Jaarboek Monumentenzorg 1998. Buitenplaatsen
(1998)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Paul Vesters
| |
Landschappelijke afwisselingOndanks het bescheiden grondgebied kent Nederland een grote verscheidenheid aan landschapstypen. In de gangbare onderverdeling van het landschap worden maar liefst elf typen landschap onderscheiden.Ga naar eind1. ‘Woeste grond’ is er niet meer. Elke vierkante meter Nederland heeft in mindere of meerdere mate de invloed van de mens ondergaan. Zelfs woest uitziende natuur als op de Veluwe en en in de Millingerwaard is bedacht door de mens en daarmee een stukje cultuur. Naast de voor zo'n klein gebied enorme verscheidenheid aan landschapstypen, bestaat er ook een grote afwisseling aan bijvoorbeeld nederzettingsvormen en boerderijtypen. Het is deze grote afwisseling die het Nederlandse landschap zo interessant en aantrekkelijk maakt. Buitenplaatsen en landgoederen vormen een belangrijk onderdeel van het landschap. Landgoederen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de ontginning en inrichting van Nederland. Tot in onze eeuw is dit proces doorgegaan. De landgoederenreeks De Groote Slink/De Bunthorst in de gemeente St. Anthonis in Noord-Brabant is daar een goed voorbeeld van. Deze landgoederen zijn aan het begin van de 20ste eeuw ontstaan door aankoop en ontginning van gronden, bouw van landhuizen en aanleg van parken.Ga naar eind2. Buitenplaatsen kennen vaak ook een begin dat bij ontginning ligt. Zo zijn de buitenplaatsen van 's-Graveland ontstaan nadat ontginning en zandwinning in het betreffende gebied had plaatsgevonden.Ga naar eind3. Later zijn ze uitgegroeid tot lustoorden van en voor rijke stedelingen. De relatie tussen de stad enerzijds en de buitenplaatsen en landgoederen anderzijds was evident.Ga naar eind4. De huidige relatie tussen stad en buitenplaats/landgoed is echter minder duidelijk. Het merendeel van de buitenplaatsen en landgoederen ligt nog steeds buiten de fysieke contouren van de stad, maar de invloed van die stad is onmiskenbaar: woonwijken, bedrijventerreinen en recreatieparken verschijnen aan de horizon, wegen en spoorwegen doorkruisen landerijen. De reclamezuil van een hamburgerketen staat precies in een zichtas. In een enkel geval ligt een buitenplaats als een relict uit het verleden midden in de stad. Frankendael in de Amsterdamse Watergraafsmeer is daar een goed voorbeeld van. Buitenplaatsen en landgoederen worden in het algemeen vanuit landschappelijk en recreatief oogpunt hoog gewaardeerd. De recreant vindt hier rust, een hoge kwaliteit aan flora en fauna en bovenal een omgeving met een historische lading. De economische functie mag echter ook niet worden onderschat. Veel buitenplaatsen vormen de zetel van bedrijven en instellingen en honderden landgoederen zijn nog steeds dynamische economische systemen waar vele mensen hun brood verdienen. Al deze kwaliteiten worden breed onderkend. Het creëren van nieuwe landgoederen is hier een rechtstreeks uitvloeisel van. Buitenplaatsen en landgoederen beschikken over kwaliteiten waarvan bij de aanleg van nieuwe woonwijken dankbaar gebruik wordt gemaakt. Zo zoeken de ontwerpers van de woonwijken Kernhem in Ede en Leidsche Rijn bij Utrecht nadrukkelijk aansluiting bij de kwaliteit van respectievelijk het landgoed Kernhem en kasteel De Haar. Buitenplaatsen en landgoederen hebben enerzijds een eigen intrinsieke kwaliteit, anderzijds zijn het overblijfselen van processen van verstedelijking, ontginning en vormgeving en daarmee kenmerken van gebiedsgebonden landschapsontwikkeling. Het is | |
[pagina 74]
| |
1 Historisch-ruimtelijke structuurkaart. Kaart Provincie Noord-Brabant.
Landgoederen, buitenplaatsen Uitbreidingen na 1940 Bebouwing in 1940 Historisch locale weg Dijken, kaden Grens inundatiegebied Vestingwerk Provinciegrens noodzakelijk deze kwaliteiten expliciet te benoemen en te waarderen. Er bestaat nu bij plannenmakers een te grote onduidelijkheid over de cultuurhistorische kwaliteit van het Nederlandse landschap. Vage noties en onwetendheid leiden tot verkwanseling en teloorgang van kwaliteit en vervlakking van het landschap. De rijkelijk aanwezige historische diepgang verwordt tot ééndimensionaliteit. Het gebrek aan cultuurhistorische kennis, het gebrek aan kennis om het landschap te lezen geldt niet alleen voor historischgeografisch zonderlinge fenomenen als daliegaten, dobben en schurvelingen, maar geldt evenzeer voor de betekenis van buitenplaatsen en landgoederen voor de ontwikkelingsgeschiedenis van Nederland.Ga naar eind5. Het is daarom van het allergrootste belang dat op alle niveaus waarop ruimtelijke plannen worden gemaakt, cultuurhistorische studies en waarderingen plaatsvinden. Het initiatief tot het benoemen van de cultuurhistorische kwaliteit kan zowel bij de overheid als bij de eigenaar liggen. De trots van zijn bezit in combinatie met allerlei ruimtelijk ontwikkelingen zal de eigenaar tot een gerichte offensieve actie moeten doen overgaan. Het maakt dan niet uit of de eigenaar een | |
[pagina 75]
| |
2 Gespecificeerde cultuurhistorische waardenkaart. Kaart Provincie Noord-Brabant.
Historisch landschappelijke vlakken Zeer hoog Hoog Redelijk hoog Historisch landschappelijke lijnen Zeer hoog Hoog Redelijk hoog Terrein met hoge archeologische waarde Verboden kring, zone 400 - 900 meter rond / bij vestingwerk Historische groenstructuur Zichtrelatie Provinciegrens particulier is of een beheerstichting. De actie zal zich niet alleen op plannenmakers moeten richten maar zeer zeker ook op de publieke opinie. Cultuurhistorische waarden die geen bekendheid en draagvlak genieten onder de bevolking, lijken bij voorbaat kansloos. Waarden waarvoor de bevolking kan worden gemobiliseerd en voor op de bres springt, halen het tegenover de sterkste ruimtelijke claim. Een extreem voorbeeld is het weilandje bij de molen in Sloten in Amsterdam waar bebouwing door middel van een stedelijk referendum werd afgewezen. De actievoerders waren er op bewonderenswaardige wijze in geslaagd de Amsterdammer ervan te overtuigen dat een open weilandje verre te verkiezen is boven bebouwing. Op basis van de inventarisaties en waarderingen zal de overheid beleid moeten maken. Er zullen duidelijke uitspraken gedaan moeten worden over welke gebieden absoluut behouden moeten blijven en welke gebieden, gezien de criteria, van mindere importantie zijn om nagenoeg ongewijzigd aan een volgende generatie te worden overgedragen. De cultuurhistorische sector (wetenschap, beleidsmakers, particulier initiatief) zal zelf de waarderingscriteria | |
[pagina 76]
| |
moeten opstellen en zal zelf tot keuzen moeten komen. Zo niet dan zullen anderen (plannenmakers e.d.) dit voor de sector doen. | |
Enkele ruimtelijke ontwikkelingenEr bestaat een grote maatschappelijke vraag naar ruimte: ruimte voor economische activiteiten, ruimte voor nieuwe woningen, ruimte voor infrastructuur en ruimte om nieuwe natuur aan te leggen. Voor het gemak wordt deze vraag hier samengevat onder de noemer stedelijke druk. Het mag duidelijk zijn dat die stedelijke druk ten koste gaat van bestaand land, van het bestaande cultuurlandschap. Sommige functies, bijvoorbeeld landbouw, leggen het af tegen andere zoals verkeer. Gezien de veelheid aan plannen die her en der op tekentafels liggen, kan met recht worden gesproken van een herinrichting, een transformatie van Nederland. De in 1997 gepresenteerde Nieuwe Kaart van Nederland maakt dit op confronterende wijze duidelijk.Ga naar eind6. De ‘Oude’ Kaart van Nederland, met daarop de vanuit cultuurhistorisch oogpunt belangrijkste gebieden en structuren, ontbreekt helaas als vergelijkingsmateriaal. Bij veel Nederlanders bestaat het gevoel dat het land wel erg vol aan het raken is. Het wordt steeds moeilijker om ‘eruit’ te zijn. Zeker in de westelijke provincies is het lastig om je helemaal te onttrekken aan de invloed van de stad. Snelwegen, bedrijventerreinen, golfbanen en vliegtuigen bepalen in sterke mate het landelijk gebied. Een grote projectontwikkelaar belooft in tv-reclamespotjes mensen die de drukte willen ontvluchten, ruimte, ruimte en nog eens ruimte. De vraag is echter of de lege ruimte (de zee, een veenweidelandschap) die in het spotje wordt getoond na bouw van de zoveelste woonwijk nog wel zo leeg zal zijn. Hoe het ook zij, er lijkt een toenemende spanning te ontstaan tussen stedelijke druk enerzijds en maatschappelijke behoefte aan rust, natuur en ruimte anderzijds. Er lijkt ook een spanning te bestaan tussen de stedelijke druk en de maatschappelijke behoefte aan fraaie, rustgevende, afwisselende landschappen met een historische diepgang. Een zondagochtendwandeling door de kastanjelanen van een landgoed heeft een heel andere dimensie wanneer het stil is, dan wanneer op de achtergrond het verkeer raast over een snelweg die in de winter ook nog eens te zien is. De noodzaak van de mogelijkheid om van stilte, rust en schoonheid te genieten wordt breed onderkend. Toch lijken de plekken waar die stilte, rust en schoonheid nog bestaan, in toenemende mate aan de stedelijke druk ten prooi te vallen. Als puntje bij paaltje komt, blijkt nieuw asfalt toch belangrijker dan bijvoorbeeld die kastanjelanen op dat landgoed. Kennelijk is de maatschappij niet in voldoende mate overtuigd van de bijdrage van buitenplaatsen en landgoederen aan de - om de modieuze term maar te gebruiken - ruimtelijke kwaliteit en het welzijn van de mens. Deze overtuiging zal op korte termijn echter wel moeten plaatsvinden, anders ziet het er somber uit voor ons hooglijk gewaardeerd cultuurlandschap, gezien de bouwstroom die in het verschiet ligt. | |
Bescherming en behoudHet beschermingsinstrument is in de monumentenzorg nog steeds een veel gebruikte reactie op maatschappelijke ontwikkelingen. Zo kent een groot deel van de buitenplaatsen een bescherming volgens de Monumentenwet 1988 of, in een enkel geval, volgens een gemeentelijke verordening. Vaak geldt dit ook voor de tuin of het park. De begrenzing van het te beschermen tuingedeelte is niet altijd even onomstreden. Dat blijkt duidelijk in het geval van het landgoed Beeckestein. Bij de gebiedsaanwijzing bestaat verschil van mening of een aantal weilanden wel of niet tot het te beschermen gedeelte behoort. Deze vraag is actueel omdat er plannen zijn om op een van de weilanden een woningcomplex te bouwen. Wanneer de weilanden tot het te beschermen gebied behoren, kan de nieuwbouw wellicht worden afgewend. Voor de tuinen van kasteel Wolfrath is eveneens een gebiedsaanwijzingsprocedure gestart. Tegelijkertijd bestaan er plannen om op aanpalende terreinen een bedrijfsuitbreiding mogelijk te maken. Een toekomstige beschermde status van de tuinen lijkt deze uitbreiding niet te kunnen voorkomen. De conclusie kan zijn dat een aantasting van gebouw en tuin/park bij gebiedsbescherming nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt, maar dat de directe omgeving hiermee nog niet is veilig gesteld. Voor de beleving en cultuurhistorische waarde is de directe omgeving echter ook van groot belang. Ruimtelijke instrumenten als het streekplan en vooral het bestemmingsplan bieden de mogelijkheid om door middel van het functioneel bestemmen de directe omgeving te vrijwaren van ongewenste ontwikkelingen. Tegelijkertijd dient binnen bestemmingsplannen een zekere flexibiliteit te worden ingebouwd. Dit is vooral voor het economisch functioneren van landgoederen van groot belang. | |
[pagina 77]
| |
3 De landgoederenzone ten noordoosten van Maastricht ligt ingeklemd tussen zware infrastructuur. Het ruimtelijk beleid zal erop gericht zijn de landschappelijke en ecologische, kwaliteit te verhogen. Foto Fotodienst Gemeente Maastricht.
| |
[pagina 78]
| |
4 Geïntegreerde cultuurhistorische waardenkaart. Kaart Provincie Noord-Brabant.
Kerngebied Overgangsgebied Basisgebied Provinciegrens Een begrippenpaar dat recent veel aandacht krijgt, is behoud door ontwikkeling en behoud binnen ontwikkeling. Met behoud door ontwikkeling wordt direct het versterken van de cultuurhistorische kwaliteit nagestreefd. Bij behoud binnen ontwikkeling wordt het cultuurhistorisch aspect betrokken bij bepaalde gewenste ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld woningbouw. Als we deze begrippen of strategieën op buitenplaatsen en landgoederen loslaten, dan kan bij behoud door ontwikkeling het mogelijk maken van nieuwe functies op een landgoed worden verstaan. Het beleid voor de gemeente Maastricht voor een landgoederenzone kan als voorbeeld dienen.Ga naar eind7. Ten noordoosten van de Limburgse hoofdstad ligt een kralensnoer van landgoederen die zwaar te lijden heeft van doorsnijdingen van autowegen en spoorwegen en de visuele nabijheid van bedrijventerreinen. Mede door nieuwe functies voor leegstaande huizen is de achteruitgang van het gebied tot staan gekomen. De gemeente Maastricht wil nu de landschappelijke en ecologische kwaliteit verhogen. Dit betekent onder meer dat een recreatief netwerk ontwikkeld moet worden. Verdere aantasting van het gebied door bijvoorbeeld doorsnijding van infrastructuur lijkt op gespannen voet te staan met de kwaliteitsverhoging. Een voorbeeld van behoud binnen ontwikkeling is | |
[pagina 79]
| |
5 Proceskaart Twickel. Kaart Hans Mosman.
| |
[pagina 80]
| |
het Plan Kernhem in de gemeente Ede. Hier wordt een deel van het landgoed bestemd voor woningbouw. Met het Plan Kernhem wordt getracht de landschappelijke en ecologische kwaliteiten te behouden en te versterken. Over het algemeen lijken de grootste kansen voor behoud van kwaliteiten te liggen bij woningbouw, recreatie en natuurontwikkeling. Grootschalige infrastructurele werken lijken moeilijk in het kleinschalige Nederlandse landschap in te passen. Gezien de stroom aan plannen met ruimtelijke consequenties en de beperkte inzetbaarheid van beschermingsinstrumenten, zal de nadruk de komende jaren vaak liggen op behoud door dan wel behoud binnen ontwikkeling. De traditionele monumentenzorg is sterk beschermingsgericht. De traditionele monumentenzorg is ook sterk objectgericht. Er zal dus een omslag in het denken plaats moeten gaan vinden. Monumentenzorgers zullen, meer dan in het verleden, de boze buitenwereld op moeten gaan zoeken. Politici, projectontwikkelaars, planologen, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten zijn plotsklaps belangrijke doelgroepen voor monumentenzorgers geworden. Zij immers maken en beslissen uiteindelijk over ruimtelijke plannen en dienen daarom over de juiste cultuurhistorische informatie te beschikken. En op de juiste wijze aangeleverd. Hier ligt een essentiële taak voor de hoeders van het cultuurhistorisch erfgoed. Uiteraard moet het beschermingsinstrument niet overboord worden gezet. Maar ook bij bescherming geldt dat een juiste informatieverstrekking belangrijk bijdraagt tot het bereiken van het beoogde resultaat. | |
Inventarisaties en waarderingenDe eerste handreikingen vanuit de cultuurhistorie naar de ruimtelijke ordenaars vinden al plaats. Zo is de rijksoverheid het project Belvedere gestart. In dit project werken de ministeries van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen en Landbouw Natuurbeheer en Visserij eendrachtelijk samen met als doel een gezamenlijk en integraal rijksbeleid voor cultuurhistorie en ruimtelijke ordening te ontwikkelen, de bewustwording te stimuleren en het draagvlak te vergroten. De dreiging van een aanzienlijk geheugenverlies vanwege het grootschalige en uniformerende karakter van veel ruimtelijke ontwikkelingen in steden en het Nederlandse landschap vormt de aanleiding voor het starten van het project. De verantwoordelijke bewindslieden verwoorden de doelstelling als volgt: ‘Het project Belvedere zal moeten bijdragen aan een benadering waarbij beter dan in het recente verleden, bij nieuwe ontwikkelingen aansluiting wordt gezocht bij de bestaande cultuurhistorische kwaliteit en leefomgeving. Ze kan zelfs een inspiratiebron daarvoor vormen. Cultuurhistorie vormt in deze benadering niet een frustrerend, maar juist een dynamisch aspect van de leefomgeving. De herkomstwaarde wordt nadrukkelijk in verband gebracht met de toekomstwaarde.’Ga naar eind8. Een aantal provincies wilde de beleidsinitiatieven van het Rijk niet afwachten en is zelf al begonnen met het maken van cultuurhistorische waarderingskaarten. Drenthe, Noord-Holland, Zuid-Holland en Noord-Brabant zijn hiermee inmiddels het verst gevorderd. De doelstelling die de diverse provincies hebben met opstellen van de cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) is min of meer gelijk. Hieronder zal het Noord-Brabantse project als voorbeeld worden besproken. Het doel van het Noordbrabantse project de CHW-kaart is het ‘functioneel inzetten van de Cultuurhistorische Waarderingskaart als een informatief signalerings- en beïnvloedingsinstrument ten behoeve van de verschillende beleidssectoren bij provincie, gemeenten, rijk en andere instanties, die zich met het vormgeven van de fysieke ruimte bezighouden. (...) Kaart met toelichting kunnen dienst doen bij de opstelling van ruimtelijke plannen (op het gebied van stedenbouw, recreatie, toerisme, milieu, land- en tuinbouw en natuur- en landschapsontwikkeling). (De CHW-kaart) vormt een basisdocument bij streekplanherziening en zal worden ingezet als formeel toetsingskader binnen het provinciaal beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening en cultuurbehoud.’Ga naar eind9. Het provinciaal bestuur heeft inmiddels reeds aangegeven dat het cultuurhistorische aspect bij integrale streekplanherziening bijzondere aandacht zal krijgen. Nadrukkelijk is door de opstellers van de CHW-kaart gekozen voor een leesbare en bruikbare vorm die sterk op de beleidsmatige toepassing is gericht. Het kaartmateriaal bestaat uit een drietal kaarten, is digitaal beschikbaar en vormt samen met een beknopte schriftelijke toelichting de CHW-kaart. De kern van de CHW-kaart wordt gevormd door de historisch-ruimtelijke structuurkaart (1:25.000), de gespecificeerde cultuurhistorische waardenkaart (1:25.000) en de geïntegreerde cultuurhistorische waardenkaart (1:50.000). De historisch-ruimtelijke structuurkaart biedt een inzicht in de landschappelijke opbouw, geeft de elementen aan waar een cultuurhistorische waarde aan wordt toegekend en biedt tenslotte enig inzicht in de landschappelijke dynamiek. Bij dit laatste gaat het vooral om functionele wijzigingen van na 1945. Op deze kaart is bijvoorbeeld de landgoederenreeks Groote Slinkde Bunthorst-Cleefswit-Stippelberg aangegeven (afb. 1). Voor deze landgoederen is een procedure tot aanwijzing als rijksbeschermd monument gestart. | |
[pagina 81]
| |
Met de gespecificeerde en de geïntegreerde cultuurhistorische waardenkaarten wordt een bepaald ‘gewicht’ aan objecten en structuren toegekend (afb. 2 en 4). Deze waardetoekenning in drie gradaties kan worden gebruikt bij belangenafweging in het kader van bijvoorbeeld de voorbereiding van een bestemmingsplan of een streekplan. Waarderingscriteria op basis waarvan landgoederen en hun huizen zijn beoordeeld zijn: cultuurhistorische waarden, historisch-ruimtelijke waarden, situationele (vlakken, structuren en lijnen) waarden, gaafheid/herkenbaarheid en zeldzaamheid. Op de geïntegreerde kaart wordt de landgoederenreeks als ‘top’ gekwalificeerd (afb. 4). Beleidsmatig impliceert dit dat de nadruk op behoud en beheer van het cultuurhistorisch erfgoed zou moeten liggen. Hier gelden de aanbevelingen die in de schriftelijke toelichting zijn opgenomen in het bijzonder. Deze aanbevelingen luiden - in zoverre ze van toepassing zijn op de landgoederenreeks- als volgt: doordacht gebruik van het landschappelijk ‘frame’ van wegen, ontginningslijnen, verkavelingsrichting, waterwegen en dijken/wallen; respecteren van de plaatselijke samenhang tussen oude akkerbodems, beemden en heidegebied; en tussen de krans van ontginningsnederzettingen en de jonge ontginningen; reparatie/versterking van de overgang van oude ontginningen naar jongere ontginningen; herkenbaar houden van de afzonderlijke landschappelijke eenheden en handhaving van de karakteristieke afwisseling in open en meer gesloten delen van het ontginningslandschap. De CHW-kaart is niet alleen voor overheden en instanties die ‘papieren’ plannen maken bedoeld. Nadrukkelijk zoeken de opstellers van de CHW-kaart ook de ontwerpers op. Zij immers zullen in de praktijk vorm moeten geven aan de ruimtelijke wensen van de maatschappij. Zij zullen daarom eveneens goed op de hoogte moeten zijn van de cultuurhistorische lading van een gebied en zij zullen het eigene, de ‘genius loci’ van een bepaalde plek moeten kunnen vatten. De CHW-kaart als communicatiemiddel en als bundeling van nu zeer verspreid aanwezige informatie kan daarbij een goed hulpmiddel zijn. Aardig in dit kader is dat de landschapsarchitect Eric Luiten het selectief herinterpreteren en opnieuw in roulatie brengen van landschappelijke antecedenten bepleit. Hij stelt verder dat historisch-geografen en landschapsarchitecten gezamenlijk naar die antecedenten zouden moeten zoeken en gezamenlijk zouden moeten besluiten over de mate waarin ze een ruimtelijk ontwerp kunnen inspireren.Ga naar eind10. Wellicht nog aardiger is dat de planoloog Hans van der Cammen, directeur Ruimtelijk Onderzoek en Planontwikkeling van de Rijksplanologische Dienst, dit pleidooi onderschrijft en stelt dat we voor ontwerpmateriaal niet alleen naar de toekomst zouden moeten kijken maar ook naar het verleden.Ga naar eind11. | |
TwickelIn diverse gemeenten is ervaring opgedaan met Cultuurhistorische Verkenningen en Cultuurhistorische Effectrapportages.Ga naar eind12. Meestal is het de overheid die een dergelijke verkenning of rapportage laat maken, echter ook anderen kunnen hiertoe overgaan. Een opmerkelijk initiatief van een eigenaar om het hoofd te bieden aan de vloed van ruimtelijke plannen op of nabij het landgoed komt van de stichting Twickel. De afgelopen tientallen jaren laten een sluipend proces zien van onteigening van gronden van Twickel ten behoeve van nieuwe wegen en spoorwegen, stadsuitbreidingen en waterstaatswerken. Een spraakmakend voorbeeld uit het verleden is de in de jaren 70 aangelegde rondweg tussen Stad Delden en Twickel (afb. 6). De directe consequentie van de aanleg was de annexatie van een strook grondgebied van het landgoed waardoor de parkstructuur is aangetast. Een ander opmerkelijk gevolg van de aanleg van de weg is de verminderde kwel in de vijvers en in de grachten. Een directe consequentie hiervan bleek aantasting van de funderingen te zijn. Een probleem dat inmiddels is verholpen. Een dagelijks terugkerend gevolg is de geluidshinder van de weg. Door de successievelijke afname aan areaal en toenemende versnippering van het eigendom komt een van de doelstellingen van de stichting, behoud van de eenheid, in het gedrang. Het beheer van het landgoed wordt ook steeds lastiger. De traditionele benadering van ruimtelijke plannen was vooral reagerend. In de toekomst lijkt dit niet meer voldoende te zijn. Een meer offensieve benadering met de kwaliteiten van het landgoed als uitgangspunt, lijkt meer voor de hand te liggen. Een van de instrumenten die men gaat inzetten is een zogenaamde proceskaart (afb. 5). Hierop zijn de belangrijkste aantastingen uit de laatste 150 jaar in kaart gebracht. In één oogopslag wordt duidelijk welke dramatische veranderingen zich hebben voorgedaan. Een bagatellisering van de problematiek is niet meer mogelijk. De boodschap is: tot hier en niet verder. Naast de aantastingen uit het verleden staan ook de belangrijkste bedreigingen in de nabije toekomst op de kaart. De proceskaart zal als communicatiemiddel worden ingezet bij inspraakprocedures, hoorzittingen, bilateraal onderhoud met overheden e.d. Daarnaast lijkt met de kaart ook de publieke opinie gemobiliseerd te kunnen worden. Het initiatief van de Stichting Twickel is uniek in | |
[pagina 82]
| |
6 Tussen het Huis Twickel en Stad Delden ligt, gedeeltelijk achter de bomen verscholen, de rondweg. Deze weg heeft de parkstructuur aangetast en zorgt voor geluidoverlast. Foto Paul Paris.
deze vorm en verdient navolging. Het is van het grootste belang dat dit soort initiatieven een brede bekendheid krijgt zodat het wiel niet keer op keer opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Instanties als de Stichting tot Behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen, de Stichting Nationaal Contact Monumenten en de Stichting Platform Landschap en Cultuurhistorie hebben een belangrijke taak bij de verspreiding van deze informatie. | |
TenslotteBuitenplaatsen liggen, het zit in het woord ingebakken, buiten. Buiten de stad wel te verstaan. Aangelegd om het stadsgewoel te ontvluchten, maar op dusdanige afstand dat met de vervoermiddelen van de tijd, de plaats relatief snel te bereiken zou zijn. De hedendaagse stedelijke ontwikkelingen lijken buitenplaatsen en landgoederen in te kapselen in een stedelijk netwerk. Buitenplaatsen worden binnenplaatsen. Ruimtelijkheid (zichtassen), openheid van aanpalend land en landelijke rust staan onder sterke stedelijke druk. Hetzelfde geldt in iets andere vorm voor landgoederen. Uiteraard is de mate van stedelijke druk sterk afhankelijk van de ligging: de Groningse borgen hebben te maken met een andersoortige verstedelijking dan bijvoorbeeld het Huis Linschoten in het Groene Hart.
Er bestaat een grote behoefte aan relevante en toegesneden cultuurhistorische informatie bij plannenmakers, politici, maar ook bij het grote publiek. De latente belangstelling is er zeker. De muur van onbekendheid moet alleen worden geslecht. Hier ligt een belangrijke taak voor professionele en ambtelijke monumentenzorgers, maar ook voor het zeer brede particuliere veld. Beide partijen hebben elkaar nodig en beide partijen kunnen elkaars activiteiten versterken. Nu is het vaak nog zo dat overheid en particulier initiatief als kemphanen tegenover elkaar staan. Vermeende tegenstrijdige belangen zijn hier debet aan. | |
[pagina 83]
| |
Het is de uitdaging om kleine verschillen aan de kant te zetten om grote resultaten te bereiken: namelijk een afwisselend en aantrekkelijk Nederlands landschap met daarin buitenplaatsen en landgoederen als parels in een ruimtelijke kroon. |
|