Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
Ab Warffemius
| |
InleidingIn grote lijnen zijn de kozijnen te verdelen in natuurstenen, houten en een combinatie van beide. Bakstenen kozijnen zijn een grote uitzondering. Deze komen meer vanaf Roermond in noordelijke richting voor. De oudste vorm van kozijnen zijn, net als elders in Nederland, de kruis- en kloosterkozijnen. Deze venstervormen werden hier eeuwenlang toegepast, tot ver in de 18de eeuw. In de vakwerkbouw zelfs nog langer, omdat deze typen gemakkelijk in te voegen waren in de houtconstructie. Aan het einde van de 17de eeuw ontwikkelde zich het blinde kozijn, een houten raamwerk dat aanvankelijk achter en later in een natuurstenen omlijsting of in een combinatie van bak- en natuursteen werd geplaatst. Deze constructiemethode zette zich door tot in het begin van de 20ste eeuw; de contacten met ‘Holland’ werden toen intensiever omdat men in het onderwijs dezelfde bouwmethoden ging onderrichten. Langzaam maar zeker werd hierdoor een oude traditie verdrongen. Toch was er tot aan de Tweede Wereldoorlog nog steeds enig verschil met de rest van het land waar te nemen. Over het algemeen waren de vensters in Limburg kleiner en draaiden deze altijd naar binnen. Schuiframen werden alleen rond 1920 toegepast bij de bouw van enige stations. In de jaren vijftig zette de toepassing van die naar binnen draaiende vensters zich nog even voort totdat het verschil rond 1960 totaal verdwenen was als gevolg van het introduceren van het gevelkozijn met schrootjes op de verdiepingsvloerhoogte aan de eindeloze rijen doorzonwoningen. | |
Kruis- en kloosterkozijnenNatuurstenen en houten kozijnen kwamen in deze verschijningsvorm over het algemeen in dezelfde mate voor. Ook werden ze soms in één gevel tegelijkertijd toegepast zoals bij de Oenselerhof te Oensel, gemeente Beek (afb. 1). Bij de natuurstenen kozijnen werden de stijlen koud op de dorpels geplaatst en door middel van doken met elkaar verbonden. De houten kozijnen werden normaal met pen- en gatverbinding in elkaar gezet. Optisch geven zij dus hetzelfde beeld. De oudst gedateerde houten kruiskozijnen zijn de vensters die nog in de linker vakwerkgevel van het Dinghuis aan de Jodenstraat te Maastricht aanwezig zijn. Zij dateren van rond 1469. In de voorgevel van hetzelfde gebouw zijn de - weliswaar sterk gerestaureerde - hardstenen kruiskozijnen van iets latere datum waar te nemen. Op de vroeg 17de-eeuwse prenten van Maastricht ziet men aan de voorgevels van de vakwerkhuizen, die soms twee of drie overkragingen hadden, lange vensterreeksen van wel acht vensters naast elkaar in één kozijn opgenomen. Pas toen er in 1665 in Maastricht een keur werd uitgevaardigd om de houten voorgevels te vervangen door stenen, ter diepte van | |
[pagina 101]
| |
1 Oensel, gem. Beek, De Oenselerhof. Hardstenen kruiskozijnen en houten bolkozijnen in de achtergevel van het woonhuis. Foto P. van Galen, RDMZ, 1992.
2 Schilberg 36, gem. Margraten, Kruis- en kloosterkozijn opgenomen in het vakwerk. Foto P. van Galen, RDMZ, 1996.
3 Raren, gem. Vaals, Rarenderstraat 24. Kruiskozijn met segmentboog uit 1775. Foto P. van Galen. RDMZ, 1996.
4 Rothem, gem. Meerssen, Klinkenberg I, Hardstenen kozijn met gebogen venster, XVIIIc. Foto P. van Galen, RDMZ, 1992.
5 Schweiberg. gem. Wittem, Schweibergerweg 13-15. Houten kruiskozijn met gebogen vensters, ca. 1780. Foto G. Dukker, RDMZ, 1976.
| |
[pagina 102]
| |
6 en 6a Houthem-St. Gerlach, gem. Valkenburg aan de Geul. Voormalig Stift. Blind ‘kozijn’ achter mergelkozijn in de westgevel van het stiftgebouw, ca. 1700. Foto P. van Galen, RDMZ, 1995, tek. auteur 1996.
de eerste overkraging, verdwenen deze vensterreeksen.Ga naar eind1. Soms treft men op zolders nog een boven- of onderdorpel aan, vanwege hun grote lengte gebruikt als gording zoals op de zolder van Grote Looierstraat 6. In de vakwerkbouw gebruikte men regelmatig de stijlen van de hoofdconstructie als middenstijl voor een kruiskozijn. De linker zijgevel van Loverixplein 4 te Banholt en de voorgevel van Schilberg 36 te SchilbergGa naar eind2. zijn hiervan mooie voorbeelden (afb. 2). De in 1993 wegens bouwvalligheid afgebroken voorgevel van Sprinkstraat 12-14 te Margraten bood een van de weinig overgebleven gevels die was opgetrokken uit breuksteen en voorzien van houten kloosteren bolkozijnen.Ga naar eind3. Bijzonder zijn de kruiskozijnen van Rarenderstraat 24 te Raren, gemeente Vaals, met hun gebogen bovendorpel; zij dateren uit 1775 (afb. 3).Ga naar eind4. Uit dezelfde tijd zijn ook de vensters van boerderij Klinkenberg 1 te Rothem (afb. 4). Hier zijn de bovendorpels weliswaar recht en de vensteropening gebogen. De vorm van dit type kozijn vond navolging in de vakwerkbouw. De achtergevel van de vakwerkboerderij Schweiberg 13-15 bezit kruisvensters die dateren van rond 1780 (afb. 5).Ga naar eind5. | |
Blinde kozijnenMergel is een zeer mooi bouwmateriaal maar in tegenstelling tot hardsteen niet geschikt om er bijvoorbeeld duimen voor ramen en luiken in aan te brengen omdat het materiaal veel te zacht is. In het gebied rond Valkenburg en Sibbe - waar zich de mergelgroeven bevinden - was mergel het meest voorkomende bouwmateriaal; elders werd mergel veel gebruikt als architectonisch element in gevels. Achter het mergelkozijn plaatste men daarom nog een houten raamwerk om daarin het glas-in-lood, de duimen en de diefijzers te bevestigen zodat een sierkozijn met een functioneel achterkozijn ontstond. In het poortgebouw van de Kelmonderhof uit 1618 te Kelmond, gemeente Beek, treft men zo'n houten kozijn aan.Ga naar eind6. Deze houten achterkozijnen zouden later worden gereduceerd tot een minder zwaar raamwerk. In 1995 werden er tijdens het onderzoek in de westgevel van het stiftgebouw van het voormalig kloostercomplex St. Gerlach te Houthem twee houten raamwerken gevonden die dateerden uit de bouwtijd, circa 1705. Evenals de kloosterkozijnen van Kelmond zijn | |
[pagina 103]
| |
7 en 7a Oud- Valkenburg, gem. Valkenburg aan de Geul. Kasteel Genhoes. Venster in het poortgebouw, midden 17de eeuw. Foto P. van Galen. RDMZ, 1995, tekening auteur 1996.
de Houthemse uitgevoerd in mergel en het gedeelte, waarin het glas-in-lood bevestigd werd en het luik draaide, in hout. Deze raamwerken van 3.2 cm dikte werden zodanig geplaatst, dat zij van buiten af nauwelijks waarneembaar waren (afb. 6 en 6a). Men mag veronderstellen dat de vensterconstructie van Houthem een overbrugging is naar het echte blinde kozijn dat aan het einde van de 17de eeuw in deze streken in zwang kwam. Deze ‘kozijnen’ werden namelijk pas gesteld nadat de muren met uitsparingen voor de vensters waren gebouwd en wel zo dat de dagkanten in het metselwerk aan de buitenzijde kleiner waren dan binnen zodat er een grote sponning ontstond. Hierin werden dan de zogenoemde blinde kozijnen geplaatst die eigenlijk uit niet meer bestonden dan een plank waaraan de ramen hingen. Even ongeschikt als mergel waren ook de eigen gebakken ‘veldbrikken’ die men toepaste voor de buitenmuren, zodat men genoodzaakt was de vensters aan de buitenzijde met natuursteen te omlijsten omdat men geen goede dagkanten kon metselen.Ga naar eind7. De vormen van deze omlijstingen volgden elkaar vooral in de 18de en in de eerste helft van de 19de eeuw snel op. | |
Het gebruik van stenen kozijnen in blauwe steenDe combinatie van een stenen kozijn met een houten venster is eigenlijk de voorloper van de blinde kozijnen die in Limburg vanaf het midden van de 18deeeuw tot in het begin van de 20ste eeuw op grote schaal zijn toegepast. Aan de hand van enige foto's en tekeningen zal de ontwikkeling van het kozijn en de venstervorm hier verder worden toegelicht. In de loop van de 18de en 19de eeuw werd de techniek om de vensters zo wind- en waterdicht mogelijk te krijgen sterk ontwikkeld. De vensters van het midden 18de-eeuwse poortgebouw van kasteel Genhoes te Oud-Valkenburg (afb. 7 en 7a) vertonen al een | |
[pagina 104]
| |
8 en 8a Vaesrade, gem. Nuth, Vaesade 64. Venster met rechte hardstenen omlijsting in de voorgevel, ca. 1825. Foto P. van Galen, RDMZ, 1996, tek. auteur 1996.
perfectie ten opzichte van de vensters van Houthem St. Gerlach en rond 1825 werd bijvoorbeeld bij de vensters van Vaesrade 64 te Nuth een technisch hoogstandje timmermanswerk bereikt (afb. 8 en 8a). De vensters van het Von Clermonthuis uit 1761-65 te Vaals lijken optisch op schuiframen maar zij bestaan deels uit vensters met een vast raam en deels uit vensters met een vast bovenlicht met een als wisseldorpel uitziend kalf ter halve hoogte. Het onderste gedeelte bevat naar binnen draaiende ramen.Ga naar eind8. Ook de vensteromlijstijng ontwikkelde zich in de loop van de jaren sterk. Kelmond en Houthem hebben nog de traditionele omlijsting van een kruis- of kloostervenster maar in de 18de eeuw kwamen de segmentboogvensters met een gebogen of horizontale bovenzijde van hardsteen in zwang, al of niet met één of meer sluitsteentjes, maar altijd voorzien van hardstenen stijlen. Deze vorm wist zich nog tot diep in de 19de eeuw te handhaven, zoals aan het zogenoemde Posthuis Rijksweg 2 te Wittem uit 1828.Ga naar eind9. Deze wijze van bouwen zette zich door tot rond 1825. Men ging toen over op de rechte lateibalk; de stijlen en de onderdorpel kregen nagenoeg dezelfde afmetingen. Doordat de kwaliteit van de veldbrand verbeterd was, kon men ongeveer dertig jaar later genoegen nemen met een latei en een onderdorpel. Deze constructievorm heeft zich sterk verbreid (afb 9). Het werd toen ook mogelijk in breuksteenmuren de gehele omlijsting van baksteen te maken (afb. 10). Vanaf 1825 kwam er ook een andere wijze van bevestiging van de luiken in zwang. Naast de normale ophanging aan duimen in de stijlen werden de draaipunten - weer vanwege de te zachte veldbrandbrikken - naar de boven- en onderdorpels verplaatst. De luiken draaiden in de onderdorpel met speunen in een gat, gevuld met lood, en boven eveneens met een speun in een oog dat uit de bovendorpel stak. Een voor deze streek oude manier om de poortdeuren te laten draaien was boven met een houten speun in de | |
[pagina 105]
| |
9 Raar, gem. Meerssen, Raar 20. Venster in de voorgevel met een hardstenen latei en onderdorpel, ca 1860. Foto P. van Galen, RDMZ, 1996.
lateibalk en beneden met een ijzeren speun in een hardstenen schampsteen. In de eerste decennia van de 20ste eeuw kwam er ook nog een overgangsvorm voor. De kozijnen bleven gedeeltelijk ‘blind’ maar kregen forsere afmetingen zodat er toch een smal kozijn zichtbaar werd. De smalle vensters geplaatst in een diepe negge van het in 1910 gebouwde huis Pastoriestraat 9 te Simpelveld (afb. 11) en het uit 1925 daterende huis op de hoek Dorpstraat-St. Maartensweg te Noorbeek (bovendien nog voorzien van rolluiken) zijn hier goede voorbeelden van. | |
NawoordStaal- en aluminiumkozijnen zijn in historische gebouwen nauwelijks toegepast maar met de introductie van de kunststoframen aan het eind van de jaren tachtig en de ongeveer gelijktijdig begonnen decentralisatie van monumentenzorg was het blijkbaar niet meer mogelijk het gebruik van kunststoframen tegen te houden met alle noodlottige gevolgen vandien. Te Bocholtz aan het 16de-eeuwse kasteel de BongardGa naar eind10. en te Spaubeek aan de 17de-eeuwse boerderij St. Jansgeleen bijvoorbeeld werden zij vrolijk toegepast en zijn daar zo nadrukkelijk in de gevels aanwezig, dat zich alle aandacht op deze misbaksels
10 Terlinden, gem. Margraten. Terlinden 16, Bakstenen vensteromlijsting rond een in 1995 vernieuwd venster in een breukstenen muur, XIX d. Foto P. van Galen, RDMZ, 1996.
11 Simpelveld, Pastoriestraat 9. Een aanzet tot ‘verhollandsing’ van de kozijnen met zwaarder kozijnhout, 1910. Foto P. van Galen, RDMZ, 1996.
richt. In België en Duitsland komen deze ‘kozijnen’ meer voor dan in Nederland en in Limburg weer meer dan in de rest van het land. Hiermee is Zuid-Limburg toch weer meer op het omliggende buitenland gaan lijken en de cirkel van de diverse verschijningsvormen van de in deze bijdrage behandelde vensters rond! |
|