Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||
Jan Kamphuis
| |||||||||||||||||||||||||
VoorbeeldenHierna zullen als voorbeeld van de tot nu toe bekende varianten zeven willekeurige objecten worden behandeld. Omdat tot nu toe nog geen chronologische of regionale samenhang is geconstateerd, wordt begonnen bij Het Huis Doorn te Doorn, waar tijdens een bouwhistorische documentatie het verschijnsel voor het eerst werd waargenomen.Ga naar eind1. In 1796 werd dit kasteel verbouwd door architect B.W.H. Ziesenis. In de nieuwe gevel zijn, ter plaatse van de kozijnstijlen, koppen in de strekkenlagen opgenomen waardoor het kruisverband overgaat in staand verband (afb. 1 & 2). Deze koppen zijn echter niet nodig om een ‘conventioneel’ kruisverband over de gehele breedte van de gevel aan te houden (afb. 3).
1 Huis Doorn te Doorn, schema metselverband (1796). De gevel is in strak kruisverband opgetrokken, alleen onder en boven de kozijnstijlen lijkt sprake te zijn van staand verband. Deze strekken zijn met een kruis in deze tekening gemarkeerd.
Bij alle hier te behandelen voorbeelden is het opvallend, dat sommige koppen een vaste plaats blijken te hebben. Die plaats wordt aangegeven door de kop naast de drieklezoor, welke laatste de dagkant van het venster vormt. In het ritme van deze koppen worden in het muurvlak tussen de vensters de ‘verbandswisselingskoppen’ geplaatst (afb. 2). Om in dit muurvlak tussen de vensters weer terug te keren tot kruisverband, zijn in de overgebleven strekkenlagen koppen opgenomen.Ga naar eind2. Deze koppen, die geplaatst zijn
2 Huis Doorn te Doorn, schema metselverband (1796). De aansluiting van het metselwerk op de kozijnstijl bestaat (bij de strekkenlagen) uit een drieklezoor en een kop. Deze kop (de ‘verbandswisselingskop’) wordt verticaal doorgezet in het muurvlak tussen de vensters, waardoor het verband over gaat in staand verband. In de muurdam tussen de vensters wordt door middel van een ‘parallelkop’ weer overgegaan naar het kruisverband. In dit voorbeeld heeft het venster een even koppenmaat (14 koppen), de muurdam ernaast is 13 koppen breed.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||
3 Huis Doorn te Doorn, schema van een conventioneel metselverband, dat in plaats van het schema van afb. 2 toegepast had kunnen worden. Het kruisverband blijkt (naar onze hedendaagse maatstaven) ook zonder de verbandswisselingskop en de parallelkop op correcte wij ze uitgevoerd te kunnen worden.
4 Villa Welgelegen te Warnsveld, schema metselverband (1832). Net als bij Huis Doorn heeft het venster een even koppenmaat en de muurdam ernaast een oneven koppenmaat. In tegenstelling tot Huis Doorn zijn hier de verbandswisselingskop en de parallelkop in dezelfde strekkenlaag opgenomen. De rechter muurdam is slechts vijf koppen breed en daarom in staand verband uitgevoerd.
binnen de dagkant van het venster, zullen in dit artikel met ‘parallelkop’ worden aangeduid.Ga naar eind3.
Bij Huis Doorn bevinden zich de verbandswisselingskop en de bijbehorende parallelkop niet in dezelfde strekkenlaag. In 1832 werd in Warnsveld de westgevel van de Villa Welgelegen (thans Molenstraat 2-6) vervangen.Ga naar eind4. Analoog aan Huis Doorn was de koppenmaat van het venster even en die van de muurdam oneven. Bij de Villa Welgelegen zijn echter de verbandswisselingskop en bijbehorende parallelkop in dezelfde strekkenlaag toegepast (afb. 4). Aardig detail bij de Villa Welgelegen is, dat de muurdammen tussen het venster en de lisenen zo smal zijn uitgevoerd (vijf koppen), dat het niet haalbaar was hier terug te keren naar kruisverband: de muurdammen zijn geheel in staand verband uitgevoerd. In de voorbeelden van Huis Doorn en de Villa Welgelegen is de koppenmaat van het venster even en de koppenmaat van de muurdam oneven. Bij de uitbreiding van het toenmalige Museum voor Natuurlijke Historie op de hoek Rapenburg 28 - Houtstraat te Leiden, in 1825 uitgevoerd door architect J. de Greef is de situatie precies omgekeerd: de koppenmaat van het venster is oneven en de koppenmaat van de muurdam even.Ga naar eind5. In de praktijk is het slechts een geringe variatie op hetzelfde thema: aan de ene zijde van het venster liggen de verbandswisselingskop en de parallelkop in dezelfde strekkenlaag, aan de andere zijde verschillen zij een laag (afb. 5). Maar zij kunnen ook (analoog aan de Villa Welgelegen) aan beide zijden in dezelfde strekkenlaag liggen: Schupstoel 5 te Zutphen (afb. 6). Het vroegst bekende voorbeeld van het verschijnsel (Boom en Bosch te Breukelen, 1675) is meteen het meest spectaculair: niet alleen de verbandswisselings- en parallelkoppen maar ook de klezoren zijn
5 Rapenburg 28 - hoek Houtstraat te Leiden, schema metselverband (1825). De koppenmaat van het venster is oneven, de muurdam heeft een even koppenmaat. Dit is precies tegengesteld aan de situatie bij Huis Doorn. Voor de toepassing van de verbandswisselingskop en de parallelkop blijkt dit geen consequenties te hebben.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||
doorgezet in het muurvlak tussen de vensters (afb. 7).Ga naar eind6. Om de koppenmaat aan te houden zijn naast de klezoren drieklezoren gelegd. De verbandswisselings- en parallelkoppen zijn volgens hetzelfde principe gelegd als bij Huis Doorn. Maar omdat de verbandswisselingskoppen naast de vensters een hele strek van de dagkant afliggen, liggen de strekken die het staand verband vormen, ook in één lijn met de dagkant. Dit in tegenstelling tot de overige voorbeelden. Saillant detail: alleen de Vechtgevel van Boom en Bosch bevat deze metseltechniek, de oorspronkelijke minder representatieve straatgevel is in conventioneel kruisverband opgetrokken. | |||||||||||||||||||||||||
UitwerkingNa deze voorbeelden rest de vraag: waarom al deze moeite, als men het verband ook zonder de koppen in de strekkenlaag probleemloos in kruisverband had kunnen doorzetten (afb. 2 en 3; 7 en 8)? Suggesties dat het met het stellen van de kozijnen op de koppenmaat te maken zou hebben, moeten na de gegeven voorbeelden van de hand worden gewezen. Er zijn talloze gevels in kruisverband opgetrokken die geen verbandswisseling nodig hadden, om met de koppenmaat uit te komen. Mocht het venster een oneven koppenmaat hebben, dan volstond het toevoegen van één kop in elke strekkenlaag. Een tweede suggestie, dat het systeem werd toegepast omdat men vanwege het steenformaat (breedte kop / lengte strek) niet uitkwam, blijkt ook geen steek te houden. Als men niet goed uitkwam, werd een bredere kop of een smallere strek over de gehele hoogte van het metselwerk opgenomen (afb. 9). Deze techniek werd al in het laatste kwart van de 17de-eeuw toegepast in bijvoorbeeld kasteel Amerongen. Ook de gevels van het onderkomen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (Broederplein 41 te Zeist; 1748-49) kennen deze vorm van correctie (afb. 10).
6 Schupstoel 5 te Zutphen, schema metselverband (XVIII). De oplossing is analoog aan de situatie van Villa Welgelegen, hoewel indeling van de koppenmaat precies omgekeerd is.
7 Buitenplaats Boom en Bosch te Breukelen, schema metselverband (ca 1675). De kop-klezoor-aansluiting tegen het kozijn wordt in het muurvlak tussen de vensters doorgezet. De koppenmaat in de koppenlagen wordt hersteld door naast de klezoor een drieklezoor op te nemen.
Voorbeelden van ‘correctiekoppen en -strekken’ (afmetingen in cm):
Een derde suggestie, dat men tijdens het metselen een staande tand liet staan, om pas later het kozijn met dagkanten en muurvlakken onder en boven de kozijnen aan te brengen, moet eveneens van de hand worden gewezen. Het strakke metselwerk met de uiterst dunne voegen laat immers bezwaarlijk vertanding toe. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||
8 Boom en Bosch te Breukelen, schema van een conventioneel metselverband, zoals dat zonder alle toeters en bellen van afb. 7 uitgevoerd had kunnen worden.
Het wegstrepen van deze drie bouwtechnische redenen laat nog maar twee denkbare mogelijkheden over: een esthetische of een traditioneel-ambachtelijke reden. De esthetiek zal echter niet de hoofdreden zijn, want in (vrijwel?) geen enkel architectuurboek wordt de verbandswisseling behandeld. En bovendien is de verbandswisseling alleen na zorgvuldige bestudering van de gevel waar te nemen. Ogenschijnlijk is er, als men voor de gevel staat, geen verschil in beleving van het metselwerk met en zonder de verbandswisseling. Dan blijft over de ‘traditioneel-ambachtelijke’ reden: kennelijk behoorde de verbandswisseling bij het pakket eisen waaraan een siergevel volgens de ‘eis van het werk’ had te voldoen. De eisen die aan een siergevel werden gesteld waren hoog: de gevels van de hiervoor genoemde objecten zijn zeer zorgvuldig in
9 Huis Doorn te Doorn, schema van het metselwerk van de noordgevel van de zuidvleugel (1796). In de koppenlagen is over de gehele hoogte van de gevel een bredere kop opgenomen. Zonder deze kop zou het verband verstoord raken.
10 Broederplein 41 te Zeist (1748-49), metselwerk van de zuidvleugel. Met een kruis zijn de bredere correctiekoppen aangeduid.
verband gemetseld. De stootvoegen van koppen en strekken precies boven elkaar. Daarvoor werden niet alleen de bakstenen op grootte uitgesorteerd, soms werden de plaatsen van de stootvoegen van de koppen exact gemarkeerd door kraslijnen op de strekken van de laag eronder (afb. 11).Ga naar eind7. Ook het voegwerk van deze gevels is zeer zorgvuldig uitgevoerd: gesneden of geknipt, waarbij de stootvoeg altijd smaller is dan de lintvoeg. Soms ontbreekt
11 Noordeinde 4 te Delft. Bij kruisverband is het van groot belang dat de stootvoegen van de koppen recht boven elkaar liggen. Bij staand verband moeten ook de strekken precies boven elkaar liggen. Als hulpmiddel bij het metselen werden de stootvoegen op de strekken gemarkeerd door kraslijnen. Merkwaardig is dat de beschadiging van de steen kennelijk op de koop toe werd genomen, met het potlood had immers een tijdelijke markering aangegeven kunnen worden.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||
12 Variksestraat 2 te Heerewaarden, schema metselverband (1860). Links boven de hanekam is een kleine onregelmatigheid in de rij verbandswisselingskoppen zichtbaar. Dit had voorkomen kunnen worden door (al op het niveau van de plint) de verbandswisselingskoppen een laag te laten verspringen, analoog aan de situatie naast de vensters van de eerste verdieping.
de stootvoeg geheel: de bakstenen liggen in het gevelvlak zonder specie tegen elkaar aan. Om dit te bewerkstelligen moeten de zijkanten van de stenen schuin weggeslepen worden. Slijpwerk bij deze siergevels is bepaald niet abnormaal: de hanekammen boven de vensters zijn altijd samengesteld uit geslepen bakstenen. Bij al dit precisiewerk behoorde kennelijk ook het doorzetten van de klezoor of de kop naast het venster in de muurvlakken tussen de vensters, met als logische consequentie dat er parallelkoppen moesten worden toegepast. Het metselen van dit speciale kruisverband zal geen sinecure zijn geweest: al bij het leggen van de eerste laag op de plint moest men anticiperen op de koppenmaten van de vensters en de muurdammen. Een onnauwkeurigheid bij het leggen van deze eerste laag resulteert op grotere hoogte in een onregelmatigheid in het metselverband: Variksestraat 2 te Heerewaarden, 1860, (afb. 12, links boven de hanekam).Ga naar eind8. Tenslotte moet vermeld worden dat het verschijnsel niet aansluit op de overgang van staand- naar kruisverband omstreeks het midden van de 16de eeuw. Wel is opvallend, dat het samenvalt met de verdwijning van de klezoor uit het metselverband (ca 1670-1720): het eerst bij de gevelhoeken en naderhand ook bij de vensteraansluitingen. | |||||||||||||||||||||||||
ConclusieDe verbandswisseling heeft geen bouwtechnische reden en is evenmin om esthetische redenen onontbeerlijk. Het is het gevolg van het consequent doorzetten van de verbandswisselingskop in de muurvlakken tussen de vensters. Kennelijk werd dit door de metselaar bij siergevels gewenst geacht. Uit de hier willekeurig ten tonele gevoerde voorbeelden blijkt dat het verschijnsel een ruime verspreiding had in Nederland en dat het vanaf ca 1670 tot 1870 voorkwam. Het moet echter voor de toenmalige metselaar wrang zijn, dat pas na zorgvuldige bestudering van het metselwerk, de secuur door hem aangebrachte ordening in het verband wordt opgemerkt. Daarom blijft de twijfel over deze interpretatie knagen. |
|