Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harry Boekwijt en Ad van Drunen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe Bosch' is een ‘Nijmeegs’ jukspant?In het prille naoorlogse bouwhistorisch onderzoek dook op het gebied van historisch-bouwkundige benamingen aanvankelijk - mede bij gebrek aan eenduidige en effectieve historische omschrijvingen - een aantal ‘werknamen’ op in het vakjargon. Deze namen werden vaak gebaseerd op de locatie waar dergelijke verschijnselen voor het eerst of in grote aantallen werden aangetroffen. Een mooi voorbeeld is de zogenoemde Deventer kelder, die toen het bouwhistorisch onderzoek zich verder ontwikkeld had, veel vaker in Utrecht bleek voor te komen. De naspeuringen van Janse en Berends in de binnenstad van Nijmegen leidden tot de vondst van een laatmiddeleeuws jukspant-type dat vervolgens door hen werd aangeduid als Nijmeegs juk.Ga naar eind2. In de latere terminologie zou deze iets tè plaatsgebonden term worden vervangen door de meer algemene omschrijving van tussenbalkjuk. Afgezien van het streven om aan de constructie een systematische benaming te geven is immers het verspreidingsgebied van dit jukspant-type te groot om een plaatsgebonden term te rechtvaardigen. Voorzover kon worden nagegaan in de op de RDMZ aanwezige documentatiebladen en veldwerken uit de jaren vijftig en zestig, werd in Nijmegen een 22-tal gebouwen met tussenbalkjukken aangetroffen. Een meer recente waarneming voegde hier nog drie voorbeelden aan toe.Ga naar eind3. Het bouwhistorisch onderzoek dat in 's-Hertogenbosch sinds 1975 structureel door de gemeente wordt uitgevoerd leverde in totaal 25 laatmiddeleeuwse gebouwen met tussenbalkjukken in de stad op, het tussenbalkstandjuk van het huis De Moriaan niet meegerekend. Uit de aanhef van deze paragraaf mag niet worden afgeleid dat wij in vergelijking met de ‘Deventer’ kelders in Utrecht zouden willen pleiten voor de introductie van de term ‘Bosch’ jukspant. Afgezien van het feit dat de ontwikkeling en verspreiding van het type in een groter verband moeten worden bezien, kan worden vastgesteld dat binnen de stad 's-Hertogenbosch het tussenbalkjuk gelijktijdig werd toegepast met het gebruikelijke dekbalkjuk en geenszins gemeengoed was. De waargenomen voorbeelden van tussenbalkjukken liggen her en der verspreid over de binnenstad (zie afb. 2), met een lichte concentratie rond de Postelstraat. In Nijmegen waren daarentegen in een klein gebied van de benedenstad, in en bij de Grotestraat, bijna huis aan huis de panden voorzien van tussenbalkjukken. Het is bovendien onbekend hoeveel van deze jukken elders uit de binnenstad van Nijmegen zijn verdwenen ten gevolge van sloop- of oorlogsgeweld. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit aantal aanzienlijk is geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Sporenkap met tussenbalkjuk (ca. 1463 d) in 's-Hertogenbosch, Orthenstraat 23-25. Situatie vóór de ingrijpende reconstructie van dit pand in 1981 (zie het opschrift op de begane grond ‘REPARATIE CONTANT’). Na de sloop is een deel van het juk ondergebracht in het depot van de gemeentelijke Bouwhistorische en Archeologische Dienst (BAD). Gelukkig is hier sprake van een incident; veel Bossche tussenbalkjukken zijn nog in situ bewaard gebleven. Foto: Bureau voor visuele documentatie, 's-Hertogenbosch.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ontstaan en de verspreiding van de tussenbalkjukkenDoor Janse is verondersteld dat het tussenbalkjuk zich ontwikkeld heeft vanuit het standjuk; een op de zolderbalklaag staand gebint met rechte, verticaal geplaatste stijlen.Ga naar eind4. Hij leidt dit af uit de kap van het pand De Moriaan te 's-Hertogenbosch, die gedragen wordt door zware standjukken (afb. 3). De stijlen van deze jukken zijn in dwarsrichting voorzien van kromme schoren die tot op de balklaag doorlopen. De schoren doen weliswaar denken aan schuingeplaatste spantpoten, maar we mogen uit deze overeenkomst in vorm niet afleiden dat we hier te maken hebben met de voorloper van het tussenbalk-jukspant. De schoren in De Moriaan blijken overigens later aan de gebinten te zijn toegevoegd, waarschijnlijk om het wijken van de kap tegen te gaan.Ga naar eind5. De gebintconstructie in De Moriaan behoort zelf ook niet tot de oorspronkelijke opzet van het 13de-eeuwse pand.Ga naar eind6. We hebben waarschijnlijk in dit gebouw te doen met een bijzondere toepassing die tijdens een latere bouwfase is aangebracht om de constructieve problemen op te lossen bij het verlagen van de zoldervloer. Er ontstond hierdoor een ruim 2 meter hoge borstwering met weergang. Door de spantpoten meer naar binnen te plaatsen en halverwege met elkaar te verbinden (door middel van een tussenbalk), werd een constructief aanvaardbare en ook bruikbare oplossing verkregen in de vorm van standjukken. Janse plaatst de kap van De Moriaan op theoretische gronden in het eind van de 13de eeuw of de eerste helft van de 14de eeuw.Ga naar eind7. Recent zijn ten behoeve van deze bijdrage nieuwe dendrochronologische proeven verricht die deze datering bevestigen.Ga naar eind8. Toch mogen we deze standjukken met schuingeplaatste schoren ons inziens niet zonder meer zien als het ‘oertype’ van de tussenbalkjukken met schuingeplaatste stijlen. Daarvoor zijn er teveel kapconstructies met geschoorde standjukken bekend uit latere tijd.Ga naar eind9. Maar hiermee hebben we niet afgedaan met Janses theorie over het ontstaan van het tussenbalkjuk. Bekijken we de kap van De Moriaan als ruimtelijke
3 Markt 79-81 (De Moriaan), tussenbalk-standjuk (ca. 1310 d). Dit bekende stenen zaalhuis dateert in eerste aanleg uit de 13de eeuw (zie ook de bijdrage van R. Glaudemans elders in deze bundel). De standjukken en balken van de zolderbalklaag zijn secundair. De kromme schoren tegen de gebintstijlen zijn hoogstwaarschijnlijk als extra versteviging naderhand tegen het standjuk aangespijkerd.
Tekening: H.A. Becks (BAD). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Waargenomen tussenbalkjukken in 's-Hertogenbosch.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 De verspreiding van het tussenbalkjuk in Nederland en aangrenzende gebieden in Duitsland en België.
Tekening: H.A. Becks (BAD). constructie, dan zouden we deze kunnen plaatsen in de categorie van de langsspanten: een schoorconstructie in de richting haaks op de dwarsspanten. De kap van De Moriaan is in de langsrichting zelfs voorzien van een dubbel schorensysteem. Er lopen windschoren van de flieringbalk naar zowel de stijlen als naar de zijschoren van de stijlen. Deze schoorconstructie past in de bouwtraditie van het Nederrijn-Eiffelgebied, het grensgebied van de in Duitsland wijd verspreide ‘Stehende Stuhl’. In Nederland komt deze constructiewijze, die de kap in de langsrichting steunt door middel van stijlen met een boven en onderregel (een soort vakwerkwanden) praktisch niet voor. De stijlen en regels belemmeren een efficiënt gebruik van de zolder. Door de stijlen schuin te plaatsen, staan ze niet meer in de weg en ontstaat de zogenoemde ‘Liegende Stuhl’. Om te voorkomen dat de beide spantbenen naar elkaar toe gedrukt worden, bracht men een ‘Spannriegel’ aan; een horizontale balk, iets onder de kop van de spantbenen. Deze Spannriegel heeft constructief gezien dezelfde functie als onze tussenbalk. Kenmerk bij de Liegende Stuhl blijft dat de bovenregel, de flieringbalk, op de kop van de stijlen ligt. Eenzelfde ontwikkeling zal de rechtopstaande ‘Stuhlsaule’ hebben doorgemaakt, waaruit het ontstaan van het tussenbalkstandjuk valt te verklaren. Deze ontwikkeling vond plaats in het grensgebied van de Duitse kapconstructies, waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandse invloeden aanwezig zijn. Het is opmerkelijk, maar niet toevallig dat veel tussenbalkjukken voorkomen in het gebied van de Niederrhein en de Eiffel.Ga naar eind10. Uitgaande van recente gepubliceerde overzichten en aanvullende waarnemingen, grenst het verspreidingsgebied van de Nederlandse tussenbalkjukken aan het Duitse Rheinland (zie afb. 4).Ga naar eind11. Zoals hiervoor werd aangegeven zijn de grootste aantallen waargenomen in Nijmegen en 's-Hertogenbosch. Wanneer we de grote verliezen aan oude Nijmeegse gebouwen tijdens en vooral ná de Tweede Wereldoorlog in aanmerking nemen, krijgen we het bange vermoeden dat zich hier de grootste concentratie bevond en dat deze vrijwel compleet verloren is gegaan. In de omstreken van Nijmegen zijn eveneens enkele voorbeelden aanwijsbaar (Arnhem, Groesbeek, Valburg). Incidentele voorbeelden zijn elders te vinden in noordelijke en noordoostelijke streken: Friesland (Dokkum en Leeuwarden), Overijssel (Deventer, Ootmarsum, Oldenzaal, Borne), Gelderland (Aalten) en ook een enkele in Leiden en Utrecht. Ook in het Maasgebied is lange tijd het tussenbalkjuk toegepast: Andenne (B), Baarlo, Donk (L), Floreffe (B), Grave, Heijthuizen, Hoensbroek, Maaseik (B), Marche-les-Dames (B), Neeritter, Ravenstein, Schimmert, Urmond, Venlo, Well (L), Well (Gld.). Hierbij moet worden opgemerkt dat de Belgische en Limburgse tussenbalkjukken in het Maasgebied over
5 Pensmarkt 13-15, toegevoegd tussenbalkjuk (XVIIA?) onder sporenkap (omstreeks 1399 d). Het pand maakte deel uit van een groter gebouw. Het werd ingrijpend verbouwd aan het begin van de 17de eeuw. Bij een verbouwing van de oorspronkelijke sporenkap, werd een tussenbalkjuk met rechte spantbenen onder de constructie aangebracht.
Tekening: H.A. Becks (BAD). het algemeen relatief jong (16de-18de eeuw) zijn gedateerd en doorgaans voorzien zijn van gordingen. Deze zijn vaak onderling gestabiliseerd met windverbanden ín het dak vlak. De gordingen zijn zodoende onderdeel van het schuingeplaatst langsverband, de ‘Liegende Stuhl’. De aanwezigheid van gordingen in het grensgebied met de Duitse kapconstructies lijkt hiermee verklaard. Ook hier doemt weer de aanwijzing op dat we de ontwikkeling van tussenbalkjukken letterlijk en figuurlijk moeten koppelen aan die van de langsspanten.
In 's-Hertogenbosch komen overwegend relatief vroege tussenbalkjukken voor, welke te plaatsen zijn in de tweede helft 15de en eerste helft 16de eeuw. Deze bijzondere constructievorm veroverde in 's-Hertogenbosch slechts een tijdelijke plaats in de bouwtraditie. Na een korte bloeiperiode verdween het tussenbalkjuk in deze stad praktisch geheel. Het later onder de 14de-eeuwse sporen in de kap van Pensmarkt 13-15 aangebrachte tussenbalkjuk dateert waarschijnlijk uit de 17de eeuw of nog later. De stijl van dit juk moest wel boven de spantbalk uitsteken om zowel het onderste haanhout als de daar onderdoorlopende hanebalkfliering te kunnen ondersteunen (zie afb. 5). Een tweede navolger van het tussenbalkjuk bevindt zich in de uit 1724 daterende kap van het voorhuis van Hinthamerstraat 159. Dit kapje is samengesteld uit spanten en halfspanten, die in koningsstijlen bij elkaar komen. Gezien de bijzondere situatie moeten we hier uitgaan van een gelegenheidsconstructie die niet voortbouwt op de traditie van de middeleeuwse tussenbalkconstructie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Constructieve en functionele aspectenDoor Berends wordt onderscheid gemaakt tussen gebinten en jukken met een ankerbalkverbinding en met een gesloten pen-en-gatverbinding. Hij noemt ze ankerbalkgebint/juk, respectievelijk tussenbalkgebint/juk.Ga naar eind12. Bij een ankerbalkconstructie wordt de gebint- of de jukbalk met een doorgestoken pen aan de achterzijde van de stijl verankerd door houten wiggen waardoor de verbinding trekkrachten kan opnemen. Bij gebinten, die op de grond staan, kunnen de stijlen iets uit het lood gesteld worden zodat er trekkrachten in de constructie optreden. Deze wordt hierdoor sterker. In kapjukken komen dergelijke trekkrachten niet voor, zeker niet bij tussenbalkjukken met kromme stijlen. Hier zijn pen-en-gatverbindigen meer geschikt. Janse ziet daarom in de toepassing van ankerbalkverbindingen in kapconstructies het bewijs voor het ontwikkelingsproces van de staande jukconstructie naar het tussenbalkjuk met kromme stijlen. Hij beschouwt de ankerbalkconstructies | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Postelstraat 34, voorhuis, ankerbalkjuk (XVB). De borstweringen van de zolder aan linker- en rechterzijde zijn onderling in hoogte verschillend. De ankerbalkjukken hebben pen- en gatverbindingen met één toognagel. De doorgestoken pennen van de ankerbalk zijn met een toognagel ‘verankerd’ achter de stijl. De jukken hebben getrokken telmerken. Op de gebinten een vlieringzolder met houten borstwering. De zolderbalklaag is voorzien van een houtskeletconstructie.
Vergelijkbare voorbeelden: Visstraat 24 (met wiggen in de doorgestoken pen, XVIA), Vughterstraat l78 (XVB, zie afb. 7). Tekening: H.A. Becks (BAD).
7 Vughterstraat 178, achterhuis, ankerbalkjuk (XVB), gesloopt 1983. Het achterhuis, twee balkvakken diep, heeft relatief hoge borstweringen, waardoor gekozen zal zijn voor een tussenbalkconstructie. De stijlen van het gebint waren echter nauwelijks hoger dan de gebintbalk. De doorgestoken pennen waren met twee toognagels ‘verankerd’ achter de stijl. De sporen hadden getrokken telmerken.
Tekening: H.A. Becks (BAD). bij dergelijke kappen als een rudimentair constructiedetail, dat de ontwikkeling van gebint naar juk aangeeft.Ga naar eind13. De vroeg 14de-eeuwse standjukken in de kap van de Bossche Moriaan zijn echter al uitgevoerd als tussenbalkjukken. Het niet toepassen van een ankerbalkconstructie is overigens ook in deze kap niet logisch vanwege de verticale krachten die de sporengespannen uitoefenen. In 's-Hertogenbosch zijn voorbeelden van ankerbalkjukken met kromme stijlen bekend (Postelstraat 34, Vughterstraat 178 en Visstraat 24, zie afb. 6 en 7). Ze lijken echter naar onze mening eerder incidenten te zijn dan voorbeelden van een ontwikkeling van gebint naar juk. De verankering vindt in deze kappen plaats door middel van toognagels of heel dunne wiggen die weinig kracht op kunnen nemen. Ook de dateringen van de ankerbalkjukken (XVB-XVI A) zijn ons inziens relatief te jong om te spreken van een ‘missing link’ in de evolutie-theorie van de tussenbalkjukken.
In 's-Hertogenbosch bestaan de laatmiddeleeuwse dakconstructies uit sporenkappen die door dekbalkjukken of door tussenbalkjukken worden gedragen.
8 Orthenstraat 23-25, achterhuis, tussenbalkjuk (omstreeks 1463 d), gesloopt 1981 (zie ook afb. 1). De windschoren van deze kap waren voorzien van getrokken telmerken. De kap van het voorhuis, die uit dezelfde tijd stamt, bezat dekbalkjukken.
Vergelijkbare voorbeelden: Achter de Tolbrug 11 (eerste achterhuis, ca. 1501 d), Hinthamerstraat 119 (XV), Kerkstraat 18 (XVB, naderhand gewijzigd in dekbalkjuk), Kruisstraat 16 (XV), Orthenstraat 33-35 (XVB-XVIA, gesloopt), Postelstraat 64-66 (XV-1512), Verwersstraat 7 (XVB), Vughterstraat 19 (XVB, juk naderhand gewijzigd), Zusters van Orthenpoort 20-27 (Poortgebouw XV?, gesloopt 1946). Voorbeelden van dit ‘basistype’ met vlieringzolder, voorzien van houten borstwering: Hinthamerstraat 44-46 (XVB), Kruisstraat 12-14 (omstreeks 1467 d, jukken naderhand gewijzigd). Tekening: H.A. Becks (BAD). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9 Karrenstraat 8-10, voorhuis (XVIA). Asymmetrische kapconstructie, ontstaan vanwege het feit dat het pand is gebouwd tussen de zijmuren van de twee belendende huizen, welke een ongelijke hoogte hebben. Aan linkerzijde is gekozen voor een doorlopende stijl (‘tussenbalk’), aan rechterzijde ligt de gebintbalk op de stijl (‘dekbalk’). De kapconstructie had sporen met gezaagde telmerken.
Tekening: H.A. Becks (BAD).
10 Hinthamerstraat 158, tussenbalkjuk achterhuis (XVB). Asymmetrische kap, waardoor de flieringen op ongelijke hoogte in de dakvlakken zijn gesitueerd. Zodoende is er gekozen voor tussenbalkjukken (met ongelijke spantbenen). Sporengespannen met gezaagde telmerken.
Tekening: H.A. Becks (BAD). In geval van gestapelde jukspanten komen ze soms gecombineerd voor, waarbij het onderste juk als tussenbalkjuk wordt uitgevoerd. Het bovenste juk is altijd een dekbalkjuk met rechte jukstijlen. Het feit dat beide types naast elkaar in dezelfde periode, in hetzelfde huis (afb. 8) en zelfs in eenzelfde kap (afb. 15, 16) werden toegepast, duidt niet op een typologische ontwikkeling. De keuze voor een dek- of tussenbalkjuk lijkt in 's-Hertogenbosch eenvoudig te zijn bepaald door de positie van de flieringen binnen het dakvlak. Voor een goede krachtenverdeling is het wenselijk de flieringen
11 Postelstraat 42. In dit pand werden de bestaande borstwering en kapconstructie verhoogd, waarbij op de bestaande dekbalkjukken een tweetal stijlen werd aangebracht.
Tekening: H.A. Becks (BAD). op ca. ⅓ van de hoogte van het dakvlak aan te brengen. De jukbalken bevinden zich meestal op ca. 2-2,5 meter boven zoldervloerniveau. Er is dus een relatie tussen de borstwering (het ‘verdiep’), de jukbalkhoogte en de lengte van de daksporen. Hebben we nu te maken met een situatie waarin de borstwering hoger is dan gebruikelijk, dan is een tussenbalkjuk een goed bruikbare constructie. Dit laat zich het beste illustreren aan de hand van drie bijzondere Bossche voorbeelden. Het pand Karrenstraat 8-10 (afb. 9) is later tussen twee buurpanden in gebouwd. Het linker buurpand was aanmerkelijk hoger dan het rechter. Binnen deze asymmetrische situatie werd aan linkerzijde gekozen voor een tussenbalk-verbinding, omdat de borstwering hoog is en de fliering aldaar hoger in het dakvlak, maar wel op ⅓ van de dakhoogte moest worden aangebracht. Aan de rechterzijde is de borstwering lager en is het juk ‘gewoon’ als dekbalkjuk uitgevoerd op ca. 2 meter boven het zoldervloerpeil. De fliering ligt aan deze zijde daarom lager, maar wèl op ⅓ van de hoogte van het rechter dakvlak. Een ander voorbeeld van een asymmetrische kap is te vinden in Hinthamerstraat 158 (afb. 10). De toegepaste tussenbalkjukken zijn hier, gezien de hoge borstweringen, de meest logische oplossing voor het dragen van de flieringen. Deze zijn onderling op verschillende hoogten aangebracht, op ca. ⅓ van de hoogte van de twee sterk van elkaar verschillende dakvlakken. In het derde geval, het pand Postelstraat 42 (afb. 11) bevinden zich dekbalkjukken. Naar aanleiding van de ophoging van de borstwering en kap werden simpelweg óp de dekbalkjukken ‘opzetstijlen’ geplaatst, waardoor deze als het ware werden getransformeerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12 Detailtekening van de pen-en-gatverbindingen van een tussenbalkjuk (Verwersstraat 7, XVB).
Tekening: H.A. Becks (BAD).
13 Gespleten spantbeen van het ankerbalkjuk in het pand Visstraat 24. Situatie in 1976.
Foto: BAD.
14 Korenbrugstraat 16, voorhuis, gestapelde constructie met tussen- en dekbalkjukken (XVB). Op de tussenbalkjukken ligt een vlieringzolder met een houten borstwering. De jukken hebben getrokken telmerken. Vergelijkbaar voorbeeld: Postelstraat 60-62 (XVIA, bovenste jukken verwijderd).
Tekening: H.A. Becks (BAD) tot het tussenbalk-type. Hierdoor kwamen de nieuwe flieringen op een constructief gunstige hoogte te liggen. Dat deze opzetstukken een zwakke schakel vormden in de kapconstructie scheen niet te deren.
De pen-en-gat-verbinding tussen de kop van het spantbeen en de fliering was bij de ‘gewone’ tussenbalkjukken ook de zwakste schakel. Veel van de in 's-Hertogenbosch aangetroffen jukken van dit type zijn op deze plaats kapot gegaan. De gunstige krachtenverdeling van de doorlopende spantbenen werd hierdoor geheel teniet gedaan (afb. 13.) Een bijkomend positief aspect van de tussenbalkjukken is dat bij deze constructies een vlieringzolder op de jukbalk kon worden gelegd, zodat er een houten ‘verdiep’ ontstond. Deze houten borstwering tegen de fliering maakt een efficiënte opslag van goederen mogelijk, in tegenstelling tot zolders op dekbalkjukken, waar de aansluiting van de zoldervloer op het schuine dakvlak een minder bruikbaar vloeroppervlak tot gevolg had. Een houten borstwering had tevens het voordeel dat de grote kieren tussen de daksporen ter plaatse van de aansluiting tussen dakvlak | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15 Achter de Tolbrug 11, Refugiehuis Mariënhage, tweede achterhuis langs de Binnendieze (omstreeks 1538 d). Deze tussenbalkconstructie bevindt zich in een bouwdeel dat achter de oudste kern (ca. 1501 d) is aangebouwd, omvattend een drietal balkvakken. De jukken hebben gehakte/gegutste telmerken. Op de jukken een vlieringzolder met houten borstwering. Voorbeeld van de ontwikkeling in de sporenkappen, waarbij de nokbalk als nieuw element is toegepast. De nokbalk rust op lange, op de tussenbalk geplaatste nokstijlen.
Tekening: H.A. Becks (BAD). en flieringvloer beter stofdicht konden worden afgesloten. Er is een zestal voorbeelden van dergelijke zolders met houten borstwering op tussenbalkjukken in 's-Hertogenbosch aangetroffen (zie afb. 6, 14, 15). Toch zal een efficiënter gebruik van de vlieringzolders niet doorslaggevend zijn geweest bij de keuze van het soort kapjuk. Er zijn namelijk ook voorbeelden bekend waar de stijlen nauwelijks doorlopen boven de gebintbalk waarmee een houten borstwering geen nut had (Vughterstraat 178, afb. 7). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusiesResumerend kunnen we stellen dat tussenbalkjukken in aanzienlijke aantallen in Nijmegen en 's-Hertogenbosch voorkwamen. In het Duitse Nederrijngebied en het aangrenzende Nederlandse gebied is een concentratie van dit bijzondere type kapjuk waar te nemen. In dit overgangsgebied tussen de Duitse langsspanten, die een schorende functie hebben en de Nederlandse dwarsspanten, die een dragende functie hebben, zal het tussenbalkjuk ontstaan zijn. De flieringbalk of de gording op de kop van de spantbenen heeft bij de tussenbalkjukken op de eerste plaats een dragende functie. De merkwaardige positie op de kop
16 Achter de Tolbrug 11, Refugiehuis Mariënhage, oostelijke dwarsvleugel, gestapelde constructie (omstreeks 1549 d). Een elftal jaren na de uitbreiding van 1538 werd een ruime nieuwe dwarsvleugel aan het gebouw toegevoegd. Deze drie balkvakken diepe vleugel kreeg een soortgelijke kapconstructie met nokbalk en afgeschoorde nokstijlen. De onderste tussenbalkjukken hebben gehakte/gegutste telmerken, op de jukbalk een vlieringzolder met houten borstwering. Hierop dekbalkjukken met rechte spantbenen.
Tekening: H.A. Becks (BAD).
17 Brede Haven 55-56 (oude nummering: 80-81), zeldzaam voorbeeld van een houtskeletconstructie met tussenbalkjukken, voorzien van rechte spantbenen (XV), rustend op ankerbalkgebinten. Gesloopt 1976. Gekraste telmerken op de gebinten.
Tekening: H.A. Becks (BAD). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de spantbenen valt uit technische overwegingen te verklaren vanuit de Duitse langsspanten. De toepassing van een onlogische verbinding als de ankerbalkconstructie en de zwakke pen-en-gat-verbinding tussen de kop van het spantbeen en de flieringbalk bij de Bossche tussenbalkjukken laten zien dat de houtverbindingen geen doorslaggevende invloed hebben gehad op het ontstaan van dit kaptype. In 's-Hertogenbosch komen diverse asymmetrische en gecombineerde vormen van tussenbalkjukken voor. Hieruit kan worden afgeleid dat de toepassing van dit juktype een gunstige krachtenverdeling oplevert voor de ondersteuning van de kap, waardoor een hogere borstwering mogelijk is. De gebruiksmogelijkheden van de zolder worden hierdoor vergroot. Ook is de vlieringzolder beter te benutten wegens de houten borstwering die gevormd wordt door de boven de tussenbalk doorlopende spantbenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotteVanuit de Bossche situatie is met deze bijdrage gepoogd een scherper beeld te vormen van een regionale bouwtraditie. Zoals hiervoor al werd betoogd, is het niet de bedoeling geweest om te pleiten voor de introductie van de term ‘Bosch juk’. Zonder afbreuk te willen doen aan de bruikbaarheid van de term ‘tussenbalkjuk’ willen we echter toch ook de titel ‘Nijmeegs juk’ aan een dreigende vergetelheid ontrukken. Niet alleen vanwege de herinneringswaarde die de term heeft voor de geschiedenis van het bouwhistorisch onderzoek, maar vooral ook om het feit dat dit juktype door rigoureuze sloop ná de Tweede Wereldoorlog vrijwel volledig uit de benedenstad van Nijmegen is verdwenen. Als ‘geuzenterm’ is deze omschrijving voor de toekomst zeker nog bruikbaar! |
|