Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
Rudolf Wielinga
| |
Het begin: 1599 en/of 1615Naar de eerste verschijningsvorm van het gebouw kunnen we dan ook slechts gissen. De gevelsteen met het jaartal 1599, de twee moerbinten uit 1615 en de 18de-eeuwse prenten zijn de enige gegevens die ons daartoe ter beschikking staan. Wanneer de verticale lijn op de prenten een bouwnaad aangeeft, dan kan het westelijk, aan de weg gelegen deel het oudst zijn. Mogelijk bestond dit gebouwtje uit één bouwlaag onder een kap en waren de belangrijkste gevels van getrapte toppen voorzien. Misschien waren op de trappen van de voorgevel de op de prenten weergegeven beelden van Vrouwe Justitia en de haar flankerende wapendragende leeuwen geplaatst en bevond zich in deze gevel de jaartalsteen. Dendrochronologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de bomen waaruit de twee moerbinten zijn gezaagd in 1615 zijn gerooid. Wanneer deze binten afkomstig zijn uit het raadhuis, dan zou dat kunnen duiden op een kort na 1615 uitgevoerde uitbreiding, bijvoorbeeld aan de oostzijde. Maar zeer waarschijnlijk is dat niet. | |
De toestand in 1666Over de 17de-eeuwse verschijningsvorm van het raadhuis is wat meer zekerheid te verkrijgen dankzij de prenten en het bestek uit 1666. Op 15 juli van dat jaar hebben namelijk Schout, burgemeesteren en schepenen besloten ‘'t Stadthuys int geheel vierkant op te halen 10 à 11 voet boven de solderinghe vande jegenwoordige raetkamer ende alsoo te overbalken en oversolderen, 't dack paveljoensgewijs op te leyden, | |
[pagina 261]
| |
1 Raadhuis te Winkel in 1739, anonieme prent (Provinciale Atlas Noord-Holland)
2 Raadhuis te Winkel in 1790, prent door Tavenier (Provinciale Atlas Noord-Holland).
3 Raadhuis te Winkel in de 18de eeuw, anonieme prent (Provinciale Atlas Noord-Holland).
't selve te overdecken met gladde verglaase pannen, daer uyt int midden vant paveljoen op te halen een torentie na de teyckeningh vande officier alhier verthoont, de schoorsteen van de raetcamer met die van de vroedschapskamer 't samen met een pijp int noorden vant dack uyt te laten loopen ende wijders te maken sso 't de saeck vereyschen sal’.Ga naar eind1. Wellicht was een groter gebouw nodig omdat recht en bestuur, zoals na 1600 gebruikelijk was, in één gebouw werden ondergebracht. Daarbij kon een toren niet ontbreken. Denkbaar is dat bij deze verbouwing een houtskelet met korbelen en sleutelstukken werd toegepast en de moerbinten als onderslag van de toren werden hergebruikt. | |
De 18de eeuw: duidelijke contourenOver de 18de-eeuwse verschijningsvorm, die waarschijnlijk sterk overeenkomt met de toestand uit 1666, bestaat de meeste zekerheid. Deze kan globaal worden gedestilleerd uit de drie 18de-eeuwse prenten en het bestek met tekening van de bestaande toestand uit 1856. Deze blijken namelijk redelijk met elkaar in overeenstemming te zijn. Het raadhuis had toen net als nu een L-vormige plattegrond en bestond uit twee bouwlagen en een kap. Op de hoek was de toren geplaatst. Het westelijke deel was verticaal geleed door een hoog geplaatste, mogelijk zandstenen waterlijst, wat duidt op een hoge ruimte op de begane grond. Op de tekening is dit deel als waag aangegeven; daarmee is dan tevens de hoge ruimte verklaard, aangezien die nodig was voor het ophangen van de gewichten. Volgens de prenten was de waag vanaf de west- en zuidzijde toegankelijk. Naast de zuidelijke ingang was een houten mededelingenbord aangebracht. Het oostelijk deel is op de prenten verticaal geleed door een laag geplaatste waterlijst. Volgens de bestektekening bevond zich in de zuidelijke ruimte op de begane grond het cachot. Omdat op de prenten de zuidgevel ter plaatse gesloten is weergegeven, mogen we aannemen dat het cachot met zijn houten brits hier reeds in de 18de eeuw was ondergebracht. De noordelijke ruimte was volgens de bestektekening | |
[pagina 262]
| |
4 Raadhuis te Winkel, bestektekeningen van de bestaande en nieuwe toestand in 1856.
| |
[pagina 263]
| |
5 Raadhuis te Winkel vóór 1923, foto.
bestemd voor de brandspuit van de brandweer. Boven de waterlijst bevonden zich een hijsluik en een venster boven elkaar, wat duidt op de twee verdiepingen die ook op de bestektekening zijn aangegeven. Op de verdieping in het westelijke deel was volgens het bestek de raadkamer met balie ondergebracht, die middels een steektrap bereikbaar was. De bestemming van de eerste en de tweede verdieping van het oostelijke deel is niet bekend. De hijsluikachtige deuren doen denken aan een opslagruimte. De zuid- en westgevel van de raadkamer, en waarschijnlijk ook de beide overige gevels, hadden nog hun 17de-eeuwse kruiskozijnen. Het gebouw werd gedekt door een met pannen belegd schilddak en de gevels werden bekroond door een eenvoudige gootlijst. Boven de lijst van de zuidgevel waren de drie beelden herplaatst die waarschijnlijk Vrouwe Justitia met twee schildhoudende leeuwen weergaven. Oostelijk op de nok van het dak bevond zich een monumentale schoorsteen. De toren die in 1896 werd vernieuwd, bestond nog uit een onderbouw, een tussenbouw waarin de klok hing en een lantaarn. | |
Rond 1800: ingreep in het interieurIn de 18de eeuw werden vele raadhuizen gemoderniseerd of uitgebreid. Het is daarom niet onmogelijk dat dat toen óók in Winkel is gebeurd. De in de raadzaal aangetroffen groene balken met kwart rond profiel kunnen daarop duiden. Die verbouwing heeft zich dan beperkt tot het interieur, want de prent van Tavenier uit 1790 geeft nog de vroegere situatie weer. | |
Verbouwing 1856: symmetrisch en functioneelWeer een grote verbouwing volgde in 1856. Volgens het bestek uit dat jaar werd de begane grond van het westelijk deel als schoollokaal ingericht; daartoe werd het verbonden met het aan de noordzijde gelegen schoolgebouw. De waag werd verplaatst naar het oostelijk deel. Voorts werd de vloer van de tweede verdieping van het oostelijk deel ‘op gelijke hoogte met de Raadkamer’ gebracht. Omdat deze ingreep consequenties had voor de zuid- en oostgevel werden deze vernieuwd en voorzien van een nieuwe vensterindeling (‘met de vereischte licht en deurkozijnen’). Om een evenwichtig beeld te houden, werden ook de west- en de noordgevels vernieuwd. Het streven naar symmetrie speelde ook elders een rol, want omdat de schoorsteen op de foto van vóór 1923 niet op het eind van de nok staat, mogen we aannemen dat de nieuwe oostgevel circa 1 m. naar het oosten is verplaatst. Door deze ingreep werd de
6 Raadhuis te Winkel in 1968 (foto: RDMZ, G.J. Dukker).
| |
[pagina 264]
| |
7 Zandstenen gevelsteen met het Gemeentewapen uit 1599 (foto: RDMZ, G.J. Dukker, 1994).
zuidgevel zoveel verbreed dat de hoofdtoegang in het midden kon worden geprojecteerd. Door deze ingrepen kreeg het raadhuis het karakter van een 19de-eeuws herenhuis. | |
1895: de toren verbouwdOp 9 november 1895 hebben de Burgemeester en Wethouders een openbare aanbesteding gehouden voor het ‘afbreken en weder opbouwen van den toren van het Raadhuis’. De werkzaamheden zijn in 1896 uitgevoerd. Het is mogelijk dat de twee moerbinten pas toen als onderslag zijn toegepast. Misschien werden
8 Eiken moerbint met kinderbintgaten als onderslag van de toren (foto: RDMZ, G.J. Dukker, 1994).
bij deze verbouwing tevens de drie omgekeerd gelegde 18de-eeuwse balken als extra ondersteuning geplaatst. Om de zo ontstane verscheidenheid aan balken aan het oog te onttrekken werd de raadzaal, blijkens een aantekening op een balk van een vlak plafond voorzien.Ga naar eind4. | |
De mislukte facelift van 1923Waarschijnlijk vond het gemeentebestuur in 1923 dat het gebouw door al deze ingrepen te weinig allure had, want toen heeft het besloten het pand opnieuw een metamorfose te laten ondergaan. Volgens het bestek bestond het werk uit ‘het gedeeltelijk amoveeren van het bestaande gebouw, om het geheel wederom op te leveren-, overeenkomstig de hierbij behorende teekening’. De kap werd vernieuwd en van leien voorzien, waarbij de schoorsteen naar het einde van de nok werd verplaatst. Om 17de-eeuwse kruiskozijnen te suggeren werden, op onambachtelijke wijze, in de kozijnen van de vensters een middenstijl en een middenkalf aangebracht. De hanekammen boven de vensters werden plaatselijk afgehakt en bepleisterd in zandsteenkleur. Voor de zuidgevel werd een hoge gemetselde stoep met twee steektrappen gemetseld om de hoofdverdieping direct van buitenaf toegankelijk te maken (afb. 6). De plattegronden werden heringedeeld, de gang en de raadzaal op de verdieping werden van een lambrisering voorzien. In de scheidingsmuur tussen het westelijke- en oostelijke deel werden omtimmerde deurpartijen aangebracht en in de zaal werd tegen deze muur een schouw geplaatst. | |
[pagina 265]
| |
9 Balklaag eerste verdieping. Horizontaal gearceerd: balken 1615. Verticaal gearceerd: omgekeerd gelegde balken met kwartrond profiel Niet gearceerd: balken met pen- en toognagelgaten
Met deze facelift is getracht het gebouw het (neo-) renaissancistische aspect te geven, dat vele 17de-eeuwse raadhuizen in ons land kenmerkt. Door de amateuristische wijze waarop de verbouwing is uitgevoerd, is dit ideaal echter niet bereikt. Het gebouw heeft hiermee juist sterk aan monumentale waarde ingeboet. De Rijkscommissie voor Monumentenzorg beschouwde in 1923 de verbouwing ‘uit aestetisch oogpunt als mislukt. Het gebouw droeg het karakter van de naar Lodewijk XVI genoemde stijl; door de restauratie was het vroeger gave geheel veranderd tot een samenraapsel van onderdelen met geheel verschillend karakter. De indruk van het gebouw werd daardoor zeer geschaad’. | |
De laatste aanslag in 1960In 1960 werd op de begane grond het postkantoor gehuisvest, waarbij het gebouw wederom structureel werd gewijzigd. Onder andere werden de balklaag en de vloer van de begane grond vernieuwd, werd een betonnen kluis aangebracht en werden de lambriseringen en de schouw uit 1923 verwijderd. Hierdoor gingen de laatste bouwhistorische gegevens, die mogelijk nog enige informatie over de vroegste bouwgeschiedenis van het raadhuis konden geven, verloren. Deze verbouwing vormde de laatste aanslag op de architectuurhistorische waarde van het gebouw. | |
Herbestemming in 1994Gelukkig kwam het raadhuis in 1994 in goede handen. Toen werd het gebouw als museum van parfumflesjes ingericht, waardoor het een waardige bestemming heeft gekregen. Hierbij werd de reeds eerder doorbroken scheidingsmuur op de verdieping, waarin zich nog de moeten aftekenden van wat waarschijnlijk een 19de-eeuwse schouw was, verwijderd. | |
ConclusieHet bovenstaande verhaal laat zien hoe de architectuurhistorische waarde van een gebouw door een reeks opeenvolgende verbouwingen verloren kan gaan en hoe tevens het ontbreken van bouwhistorisch en architectonisch inzicht daar debet aan kan zijn. Daardoor is van de diverse historische stadia die het gebouw heeft doorlopen maar moeilijk een beeld te verkrijgen. Om dezelfde reden kon dit artikel geen volwaardige bouwhistorische verhandeling zijn. Moge het raadhuis echter voor de bouwhistoricus een uitdaging blijven; de uitdaging om dit onmogelijke onderzoek ooit nog eens te completeren. |
|