Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 247]
| |
Ronald Glaudemans
| |
InleidingDe vraag van eenieder die zich met de geschiedenis van het zogenoemde ‘stadskasteel’ De Moriaan heeft beziggehouden betrof de precieze ouderdom van het huis. Het was ook de vraag van degenen die in de jaren '50 besloten tot de sloop van het gehele bouwblok, een verbreding van de Marktstraat en de bouw van een omvangrijk kantoorgebouw. Want hoe oud en significant voor de stad kon de onooglijke gevel die resteerde nu eigenlijk zijn? (afb. 1). Eén van de eersten, die duidelijk trachtten te maken dat behoud van De Moriaan van groot belang was omdat er meer was dan alleen een gevel, was archivaris Jan Mosmans. Hij wist waarover hij sprak, want al in 1909(!) deed hij diverse pogingen om het naast De Moriaan gelegen romaanse huis De Roodenburgh voor sloop te behoeden.Ga naar eind1. Toen dit mislukte, documenteerde hij het laatstgenoemde huis voor en tijdens de afbraak; een bouwhistoricus avant la lettre!Ga naar eind2. In 1955 wees de toen hoogbejaarde Mosmans op het feit dat diverse geschiedschrijvers de huizen De Roodenburgh en De Moriaan in de allereerste jaren van het bestaan van de stad plaatsen. Geschiedschrijver Cuperinus schreef zelfs dat rond 1174 ‘die hartoghe van Brabant Henric [deed] timmeren op die merct twee plaisante huzen, te weten Roijenburch ende tcasteel op die Moriaen.Ga naar eind3. Hij concludeerde daarmee dat de Bossche gemeenteraad ‘dus’ had besloten tot sloop van één van de oudste gebouwen van de stad. In een uiterste poging het huis te redden nam architect H.W. Valk in 1956 het initiatief tot een (toen nog niet zo genoemde) ‘bouwhistorische verkenning’.Ga naar eind4. De resultaten hiervan waren ronduit verrassend en zorgden voor een omwenteling in de publieke opinie. De krantekoppen van 8 november 1956 logen er niet om: ‘De Moriaan in Den Bosch oudste bakstenen huis van Nederland?’; ‘Verbluffende ontdekkingen van architect Valk’ en ‘Oorspronkelijk gebouw is nog voor 90% gaaf en ongeschonden’.Ga naar eind5. Er bleek al snel een onomkeerbaar proces in gang gezet, de stad had een nieuw en uniek monument erbij. Vanaf dat | |
[pagina 248]
| |
1 De voorgevel van De Moriaan voor aanvang van de restauratie (foto RDMZ, 1960).
moment was niet langer sloop van een bouwval aan de orde. Neen, het voortbestaan van het oudste bakstenen woonhuis van Nederland was in het geding. Na vele hoorzittingen, verhitte discussieavonden en tientallen kritische artikelen, in regionale en landelijke pers, koos de gemeenteraad in 1960 uiteindelijk voor behoud en restauratie van de inmiddels tot een plaatselijk begrip geworden Moriaan. Doorslaggevend hierbij waren de ontwerptekeningen van de geheel te reconstrueren voorgevel: behoud van het huis zou een verfraaiing van de stad betekenen. Het was een opmerkelijke ommedraai voor een gemeentebestuur dat geheel gericht was op sanering, vernieuwing en economische en industriële groei. De discussies over het behoud van De Moriaan bleken voor de Bossche bevolking een aanzet tot een bewustwording van de waarde van de historische stad en zouden in de jaren daarna op vele plaatsen in de stad navolging krijgen. | |
Restauratie en reconstructieDe restauratie van De Moriaan werd tussen 1960 en 1966 op voortvarende wijze aangepakt door de toenmalige rayon-architect van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, C.J.M, van der Veken. Op zijn restauratiefilosofie is later veel kritiek ontstaan. Van der Veken herbouwde immers een veronderstelde oorspronkelijke (en geïdealiseerde) toestand, zonder latere wijzigingen en toevoegingen te respecteren. Aldus ‘reconstrueerde’ hij een Moriaan die nooit in die vorm had bestaan. Een sprekend voorbeeld hiervan is het completeren van de kapconstructie door het toevoegen van een derde juk, dat echter nooit aanwezig is geweest. Tevens moet de sloop van de achtergevel en de achtervleugel als een belangrijke misser worden beschouwd.Ga naar eind6. Toch werd de reconstructie verder op een zeer consciëntieuze wijze uitgevoerd en werd al het ‘oorspronkelijke’ muurwerk gerespecteerd en aangevuld. Om tot een zorgvuldige en bijna archeologische restauratie te komen, werd dit muurwerk nauwkeurig opgemeten en gedocumenteerd.Ga naar eind7. Bij deze documentatie, die slechts ten doel had de oudste toestand in beeld te brengen, ontbrak echter een bouwhistorische vraagstelling. Het gevolg was dat alle latere toevoegingen ongedocumenteerd verwijderd werden. Ook werd geen onderzoek gedaan naar pleisterlagen en eventuele decoratieve interieurafwerkingen.Ga naar eind8. Helaas heeft Van der Veken zijn motieven voor de restauratie nooit op schrift gesteld. Uit de ongepubliceerde reconstructietekeningen van zijn hand blijkt dat hij een gekleurde en achterhaalde kijk had op het ontstaan van de oudste huizen in ons land.Ga naar eind9. En dat terwijl in de loop der tijd vele gerenommeerde onderzoekers als C.L. Temminck-Groll, R. Meischke, H.J. Zantkuijl en H. Janse hun gedachten over het huis op papier hadden gezet.Ga naar eind10. In 1974 vatte A.H. van Drunen de ideeën van de diverse onderzoekers en die van Van der Veken samen in een uitgebreid en nauwgezet artikel over de bouwgeschiedenis van De Roodenburgh en De Moriaan.Ga naar eind11. In hoofdlijnen blijft deze publicatie nu nog steeds overeind, in detail kan zij worden aangescherpt. | |
Hernieuwd onderzoekAls het destijds uitgevoerde onderzoek van Van der Veken in zijn tijd wordt geplaatst, mogen we nu nog niet eens zo ontevreden zijn met de resultaten. Door zijn zorgvuldige benadering beschikken we over een uitgebreide fotoreportage van de restauratie en het onderzoek, vervaardigd tussen 1956 en 1966, en over een groot aantal onuitgewerkte opmetingstekeningen van het muurwerk. In 1987 werden deze tekeningen door de auteur opnieuw tegen het licht gehouden in het kader van de uitwerking van de bouwhistorische gegevens voor het blokkenonderzoek, dat in datzelfde jaar werd gestart.Ga naar eind12. Hierbij bleek dat de oude documentatie nog zóveel onbekende gegevens bevatte | |
[pagina 249]
| |
2 Documentatietekening van de voorgevel van De Moriaan, gebaseerd op de documentatie uit de jaren zestig en eigen waarneming (tekening auteur, 1988).
3 Documentatietekening van het binnenaanzicht van de rechter zijgevel van De Moriaan, gebaseerd op de documentatie uit de jaren zestig, de fotoreportage van de restauratie en aanvullende eigen waarneming en opmeting (tekening auteur, 1988 en 1996). Het huis is opgebouwd uit een hoge, deels boven het maaiveld gelegen kelder met houten zoldering, waarboven de zaal was gelegen. Aan de Marktzijde (rechts) was, boven de spitsboog in de zijgevel, een insteekverdieping tegen de voorgevel gesitueerd, waarvandaan het hoektorentje toegankelijk was. Aan de achterzijde (links) was een ruimte met twee rondboogspaarnissen afgescheiden. Hierboven bevond zich een (woon)vertrek met twee spitsboogvormige spaarnissen. In het midden bevond zich de zaal met open kap en twee hoge spitsboognissen. De huidige vloeren, welke deze nissen doorsnijden, alsmede de kapconstructie en vliering, zijn pas in de 14de eeuw aangebracht.
| |
[pagina 250]
| |
dat een uitwerking ervan alsnog wenselijk was (afb. 2 en 3). Al snel werd bij deze uitwerking duidelijk dat het zonder bouwhistorische vraagstelling documenteren en het niet direct uitwerken van de gegevens de destijds gevormde hypothese over de oudste verschijningsvorm en constructie van het huis niet ten goede was gekomen. Nieuwe gegevens en onderzoeksmethodes kunnen nu wellicht een ander licht werpen op die oudste vorm en de ouderdom ervan. | |
De oudste verschijningsvorm(en) van De MoriaanHet is onvermijdelijk dat de geschiedenis van het ontstaan van 's-Hertogenbosch, en haar vroegste bebouwing, de komende jaren goeddeels herschreven dient te worden. Ten gevolge van twintig jaar systematisch bouwhistorisch en archeologisch onderzoek, en met name door de synthese daarvan, is de traditionele, uit geschreven bronnen gedestilleerde geschiedschrijving voor een groot deel achterhaald. Uit het al eerder genoemde blokkenonderzoek en uit opgravingsresultaten op diverse plaatsen in de stad is gebleken dat de stad vele brede percelen als dat van De Moriaan kende, en waarschijnlijk even zovele grote stenen huizen.Ga naar eind13. Momenteel zijn een twintigtal van deze 13de- en 14de-eeuwse huizen daadwerkelijk gelokaliseerd en een aantal ervan kon de laatste jaren bouwhistorisch worden onderzocht.Ga naar eind14. Hierdoor bestaat nu een geheel nieuw referentiekader voor de interpretatie van de oude onderzoeksgegevens van De Moriaan.Ga naar eind15. De Moriaan is gebouwd als een breed zaalhuis met een deels boven het maaiveld gelegen kelder. Op basis van (bouw-)historische gegevens kan de bouw voorlopig geplaatst worden in de eerste helft van de 13de eeuw. Het huis bezat boven kelderniveau een houten achtergevel tussen stenen zijmuren en mogelijk in eerste instantie ook een houten voorgevel. Vast staat dat de huidige voorgevel, welke romano-gotische kenmerken bezit, pas in een tweede bouwfase tot stand gekomen is. Op de datering van het huis en de voorgevel wordt verderop in deze bijdrage teruggekomen. De van een enkelvoudige, houten balklaag met onderslag voorziene kelder biedt het meeste houvast in vergelijking met andere vroege huizen. Zo blijkt de aanwezigheid van randbalken op natuurstenen consoles kenmerkend voor de vroegste stenen huizen in 's-Hertogenbosch. Dergelijke constructies, of restanten ervan, werden behalve in De Moriaan aangetroffen in de huizen ‘Roodenburgh’ (Markt 73), ‘Leeuwenburg’ (Markt 57), ‘Cupenborgh’ (Hoge Steenweg 9-11) en het huis ‘De Swaen’ (Pensmarkt 16). Het bakstenen muurwerk van dit laatste huis, waarschijnlijk de opvolger van de tufstenen residentie van de hertogen van Brabant en op archeologische gronden niet vóór 1250 te dateren, vertoont een ander opmerkelijk fenomeen. De in Vlaams verband opgetrokken muren bestaan namelijk geheel uit kistwerk, met in de vulling brokken tufsteen en veldkeien. Dit relatief vroege kenmerk komt niet voor in De Moriaan, waar de muren weliswaar in Vlaams verband, maar geheel massief zijn opgetrokken. De vergelijking van de kelderbalklagen brengt ons tot dusverre niet tot een nadere datering van De Moriaan, terwijl de wijze van metselen eerder een late dan een vroege datering in de 13de eeuw toelaat. Wat betreft de indeling van de bel-etage van het huis staat vast dat zij in de zijgevels een geleding in vier traveeën had, maar in de indeling een driedeling kende (afb. 3). De twee middelste vakken vormden samen de feitelijke zaal; de door hoge spitsboognissen gekenmerkte ruimte liep door tot in de kapconstructie. Tegen de voorgevel bevond zich een insteekverdieping, waar vandaan het hoektorentje toegankelijk was. Ook tegen de achtergevel bevond zich een, slechts over een deel van de breedte van het huis uitstrekkende insteekverdieping. Zowel onder als op de insteek waren in de zijgevel kleine vensters aangebracht. Op de insteek was waarschijnlijk een geheel afgeschoten woon(slaap)vertrek gesitueerd. Hieronder was volgens Van der Veken en diverse auteurs de keuken gelegen, welke zou zijn overwelfd door een zestal kruisgewelven waarvan de afdruk in de zijmuur bewaard was gebleven.Ga naar eind16. Deze stelling lijkt moeilijk houdbaar wanneer men beseft welke constructieve gevolgen een overwelving op deze plaats zou hebben. De gewelven zouden ter plaatse van de steunpunten namelijk een zestal aanzienlijke puntlasten op de houten balklaag van de kelder ten gevolge hebben. Aangenomen dat de achtergevel van hout was, zou de gewelfconstructie bovendien aan drie zijden vrij hebben gestaan, hetgeen het opvangen van de spatkrachten een haast onmogelijke zaak maakt. De twee afgehakte boogvormen in de zijgevel (afb. 3) mogen dan ook niet worden gezien als afdrukken van gewelven, maar moeten worden geïnterpreteerd als restanten van spaarnissen. Ook de veronderstelde stookplaats tegen de (houten) achtergevel in deze ruimte is in de oudste gedaante van het huis niet erg waarschijnlijk.Ga naar eind17. Analoog aan vergelijkbare huizen in Gent en zuid-Engeland ligt het eerder voor de hand in de zaal zelf een open vuur, mogelijk met houten rookkap, te veronderstellen.Ga naar eind18. De zo gereconstrueerde oorspronkelijke indeling van de bel-etage doet aan een zeer vroege datering van het huis denken. In de loop van de 13de eeuw worden namelijk de stookplaatsen doorgaans tegen de zijwanden van de zaal geplaatst, iets dat in De Moriaan aantoonbaar niet is toegepast. | |
[pagina 251]
| |
4 Documentatietekening van een kapiteeltje en een hoekbasement (XIId-XIIIa), afkomstig uit de voorgevel van De Moriaan. Depot Bouwhistorische en Archeologische Dienst (BAD), gemeente 's-Hertogenbosch (tekening auteur 1996).
Volgens de huidige inzichten moet de oorspronkelijke kapconstructie een ziende sporenkap, met sporenparen voorzien van minimaal twee, maar mogelijk drie haanhouten, zijn geweest. Toen bij een ingrijpende verbouwing in het begin van de 14de eeuw geheel nieuwe vloerconstructies werden ingebouwd, werden de onderste haanhouten verwijderd en werden onder de deels gehandhaafde sporen tussenbalkjukken geplaatst. Recent uitgevoerd dendrochronologisch onderzoek bevestigde de datering van deze opmerkelijke constructie in het eerste kwart van de
5 Eén van de twee kapiteeltjes op deelzuiltjes (XIId-XIIIa), secundair verwerkt aan de binnenzijde voorgevel van De Moriaan (foto BAD, 1959).
14de eeuw.Ga naar eind19. De monsters uit de veronderstelde oudere sporenparen, evenals de monsters uit de nog oorspronkelijke kelderbalklaag, leverden vooralsnog geen datering op.
In een laatste poging om de voorgevel, en daarmee de bouw van het huis beter te dateren kunnen we tenslotte de vormgeving van en de ornamenten uit deze gevel onder de loep nemen. Uit historisch beeldmateriaal blijkt dat de spitsboogvensters in de voorgevel ooit deelzuiltjes, waarboven rondbogen, hebben bevat.Ga naar eind20. Deze nog duidelijk romaans beïnvloede vormgeving laat slechts een globale datering in de eerste helft van de 13de eeuw toe. Hieruit mag worden geconcludeerd dat de stenen voorgevel al in een zeer vroeg stadium is aangebracht. Een nauwkeuriger datering is te verbinden aan een aantal gehouwen ornamenten uit deze voorgevel. Secundair verwerkt in de huidige voorgevel zijn twee kalkstenen kapiteeltjes, twee deelzuiltjes en een basementje van trachiet bewaard gebleven. In het depot van de Bouwhistorische en Archeologische Dienst te 's-Hertogenbosch bevinden zich een kalkstenen kapiteeltje, een fragment van een deelzuiltje en een hoekbasement van trachiet, alle afkomstig uit De Moriaan (afb. 4 en 5). Na bestudering kunnen deze onderdelen eerder in het laatst van de 12de eeuw dan in de vroege 13de eeuw geplaatst worden. Vergelijkbare kapiteeltjes en basementen, gevonden in Utrecht, Nijmegen en Zutphen kunnen worden gedateerd tussen 1170 en 1230.Ga naar eind21. De bouwfragmenten zijn dus feitelijk te oud voor De Moriaan; de bouw van een bakstenen huis en de (secundaire) voorgevel vóór 1200 kan worden uitgesloten.Ga naar eind22. Het is dan ook waarschijnlijk dat de besproken ornamenten gezien de vroege datering als spolia, uit afbraak van een ander gebouw verkregen bouwfragmenten, werden gebruikt en dus geen specifieke bijdrage kunnen leveren aan de absolute datering van het huis. | |
[pagina 252]
| |
6 De Moriaan tijdens de restauratie. De bouwsporen uit de eerste fase van het gebouw worden aangevuld met nieuw metselwerk. Latere verbouwingen worden geheel weggepoetst (Dia BAD, 1964).
| |
ConclusiesOndanks nieuwe dateringsmogelijkheden en een bredere context tasten we nog steeds in het duister als het gaat om de precieze leeftijd van De Moriaan. Vast staat echter dat we het huis in de vroege 13de eeuw mogen plaatsen, een voor Nederlandse begrippen uitzonderlijke datering. Het belang van het bouwhistorisch onderzoek van het huis kan dan ook als bovenregionaal worden gekwalificeerd. De veelal gedane bewering dat De Moriaan met de restauratie van oudste naar nieuwste bakstenen woonhuis van Nederland is getransformeerd blijkt ongegrond. Door de blijvende waarde van het gebouw als leesbare historische bron zal het huis ook in de toekomst raadpleegbaar blijven. Dit niet in de laatste plaats vanwege de uitgebreide documentatie die verricht is tijdens de restauratie. Wederom blijkt in het geval van De Moriaan dat een goede restauratie een gedocumenteerde en beargumenteerde restauratie is. Het behoud van een maximum aan oorspronkelijke bouwsubstantie zou een uitgangspunt moeten zijn voor elke restauratie. Het weggooien van oude archiefstukken beschouwt eenieder als afkeurenswaardig. Zolang we het lezen van bouwhistorische bronnen nog niet helemaal onder de knie hebben, kan maar beter wat voorzichtiger worden omgesprongen met ons ‘gebouwenarchief’. Indien in de jaren zestig niet zo zorgvuldig met het oorspronkelijke materiaal was omgegaan, was het retrospectieve en het dendrochronologisch onderzoek in De Moriaan onmogelijk geweest. Helaas geeft de dagelijkse bouwpraktijk van vandaag de dag, wat dit betreft een uitermate somber toekomstbeeld. Uit de hernieuwde kennismaking met De Moriaan blijkt verder eens te meer dat de bouwhistorie methodisch feitelijk nog in de kinderschoenen staat. Op de triviale vraag, of De Moriaan nu wel of niet het vroegste bakstenen woonhuis van Nederland mag worden genoemd, kan nog steeds geen afdoend antwoord worden gegeven. Het blijft een puzzelstukje uit de vroegste geschiedenis van de stad dat noodgedwongen aan toekomstige generaties bouwhistorici en dendrochronologen moet worden overgelaten. De plaatsing van dit puzzelstukje zal echter ooit mogelijk blijken omdat De Moriaan ondanks de ingrijpende restauratie nog steeds een leesbare bouwhistorische bron is gebleken. |
|