerd door doolhoven. Door de omgaande bedijking met laanbeplanting kende de aanleg een besloten intiem karakter met alleen over de zuidparterre één zichtas, in de vorm van een zichtlaan, naar buiten toe.
In de loop van de achttiende eeuw onderging de aanleg weinig verandering. Op de Topografische Kaart van de Veluwe en Veluwe-zoom van M.J. de Man uit 1802-1812 is voor het eerst te zien dat de geometrische invulling plaats heeft gemaakt voor een aanleg met onregelmatig geplaatste boomgroepen. Een meer gedetailleerd beeld geeft de Topografische Militaire Kaart van 1865 waarop een aanleg met slingerpaden en boomgroepen, gesitueerd binnen de formele zeventiende-eeuwse structuur, staat ingetekend. Deze aanleg komt overeen met foto's uit het einde van de negentiende eeuw, die tevens tonen dat de strakke bomenrijen van de singels doorbroken zijn om doorzichten op het omringende landschap te scheppen.Ga naar eind2. Een veelomvattend ontwerp uit 1878 van de Duitse tuinarchitect C.E.A. Petzold (1815-1891) met diverse, met boomgroepen gestoffeerde zichtassen op de weidse omgeving is, op een enkele rododendrongroep langs de binnen- en buitengracht na, niet uitgevoerd.
De geschiedenis van Middachten van omstreeks 1900 is verbonden met de naam van de tuinarchitect Hugo A.C. Poortman (1858-1953). Poortman was werkzaam voor graaf en gravin Van Aldenburg Bentinck op Huis Weldam te Goor, alwaar hij de leiding had over de uitvoering van de tuinaanleg naar een ontwerp van zijn Franse leermeester de tuinarchitect Edouard François André (1840-1911). Het echtpaar Van Aldenburg Bentinck bezat ook de buitenplaats Middachten, waarvan het huis tussen 1898 en 1902 voor hen voor bewoning geschikt werd gemaakt. In 1899 kreeg Poortman de opdracht een nieuw tuinontwerp te maken. Hij trof op Middachten een formele tuin aan met restanten van de negentiende-eeuwse landschappelijke aanleg. | |||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||
1 A. van der Laan en H. de Leth, vogelvluchtgravure, 1723-1736. Rijksinstituut Kunsthistorische Documentatie te Den Haag. Foto RDMZ, 1964.
| |||||||||||||
De Poortman-aanlegTuinarchitect Hugo Poortman was geschoold in de traditie van de ‘architecte-paysagiste’ Edouard François André, die zijn opvattingen verwoordde in het boek L'art des jardins - traité general de la composition des parcs et jardins, gepubliceerd in 1879.
André propageerde drie tuinstijlen: ‘le style géometrique, régulier ou symmétrique’, ‘le style paysager’ en ‘le style composite ou mixte’ (de zogenoemde ‘Gemengde stijl’). Laatst genoemde tuinstijl werd aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw veel toegepast. De Gemengde stijl combineert een aanleg in Landschapsstijl met een regelmatige, geometrische tuinstijl in de directe omgeving van het huis. Voor de vormgeving wordt teruggegrepen naar voorbeelden uit het verleden, zoals patronen van de zeventiende- en achttiende-eeuwse Franse parterre-de-broderie. In combinatie met de toegepaste historiserende vormentaal, gebruikte André voor de invulling eigentijds plantmateriaal en ter aanvulling integreerde hij eigentijdse tuintypen, zoals bloemenparterres en rozentuinen, in de bestaande aanleg. Deze eclectische aanpak wordt weerspiegeld in het tuinontwerp van Middachten, dat Poortman in 1901 aanleverde (afb. 2). Poortman verdeelt de tuin in opeenvolgende compartimenten, die van elkaar gescheiden worden door heesterbossages of coulissen van bomen en heesters. Aan drie zijden van het huis liggen verdiepte rechthoekige siertuinen, waarvan de zuidparterre een letterlijk citaat vormt van de zeventiende-eeuwse parterre-de-broderie, evenals de doolhof in de zuidoosthoek. De berceau achter de doolhof is als origineel vroeg achttiende-eeuws element bewaard gebleven. De zuidparterre wordt geflankeerd door hoog opgaande struik- en boompartijen, die enerzijds de aandacht op de parterre concentreren en anderzijds, door de uitsparingen in de singelbeplanting, de blik naar buiten, naar het omringende landschap leiden. Een tweede zichtas loopt, eveneens door uitsparingen in de singelbeplanting, over de oostparterre naar de omgeving. Het pendant van de doolhof wordt gevormd door een groen theater of, zoals Poortman het aangeeft op zijn | |||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||
2 Ontwerp H.A.C. Poortman ‘Chateau de Middachten Projet de modification des Jardins au Style de XVIIe siècle’, 1901, gekleurde tekening. Administratie Middachten te De Steeg. Foto RDMZ, 1978.
ontwerp, ‘theatre de plein air’. In de noordoosthoek ligt voor de oranjerie een tuin met kuipplanten en ten oosten daarvan een bloemen(kweek)tuin en een boomgaard; in de noordwesthoek een combinatie van een cricketveld, tennisbaan en rosarium, die van elkaar gescheiden worden door een treillage. Poortman paste eenvoudig plantmateriaal toe met veel rododendrons, geschoren taxus en palmen; op bewaarde plantlijsten uit 1902 staan grote bestellingen van rododendrons (700 stuks in april en mei) en buxus (15000 stuks in mei).Ga naar eind3. De zuidparterre bezat weinig kleur en had een sobere uitstraling, alleen de paden met rode gravel verlevendigden het groen. Dit in tegenstelling tot de oost- en westparterre, die met veel bloemen waren ingericht.Ga naar eind4. In zijn ontwerp verenigde Poortman op zijn wijze verschillende stijlperioden met elkaar met respect voor de gelaagdheid van de aanleg. Op basis van de laat zeventiende-eeuwse formele ondergrond realiseerde hij een aanleg in historiserende zeventiende-eeuwse trant, waarbij typisch zeventiende-eeuwse én eigentijdse tuintypen naast elkaar voorkomen met gebruikmaking van de bestaande negentiende-eeuwse landschappelijke aanplant en toevoeging van een eigentijds assortiment. | |||||||||||||
De coulissevakkenDe zuidparterre wordt geflankeerd door coulissevakken, die een beeldbepalend onderdeel van de aanleg van Poortman vormen (afb. 3). De coulissen zijn opgebouwd uit stroken met loof- en naaldbomen in de buitenste rand en lagere heesters in de binnenste rand. Er bestaat een sterke contrastwerking tussen de natuurlijk uitgegroeide bomen en de formele parterre-de-broderie, tussen het hoogopgaande verticale element en de vlakke aanleg. Als landschappelijk element brengen de coulissen reliëf en dieptewerking in de aanleg. De dichtbeplante vakken vormen tevens een gesloten achterwand voor het groene theater en de (oorspronkelijke) doolhof. | |||||||||||||
Herstel en restauratieplannenTussen 1901 en 1909 is de aanleg grotendeels naar ontwerp van Poortman uitgevoerd met enkele wijzi- | |||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||
3 Zuidparterre met coulissevak in 1912. Foto uit het tijdschrift Buiten, 31 augustus 1912.
4 (Onder) Luchtfoto van de tuinaanleg Middachten uit ca.1925. De doolhof is nog net te zien, de oostparterre is naar ontwerp van R.Ed. André uitgevoerd. Collectie Soesterberg. Foto RDMZ.
gingen van de zoon van Edouard F. André, René Edouard André (afb. 4).Ga naar eind5. In de eerste decennia na de voltooiing van de aanleg kregen verschillende tuinonderdelen een andere invulling dan Poortman in eerste instantie bedoelde. De doolhof maakte in 1926 plaats voor een rozentuin, en de tuin voor de oranjerie kreeg een nieuwe aanleg met een breed middenpad geflankeerd door rechthoekige vakken (afb. 5). Na 1958 is de aanleg sterk vereenvoudigd en steeds meer gereduceerd tot een aaneenschakeling van grasparterres. De restauratie van het Huis Middachten (1967-1971) vormde een eerste aanzet tot het opstellen van een restauratieplan voor de aanleg. Dit eerste restauratieplan, opgesteld door H. van Koolwijk uit Hoogerheide (1969), geeft een vrije interpretatie van de laat zeventiende-eeuwse aanleg door aan de westzijde de rechthoekige vakken met vruchtbomen en de doolhof terug te brengen, doch verder nieuwe invullingen te geven en enkele bestaande tuinonderdelen, zoals het groene theater en de westparterre, te handhaven (afb. 6). Het plan maakt geen evenwichtige indruk: zo worden twee vrijstaande ginkgo's en een ceder bij de oostparterre (van de Poortman-aanleg) in de | |||||||||||||
[pagina 132-133]
| |||||||||||||
5 Luchtfoto van de tuinaanleg Middachten uit 1939. De doolhof is vervangen door een rozentuin en de aanleg voor de oranjerie is vereenvoudigd. KLM Aerocarto. Foto RDMZ.
| |||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||
6 H. van Koolwijk, Voorstel restauratie kasteeltuin Middachten, 1969, calque-afdruk. Administratie Middachten te De Steeg. Foto RDMZ, 1978.
beplanting van de vakken opgenomen. Het ontwerp van Van Koolwijk werd om onbekende redenen niet tot uitvoering gebracht. In 1982 bood de Provincie Gelderland aan om, als afscheidscadeau aan de Commissaris der Koningin, een deel van de restauratie van de tuin te bekostigen. Het Technisch Bureau Oost van de Heidemij Nederland BV stelde hiervoor een ontwerpplan op, waarbij de indeling in compartimenten behouden bleef. Dit gold ook voor een deel voor de invulling, waarvan de tennisbaan, westparterre en het groene theater gehandhaafd werden. Voor verschillende compartimenten, onder andere het rosarium, werden historiserende ontwerpen naar Poortman gemaakt, terwijl andere compartimenten naar verschillende tijdsperioden werden gereconstrueerd: de tuin voor de oranjerie in zijn vereenvoudigde vorm van omstreeks 1930, het padenstelsel van de zuidparterre naar Poortman en de oostparterre naar André. Uiteindelijk is bij de uitvoering in de jaren negentig de rozentuin uit 1926, die diende ter vervanging van de doolhof, opnieuw aangelegd, evenals het rosarium (hoewel de rozen door zomerbloemen zijn vervangen) en de tuin voor de oranjerie, beide laatste conform het ontwerp van Poortman. Ook hebben er verschillende restauraties plaatsgevonden onder andere aan de westelijke (1987) en de noordelijke tuinmuur (1989-1990). Het plan van de Heidemij uit 1983 gaat voor de invulling van de compartimenten steeds van een ander standpunt uit. Voor een deel geldt de bestaande toestand als basis, deels worden elementen uit de aanleg van Poortman en André gereconstrueerd en deels worden deze op historiserende wijze geïnterpreteerd. Ook dit herstelplan getuigt van een zekere | |||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||
onevenwichtigheid, waardoor men niet tot een duidelijk concept met bewuste keuzen is gekomen. Verder mist het ontwerp een zekere verfijning van de aanleg, die de tuin in de tijd van Poortman kende. In 1994 is door kunsthistorica Lucia Albers, in opdracht van de huidige eigenaresse van Middachten, gravin Zu Ortenburg-Van Aldenburg Bentinck, een historisch onderzoek naar de aanleg gedaan (gesubsidieerd door ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij). Schrijfster dezes heeft in 1996 nader historisch onderzoek verricht. Aan de hand van het bijeengebrachte bronnenmateriaal waaronder plantlijsten, kaarten, tekeningen, (lucht)foto's en veldgegevens, is voldoende informatie verzameld om tot een verantwoord intergraal plan te komen, maar dit is om onduidelijke redenen nooit opgesteld. Hoewel men thans bezig met het herstel van de coulissevakken aan weerszijden van de grote zuidparterre, gebeurt dit bij afwezigheid van een restauratieplan voor de gehele aanleg, zoals oorspronkelijk was bedoeld. Hierin schuilt het gevaar dat, zoals het geval is geweest bij de plannen van 1969 en 1983, deze onderdelen als op zich zelf staande elementen worden behandeld in plaats van te zijn voortgekomen uit een visie op de restauratie van de gehele tuinaanleg. | |||||||||||||
Tot slotEen restauratieplan waarin verschillende aspecten, zoals het historisch onderzoek, de wensen van de opdrachtgever en de beschikbare middelen op elkaar zijn afgestemd, is voorwaarde voor een geslaagde restauratie. Alleen een eenduidige visie kan ervoor zorgen dat zo min mogelijk ad-hoc beslissingen worden genomen. De resultaten van de werkwijze op Middachten van Hugo Poortman van omstreeks 1900 kunnen een goed aanknopingspunt vormen voor zo'n eenduidige aanpak. Poortman ging immers uit van de structuur en karakteristieken van de zeventiende-eeuwse aanleg, waarbij hij nieuwe invullingen realiseerde met gebruikmaking van reeds aanwezig en eigentijds plantmateriaal. Bij het ontwerp hield hij rekening met de bestaande historische lagen. Zo bracht hij de laat zeventiende-eeuwse tuin weer tot leven en introduceerde hij tegelijkertijd een geheel nieuwe stijl - de Gemengde tuinstijl. Hoewel de Gemengde tuinstijl een gedateerd gegeven is, biedt zij een goed uitgangspunt voor het huidige herstel. Enerzijds omdat zij ruimte geeft voor eigentijdse inbreng, anderzijds omdat zij toch ook een duidelijk kader stelt. Naast de coulissevakken vormen de verdiepte parterres aan drie zijden van het huis een kenmerkend onderdeel van de Poortman-aanleg. Om de samenhang binnen de aanleg te bevorderen zou een volgend project kunnen bestaan uit het ontgraven van de in 1967 geëgaliseerde oostparterre. Een degelijke keuze zou idealiter gebaseerd moeten zijn op een evenwichtig en eenduidig restauratieplan. | |||||||||||||
Literatuur
|
|