Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Ben Kooij
| |
BegrippenEen woonhuis-spouwmuur is een muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte, een zogenoemde spouw, gescheiden muren.Ga naar eind1. Omdat voor muren bijna alleen baksteen werd toegepast bij de bouw van huizen, was vochtwering het grootste voordeel van spouwmuren. Eénsteens muren zijn niet waterdicht, zodat de binnenzijde tamelijk vochtig kan zijn. Bij huizen zijn spouwmuren meestal buitenmuren die bestaan uit een binnen- en een buitenblad. Tegenwoordig wordt de tussenruimte, de spouw, opgevuld met een hoogwaardig isolatiemateriaal om het warmteverlies te beperken. De breedte van de spouw varieert in de meeste gevallen tussen de vijf en tien centimeter. Het zogenoemde dichtsteken van de spouw past men toe als het kozijn voor of achter de spouw geplaatst moet worden. Wanneer op verschillende plaatsen de spouwmuren dicht gemetseld zijn, dus niet alleen bij de kozijnen maar ook bijvoorbeeld op de hoeken van het gebouw, spreekt men over onvolwaardige spouwmuren. Er ontstaan als het ware kamers in het metselwerk. Het nadeel van dit type spouwmuur is de koude- en vochtbrug, plaatsen waar kou en vocht de woning kunnen binnendringen. Spouwmuren waarvan de bladen niet gekoppeld zijn met hetzelfde metselwerk, zowel horizontaal als verticaal, worden volwaardige spouwmuren genoemd. Het voordeel is dat koude- en vochtbruggen bijna geen problemen vormen. Bij dit tweede type spouwmuur is alleen bij de kozijnen en doorgangen de muur soms dicht gestoken. Vergeleken met het eerste type is het tweede type echter minder stabiel. | |
De eerste spouwmurenBij Huis ten Bosch in het centrum van Maarssen, het oudste nog bestaande buitenhuis aan de Vecht en een van de vele die in de 17de eeuw door vermogende Amsterdammers daar gebouwd werden, zijn spouwmuren aangetroffen.Ga naar eind2. De Amsterdammer Pieter Belten, zwager van de Amsterdamse burgemeester Joan Huydecoper, liet Jacob van Campen (1596-1657) tussen 1627-'29 in de bocht van de Vecht het buitenhuis bouwen. Het huis heeft een T-vormige plattegrond en naar alle waarschijnlijkheid rondom een volwaardige spouwmuur. De tot nu toe oudste bekende tekening waarop (onvolwaardige) spouwmuren staan aangegeven is van de Amsterdamse architect Philips Vingboons (1607-1678) uit 1642. Het betreft hier het definitieve ontwerp voor het buitenhuis Vredenburg in de Beemster.Ga naar eind3. Frederick Alewijn (1603-1665), een vermogend koopman en architectuurminnaar, gaf zowel Philips Vingboons als Pieter Post (1608-1669) opdracht om ontwerpen te maken voor dit buitenhuis.Ga naar eind4. | |
[pagina 81]
| |
1 Voorgevel van Huis ten Bosch in Maarssen; RDMZ, IJ. Th. Heins 1996
De eerste tekeningen van Vingboons dateren uit 1639, het definitieve ontwerp is van 1642. Niet op al zijn ontwerpen staan spouwmuren aangegeven. Uiteindelijk werd niet zijn ontwerp gerealiseerd, maar dat van Pieter Post. Het huis bestaat al geruime tijd niet meer. Een voorbeeld uit de tweede helft van de 17de eeuw is huis De Nes te Nigtevecht van de Amsterdamse architect (stadsmetselaar en keurmeester van baksteen) Herbert Kramer († 1705). Het is in opdracht van Pieter Reael gebouwd in 1687. Er is van het huis een tekening bekend uit 1700 van D. Stoopendaal, waarop duidelijk een volwaardige spouwmuur is te zien. | |
18de-eeuwse voorbeeldenIn het eerste stenen woonhuis in Broek in Waterland, Leeteinde 12 is een (volwaardige) spouwmuur aangetroffen. In 1740 werd het huis gebouwd in opdracht van Jan Hillebrandsz Verlaan en Vroutje Pieters Kok. Beiden waren afkomstig uit Broeker regentenfamilies.Ga naar eind5. De vochtige streek bracht de ontwerper er waarschijnlijk toe om een spouwmuur toe te passen met een smalle spouw van vijf cm en de begane grond een viertal treden boven het maaiveld aan te brengen. De balklaag is hier opgelegd in de buitenmuur.Ga naar eind6. Bij Huis Zypendaal te Arnhem heeft Dik Berends tijdens de restauratie in de jaren 1979-'82 vastgesteld, dat de muren uitgevoerd waren als onvolwaardige spouwmuren. In 1762-'64 is het naar alle waarschijnlijkheid gebouwd door stadsarchitect Hendrik Viervant in opdracht van mr. Hendrik Willem Brantsen, secretaris van Arnhem.Ga naar eind7. De muurdikte was totaal 56 cm, het binnenblad was halfsteens, de spouw ca 9 cm en het buitenblad was anderhalfsteens. Het huis staat deels in het water, en dat is waarschijnlijk de reden waarom hier spouwmuren zijn toegepast. Uit de late 18de eeuw is een tekening bekend van P.E. Duyvené waarop volwaardige spouwmuren staan aangeven. Het betreft het uit 1789 daterende huis Buitenrust aan het Zuider Buiten Spaarne te Haarlem. | |
Technische ontwikkelingBij de spouwmuren uit de 17de, maar ook uit de 18de en 19de eeuw, is het buitenblad steeds de dragende muur en minstens eensteens dik. De spouw bevindt zich dan ‘binnen’. De niet-dragende muur, soms wel spouwmuur genoemd, werd dus aan de binnenzijde van de bouwmuur toegevoegd. Deze wijze van bouwen sloot bij de bouwtraditie uit die tijd aan. Er gold toen de regel dat een halfsteensmuur geen balkdragende muur mocht zijn. Vrij spoedig, waarschijnlijk al ten tijde van P. Vingboons, ontstond de onvolwaardige spouwmuur, die een ‘verbetering van de spouwmuur’ was. De architectuur moet het mogelijk maken om een spouwmuur toe te passen. Een gevel met veel ramen, glas en kleine muurdammen leent zich veel minder om dubbele muren toe te passen dan een blinde gevel. Om die reden komt op het ontwerp voor het buitenhuis Vredenburg een onvolwaardige spouwmuur die gedeeltelijk is uitgevoerd voor. Tot begin deze eeuw kwamen de twee typen ongeïsoleerde spouwmuren naast elkaar voor. Omdat in de spouwmuren van historische huizen geen isolatie is | |
[pagina 82]
| |
2 Beemster, gepubliceerde versie van het definitieve plan voor huis Vredenburg (plattegrond en voorgevel) van Philips Vingboons; coll. RDMZ
aangetroffen kan men de conclusie trekken dat men aan de thermische isolatie geen hoge eisen stelde. Bij andere toepassingen van spouwmuren paste men wel isolatiemateriaal toe, zoals turfmolm en zaagsel bij ijsopslagplaatsen. Vanaf begin deze eeuw (en nu nog steeds) komt hoofdzakelijk de volwaardige spouwmuur (twee maal halfsteens) voor, waarvan het binnenblad de dragende muur is. | |
Oude benamingenPieter de la Court van der Voort (1664-1739) gebruikt in zijn boek ‘Byzondere Aenmerkingen Wegens het aenleggen van Pragtige en Gemene Landhuizen, Lusthoven, Plantagien, en aenklevende Cieraden’ uit 1737 een viertal benamingen voor hetzelfde begrip door elkaar: 1) dubbele muuren, 2) gespouwde muuren, 3) spouw-muur, 4) gespouwe muuren.Ga naar eind8. Door het ontbreken van oude bestekken van (buiten) huizen is men voor oude benamingen aangewezen op bestekken van andersoortige objecten. In het bestek van het Gemeenlandshuis te Diemen uit 1726 komt men het begrip ‘gespouwde muren’ tegen.Ga naar eind9. In het bestek van het Nieuw Wees- en Armenhuys tot Oostzaandam uit 1737 gaf men de spouwmuur slechts in een omschrijving aan.Ga naar eind10. Het woord ‘spouw’ is afgeleid van het Middelnederlandse ‘spouden’ dat splijten betekent.Ga naar eind11. Vanaf omstreeks 1850 komt de benaming spouwmuur algemeen voor. Werd voorheen het begrip spouwmuur (taalkundig) af en toe met een bijvoeglijk naamwoord aangeduid, na 1850 wordt het dus uitsluitend aangegeven met een zelfstandig naamwoord. | |
De spouwmuur in de bouwkundige literatuurIn de bouwkundige literatuur uit de 17de en 18de eeuw is over spouwmuren niets te vinden: de twee meest bekende boekwerken, het uit 1681 daterende
3 Tekening (plattegrond en achtergevel) uit ca 1700 van Huis de Nes te Nigtevecht van D. Stoopendaal naar ontwerp van architect H. Kramer; coll. RDMZ
| |
[pagina 83]
| |
bouwkundeboek van Goeree en de handleidingen voor de metselaar van Cornelis Redelykheid en Corn. Joh. Krayenhoff uit 1775, melden hier niets over.Ga naar eind12. Een belangrijk Nederlands werk over bouwkunde is in 1833 uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Deze Handleiding tot de Burgerlijke Bouwkunde, geschreven door Leendert van Heusden, diende tot het geven van doelmatig onderwijs aan handwerksgezellen in de burgerlijke bouwkunde. Hoewel uitgebreid wordt ingegaan op de diverse bouwmaterialen, worden de gezellen niet onderwezen over spouwmuren.Ga naar eind13. Blijkbaar was rond 1833 de spouwmuur nog niet ingeburgerd. Hetzelfde geldt voor de ‘Handleiding tot de kennis der Burgerlijke en Militaire Bouwkunst voor de Kadetten der Genie’ uit 1850.Ga naar eind14. Kort na het midden van de 19de eeuw komen de eerste vermeldingen. In bijna alle bouwkundeboeken die vanaf ca 1870 verschijnen, zijn korte passages gewijd aan de spouwmuur. Een eerste boek is bijvoorbeeld het ‘Handboek voor Burgerlijke Bouwkunst’ van Van Grieken uit 1871. Vergeleken met de stroom bouwkundeboeken en handleidingen voor de metselaar zijn de bouwkundige handwoordenboeken iets eerder met het verschijnsel spouwmuur. Zo vermeldt architect Pijtak de spouwmuur al in 1848.Ga naar eind15. Pas in het begin van de 20ste eeuw komt er over de spouwmuur voor het eerst wat polemiek op gang, vooral uit de Delftse hoek. | |
Spouwmuren op ontwerp- en bouwtekeningenOp het al genoemde ontwerp van P. Vingboons voor huis Vredenburg wordt de spouw in de korte westgevel (regengevel) en oostgevel (boekenkastgevel?) duidelijk aangegeven met twee lijnen. Niet altijd werden op ontwerptekeningen spouwmuren zo aangegeven. In bepaalde gevallen, vooral in de late 18de en de eerste helft van de 19de eeuw, werd de spouw enkel met een zwarte lijn aangegeven. De tekening van D. Stoopendaal van huis de Nes is hiervan een karakteristiek voorbeeld.Ga naar eind16. Dezelfde wijze van een spouw aangeven vindt men bijvoorbeeld ook op de tekeningen uit 1814-'16 van B.W.H. Ziesenis voor de uitbreiding van Paleis Noordeinde te Den Haag. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw worden in bijna alle gevallen de spouwmuren, als zij aanwezig zijn, duidelijk aangegeven met twee muren. | |
De introductie in NederlandDe bakstenen spouwmuur kan op twee manieren zijn ontstaan. De eerste mogelijkheid is dat het idee afkomstig is uit de houtbouw: een houten wand van regels met een binnen- en een buitenbetimmering.
4 Voorgevel Leeteide 12 te Broek in Waterland, voor de restauratie; RDMZ, G.J. Dukker 1964
De tussenruimte kan eventueel met isolatiemateriaal of tochtremmers zijn opgevuld. Wanneer deze constructie wordt ‘vertaald’ in steen, dan heeft men de spouwmuur. Deze relatie is moeilijk aan te tonen. Een andere mogelijkheid is dat de spouwmuur al lang bekend was, afkomstig uit andere cultuurperiodes of -stromen of het buitenland. Pieter de la Court van der Voort is een van de eersten die iets over spouwmuren heeft gepubliceerd, terwijl men het van hem eigenlijk niet zou verwachten. Hij is immers geen bouwkundige of architect. Hij wordt in de literatuur wel gekarakteriseerd als een dilettant-tuinarchitect. Hij geeft aan dat hij niet de ontdekker van de spouwmuur is. In zijn inleiding schrijft hij: ‘Hunne muren waren veeltyds dubbelde, en van goede steenen met steen-kalk gemetzelt, op dat de regen niet zoude doordringen;...’.Ga naar eind17. Hij heeft het hier over de ouden, onze voorouders, waarmee hij de Grieken en Romeinen bedoelt, met andere woorden zoals Vitruvius het beschrijft.Ga naar eind18. Pieter de la Court, een zeer ontwikkeld en vermogend man (multimiljonair), zal zeker een heruitgave van Vitruvius gelezen hebben en hieruit ideeën hebben opgedaan. Juist bij de theoretische architecten van het Hollands Classicisme leefde veel belangstelling voor de tien boeken van Vitruvius. De architecten J. van Campen en P. Vingboons waren van huis uit geen technisch onderlegde bouwkundigen, zodat de spouwmuur als innovatie zeer waarschijnlijk niet van hen is. Zowel in de ontwerpen als in de uitvoering van gebouwen probeerden zij de ideeën van Vitruvius toe te passen. | |
ConclusiesIn de late 16de en de vroege 17de eeuw werd de spouwmuur waarschijnlijk nog niet toegepast. | |
[pagina 84]
| |
5 Huis Zypendaal te Arnhem; RDMZ, P.v. Galen 1996
Er zijn geen voorbeelden uit deze periode bekend. Wel zijn er duidelijke aanwijzingen dat met de komst van het Classicisme in Nederland de spouwmuur werd geïntroduceerd. De oudste voorbeelden komen uit de tijd van de opleving van de bouwactiviteiten na het Twaalfjarig Bestand (1609-'21). Bij de particuliere (buiten)huizen werden de eerste spouwmuren toegepast. De vermogende opdrachtgevers wilden extra financiële middelen uitgeven voor meer comfort in het binnenklimaat van hun huizen. Bleef de toepassing van de ongeïsoleerde spouwmuur in de 17de eeuw hoofdzakelijk beperkt tot de particuliere (buiten)huizen, rond 1700 werd het toepassingsgebied allengs groter en zijn er meer voorbeelden van geïsoleerde spouwmuren. Bekend zijn toepassingen in een weeshuis, een museum, enkele oranjerieën en ijskelders. Uit de tijd na het midden
6 Ontwerp uit 1789 van de Amsterdamse architect P.E. Duyvené voor het landhuis Buitenrust aan het Zuider Buiten Spaarne te Haarlem; GAH
van de 19de eeuw zijn grote aantallen toepassingen bekend. Oude spouwmuren zijn moeilijk te herkennen zodat ze vaak bij toeval, bijvoorbeeld tijdens restauraties, worden ontdekt. In de oude stadscentra vindt men ze nagenoeg niet, omdat men dikwijls te maken heeft met gebouwen met middeleeuwse kernen. In het begin van de 20ste eeuw is men nieuwe wegen gegaan. Vragen over energiebesparing en optimale vochtwering kwamen aan de orde. Vooral na de Tweede Wereldoorlog maakte de spouwmuur een sterke ontwikkeling door; niet alleen in praktische, maar ook in theoretische zin. Uitgebreide verhandelingen over de zogenoemde beredeneerde spouwmuur treft men aan in de moderne bouwkundeboeken.Ga naar eind19. Mede door de bouwfysica heeft de spouwmuur een vaste plaats gekregen in de bouwwereld. |
|