Ontwikkelingen op Europees niveau
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de geschetste ontwikkelingen rond het behoud van particuliere historische buitenplaatsen in Nederland ook in het buitenland, d.w.z. in de landen, die deel uitmaken van de Europese Unie, de aandacht hebben getrokken.
Tot een goed begrip van de ontwikkelingen, die hebben bijgedragen tot het tot stand komen van deze bijzondere Nederlandse positie, dient te worden meegedeeld hoe de samenwerking tussen de particuliere eigenaren van historische buitenplaatsen in het kader en op het niveau van de EU is georganiseerd. In het begin van de jaren zeventig is op Engels initiatief een aanvang gemaakt met het leggen van contacten tussen de eigenarenorganisaties van deze culturele objecten in de lidstaten van de EU. Aanvankelijk waren dit niet veel meer dan vriendschappelijke bijeenkomsten, eerst onder leiding van de Belgische Prins Antoine de Ligne, later onder leiding van de Britse Lord Montagu of Beaulieu. In het begin van de jaren tachtig groeide de behoefte om deze informele samenwerking formeel te organiseren. Aangezien inmiddels aan de deelnemers duidelijk was geworden, dat Nederland bezig was een vertrouwenwekkend model te ontwikkelen voor de instandhouding van historische buitenplaatsen, werd besloten Nederland het voortouw te geven en gebruik te maken van de Nederlandse expertise. In 1985 werd de Union of European Historic Houses Associations (U.E.H.H.A.) in het leven geroepen als een stichting in het algemeen Europees belang. Het hoofdkwartier werd gevestigd ten kantore van de Nederlandse eigenarenorganisatie, de Stichting PHB. Te zelfder tijd werd schrijver dezes als bestuurslid, tevens Algemeen Secretaris van PHB, benoemd tot Executive President van de UEHHA, d.w.z. tot voorzitter van het Dagelijks Bestuur. In dit Dagelijks Bestuur zijn naast Nederland Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigd. De UEHHA omvat 14 eigenarenorganisaties met 20.000 particuliere historische buitenplaatsen, 200.000 hectaren historische tuinen en parken en circa vijf miljoen hectaren historisch landschap, bestaande uit bossen, landbouwgronden, wateren en woeste gronden. Elke deelnemende organisatie heeft in het Algemeen Bestuur recht op twee vertegenwoordigers.
Het secretariaat van de UEHHA wordt geleid door een directeur-generaal en is, zoals reeds vermeld, gevestigd in het hoofdkwartier van de Stichting PHB in kasteel Vosbergen te Heerde. Nauwe samenwerking is aldus verzekerd.
Nadat de UEHHA aldus was geconstitueerd, is begonnen aan de niet eenvoudige taak om de dikwijls zeer andersoortige eigenarenorganisaties op Europees niveau tot samenwerking te brengen. In landen, waar nog geen specifieke eigenarenorganisaties aanwezig waren, dienden deze alsnog tot stand te worden gebracht. Over het algemeen is dat goed gelukt, behoudens in Scandinavië en helaas ook niet voldoende in Duitsland. Gelukkig is er sinds kort op het gebied van de Bondsrepubliek een klein begin, namelijk de ‘Stiftung Historische Gärten in Niedersachsen’. Alle begin is moeilijk, maar de UEHHA ziet reikhalzend uit naar het ontstaan van soortgelijke organisaties in de andere Bundesländer.
Toen de UEHHA redelijk functioneerde en voldoende draagvlak had gekregen, kon met de eigenlijke werkzaamheden worden begonnen. Gekozen werd voor de vervaardiging van een breed opgezet rapport voor de Europese Commissie omtrent de ‘Results of the investigation of the present position of the private historic estates (listed houses with their contents, gardens, parks and estate lands) in the member states of the European Union’. Met deze ‘investigation’ werd gestart in 1991. Het resultaat werd in juli 1994 ten huize van de Nederlandse Vertegenwoordiger bij de EU, Ambassadeur mr B. Bot, aan de Europese Commissie aangeboden. Het rapport, dat niet in de openbaarheid is gebracht, is een werkstuk van 100 pagina's met twee kilo bijlagen. Het rapport eindigt met een aantal aanbevelingen die met zorg zijn samengesteld en nadrukkelijk blijven binnen het werkterrein van de Europese Commissie. Over dat werkterrein bestaan immers grote misverstanden. Velen denken dat de Europese Commissie een soort supra-nationale regering is, die alles kan en mag. Quod non!
Een der aanbevelingen houdt zich bezig met maatregelen ter verbetering van de treurige toestand, waarin over het algemeen - gelukkig zijn er ook nogal wat uitzonderingen - de particuliere historische tuinen en parken verkeren. Aanvankelijk was het voornemen dat de Europese Commissie de Europese cultuurministers zou stimuleren in hun landen de historische tuinen en parken de status van ‘beschermd monument’ te geven. Hiermee dreigde men echter in het moeras terecht te komen, want alras bleek, dat men te maken kreeg met een baaierd van hele en halve regelingen, die soms wel en meestal niet werden toegepast. Een en ander moest ook nog gecoördineerd worden met de Raad van Europa in Straatsburg, die zich eveneens met de bescherming van monumenten