Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Jan Jehee
| |
InleidingHet type balklaag dat in een oud huis wordt aangetroffen kan veel verhelderen over de geschiedenis van dat pand. Is het huis van oorsprong opgezet als stenen huis of is de typische constructiewijze van het houten huis bepalend geweest voor de opzet en ontwikkelingsgeschiedenis ervan? Verschillende soorten balklaagconstructies, die vaak regiogebonden zijn, komen sedert de vroege Middeleeuwen in Nederland naast elkaar voor en deze constructiemethoden hebben elkaar ook altijd wederzijds beïnvloed. De veranderingen die zich in de loop der eeuwen voordeden in de wijze waarop men de balklagen construeerde, waren onder andere het gevolg van het versteningsproces van het houten huis; daarnaast werd kort na 1600 plaatselijk het eikenhout schaarser, zodat het grotendeels vervangen moest worden door grenenhout. Pas aan het eind van de 19de eeuw werden er ook vloerconstructies uit andere materialen dan hout samengesteld. | |
TerminologieEssentieel voor de typologie van de balklaag is allereerst het aantal boven elkaar liggende onderdelen waaruit de balklaag is opgebouwd. We onderscheiden daarbij, van beneden naar boven: de balken, de (kinder-)binten en de vloerdelen (vloerplanken). De onderop liggende balken liggen in de Nederlandse situatie meestal in de breedte van het gebouw en lopen dus doorgaans van zijmuur naar zijmuur. De kleinere en veel talrijkere binten rusten met hun uiteinden op de balken en liggen dus meestal in de lengterichting van het huis. Is er zo'n tussenliggende bintlaag aanwezig, dan spreken we over een ‘samengestelde balklaag’; waar de vloerdelen echter direct op de balken liggen, gaat het om een ‘enkelvoudige balklaag’. Naast het aantal lagen dat op elkaar ligt, is ook de wijze van oplegging van de balken van belang voor de typologie. Balken kunnen namelijk direct in de muren zijn opgelegd of juist een constructief onderdeel vormen van een gebintconstructie. In het laatste geval spreken we in dit artikel van een ‘gebintbalklaag’.
In hoofdstuk 1 worden de samengestelde balklagen en de samengestelde gebintbalklagen met hun voorkomende varianten besproken, terwijl in hoofdstuk 2 de enkelvoudige balklagen en de enkelvoudige gebintbalklagen met hun afgeleide constructies aan bod komen. | |
Hoofdstuk 1Samengestelde balklaag (afb. 1)Deze balklaag bestaat uit moerbalken, die, al of niet op consoles, zijn opgelegd in stenen muren. Tussen of over de moerbalken liggen in de dwarsrichting kinderbinten met daar overheen de vloerdelen. Een samengestelde balklaag kan dateren uit de bouwtijd van een huis, maar kan oorspronkelijk ook een samengestelde gebintbalklaag zijn geweest waarvan de muurstijlen en korbelen op een later tijdstip werden verwijderd. De oudste samengestelde balklaag is als bouwspoor waargenomen in het 13de-eeuwse slot ‘Teilingen’ bij Sassenheim.Ga naar eind2. Tot de oudere huizen met een samengestelde | |
[pagina 40]
| |
Afb. 1
balklaag behoren onder andere de huizen Bergschild 1-5 te Deventer uit de 14de eeuw en Langedijk 16 te Vianen uit 1464. In Amsterdam ontleende men in de eerste decennia van de 17de eeuw aan de samengestelde balklaag blijkbaar nog een zekere status, omdat die voor de belangrijke vertrekken op de begane grond bleef toegepast, terwijl de verdiepingen van het huis toen al enkelvoudige balklagen hadden. De toenemende schaarste aan eikenhout leidde in Middelburg rond 1600 tot hetzelfde verschijnsel. De samengestelde balklaag bleef tot ca. 1650 over vrijwel het gehele land verspreid. Een bijzondere wijze van plafonddecoratie, in de vorm van het cassetteplafond, was er de oorzaak van dat deze balklaag ook nog daarna incidenteel wel werd toegepast; bijvoorbeeld in het ‘Huis De Pinto’ te Amsterdam uit 1686. Toen daarna in het westen de samengestelde balklaag definitief werd afgezworen, bleef de samengestelde balklaag in Limburg nog tot in de 19de eeuw normaal toegepast, zoals bijvoorbeeld in de woning van de boerderij Vaesrade 64 te Nuth, daterend uit ca. 1830, te zien is.Ga naar eind3. De algemeen voorkomende samengestelde balklaag kent een tweetal varianten. De eerste is de samengestelde balklaag met sleutelstukken en consoles (afb. 2). Deze balklaag is, waarschijnlijk om de hinderlijke stijlen en korbelen te vermijden, in de loop van de 15de en 16de eeuw in het zuidwesten van het land ontstaan. In plaats van stijlen en korbelen werden stenen consoles onder de sleutelstukken geplaatst. Deze regionale constructiewijze duurde ongeveer honderd jaar. Vooral in Delft, met Wijnhaven 16 uit ca. 1540 als voorbeeld, treft men na de stadsbrand
Afb. 2
van 1536 veel van zulke balklagen aan. Een ander voorbeeld is ondermeer de balklaag in het huis Grote Kerkbuurt 58-60 te Dordrecht uit ca. 1500. Ook in Haarlem vinden we in het huis Kleine Houtstraat 70-72, uit ca. 1525, de sleutelstukken met consoles.Ga naar eind4.
Afb. 3
De tweede variant van de samengestelde balklaag is de vrij zeldzaam voorkomende samengestelde alternerende balklaag (afb. 3), waarbij extra balken ter ondersteuning van de kinderbinten in de balkvakken tussen de bestaande moerbalken werden gelegd. In sommige gevallen gebeurde dat misschien al direct tijdens de bouw, maar meestal zullen de extra balken secundair zijn toegevoegd. Een voorbeeld van deze constructiewijze bevindt zich onder meer in het huis aan het Spaarne 108 te Haarlem uit 1637.Ga naar eind5. | |
[pagina 41]
| |
Afb. 4
Geschoorde samengestelde balklaag (afb. 4). Om het dragend vermogen van de moerbalk te vergroten heeft men tussen de balk en de muren schoren aangebracht. Zowel de balk als de schoor rusten op kraagstenen. Alleen bij een respectabele dikte van de muren was deze constructie mogelijk. Waarschijnlijk het oudste voorbeeld hiervan is aanwezig in het voormalige klooster van St. Servaas te Maastricht daterend uit het begin van de 13de eeuw.Ga naar eind6. In het pand de ‘Moriaan’, Markt 85-87 te 's-Hertogenbosch is een gelijke constructie toegepast, daterend uit de eerste helft van de 14de eeuw.
Afb. 5
De samengestelde gebintbalklaag (afb. 5). Bij deze belangrijke hoofdgroep rust elke moerbalk aan de uiteinden op twee staande muurstijlen. Daardoor is de balk onderdeel van een groter ondersteunend geheel: het gebint. Deze constructiemethode vindt waarschijnlijk zijn oorsprong in de constructiewijze van het houten huis, waarvan de gebinten de hoofddraagconstructie vormen. De samengestelde gebintbalklaag was gedurende de Middeleeuwen vermoedelijk de meest gebruikelijke balklaagconstructie in het grootste gedeelte van ons land. Toepassingen van de samengestelde gebintbalklaag zien we in het ‘Dinghuis’ te Maastricht uit ca. 1470Ga naar eind7. en in het 15de-eeuwse houten huis Begijnhof 34 te Amsterdam.Ga naar eind8. Bij de verstening van de houten huizen is men doorgegaan met het toepassen van gebinten om het dragend vermogen van de moerbalken te verhogen. Omdat de vroegste houten huizen nu niet meer bestaan vinden we, merkwaardig genoeg, de oudst bewaarde gebinten in huizen die oorspronkelijk van steen waren. Illustratief is de uit ca. 1320 daterende balklaag in het huis aan de Rode Torenstraat 12-14 te Zutphen.Ga naar eind9. In Utrecht dateren de gebinten in het huis ‘Groot Blankenburg’ Oude Gracht 121 uit de 14de eeuw.Ga naar eind10. In 's-Hertogenbosch, Orthenstraat 23-25 zijn ons gebinten bekend uit 1463.Ga naar eind11. Het verspreidingsgebied van deze constructiemethode beslaat in de 16de eeuw het gehele land. De stijlen en korbelen van de gebinten zaten binnenshuis vaak in de weg. Indien de dragende muren dik genoeg waren en de ondergrond geschikt was, werden deze onderdelen daarom later vaak weggehaald. Blijkens de verbouwing van het Fraterhuis te Zwolle in 1421, begint het afbreken van de stijlen en korbelen hier reeds in de eerste helft van de 15de eeuw.Ga naar eind12. In het huis aan de Vlasmarkt 8 te Middelburg kennen we een gelijk voorbeeld maar dan een eeuw later. In Den Briel echter, vond deze aanpassing pas in de loop van de 17de eeuw plaatsGa naar eind13. en in Maastricht kwam dit pas na 1612 heel langzaam op gang.Ga naar eind14. Toch is men in sommige steden gewoon doorgegaan met het toepassen van gebinten. Het huis aan de Koornmarkt 64 te Delft is bijvoorbeeld vlak na de grote stadsbrand van 1536 opnieuw met gebinten opgetrokken.Ga naar eind15. In Delden heeft men zelfs na de stadsbrand van 1655 nog verschillende huizen herbouwd met de traditionele houtconstructie.Ga naar eind16. In het noorden en westen van ons land werden, wat betreft de stadshuizen, na het midden van de 17de eeuw nauwelijks gebinten meer toegepast. Late voorbeelden zijn ondermeer aangetroffen in het huis aan de Oude Haven 17-19 te Schoonhoven uit ca. 1650 en in de pastorie te Broek in Waterland daterend uit 1670.Ga naar eind17. Bij de boerderijbouw gaat echter, met uitzondering van de woongedeelten, de constructiewijze met gebinten nog tot ver in de 19de eeuw door. | |
[pagina 42]
| |
Afb. 6
Van de samengestelde gebintbalklaag zijn ons twee afgeleide varianten bekend. De eerste is de samengestelde gebintbalklaag met stijlen op kraagstenen of consoles (afb. 6). Deze constructies zijn alleen bedoeld om de gebintbalken extra te ondersteunen. De stijlen lopen in die gevallen niet door tot de vloer. Deze methode is in het gehele land vanaf de Middeleeuwen in een aantal stenen huizen zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegepast. De balklagen in het stadhuis te Vianen uit 1473 en in het huis aan de Krommesteeg 11 te Elburg uit ca. 1400 zijn hiervan twee markante voorbeelden.Ga naar eind18. Dit soort gebinten werd tevens, tot en met de 17de eeuw, veel toegepast bij kerken met een houten tongewelf. Bij kerktorens dient deze constructie om houten torenspitsen met de muurplaten te verankeren aan de muren.
Afb. 7
De tweede variant op de samengestelde gebintbalklaag is de niet veel voorkomende alternerende samengestelde gebintbalklaag (afb. 7) die waarschijnlijk secundair is ontstaan tijdens verbouwingen waarbij de kinderbinten in het midden extra ondersteuning kregen van een tussenbalk. Dit is mogelijk ook het geval geweest bij het pand aan de Naaierstraat 6 te Gouda in ca. 1530.Ga naar eind19. | |
Hoofdstuk 2Enkelvoudige balklaag (afb. 8)De enkelvoudige balklaag is eigenlijk de meest voor de hand liggende manier om bij stenen gebouwen een vloer tot stand te brengen. Op regelmatige afstand van elkaar zijn balken, al of niet op consoles, in de muren opgelegd, waar de vloerdelen in de dwarsrichting over heen zijn gelegd. Enkelvoudige balklagen zijn, in tegenstelling tot samengestelde balklagen, meestal uit grenenhout vervaardigd. Met de opkomst van het grenenhout, in de loop van de 17de eeuw, werd de enkelvoudige balklaag dan ook dominant en is tot in onze eeuw de meest gebruikelijke constructiewijze gebleven voor houten plafonds. Maar de enkelvoudige balklaag bestaat eigenlijk al net zo lang als er in steen gebouwd is. De uit ca. 1200 daterende balklaag uit het huis Stokstraat 55 te Maastricht is blijkens de reconstructie de tot nu toe oudst bekende enkelvoudige balklaag van ons land.Ga naar eind20. Oude voorbeelden vinden we ook in de IJsselsteden met ondermeer het pand aan de Roggestraat 12 te Deventer uit ca. 1348.Ga naar eind21. In de stad Groningen werd de enkelvoudige balklaag sedert de 13de eeuw continu toegepast. Een vroeg voorbeeld uit die stad is de balklaag in het huis aan de Herenstraat
Afb. 8
| |
[pagina 43]
| |
40 uit de tweede helft van de 13de eeuw.Ga naar eind22. In de 13de eeuw werden de opleggingen van de enkelvoudige balklagen soms door middel van een randbalk verstevigd. Deze randbalk rustte dan op consoles. Restanten van dit soort kort toegepaste oplegging zijn aangetroffen in kasteel ‘Ammerzoden’ en in het kasteel ‘Ravenstein’ te Heenvliet, beide uit ca. 1250.Ga naar eind23. In verband met het toepassen van de zogenoemde makelaarspanten (spant met middenstijl) is in het oosten van het land reeds in de 14de eeuw gekozen voor een enkelvoudige balklaag met onderslagbalk.Ga naar eind24. Een vroeg voorbeeld daarvan is de balklaag in het huis te Zutphen aan de Houtmarkt 42-44 uit ca. 1300.Ga naar eind25. Pas als in het westen van het land het ‘versteningsproces’ van de houten stadshuizen voltooid is, wordt de enkelvoudige balklaag daar min of meer ‘standaard’ toegepast. In Haarlem en in Friesland en waarschijnlijk ook in Amsterdam wordt daar vanaf 1580 op kleine schaal een begin mee gemaakt.Ga naar eind26. In de Zaanstreek komt de enkelvoudige balklaag pas omstreeks 1700 in beeld. Bij 17de-eeuwse buitenplaatsen, zoals het ‘Huis Ten Bosch’ te Maarssen uit 1628, werden de verschillende vertrekken uitgerust met nu eens een enkelvoudige balklaag en dan weer met een moer- en kinderbintenbalklaag.Ga naar eind27. Vanaf 1650 werden de enkelvoudige balklagen op grote schaal toegepast. In de 18de en vroege 19de eeuw werden ze door het aanbrengen van stucplafonds weer aan het gezicht onttrokken. Waar de vloer grotere belastingen moest dragen zoals bij kelders, pakhuizen, militaire gebouwen en boerderijzolders zijn de enkelvoudige balklagen in allerlei variaties uitgevoerd, met of zonder onderslagbalken.
De volgende twee varianten op de enkelvoudige balklaag hebben betrekking op de vorm in doorsnede van de balken.
De eerste variant is de enkelvoudige balklaag met hoge rechthoekige (staande) doorsnede (afb. 9). Deze zeer vroege balklaagvorm is vooralsnog alleen in de stad Utrecht geconstateerd. Bij onderzoekingen daar zijn in de afgelopen decennia een twintigtal van oudsher stenen huizen aangetroffen met sporen of resten van dit type balklaag. De afmetingen van deze balken bedroegen ca. 18 × 50 cm. Hierbij werd voornamelijk gebruik gemaakt van dennenhout. Bij de panden Oudegracht 114 ‘Drakenburg’ uit ca. 1291 en Oudegracht 219 uit het derde kwart van de 13de eeuw is ondermeer deze enkelvoudige balklaag toegepast.Ga naar eind28. De tweede variant die we kennen is de enkelvoudige balklaag met brede rechthoekige (liggende) doorsnede
Afb. 9
Afb. 10
(afb. 10). De balken zijn in dit geval met de brede kant onder, dicht bij elkaar in de muur gelegd. Deze typisch west-Nederlandse variant is in de 16de en 17de eeuw veel toegepast bij onderhuizen en kelders, waarschijnlijk om bij een minimale diepte een zo hoog mogelijke doorloophoogte te verkrijgen. Als vroeg voorbeeld is ons het pand aan de Zeedijk 1 te Amsterdam uit ca. 1550 bekend.Ga naar eind29. Deze balken ‘op zijn plat’ komen ondermeer ook voor in het vroeg 17de-eeuwse huis aan de Voorhaven 6 te Schoonhoven. Bij sommige onderhuizen of kelders werden de brede balken in de vorm van platen zelfs tegen elkaar gelegd zodat de balken tegelijk fungeerden als vloerhout. Blijkens de nog aanwezige resten was dit in Groningen het geval in het uit ca. 1600 daterende huis aan de Oude Boteringestraat 16.Ga naar eind30. In het Oost- | |
[pagina 44]
| |
Indisch Huis aan de Hoogstraat te Amsterdam, daterend uit 1609, bevindt zich eveneens een platen vloer.
Afb. 11
Waar men een min of meer stenen plafond tot stand wilde brengen zonder gebruik te hoeven maken van gewelven, paste men wel de enkelvoudige balklaag met overhoeks gelegde balken toe (afb. 11). Tussen de schuine kanten van de balken werden dan zogenoemde troggewelfjes aangebracht. De balklaag zelf kon op die manier aan het gezicht worden onttrokken. Een van de oudste toepassingen daarvan vinden wij in kasteel ‘Mheer’ te Mheer (L) uit het begin van de 17de eeuw en het ‘Paleis Noordeinde’ te 's-Gravenhage, waar deze balklaag tijdens de grote verbouwing van 1813-1815 is toegepast.Ga naar eind31.
Enkelvoudige alternerende balklaag (afb. 12). Deze balklaag bestaat uit hoofdbalken met evenwijdig daaraan één of twee lichtere tussenbalken. Deze balklaag is waarschijnlijk ontstaan vanuit de samengestelde balklaag. Een vroeg voorbeeld is aangetroffen in het voormalige Vleeshuis te Zwolle aan de Luttekestraat 2-4 uit 1469.Ga naar eind32. Voor het westen van het land betekent deze balklaag in de 17de eeuw een overgang naar de uiteindelijke enkelvoudige balklaag. De balklaag in het vroeg 17de-eeuwse pand Bierkade 9 te Purmerend is hier een voorbeeld van.Ga naar eind33. Te Schoonhoven in het huis Koestraat 6 is na een verbouwing in de 17de eeuw, deze balklaag ontstaan door het verwijderen van de stijlen, korbelen en kinderbinten. Van een enkelvoudige gebintbalklaag (afb. 13) is sprake indien de balken van de enkelvoudige balklaag een onderdeel vormen van een gebintconstructie. Deze constructiewijze vinden we van oorsprong
Afb. 12
Afb. 13
vooral in het houten huis van de 16de-en 17de eeuw, maar zou in theorie ook secundair zijn ontstaan uit een samengestelde gebintbalklaag waarvan de kinderbinten zijn verwijderd. Reeds in de 16de eeuw wordt deze constructiewijze, voornamelijk in Noord-Holland, toegepast. Illustratief hiervoor zijn de uit 1547 daterende gebinten in het pand Korenmarkt 8 te Hoorn.Ga naar eind34. Een slechte bodemgesteldheid in combinatie met grote vloerbelastingen, kan er de oorzaak van zijn geweest dat men de afstanden tussen de gebinten geleidelijk van ca. 3 tot 1 à 1,50 meter terugbracht.
We onderscheiden vooralsnog een drietal varianten op de enkelvoudige gebintbalklaag. Wat de drie varianten gemeen hebben is het alternerend systeem waardoor grotere belastingen mogelijk werden. De | |
[pagina 45]
| |
verschillen die er zijn, vinden we in de oplegging van de tussenbalken.
Als eerste variant noemen we de alternerende gebintbalklaag met stijlloze balk (afb. 14). Tussen en evenwijdig aan de gebinten werden zogenoemde ‘stijlloze’ balken in de muren opgelegd. In een bestek uit 1609, voor de bouw van het Gemeenlandshuis van het Hoogheemraadschap Zeeburg en Diemerdijk te Diemen, is sprake van de term ‘loose baleen’.Ga naar eind35. De constructie met de stijlloze balk kan in het westen gezien worden als voorloper van de enkelvoudige balklaag. Blijkens bouwsporen is de oudste stijlloze balk waargenomen in het uit ca. 1500 daterende huis
Afb. 14
aan de Warmoesstraat 83 te Amsterdam.Ga naar eind36. Tot en met het eind van de 17de eeuw is het toepassen van stijlloze balken in Noord- en Zuid-Holland vrij algemeen. In de Zaanstreek werden de stijlloze balken, van de nog houten huizen, veelal aan de buitenbetimmering bevestigd.
Als tweede variant zien we de alternerende gebintbalklaag met opgehangen balk (afb. 15). Deze variant komt voor bij zowel een- als driebeukige huizen (boerderijen). De stijlloze balken zijn in dit geval door middel van ijzeren banden opgehangen aan de fliering of wurmt. In Twente noemt men deze tussenbalk de ‘misbalk’ of ‘leugenbalk’. Constructies met dit type balken zijn ondermeer waargenomen te Ootmarsum in het pand aan de Marktstraat 7 uit 1613Ga naar eind37. en in Zuid-Holland in de vroeg 17de-eeuwse boerderij Botersloot 5 te Noordeloos.Ga naar eind38. In een boerderij te Kotten bij Winterswijk is de balk zelfs opgehangen aan houten beugels.Ga naar eind39.
Afb. 15
Afb. 16
De derde variant noemen we de alternerende gebintbalklaag met hangstijl (afb. 16). Deze curieuze wijze van ophanging van de loze balk aan een hangstijl is ons bekend uit Noord-Holland en Twente. Onder andere in het vroeg 17de-eeuwse huis Zuideinde 8 te Broek in WaterlandGa naar eind40. en in de boerderij ‘De Kiekerie’ te Fleringen (gemeente Tubbergen) uit de 18de of 19de eeuw.Ga naar eind41. | |
Balklaag met lisenen of nissenIn plaats van houten muurstijlen werden de balkdragende muren in Oost- en Noord-Nederland in de Middeleeuwen vaak met bakstenen lisenen uitgerust, waarop de balken van zowel samengestelde als enkelvoudige balklagen konden rusten. Een verwante oplossing was die waarbij de balken werden opge- | |
[pagina 46]
| |
legd boven de muurdammen die tussen boogvormig overdekte muurnissen werden uitgespaard. In andere gevallen hield men zich niet aan deze oplegpunten en konden de balken ook boven de muurnissen worden opgelegd. In Elburg Krommesteeg 11 uit ca. 1400 zijn vierkante nissen waargenomenGa naar eind42. en de nissen in het 16de-eeuwse huis in de Bergstraat 34-36 vormen een voorbeeld uit Deventer.Ga naar eind43. Voor de rest van Nederland is dit verschijnsel zeldzamer. Uit Utrecht kennen we de nissen van het 14de-eeuwse huis ‘Valckenstein’ Oude Gracht 215-217.Ga naar eind44. Te Dordrecht zijn nissen gezien in het huis Grote Kerkbuurt 58-60 daterend uit ca. 1500.Ga naar eind45. De nissen die zijn aangetroffen in het pand Begijnhof 6 uit 1472 vormen voor Amsterdam een zeldzaam verschijnsel.Ga naar eind46. |
|