Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
Ruud Meischke
| |
Het overstek op blokkeels bij houten gevelsEerst laat is men zich in ons land gaan verdiepen in de wijze waarop de overkragingen van gevels boven houten puien in elkaar zaten. Deze constructie was moeilijk van buitenaf te doorgronden. De Duitse litteratuur over vakwerkgebouwen wekte de indruk dat bij overstekken de vloerconstructies over de wanden heen naar buiten doorliepen en dat daarop weer de wanden van de verdieping rustten. Bij de restauratie van het houten huis op het Amsterdamse Begijnhof in 1955 bleek dat er geen sprake was van overstekende vloeren, de constructie speelde zich geheel af in het gevelvlak. Wat uiteinden van de kinderbinten leken, bleken slechts korte balkstukjes of blokkeels te zijn. Een korte verkenning in de naaste omgeving van Amsterdam bracht meer voorbeelden van deze constructiewijze aan het licht. Deze kwam voor bij het houten huis te Edam, Achterhaven 105 hoek Breestraat en bij de houten gevel Appelsteeg 2 te Alkmaar. Ook de overkragingen van de bekende houten gevel te Middelburg bleken op dezelfde wijze te zijn gevormd.Ga naar eind1. Geleidelijk werd duidelijk dat niet de uitkraging op vloerbalken doch het overstek op blokkeels in ons land de gangbare constructiewijze was.Ga naar eind2. Te Utrecht werden resten van dergelijke overkragingsconstructies gevonden die mogelijk nog uit de 14de eeuw stamden.Ga naar eind3. Ook bij de boerderijen in Twente en de Drenthe kwamen uitkragingen op blokkeels voor. Die maakten deel uit van een bouwwijze die in grote gebieden van Westfalen en langs de Duitse Noordzeekust werd aangetroffen. Uitkragingen op doorstekende vloeren van kinderbinten vond men eerst op de lijn Maastricht, Antwerpen en Brugge. Daar heerste, in oudere steden met hogere huizen, een andere bouwtraditie. Maar ook daar werden aan de westkant van Vlaanderen, met name te Ieperen nog wel overkragingen op blokkeels aangetroffen.Ga naar eind4. Men kan vermoeden waarom in Nederland de uitkraging op een vloer van kinderbinten niet voorkwam. Over het algemeen zijn de huizen hier lang laag gebleven, zelfs in de steden waren er voor 1500 weinig panden met een verdieping. Een volledige zoldervloer was al heel wat. Zoldervloeren waren bovendien van lichte constructie. Stevige kinderbinten, die men nodig had voor een zo sterke vloer dat men er dragende overstekken mee kon vormen, moesten van ver worden gehaald.Ga naar eind5. Vloeren van eenvoudige huizen, zoals die op het Amsterdamse Begijnhof, bleken te zijn samengesteld uit zeer licht materiaal, waarmee men geen overstek zou kunnen maken. Bij boerderijen waren de zolderingen boven de kamers op geïmproviseerde wijze geconstrueerd en evenmin geschikt om er een uitkraging mee te vormen. | |
De oudste archivalia betreffende overstekkenBelangrijk voor de geschiedenis van de overkragingen is de Amsterdamse keur van 1532 waarbij niet alleen de maat van de voorsprong werd vastgesteld doch tevens werd bepaald dat houten gevels vier duim op een roede voorover mochten hellen.Ga naar eind6. Ook voor houten puien onder stenen bovengevels gold deze maat. Over geheel stenen gevels werd niet gesproken, hetgeen niet zal verwonderen bij een blik op de vogelvluchtkaart van Cornelis Anthonisz uit 1544; ze waren sterk in de minderheid. Zo ze al vooroverhelden zal dit uit technische overwegingen beperkt zijn geweest. Dat de keur de helling van het stenen geveldeel boven een houten pui niet apart noemt ligt voor de hand, niemand zal een stenen | |
[pagina 48]
| |
1 's-Hertogenbosch, Hoekhuis aan de Orthenstraat. Aquarel J. Jelgerhuis Rzn uit 1827. (Pr. Gen. Den Bosch) Aan de voorgevel is een fors overstek op blokkeels en consoles, aan de zijkant een overkraging op de hoofdbalken.
bovenstuk een andere helling geven dan de pui eronder. Deze keur schijnt niet bedoeld te zijn geweest om een constructief toezicht op de huizenbouw uit te oefenen doch eerder om enige orde in het stadsbeeld te scheppen. Bij een algehele herziening in 1565 van de Amsterdamse bouwverordening werden de bepalingen van 1532 daarin opgenomen, met de redactie dat men niet ‘meer sal moeten uytsteken op de blockeels dan een Leijtsche steen van seven duym’.Ga naar eind7. Bovendien werden nu de hoekhuizen apart genoemd. Voor overstekken aan de zijgevels was daarbij de goedkeuring van de burgemeesters nodig. De korte balkjes waarop de uitkragingen rustten werden dus te Amsterdam blokkeels genoemd, in Utrecht sprak men in 1623 van ‘sleden’.Ga naar eind8. Een doel van de overstekken moet zijn geweest de even kostbare als kwetsbare beglazing in het bovendeel van de pui en van de vensters op de verdieping te beschermen. Glas-in-loodpanelen zijn vrijwel niet waterdicht te maken en staan bij houten kozijnen voor
2 Middelburg, Lange Delft. De houten gevel voor de verplaatsing naar de museumtuin (RAZ). Gering overstek en gebouwd op vlucht.
| |
[pagina 49]
| |
3 Alkmaar, Huis Langestraat-Kraanbuurt. Tweede helft 16de eeuw. Zowel aan voorzijde (rechts) als aan zijgevel is er een overstek op gebeeldhouwde consoles. Tek. J.A. Crescent 1811 (GAA).
in het gevelvlak. Zij sluiten rechtstreeks aan op houtwerk dat niet tegen verrotting te vrijwaren is. Uit deze keuren blijkt dat de overstekken te Amsterdam beperkt waren en dat de gevels op vlucht gebouwd werden. De maten van overstek en vooroverhellen werden in één keur geregeld. Wat men aan overstek te kort kwam werd aangevuld door het overhellen van het gevelvlak. Beide tezamen kwamen per verdieping uit op ongeveer een voet, hetgeen ook elders een normale voorsprong was. De combinatie van een gering overstek en het bouwen op vlucht, die uit de keur van 1532 blijkt, bezat voordelen; de lichtinval in de beglazingsstrook werd minder gehinderd dan bij een forse overkraging. Het was een verfijndere manier van bouwen dan met grote overstekken en rechte gevelvlakken. | |
Variaties in de constructiewijze van de overstekkenHet overstek op blokkeels was een slappe constructiewijze. De blokkeels waren met houten pennen in de puibalk gestoken en hadden nauwelijks draagkracht. Zij moesten daarom ondersteund worden door consoles of schoren die aan de stijlen van de pui bevestigd waren. De blokkeels moesten daardoor boven de stijlen worden geplaatst. Beide elementen, stijlen en korbeels, werden met een pen in de puibalk ingelaten, waardoor de puibalk op deze plaatsen flink werd verzwakt. Er was een opvallend verschil in de maat van de voorsprong van het overstek. In het oosten van het land, vooral bij boerderijen, was de voorsprong anderhalve voet groot. In het midden, te Utrecht en Den Bosch lijkt de voorsprong omstreeks een voet te liggen; in het westen in Holland en Zeeland is hij maar weinig meer dan een halve voet (afb. 1 en 2). Tekeningen vormen onze voornaamste bron van kennis van de overkragingsconstructies; zij geven een indruk van de afmetingen van de voorsprong. In het westen werden de blokkeels ondersteund door consoles, in het oosten door schoren. Bij overkragingen aan de zijgevels kon men de hoofdbalken laten doorsteken en op de uiteinden daarvan de buitenwanden van de verdieping plaatsen (afb. 1). Men maakte van deze mogelijkheid alleen gebruik bij een abnormaal klein erf (afb. 4). Dit is verklaarbaar doordat de verdieping van de Nederlandse huizen minder intensief werd gebruikt dan de begane grond. Bij hoekhuizen deed zich de neiging voor beide
4 Amersfoort, Zevenhuizen 2, na de romantische reconstructie van 1941. De enkelvoudige balklaag is nog grotendeels origineel. De overkraging aan de voorzijde (rechts) is hier geconstrueerd met gedraaide balkjes. RDMZ
| |
[pagina 50]
| |
5 Veere, Markt 2, uit S.R. Jones, Old Houses in Holland, (1913) 44. Overkraging van een stenen bovengevel op blokkeels en consoles.
gevels zoveel mogelijk gelijk te maken, hetgeen er toe kan hebben geleid dat men ook bij zijgevels de voorkeur gaf aan een uitkraging op blokkeels en consoles boven één op balken. Een voorbeeld daarvan was het verdwenen huis Langestraat hoek Kraanbuurt te Alkmaar (afb. 3) Ook bij de houten gevel Zeedijk 1 en bij het hoekhuis Martelaarsgracht 2 te Amsterdam
6 Zaltbommel, Markt hoek Waterstraat, (±1525). Bescheiden overstek ter bescherming van de pui. Ook hier ontbreekt een uitgekraagde zijgevel die wel ruimtewinst zou opleveren.
werd gebruik gemaakt van een uitkraging op consoles.Ga naar eind9. Voorpuien met een overkraging op kinderbinten kennen we niet in ons land. Wel is er een voorbeeld bekend van een uitstek op korte balken, namelijk bij het pand Zevenhuizen 2 te Amersfoort van ca. 1600 (afb. 4). Dit was een hoekhuis op een klein erf. De zeldzaamheid van deze in Duitsland veel toegepaste overkragingsconstructie, die een groot overstek mogelijk maakte, bewijst dat in ons land ruimtenood op de verdieping zeer zeldzaam was. | |
Pui-overstekken met stenen bovengevelsReeds vóór 1500 moet het niet ongebruikelijk zijn geweest het gevelgedeelte boven de houten pui in baksteen uit te voeren. Ook daarbij maakte men, vooral bij de huizen die met een royale beurs werden gebouwd, een overstek om de grote glaspui te vrijwaren van de regendoorslag. Dit overstek werd op dezelfde wijze geconstrueerd als bij de houten gevels gebruikelijk was (afb. 5). Dus behield men in het westen de combinatie van het geringe overstek en het bouwen op vlucht. In midden- en oostelijk Nederland verhinderde de grotere maat van de overstekken een zelfde ontwikkeling. Verhelderend is dan ook de Utrechtse keur uit 1623 waarbij het verboden werd om een stenen bovengevel te plaatsen op het overstek van een reeds bestaande pui.Ga naar eind10. Het gevolg was dat in het westen, waar men bovendien beschikte over kleine baksteen van goede kwaliteit, stenen gevels op een pui-overstek opgang maakten terwijl deze bouwwijze in centraal en oostelijk Nederland niet aansloeg. Ten westen van de lijn Amersfoort, Utrecht, Zaltbommel en Breda zijn veel gevels bekend, vooral uit oude afbeeldingen, waarvan het stenen bovengedeelte rustte op een houten pui met een gering overstek (afb. 6 en 7). Bovendien zijn er nog verscheidene met een later gewijzigde onderpui die iets terugstaat bij het gevelvlak, waaruit blijkt dat er hier van oorsprong een overstek moet zijn geweest (afb. 8). Slechts bij eenvoudige huizen en bij de sobere bouwwijze op het platteland stonden de stenen bovengevels zonder overkraging rechtstreeks op de puibalk. De verspreiding van het pui-overstek bij stenen bovengevels geeft een aanwijzing over het gebied waar vroeger houten gevels met een gering overstek voorgekomen moeten zijn en waar we dus ook gevels op vlucht kunnen verwachten. Inderdaad blijkt het gebied waar we het pui-overstek bij stenen gevels vinden, samen te vallen met dat waar het bouwen op vlucht voorkomt. Beide verschijnselen lijken twee facetten van dezelfde zaak te zijn. | |
[pagina 51]
| |
7 Leiden, De Hoogstraat, Gravure L. Schenk (± 1730). Gevels met gering overstek ter bescherming van de grote glaspui.
In de gebieden waar een groter geveloverstek en grotere baksteen gevonden werden dan in het westen, moet het versteningsproces anders zijn verlopen. Daar kwamen houten en geheel stenen gevels naast elkaar voor en kon van vermenging geen sprake zijn. Bij voortgaande verstening maakten de houten gevels in dat gebied plaats voor gevels die van de grond af in baksteen waren opgetrokken. Men stapte over op een andere bouwwijze. Alleen in het westen vond de intensieve menging van hout- en steenbouw plaats, die zo herkenbaar is aan het pui-overstek. Daar werden veel van de tradities uit de houtbouw in het nieuwe gemengde bouwen overgenomen. Mogelijk is de gewoonte van het bouwen op vlucht tijdens dit geleidelijke versteningsproces van de houten op de stenen gevels overgegaan. Waar stenen gevels boven houten puien werden aangebracht, had men evenveel reden tot het maken van een overstek en het bouwen op vlucht als bij houten gevels. Stenen gevels waren immers voorzien van houten kozijnen die, enerzijds stevigheid aan het metselwerk gaven doordat ze aan de strijkbalken gekoppeld waren en zo de gevels vasthielden. Maar anderzijds waren deze kozijnen onbeschermd tegen de regen omdat in stenen gevels geen overstek bij hogere verdiepingen kon worden gemaakt. De kozijnen waren immers vrijwel even dik als de dunne voorgevels en de glas-in-loodpanelen lagen weer voor in het kozijnhout.
8. Zevenbergen N.Br. Zuidhavenkade, Het Wapen van Amsterdam (1551) met later verbouwde houten pui. (Opname 13 september 1907).
Het meest kwetsbare element was hier de pui met zijn grote glasvlak, dat als belangrijke lichtbron voor het interieur dienst deed(afb. 5 en 6). Als het even kon maakte men daar een overstek. Wij komen tot de conclusie dat de vermenging van hout- en steenconstructie die zich in westelijk Nederland voordeed, geleid kan hebben tot het bouwen op vlucht. Toen de stenen gevelgedeelten boven de houten puien steeds hoger werden, kan het bouwen op vlucht zijn overgegaan op gevels die geheel van steen werden gemaakt. Deze ontwikkeling werd bevorderd doordat in het westen overwegend gebruik werd gemaakt van houten kozijnen. Waar daarentegen bakstenen of natuurstenen kruiskozijnen werden gebruikt, ontbrak een groot deel van de ratio om de gevel voorover te laten hellen en nam bovendien de technische uitvoerbaarheid ervan af. Voor centraal en oostelijk Nederland bleef het bouwen op vlucht daarom maar niets. | |
Misvattingen over het bouwen op vluchtEr zijn vele merkwaardige verklaringen voor het bouwen op vlucht in omloop. Vaak meent men dat het doel ervan was gelegen in het vergroten van het | |
[pagina 52]
| |
vloeroppervlak van de verdiepingen. Maar het huiselijk leven in ons land speelde zich af op de begane grond, daar was behoefte aan meer ruimte en niet boven in het huis. Een variant op deze ruimtelijke beschouwing veronderstelt dat men bij vervanging van een houten gevel dooreen stenen, geen vloeroppervlak wilde verliezen en de nieuwe gevel dan maar liet overhellen. Enkele keuren uit de zuidelijke gebieden, waar met groter overstekken werd gewerkt, geven echter een andere oplossing voor dit probleem aan. Men gaf dan toestemming om een rechte gevel te bouwen in het vlak van het middelste overstek zodat men beneden enige ruimte won en boven iets verloor. Soms meent men ook dat bouwen op vlucht ontstond toen de eerste stenen gevels tussen hun houten buren werden geplaatst en dan leken achter over te hellen. De laat-middeleeuwse gevelwand bezat echter een bonte afwisseling van allerlei soorten bouwsels, waarvan de meeste nog laag waren. In de belangrijkste stadsgedeelten stonden houten huizen en recht opgetrokken stenen gevels dus al eeuwen broederlijk naast elkaar. Bovendien bouwde men ook op vlucht in stadsuitbreidingen zoals de Amsterdamse grachtengordel, waar nooit overkragende houten gevels gestaan hadden. Typisch Amsterdams is de mening dat bouwen op vlucht diende om beter te kunnen hijsen. Maar het hijsen langs de gevel is een laat en weinig verbreid verschijnsel. Men bouwde eerder op vlucht dan dat men langs de voorgevel hees. Ook wordt wel betoogd dat men de gevels voorover liet hellen om ze beter te kunnen zien. Zelfs werd hierbij een beroep op Serlio gedaan, die betoogd zou hebben dat, aangezien het bovendeel van de gevel verder verwijderd was van de beschouwer dan het onderstuk, men door vooroverhellen een optische correctie moest toepassen.Ga naar eind11. Deze esthetische benadering zou enige ondersteuning kunnen vinden in een keur te Leiden waar in 1612 op de erven in een nieuw stadsdeel ‘tot meeste cieraat dezer stede.....in 't stellen van de gevelen voor aendede gemene straten onderhouden en geachtervolcht zal werden eenen gemeenen voet, te weten dat de zelve van onder opgaende straetwaerts over zullen hangen op te drie voet een duym.’Ga naar eind12. Het lijkt ons echter waarschijnlijk dat het ‘cieraat’ daarin bestond dat alle gevels evenveel zouden overhellen. Het enige wat tenslotte overblijft is de veronderstelling dat men zich bewust was van de gevaren van het huwelijk tussen hout- en steenconstructies en van de kwetsbaarheid van het vele glas-in-lood in houten kozijnen. Daar wijst ook de enigszins verwante gewoonte uit later tijd op, om bij grote gebouwen de baksteenlagen aan de binnenzijde van de muur hoger te leggen dan aan de buitenkant.Ga naar eind13. Bovendien geven enkele commentatoren uit de 18de eeuw deze verklaring als reden op.Ga naar eind14. |
|