Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Herman Janse
| |
De rol van de steenleveranciers uit de streek van EcaussinnesDe hardsteengroeven rond Ecaussinnes, Feluy en Arquennes lagen vroeger gedeeltelijk in het hertogdom Brabant maar nu geheel in Henegouwen. De organisatie van het steenhouwersambacht was er enigszins anders dan bijvoorbeeld in de groeven in het voormalige graafschap Bentheim.Ga naar eind1. Een meestersteenhouwer bezat of pachtte een terrein in het ontginningsgebied, waar steen kon worden gewonnen. Vaak werden de banken van het wel dertig meter dikke steenpakket in een groeve aan verschillende uitbaters verpacht. De steen werd in werkplaatsen vlak bij de groeven verwerkt tot massaproducten zoals lijsten, traptreden en dergelijke. Ook werden in opdracht onderdelen vervaardigd naar mallen die door de opdrachtgever werden geleverd. Iedere meester-steenhouwer had verschillende medewerkers. Dat waren steenbrekers, sjouwerlieden en steenhouwersgezellen. Een regeling uit 1726 voor Arquennes bepaalde dat een meester die een aantal delen van een groeve pachtte, voor elk deel niet meer dan tien werklieden en zes knapen mocht hebben.Ga naar eind2. De gezellen voorzagen hun werkstukken van het merk van hun meester en niet van hun eigen merk, zoals elders gebruikelijk. Voorheen zijn die merken als groevemerken gekenschetst, maar het is beter van leveranciersmerken te spreken. Die leveranciers stonden vaak ook te boek als kooplieden. Tekenend is in dit verband een post in de rekeningen van de Sint-Salvatorskerk te Brugge uit 1492: ‘Item betaelt Pieter de la Roke met zijne medeghesellen cooplieden
1 Zierikzee, Sint-Lievensmonstertoren uit het zuidwesten. Na restauratie, waarbij Bentheimer zandsteen gedeeltelijk is vervangen door zwarte basaltlava. (Foto: E. Janse, 1976)
| |
[pagina 66]
| |
2 Overzicht van leveranciersmerken op de treden in beide traptorens. (Foto: H. Janse, 1995)
van Scaersynes (Ecaussinnes) van twee pijllaren ...’.Ga naar eind3. Hieruit blijkt dat verschillende steenkooplieden soms bij één leverantie waren betrokken. | |
Leveranciersmerken in de traptorensIn de romp van de Sint-Lievensmonstertoren in Zierikzee zijn twee traptorens opgenomen, één aan de zuidzijde en één aan de noordzijde. Voor de treden van de wenteltrappen werd gebruik gemaakt van twee natuursteensoorten. In het onderste gedeelte is Ledesteen verwerkt, verder naar boven is uitsluitend Escosijnse steen toegepast (afb. 2).Ga naar eind4. Voor omlijstingen van vensters en deuren en op plaatsen waar de buitenzijde dicht bij de binnenzijde van het muurwerk ligt, is Bentheimer zandsteen verwerkt. In eerdere publicaties kon mede op grond van dit natuursteengebruik worden geconcludeerd, dat het bovengrondse deel van de toren zal dateren uit de jaren tussen ca. 1480 en 1510.Ga naar eind5. Deze datering kan worden ondersteund door de merken van leveranciers van bewerkte blauwe arduin uit Ecaussinnes en omgeving. Deze merken op de spillen van beide trappen zijn genoteerd door Pieter Wiersma. Hierna zal blijken, dat de datering nog iets aangescherpt kan worden op grond van recente publicaties.
3 Leveranciersmerk zrzlm 1. (Foto: H. Janse, 1995)
4 Leveranciersmerk zrzlm 2. (Foto: H. Janse, 1995)
Op de treden van beide trappen, tussen de 92ste respectievelijk 98ste en ca. 200ste trede, komen de merken van verschillende leveranciers voor. Dit is een bevestiging van het feit dat meer leveranciers aan één leverantie meewerkten. Het valt op hoe verschillende werknemers van één leverancier het merk van hun werkgever verschillend weergaven. Een voorbeeld is het merk dat een houten steenhouwershamer weergeeft (zrzlm 3), waarvan de eigenaar niet bekend is. Wel zijn geïdentificeerd de eigenaars van de merken nr. 4 en nr. 5. Nr. 4 behoorde toe aan de familie Nopère uit Arquennes en is bekend sedert de tweede helft van de 15de eeuw.Ga naar eind6. Nr. 5 was het merk van de befaamde steenleveranciers De Prince uit Ecaussinnes, die sedert de laatste jaren van de 15de eeuw bekend zijn (afb. 6). Wanneer men het werk van de leveranciers met | |
[pagina 67]
| |
5 Leveranciersmerk zrzlm 3. (Foto: H. Janse, 1995)
elkaar vergelijkt, blijkt er nogal wat verschil in bewerking van het oppervlak te zijn. Uit onderzoekingen in België is gebleken dat de vlecht tot het midden van de 15de eeuw werd gebruikt voor het bewerken van Brabantse en Vlaamse witte arduin.Ga naar eind7. Rond het midden van de 15de eeuw komt de beitel voor dat doel in gebruik. De indruk bestaat dat voor blauwe steen de beitel later in gebruik komt. De treden onder ca. de 200ste trede zijn vrij grof bewerkt (afb. 3, 4 en 5). Hier zal de vlecht gebruikt zijn. Het valt op dat de circa honderd treden die de familie De Prince tussen ca. 1500 en 1510 voorde bovenste delen van de beide traptorens leverde met de beitel uitzonderlijk netjes zijn afgewerkt. De behandeling van de oppervlakte vertoont veel meer slagen per lengte-eenheid dan die van zijn voorgangers en collega's. Overigens is het ook elders aangetroffen werk van De Prince heel netjes afgewerkt. Wellicht is dit ook de reden, dat de bouwmeesters uit het geslacht Keldermans een voorliefde voor deze leverancier hadden. | |
Steenhouwersmerken in de traptorensOok op de Bentheimer zandsteen zijn merken van steenhouwers te vinden (afb. 7). Hier zijn het de persoonlijke merken van de steenhouwers, zoals dat bij deze steensoort steeds het geval is. Ook is een enkel merk te zien, dat in rood krijt op de steen is geschreven (afb. 8). Met hetzelfde materiaal zijn ook enkele moeilijk te ontcijferen aantekeningen op de steen aangebracht. Hier wordt bevestigd dat vaak in rood krijt zowel merken als aantekeningen op de Bentheimer steen zijn geschreven maar die er meestal tijdens transport en opslag af zijn geregend. Overigens zijn aan de buitenzijde van de Sint-Annakerk te Gildehaus
6 Leveranciersmerken zrzlm5 van de familie De Prince. (Foto: H. Janse, 1995)
talrijke merken in rood krijt te ontwaren, waarvan er vele nog duidelijk herkenbaar zijn. De merken op de Bentheimer steen in Zierikzee zijn geïnventariseerd en daarbij bleek een verschijnsel dat elders in Nederland vrijwel niet bekend was. Een viertal merken bestaat uit meer dan één teken (de nummers 7, 9, 10 en 13). | |
Gekleurde merken in andere bouwwerkenIn Vlaanderen zijn aan de hand van verschillende bewerkingstechnieken in een aantal kerken bouwperioden en bouwfasen begrensd.Ga naar eind8. Bij het bestuderen van deze verschijnselen werden ook een aantal andere zaken aan het licht gebracht, die van belang zijn voor de studie van de merken in de Zierikzeese toren. In de Sint-Pieterskerk te Leuven zijn vrijwel alle laagmerken op de onderdelen van de pijlers en bogen met rood of zwart krijt aangebracht.Ga naar eind9. Enkele steenhouwersmerken werden ook in rood krijt getekend.Ga naar eind10. In de Onze-Lieve-Vrouwekerk (thans kathedraal) te Antwerpen bevinden zich laagmerken in roodbruine kleur.Ga naar eind11. | |
[pagina 68]
| |
Vergelijking met leveranciersmerken eldersLeveranciersmerken komen op de traptreden van de beide torens van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen voor sedert ca. 1440.Ga naar eind12. Het merk met hamer (zrzlm 3) komt in Antwerpen in de zuidelijke toren voor op de treden 179-241, te dateren 1455 - ca. 1470. In dit deel komen ook nog twee andere merken voor, maar minder dan de hamer. In de noordelijke toren komt de hamer niet voor, alhoewel hieraan in dezelfde tijd wel werd gebouwd. De drie andere leveranciersmerken uit Zierikzee komen in de beide Antwerpse torens niet voor, ook dat van De Prince (zrzlm 5) niet. Wel komt de laatste voor in de Sint-Romboutstoren te Mechelen, evenwel zonder dat er een scherp begrensde datering aan is te geven.Ga naar eind13. Op grond van het voorgaande zouden de eerste hardstenen treden van de beide traptorens van de Sint-Lievensmonstertoren al in de jaren rond 1470 gedateerd kunnen worden. | |
Vergelijking met steenhouwersmerken eldersEr werd onderzocht of er merken bij zijn die ook elders in Nederland voorkomen. Op die manier zou kunnen worden getraceerd waar of binnen welke groep steenhouwers deze blokken werden gehakt. In vervolg op de reeds bekende leveranciersmerken in de toren gaven we de steenhouwersmerken de codes zrzlm 6 tot en met 17, met inbegrip van een merk in rood krijt. Uit een vergelijking met reeds gepubliceerde merken bleek het merk zrzlm 8 ook voor te komen in de Sint-Bavokerk te Haarlem op werk uit omstreeks 1460. Het in rood krijt geschreven merk 15 is in de periode van ongeveer 1455 tot 1500 aangetroffen in de Domkerken van Utrecht, Xanten en Keulen en in de Lebuïnuskerk in Deventer.
8 Steenhouwersmerk zrzlm 15 in rood krijt. (Foto: H. Janse, 1995)
7 Steenhouwersmerken in beide traptorens. (Foto: H. Janse, 1995)
Inmiddels zijn nog meer merken in andere bouwwerken geïnventariseerd. Onze hoop was erop gevestigd dat daarbij merken gevonden werden die ook in Zierikzee zijn aangetroffen. In de Sint Laurenskerk te Alkmaar is inmiddels een groot aantal merken gelokaliseerd.Ga naar eind14. Daarbij is tenminste één merk, dat ook in Zierikzee te vinden is. Het heeft de vorm van een hoofdletter G. Ook bij dit bouwwerk waren de Keldermansen betrokken. Matthijs II leverde in 1494 steen voor parementwerk en van 1497 tot 1501 was zijn broer Anthonis I werkmeester. Zijn zoon Anthonis II leverde in 1502 lijsten aan het ‘kruyswerck’. Er zijn in Alkmaar ook merken, die in andere bouwwerken te traceren zijn. Dat is onder andere het geval met een merk bestaande uit een vierkant dat gedeeld wordt door een kruis. Dit is mede aangetroffen in een scheepswrak onder Blokzijl en in de Oude kerk te Delft. De hiermee gemerkte steen is met zekerheid afkomstig uit de groeven van Gildehaus in het graafschap Bentheim. Enkele merken in Alkmaar worden vergezeld door één of twee overhoekse kruisen. Het lijkt erop dat die tekens niet bij het handmerk van de steenhouwer behoren maar iets te maken hebben met de plaatsing | |
[pagina 69]
| |
van het werkstuk in het gebouw. Duidelijk is dit evenwel nog geenszins. Uit het voorgaande blijkt dat er nog steeds veel vragen zijn over het wezen van de steenmerken. Hoewel enigszins een link te leggen valt tussen de Zierikzeese merken en die in andere bouwwerken, werd niet voldoende duidelijk dat deze steenhouwers hetzij uit het graafschap Bentheim komen, hetzij behoren tot de grote groep die in de Noordelijke Nederlanden en het Rijngebied werkzaam is geweest, hetzij een groep rond de steenleveranciers Keldermans geweest is. | |
ConclusiesHet is voor het aanscherpen van de bouwhistorische kennis van zeer groot belang steeds op de hoogte te blijven van de meest recente publicaties, zowel uit binnen- als buitenland. Omdat er pas relatief kort op dit gebied gepubliceerd wordt en de onderzoeksmethoden nog steeds in ontwikkeling zijn, worden steeds nieuwe gegevens aangedragen. Zo bleek bij het bestuderen van recente Belgische onderzoeken, dat de tot dusverre gegeven datering van de eerste gemerkte treden van de traptorens van de Sint-Lievensmonstertoren in Zierikzee wellicht nog iets bijgesteld zou kunnen worden. Het is mogelijk dat met de bovengrondse bouw van de toren al omstreeks 1470 is begonnen. Regelmatig komen merken voor, die niet ingehakt zijn maar met een kleurstof aangebracht. Daaruit zou kunnen worden geconcludeerd, dat het niet voorkomen van merken in een bepaald gebouw niet betekent dat het steenhouwwerk daar niet gemerkt geweest is: de merken kunnen zijn verdwenen. Tenslotte is het gewenst, dat de centrale registratie van steenmerken in Nederland, zoals die in Werk en merk van de steenhouwer is neergelegd, voortgezet dient te worden. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg lijkt daartoe het aangewezen instituut. |
|