Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Everhard Jans
| |
Achtergronden, typologie, bouwgeschiedenis‘De schaapskooi past niet in de stedelijke samenleving’, aldus B.H. Slicher van Bath in 1957.Ga naar eind1. | |
1 De relatie tussen heide, grondgebruik en schaapskudden1.1 Heidevelden in TwenteAan de noord-, west- en zuidzijde was Twente aan de kant van de Duitse grens (Graafschap Bentheim, Münsterland) geheel door hoogveen en onafzienbare heidevelden met voedselarme vennen op natuurlijke wijze afgesloten.Ga naar eind2. In het begin van de 19de eeuw stelde de Deventer predikant en volkskundige ds. J.H. Halbertsma vast, dat de oppervlakte van Twente voor het grootste deel uit ‘onafoogbare heidevelden bestond, die zich destijds nog bijkans tot de poorten van Deventer’ uitstrekten.Ga naar eind3. G. Kraa noteerde dat de schapen de heide in goede conditie hielden en wol leverden voor de huisindustrie in de hallehuizen, op de Twentse zandgronden.Ga naar eind4. | |
1.2 Het heideareaalKort na de Eerste Wereldoorlog, in 1923, schreef Twente-kenner Ko van Deinse: ‘als een prachtig tapijt ligt de heide tusschen de heuvels met de torens van Haaksbergen, Buurse en Enschede en een enkele boerenwoning in het verschiet, zelfs ontwaart men heel in de verte aan de horizon het op grooten afstand liggende Altenasche bosch in Beckum.’Ga naar eind5. In het Natuurmuseum te Enschede bevinden zich wandkaarten waarop het in elkaar schrompelen van de Twentse heidevelden sinds de markenverdelingen rond 1850 in beeld is gebracht. | |
1.3 Samenhang tussen heideareaal, schaapsboeren en kuddenEr bestond natuurlijk een correlatie tussen het aanwezige heideareaal in Twente en het voorkomen van schaapskooien op boerenerven. Ze vormden een der onmisbare bijgebouwen van het oude Twentse boerenerf, waar het recht van schaapsdrift al werd vermeld in het Markerecht van Losser, bijvoorbeeld in 1568.Ga naar eind6. In 1837 bestonden de Lonneker markegronden rond Enschede nog voor 95 % uit heide.Ga naar eind7.
Schapen kennen een sterk groepsverband, ze leven altijd in een kudde. Daaraan beantwoordde de oude schaapskooi volkomen, ook al door de uitgediepte bodem, die 's winters als stal fungeerde voor alle dieren. Schaapsboeren bezaten altijd meer mest dan ‘normale’ landbouwers in het oude Twente, wat tot naijver aanleiding gaf. Alles draaide immers om de mest. In de schaapskooien werd plaggen met strooisel afgewisseld of doordrenkt met schapenmest. Dit proces werd de hele winter voortgezet, zodat de schapen in de vroege lente soms anderhalve meter hoog in het lage interieur stonden. Tenslotte werd het totale mestpakket eruit geschept en naar de essen gebracht ter verhoging van de vruchtbaarheid van de bodem. De schapenmest was van betere kwaliteit dan de koemest. | |
[pagina 151]
| |
1 Percentage woest land in Overijssel in 1601, naar Slicher van Bath 1957), vergelijk heidevelden in noord-, midden-, oost- en zuid-Twente, kleiner aandeel in west-Twente.
2 Schaapskooitypen in het oude Twente, situatie in 1800, Ontwerp: auteur.
| |
[pagina 152]
| |
3 Schaapskooi erve Börger, Maatmansweg, Hezingen, overgeplaatst naar het openluchtmuseum te Ootmarsum. Opmeting: auteur, 1991. Telmerken, grootdakspannen.
| |
1.4 Boerenvoortvaring en schaapskudden rond 1600Blijkens een register uit 1602 bedroeg het totaal aantal schapen in Twente 40.987 stuks.Ga naar eind8. Tussen Dinkel en Regge bezaten alleen de omstreken van Rijssen en Ootmarsum in het begin van de Gouden Eeuw grote schaapskudden, terwijl rond Vriezenveen ook een klein aantal aanwezig was. Slicher van Bath gaat voor het jaar 1602 uit van 75 schapen per volgewaard erf. Bestudering van deze gegevens kan voeren tot het theoretische aantal schaapskooien in Twente in genoemd jaar, met behulp van de verdeelsleutel 75.
4 Schuur bij erve Lichtenberg, Volthe, in de jaren vijftig als schaapskooi uit Nutter (gem. Denekamp) overgebracht. Foto: A. Buter, Twente Akademie, Enschede.
We krijgen dan de deling 40.987:75 = 546 schaapskooien, bij een totaal van circa 70 marken (= 80 per marke). Dat gegeven dient dan weer voor een historische momentopname in verband te worden gebracht met de uit de bronnen bekende erven (volgewaard). | |
1.5 Van Deinse over schaapskooienDe Twentse streekkenner Van Deinse schreef in 1923: ‘de Rutbeker boeren zijn van oudsher schapenhouders geweest, de ligging hunner boerschap te midden van uitgestrekte heidevelden leidde daar als vanzelf toe. Nog staan hier en daar op de erven soliede gebouwde schapenkooien, maar schapenhoudende boeren zijn er thans niet meer....’ (de kunstmest had nl. zijn intrede gedaan en de marken waren verdeeld).Ga naar eind9. Schapen werden dikwijls door de Twentse boeren voor enkele guldens in het Eemslandse Lingen (‘in de Pruus’) gekocht en als ze vetgemest waren weer van de hand gedaan in Vriezenveen, waar ze van de Rutbeek bij Enschede af te voet heen werden gedreven. | |
2 Typologie van de Twentse schaapskooiR.C. Hekker heeft in 1957 voor het eerst een globaal overzicht gegeven van de streekeigen schaapskooitypen in het midden-Nederlandse hallehuisgebied.Ga naar eind10. Uit dit overzicht blijkt dat de west-Twentse schaapskooi met driekante eindgevels (kopse uiteinden) | |
[pagina 153]
| |
5 Plattegrond, zuidaanzicht en dwarsdoorsnede van de schaapskooi van erve Aalvink (Berends), Hoge Heksel, gem. Wierden. Opmeting: J. Jans, 1942. Origineel in Gemeentearchief, Almelo.
voorzien van een laag aflopend wolfdak van stro (of later) riet of S-pannen, aansluit bij het verspreidings-gebied in Salland, Veluwe en de oostelijke provincie Utrecht. Het is de verdienste van onderzoeker Herman Hagens uit Almelo geweest, dat hij de typologie van de schaapskooi in Twente voor het eerst systematisch heeft beschreven.Ga naar eind11. Naast het al beschreven type met driekante, kopse eindgevels en wolfdak kennen we vanouds in het noorden, midden, oosten en zuidoosten van Twente tweebeukige, rechthoekige schaapskooitypen met gebintwerk (inwendige rij stijlen) in het interieur.Ga naar eind12. De driehoekige geveltoppen waren in noord-Twente via latwerk vaak dakpansgewijs bekleed met heide (vergelijk schaapskooi Erve de Brager, west-Geesteren en het exemplaar op het erve Effink nabij het kerkdorp Geesteren zelf). Ook boerderijen in heiderijke Twentse streken (bijvoorbeeld een hoeve aan de weg naar Duider, W. 117, in de jaren twintig getekend door Jan Jans) bezaten eertijds heidegevels, - vergelijk ook heidegevels aan hooischuren in Weerselo en Geesteren, evenals in zuidoost-Drenthe en de Nedergraafschap Bentheim. De straatwand van de schaapskooi op het erve Effink te Geesteren (gem. Tubbergen), is hoog opgetrokken, met twee liggende vakken van stijl- en regelwerk boven het maaiveld. Daarboven is als wandbekleding strovlechtwerk met ruitvormige bindmotieven zichtbaar, kenmerkend voor schuren in noordoost-Twente. Een fraaie vertegenwoordiger van dit type is ook de uit de 18de eeuw daterende schaapskooi op het schilderachtig gelegen erve Scholten in Hezinge (gem. Tubbergen). Het boerenerf is bebost, de bijgebouwen liggen tussen het geboomte. Laatstgenoemde schaapskooi telt slechts vier gebinten, het dak is gedekt met holle pannen. Gelijkenis daarmee vertoont ook de | |
[pagina 154]
| |
6 Plattegrond, dwarsdoorsnede en rechter zijgevel plus eindgevel van de schaapskooi op erve Klumper in de buurtschap Achterhoek, gem. Markelo. Opgemeten in 1971 door de auteur. Privé-bezit auteur, lichtdruk collectie SHBO, Arnhem.
overgeplaatste schaapskooi uit Nutter (erve Lichtenberg, Volthe), naar opmetingen van architect Jan Jans.Ga naar eind13. | |
2.1 Schaapskooi uil HezingenIn 1991 verrichtte schrijver dezes binnen het bestek van de Twente Akademie een opmeting van een noordoost-Twentse schaapskooi op het toen bouwvallige en verlaten erve Börger aan de Maatmansweg in Hezingen (gem. Tubbergen). Dit rechthoekige bouwwerk met wanden van stijlen en regels (baksteenvullingen) was toen al rijp voor de sloop.Ga naar eind14. | |
2.2 ConstructieDe voorgevel aan de erfzijde was 8.07 meter breed, de nokhoogte bedroeg 7.62 meter, de hoogte van de lage zijbeukwand was 1.26 meter. De kopse gevels aan weerszijden hadden houten geveldriehoeken. De hoge zijwand had een hoogte van 3.90 meter. Het interieur vertoonde merkwaardigerwijs een driebeukige indeling, in tegenstelling tot het standaardtype in dit gebied. De totale lengte van deze vrij lange schaapskooi bedroeg 15.17 meter. Vier door ankerbalken gekoppelde stijlen markeerden de middenbeuk. Achter het tweede gebint vanaf de inrijdeuren op het erf is later een verdiepte aardappelkelder (1.50 × 2.50 meter) aangebracht. | |
3 Sallands-west-Twentse typeEen goede vertegenwoordiger van het Sallands-west-Twentse type is de schaapskooi met lemen wanden op het erve De Klumper, buurtschap Achterhoek bij Markelo. Dit bouwwerk is in 1973 opgemeten. De totale lengte van deze schaapskooi meet 11.80 meter, de nokhoogte vanaf het maaiveld bedraagt 4.50 meter. Over de constructie zegt Hagens: ‘de meeste kapspanten hebben alleen een hanebalk, de twee uiterste daarboven nog een lagere verbindingsbalk, op ongeveer 2.50 tot 2.60 meter hoogte. De lage wanden worden aan de buitenkant gesteund door schoren’.Ga naar eind15. Hij zegt ook dat de leemvullingen van het vakwerkskelet nog aanwezig zijn. De bodem van deze schaapskooi is enigszins verdiept en dient als reservoir voor de kostbare schapenmest. | |
4 InvloedenDe rechthoekige schaapskooien uit het noorden, oosten en zuidoosten van Twente sluiten aan bij verwante schaapskooivormen in het Graafschap Bentheim en Münsterland. De Sallands-west-Twentse schaapskooien sluiten aan bij het midden-Nederlandse verspreidingsgebied. Bij Uelsen en Wilsum lagen tot voor kort grote heidegebieden. Jan Jans tekende aan het begin van de jaren twintig nog een rechthoekige schaapskooi bij Itterbeck (Graafschap Bentheim). | |
5 ArchivaliaVoor oost- en midden-Twente is wat betreft schaapskooien de ‘Ligger van het Stift Weerselo’ uit 1733, door rentmeester Cramer een interessante bron voor de studie van bijgebouwen op boerenerven, in dit geval de schaapskooien in het midden en noordoosten van Twente.Ga naar eind16. Het valt op dat de schaapskooien aan de toegangsweg naar de boerderij liggen, niet ver van de voormalige schapendrift. In de zojuist verschenen ‘Kroniek Engelbertink’ is te lezen over een schaapskooi bij Tubbergen: ‘1682. Jan Engberink hef n nei schoapschot timmerd, umdat t oolde vervaln was’, etc. Iets verder; ‘Engberink hef t hoes, schop en schoapschot nöarig verneit’.Ga naar eind17. | |
[pagina 155]
| |
7 Schaapskooi van erve Zendman in Herike, gem. Markelo. Gesloopt na 1960, toestand omstreeks 1925, tekening J. Jans. Opmerkelijk zijn de lange en korte wandschoren van eikenhout.
| |
6 Oude voorbeelden uit West-Twente6.1 Hoge HekselTijdens een door het LEB-fonds te Wageningen gefinancierde opmeetactie in 1942 documenteerde architect Jan Jans de schilderachtige schaapskooi met zijwanden van plaggen op het erve Aalvink (ook wel Berends geheten) in de oorspronkelijk tussen de moerassen gelegen boerennederzetting Hoge Heksel (gem. Wierden). Hagens beschrijft dit type: ‘zeker de oudste voorbeelden hebben gemeen, dat de wandstijlen zijn ingegraven en geen bovenverbinding hebben door een zolderbalk, alleen rondom door platen. De wanden zijn met staande of liggende planken gedicht, soms tegen de buitenkant van de stijlen. Om te voorkomen dat bij het ontbreken van zolderbalken (trekbalken) de wanden door de kap naar buiten worden gedrukt, zijn deze wel geschoord door (ingegraven) steunbalken (= schoren, EJ). Een haast voorhistorisch aandoend voorbeeld staat op het erve Aalvink
8 Reconstructie boerderij uit de Romeinse Keizertijd in Ezinge (Groningen) door J. Schepers, 1943. Let op de schuingeplaatste wandschoren met gaffels. Naar J. Schepers, 1978.
9 Plattegrond van een in de Stroomesch bij Borne opgegraven Karolingische boerderij met wandstutten. Naar Jan van Nuenen, Borne archeologie nr. ‘Boorn en boerschop’, najaar 1995, 23.
| |
[pagina 156]
| |
(Berends) in Hoge Heksel bij Wierden. De opzij zeer lage wanden bestaan uit liggende planken, aan de binnenzijde tegen de ingegraven wandstijlen getimmerd. Tegen de wanden is rondom een aarden wal gelegd en daar overheen liggen aan elke zijde vijf steunschoren die met de onderkant in de grond steken en bovenaan tegen de wandplaat steunen. Ze liggen met zeer onregelmatige onderlinge afstanden en enkele wel, andere niet boven een wandstijl.Ga naar eind18. | |
7 Steunschoren: een bouwkundige relictvorm?Josef Schepers beeldde al in 1943 een reconstructietekening van de bekende driebeukige boerderij af, die door Albert Egges van Giffen tussen beide Wereldoorlogen in de Groningse wierde van Ezinge als type werd opgegraven.Ga naar eind19. Hij beeldde bij deze boerderij uit de Romeinse keizertijd lange, gevorkte steunschoren af, (takken van een boom) die uiteindelijk de kap van rondhout ondersteunen. Dat dit principe ook na de Volksverhuizingsperiode bekend bleef, tonen huistypen uit het Karolingische Dorestad. In de Stroomesch bij Borne zijn in 1987 bootvormige boerderijen uit de 9de eeuw opgegraven, waarvan de buitenpalen evenwijdig met de lange zijwanden zijn geplaatst. Of ze recht of schuin geplaatst waren, is niet duidelijk. De gelijktijdige huizen in Dorestad bezaten wel schuingeplaatste (ingegraven) schoren. Op de Veluwe (vergelijk de schaapskooi bij de kerk te Lunteren) werden nog in de 19de eeuw schaapskooien met schuingeplaatste wandschoren toegepast (later versteend tot kleine steunbeertjes). Men kan natuurlijk in verschillende perioden op hetzelfde idee gekomen zijn, een vorm van ‘Elementargedanke’, maar traditie kan eveneens een rol hebben gespeeld. | |
NawoordIn een tijd waarin milieubelangen in strijd zijn met de mestoverschotten kan de oude boerenvoortvaring met schapen en schaapskooien in het oude Twente een onverwacht voorbeeld zijn van een harmonische wisselwerking tussen landbouw en natuur. |
|