Jaarboek Monumentenzorg 1994. Monumenten van een nieuwe tijd. Architectuur en stedebouw 1850-1940
(1994)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |||||||||||||||
Antoinette van der Horst
| |||||||||||||||
‘Buiten’ wonen bij de stadHet villapark, een parkachtig terrein met riante vrijstaande villa's op ruime kavels, is een verschijnsel dat in Nederland pas aan het einde van de 19de eeuw zijn intrede deed. Door de sterk toegenomen industrialisatie en de daarmee gepaard gaande welvaart was een nieuwe groep welgestelden ontstaan. Juist bij hen, maar ook bij de middenklasse, ging steeds meer de wens leven om ‘buiten’ te gaan wonen.
Enerzijds omdat de langzaam maar zeker overbevolkt geraakte stad een steeds ongezondere plek werd om te wonen, anderzijds waren in deze tijd ook de herwaardering en idealisering van de natuur van invloed. Particuliere grond- en bouwmaatschappijen speelden handig in op de vraag naar het ‘buiten’ wonen, waardoor er een zekere hausse ontstond in het ontwikkelen van villaparken; in eerste instantie in de vorm van stedelijke uitbreidingen in en aan de rand van de stad. Zo ontstond in Den Haag na 1860 de monumentale villabebouwing van het Willemspark, Van Stolkpark en Belgisch Park (afb. 1). Naast deze stedelijke villaparken werden ook suburbane villaparken aangelegd, al dan niet op oude buitenplaatsen. Vooral het duingebied van Noord- en Zuid-Holland was aantrekkelijk door de als gezond ervaren zandgronden afgewisseld met bossen. Villadorpen als Wassenaar, Aerdenhout en Bloemendaal zijn hiervan sprekende voorbeelden. De bouwondernemingen hadden over het algemeen door de ‘laissez-faire’ politiek van de overheid grote vrijheid van handelen. Hierin kwam vanaf het begin van de 20ste eeuw verandering. De slechte woonomstandigheden in de steden en het opkomende socialisme leidden tot grotere overheidsbemoeienis. De Woningwet van 1901 luidde deze omslag in, maar had vooralsnog geen grote gevolgen voor de villabouw. De ontwikkeling van villaparken beleefde haar hoogtijdagen gedurende de eerste twintig jaar van deze eeuw, met een terugval in bouwactiviteiten tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daarna zijn er vrijwel geen villaparken meer aangelegd, omdat het aantal geschikte terreinen afnam en de economische depressie van de jaren '30 de vraag naar grote villa's vrijwel geheel deed verdwijnen. Ook de veranderende sociale verhoudingen en nieuwe architectuuropvattingen speelden een rol. Het villapark Zorgvliet in Den Haag kan in dit verband vanwege zijn schaal en monumentale bebouwing gezien worden als één der laatst gerealiseerde stedelijke villaparken. | |||||||||||||||
De buitenplaats van Jacob Cats‘Ick neme dese plaets tot afkeer van de sorgen Om daer bevrijt te sijn, om daer te zijn verborgen, | |||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||
1 Plattegrond van Den Haag In 1900; het Belgisch Park is nog in ontwikkeling, het Van Stolkpark is al volop met villa's bebouwd, maar de Scheveningse Bosjes en Zorgvliet zijn aan weerszijden van de Scheveningseweg nog geheel groen; ook de amandelvormige structuur van de wijk Duinoord, ten zuiden van de slingervijver van Zorgvliet is goed zichtbaar (plattegrond uit Jaarboek Die Haghe 1904).
Voor streken van het Hof, voor steken van den haet, En wat er in de Haegh niet seiden ommegaat.’Ga naar eind1.
In 1652 schreef Jacob Cats, dichter en raadpensionaris van de Staten van Holland, deze regels over zijn buitenplaats Sorghvliet. Negen jaar eerder had hij dit landgoed van ‘omtrent drie margen een hondt ende vijffentnegentich roeden lants’ benoorden Den Haag gekocht.Ga naar eind2. Het terrein lag in de uitloop van de vruchtbare Segbroekpolder en werd aan twee zijden begrensd door de Haagse Beek, die de Hofvijver van water voorzag. Na aankoop van ‘seeckere duynen ofte wildernisse’ in de richting van de oude Heerweg naar Scheveningen, de latere Scheveningseweg, bracht hij zijn grondbezit vervolgens in cultuur en liet hij Pieter Post een ‘landhuis’ ontwerpen. Lang heeft Cats echter niet meer van zijn buitenplaats kunnen genieten; hij overleed op 12 september 1660. Zorgvliet heeft daarna verschillende eigenaren gekend, van wie H.W. Bentinck omstreeks 1675 een oranjerie met exotische gewassen, een doolhof, een grot en zelfs een kunstmatige heuvel liet aanleggen, die hij Parnassusberg noemde (afb. 2). In 1837 werd Zorgvliet eigendom van de prins van Oranje, de latere koning Willem II, die het gebied door andere grondaankopen aanmerkelijk vergrootte. Zijn dochter prinses Sophie, groothertogin van Saksen-Weimar begon vanaf 1876 delen van de geërfde terreinen aan diverse bouwmaatschappijen te verkopen. | |||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||
2 De Parnassusberg op buitenplaats Sorghvliet, vermoedelijk aangelegd omstreeks 1675 in opdracht van H.W. Bentinck, de latere superintendant van de tuinen van Willem III en Mary. Ets door J. van den Avelen, circa 1695 (Haags Gemeentearchief).
Eén daarvan was de Maatschappij Duinoord, die in 1891 overging tot exploitatie en de wijk Duinoord bouwde. Op het aangrenzende terrein Zorgvliet had zij een servituut verworven met de bepaling dat dit terrein tot 15 juli 1910 niet bebouwd mocht worden. De groothertogin verkocht ook grond aan A.E.H. Goekoop, maar de kern van Zorgvliet, waarop het 17de-eeuwse Catshuis is gelegen, bleef tot aan haar dood in 1897 in bezit van het koninklijk huis. | |||||||||||||||
De verkoop van Zorgvliet‘En siet mijn heerlijk goed komt eenmaal na mijn leven In vreemde handen, die te veel naar goêkoop streven Zij deelen het heerlijke erf, en met een goed profijt, Verwerken zij de grond tot woning en jolijt. En evenwel nochthans, en des al niet te min, zij geene winst het doel. Nooit zou men Saksen eeren, dat uit Sofia's erf zijn zakken zou vermeeren.’
Deze parodie op de dichtregels van Jacob Cats werd in de Spectator van 7 september 1902 geplaatst onder het bovenschrift ‘Sorghliet verschachert’. Het gedicht geeft aardig de historische ontwikkeling en de lopende besprekingen over de toekomst van de buitenplaats weer. Na het overlijden van de groothertogin trachtten bouwgrondbedrijven het overgebleven gebied voor exploitatie aan te kopen. De Haagse krant Avondpost hield haar lezers voortdurend op de hoogte met namen van mogelijke kopers.Ga naar eind3. De burgerij verwachtte van het gemeentebestuur dat het zou ingrijpen en ervoor zou zorgen dat Zorgvliet voorgoed een park zou blijven. De gemeente deed hiertoe meer dan eens een poging, maar de vraagprijs bleek telkens hèt grote struikelblok. In een geheime raadsvergadering in 1901 werd het eerste voorstel tot aankoop met 21 tegen 19 stemmen verworpen. Daarna werd het gebied verkocht voor f 4.500.000 aan mr. Goekoop die al eerder een deel van het gebied had gekocht. Een half jaar later, op 13 augustus 1902, bood Goekoop het gebied voor dezelfde prijs aan de gemeente aan. Bovendien was hij in onderhandeling getreden met de Maatschappij Duinoord, die bereid was het eerdergenoemde servituut op te heffen mits de gemeente Zorgvliet zou aankopen. Het zou dan mogelijk worden de buitenplaats te bebouwen. De gemeenteraad besloot echter niet op het aanbod in te gaan. Goekoop bracht toen het hele gebied onder in de ‘Maatschappij Het Park Zorgvliet’ en nam zelf zijn intrek in het Catshuis, met een vierkant kavel park eromheen. In 1905 werd het zuidoostelijk deel van het overgebleven terrein, het vroegere Buitenrust, verkocht aan de Carnegiestichting in verband met haar ambitieuze plan om een internationaal gerechtshof met bibliotheek te stichten. De bouw van het Vredespaleis (1907-13) was het monumentale resultaat (afb. 3). | |||||||||||||||
De bestemming tot villaparkIn het uitbreidingsplan voor Den Haag van H.P. Berlage ( 1908) werd Zorgvliet voor een deel bestemd als villapark: ‘een open bebouwing op ruime schaal, | |||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||
zodat de stichting van een monumentaal villapark het einddoel moet zijn.’ Berlage ging ervan uit dat de gemeente Zorgvliet zou aankopen. Dit leek enigszins voorbarig maar niet ongegrond. Omdat het college van B & W met rasse schreden de expiratiedatum van het servituut zag naderen (15 juli 1910), had het contact gezocht met de Maatschappij Het Park Zorgvliet over de vraagprijs voor het overgebleven gebied. De in de raadsvergadering van 1901 geuite vrees dat ‘het hoge en krachtige geboomte, dat het noordelijk deel van Den Haag beschut tegen de krachtige noord-west en west winden, plaats zal maken voor een peuterige stadswijk met, in de richting der heersende winden aangelegde, rechtlijnige straten, die als blaasbalgen functioneren en de aantrekkelijkheid van genoemd gedeelte van Den Haag zeer zouden verminderen,’ was nog steeds niet weggenomen.Ga naar eind4. Het gemeentebestuur, zich zeer bewust van het feit dat het de laatste kans was om tot aanschaf over te gaan, besprak het voorstel in de raadsvergadering van 24 februari 1908. Om het benodigde kapitaal te
3 Het Vredespaleis, gebouwd door de Franse architect L.M. Cordonnier, winnaar van de internationale prijsvraag, in samenwerking met J.A.G. van der Steur in 1907-13 voor de Carnegiestichting als Permanent Hof van Arbitrage bij internationale geschillen. Aan het rijk gedecoreerde interieur hebben tal van landen door middel van schenkingen bijgedragen. De oorspronkelijke tuinaanleg van de Engelse tuinarchitect T.H. Mawson is nog ten dele bewaard gebleven (foto: RDMZ. J.M. Tangel. 1974).
vergaren - de vraagprijs bedroeg f 7,- per vierkante meter - stelde de raad voor een deel van het Scheveningse Bos te verkopen. Wederom sneuvelde het voorstel; nu met 24 tegen 17 stemmen. | |||||||||||||||
Het exploitatieplan van Z. Hoek en J.Th. WoutersIn mei 1911 benaderde de Maatschappij Zorgvliet het architectenbureau van Z. Hoek en J. Th. Wouters om voor Zorgvliet een exploitatieplan te ontwerpen.Ga naar eind5. De architecten Zacharias Hoek (geboren 1863) en Johannes Thomas Wouters (1866-1932) waren sinds 1896 geassocieerd. Zij bouwden aanvankelijk voornamelijk herenhuizen in de wijk Duinoord, het Statenkwartier en Scheveningen in neo-renaissancestijl. | |||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||
4 Stedebouwkundig plan voor de aanleg van een villapark op het terrein van Zorgvliet, ontworpen door het architectenbureau Hoek en Wouters met medewerking van Karl Henrici ( 1913). Dit ontwerp speelde in op een veelomvattender planvorming, waarbij het paleis Noordeinde zou worden ingericht als raadhuis en op Zorgvliet een nieuw koninklijk paleis zou worden gebouwd. Langs de randen lijn villa's geprojecteerd, in het zuidoosten is de plattegrond van het Vredespaleis en in het midden zijn de contouren getekend voor de eventuele nieuwbouw van het paleis. Dit laatste idee is niet uitgevoerd, maar de villaverkaveling in het zuidelijk deel is wel overgenomen bij de latere planvorming (kaart uit de brochure Het Park Zorgvliet van Z. Hoek).
Het bureau werd in de beginperiode financieel bijgestaan en aan opdrachten geholpen door de bankier D.F. Scheurleer, die ondermeer het basisplan voor Duinoord had ontworpen. Door deze steun bouwde het bureau al snel een interessante, welgestelde klantenkring op. Vanaf het begin van de 20ste eeuw trad het bureau steeds meer op als project-ontwikkelingsmaatschappij voorde exploitatie van villaparken en de bouw van villa's, met name in Wassenaar. Met de exploitatie van Zorgvliet was een bedrag gemoeid van f 4.700.000. Om dit bedrag bij elkaar te krijgen werd besloten nieuwe aandelen uit te geven, hetgeen leidde tot reorganisatie van de bestaande Maatschappij Het Park Zorgvliet. Hierbij vond een fusie plaats tussen de oude en de nieuwe aandeelhouders. Architect Hoek werd directeur van deze nieuwe ‘N.V. Maatschappij tot exploitatie van onroerend goed Het Park Zorgvliet’.Ga naar eind6. De fusie kwam tot stand op voorwaarde dat het plan van aanleg en de bebouwing door de gemeenteraad zou worden goedgekeurd. Om met een zo goed mogelijk voorstel te komen werd de hulp ingeroepen van Karl Henrici, hoogleraar aan de Technische Hogeschool van Aken, die onder meer door zijn uitbreidingsplan voor München grote bekendheid had gekregen. Met zijn medewerking werd een stedebouwkundig plan voor villapark Zorgvliet ontworpen, waarbij rekening werd gehouden met de bepalingen van Berlages uitbreidingsplan èn met al geruime tijd levende ideeën tot verplaatsing van het koninklijk paleis (afb. 4). Op 18 december 1911 werd het voorstel besproken in de gemeenteraad, wat opnieuw leidde tot discussies over het behoud van natuurschoon en de vraag of er wel behoefte was aan een villapark. Uiteindelijk ging de raad accoord met het ingediende plan, nadat een voorstel van SDAP-raadslid Ter Laan om het hele gebied in het kader van de Woningwet te onteigenen was verworpen. Anders dan vorige keren was de burgerij, via de pers | |||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||
5 Zuidelijk deel van het bouwplan voor de aanleg van een villapark op Zorgvliet, waarbij duidelijk is te zien dat bestaande groen- en waterpartijen zoveel mogelijk zijn gespaard: deze gevarieerde verkaveling, waarop ook de reeds verkochte 64 percelen zijn gemarkeerd, is ook nu nog grotendeels herkenbaar (kaart uit de brochure Het Park Zorgvliet van Z. Hoek).
op de hoogte van de ontwikkelingen, ingenomen met het ontwerp voor een villapark. Het plan werd ‘een triomf voor het particulier initiatief’ genoemd.Ga naar eind7. Daarentegen achtte architect S. de Clerq het terrein vanwege de onsamenhangende vorm niet geschikt om in te richten als villapark.Ga naar eind8. Immers, doordat de kern van Zorgvliet eigendom was van Goekoop, bleef voor exploitatie slechts een halfcirkelvormig gebied over (afb. 5). De Clerq zou twee jaar later overigens wel één van de villa's in Zorgvliet ontwerpen: villa Góndang aan Andries Bickerweg 1c.
De exploitatie van een villapark was, als gezegd, voor het architectenbureau Hoek en Wouters geen nieuwe opgave. Voor de verkoop van villa's in Zorgvliet bracht Hoek een wervende folder uit; niet zonder trots werd vermeld dat al grond was verkocht voor 64 villa's, waarvan reeds 25 bewoond werden. Het feit dat de grond van het park uitsluitend uit zandgrond bestond, werd aangeprezen als een belangrijk voordeel uit oogpunt van gezondheid. Ook had de maatschappij een aparte welstandscommissie in het leven geroepen, bestaande uit H. Evers, hoogleraar bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft, D.E.C. Knuttel, rijksbouwmeester en J. Limburg, architect. Aan hun oordeel zouden alle geprojecteerde villa's onderworpen worden om te voorkomen ‘dat er in het park gebouwen zouden verrijzen, die het aesthetisch aanzien zouden schaden.’Ga naar eind9. De instelling van deze speciale commissie leidde tot hooglopende discussies binnen de Schoonheidscommissie van Den Haag, waarin Knuttel en Limburg eveneens zitting hadden, temeer toen bleek dat de Maatschappij deze architecten betaalde voor hun adviezen. Aangezien zij weigerden een van beide commissies te verlaten, werd besloten dat alle bouwplannen voor Zorgvliet alsnog aan de Schoonheidscommissie werden voorgelegd nadat de ‘Zorgvlietcommissie’ deze al had goedgekeurd.Ga naar eind10. | |||||||||||||||
De stedebouwkundige opzetBij de opzet van de villawijk werd het landschappelijk karakter zoveel mogelijk benadrukt. Veel zorg is besteed aan het behoud van natuurschoon; met bestaande hoogteverschillen van het terrein werd | |||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||
6 Villa Buitenrustweg 3, ontworpen door J.W. Hanrath voor J.F. de Vogel in een op het Hollands Classicisme geïnspireerde, historiserende bouwstijl, 1912-13; thans in gebruik als kantoor (foto: auteur, 1994).
rekening gehouden en met het gemeentebestuur waren bepalingen overeengekomen om bomen, waterpartijen en plantsoenen zoveel mogelijk intact te laten. Daarbij was ook de eis gesteld dat de villatuinen niet door muren of schuttingen mochten worden afgesloten; alleen gelijkvormige groene hagen mochten de percelen onderling scheiden. De wijk kreeg een overwegend gebogen stratenpatroon met ruime kavels. De loop van de Haagse Beek vormt een belangrijk structuurbepalend element, evenals de slingervijver aan de zijde van de Groot Hertoginnelaan. Het aan deze vijver grenzende deel van deze laan werd niet bebouwd, waardoor het vrije uitzicht vanuit Duinoord gehandhaafd bleef. | |||||||||||||||
De monumentale villa-architectuurVanaf 1912 werd Zorgvliet met villa's bebouwd; tot aan de Eerste Wereldoorlog was het merendeel ontworpen door het architectenbureau van Hoek en Wouters. Over de taakverdeling waren goede afspraken gemaakt. Als chef de bureau trad J.J. (Co) Brandes op, die samen met Hoek de ontwerpen maakte voor de talrijke villa's.Ga naar eind11. De tuinplannen voor de villa's waren eveneens van Brandes. Wouters onderhield de contacten met de opdrachtgevers.
Behalve door Hoek en Wouters werden villa's ontworpen door architecten als J. Mutters, J. Limburg, M.A. en J. van Nieukerken, W.B. van Liefland, Smit en Fels, S. de Clerq, Ed. Cuypers, de gebroeders Van Gendt en L.J. Falkenburg. Door landschapsarchitecten als L.A. Springer uit Haarlem, D.F. Tersteeg uit Naarden en B. van den Steenhoven uit Den Haag werd een groot aantal tuinontwerpen geleverd. Het zuidelijk gedeelte van Zorgvliet, dat als eerste werd geëxploiteerd, vormt hierdoor als het ware een staalkaart van landhuisarchitectuur uit de eerste jaren van deze eeuw. Voor de vormgeving van deze villa's werd aansluiting gezocht bij de grandeur van het verleden. In de landhuisarchitectuur uit het begin van deze eeuw in Nederland zijn globaal drie stromingen te onderscheiden. In het villapark zijn deze drie stromingen alle vertegenwoordigd. De meeste architecten bouwden in Zorgvliet in historiserende stijl. Zij grepen terug naar het 17de-eeuwse Hollands Classicisme of de 18de-eeuwse Lodewijkstijlen. De in 1912 door architect J.W. Hanrath gebouwde villa aan de Buitenrustweg 3 is hiervan een goed voorbeeld (afb. 6). De villa is symmetrisch van opzet en heeft een via een monumentaal trappenbordes bereikbare risalerende ingangspartij. De met pilasters omgeven entree en de kleine roedenverdeling van de vensters doen bijna 18de-eeuws aan. Tevens richtten de villa-architecten zich op Engeland, dat een rijke traditie op het gebied van landhuisbouw bezit. Via publicaties in geïllustreerde bladen als The Studio en Architectural Record en vooral door het driedelig boekwerk van Hermann Muthesius, Das Englische Haus (1904) was veel over de Engelse villabouw in Nederland bekend. De door de gebroeders Van Gendt in rode handvormsteen opgetrokken villa aan de Jacob Catslaan 14 bezit diverse Engelse kenmerken zoals hoog opgemetselde schoorstenen, rode gebakken leipannen, een a-symmetrische gevelopbouw en tal van erkers (afb. 7). | |||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||
7 Villa Jacob Catslaan 14, ontworpen in 1921 door de gebroeders A.D.N. van Gendt en J.G. van Gendt ALzn. in opdracht van E.H. de Vries en uitgevoerd in 1925 in een door de Engelse landhuisarchitectuur beïnvloede. historiserende bouwstijl. Thans is in deze villa de Belgische ambassade gehuisvest, met behoud van vele oorspronkelijke interieur-onderdelen (foto: auteur, 1994).
8 Huize Mellard, Alexander Gogelweg 2, ontworpen door het architectenbureau Hoek en Wouters en thans dienend als ambassade van Suriname (foto: auteur, 1994).
Behalve op Engelse architectuurtijdschriften waren veel Nederlandse architecten ook geabonneerd op de Duitse tijdschriften van uitgeverij Wasmuth, zoals Die Architektur des XX. Jahrhundert en Der Architekt. Met name het door Paul Mebes in 1908 uitgegeven boek Um 1800 heeft hier grote invloed gehad.Ga naar eind12. Mebes vond dat het slecht gesteld was met de eigentijdse architectuur en bepleitte een terugkeer naar de architectuur van rond 1800. Zijn boek, waarin ook Hollandse voorbeelden waren opgenomen, leidde tot de internationale ‘Urn 1800’-beweging, die in Nederland tot na de Eerste Wereldoorlog voorkwam als een reactie op het rationalisme dat Berlage met zijn Amsterdamse Koopmansbeurs had ingezet. Kenmerkend voor deze stroming is de conservatieve vormentaal met natuurstenen accenten en veel classicistische | |||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||
9 Deze ‘Palladiaanse’ villa aan de Tobias Asserlaan 2 werd voor de margarinefabrikant S. van den Bergh gebouwd in 1911-14 naar ontwerp van J. Limburg; thans in gebruik als Japanse ambassade (foto: RDMZ).
motieven, vaak in verscholen combinatie met de moderne constructiemethode van skeletbouw in gewapend beton. De stijl werd voornamelijk toegepast bij bankgebouwen en kantoren, maar ook bij voorname villa's. Een voorbeeld in Zorgvliet is Huize Mellard, Alexander Gogelweg 2, naar ontwerp van Hoek en Wouters (afb. 8). Deze villa bevat, naast classicistische elementen als Dorische zuilen en pilasterachtige muurdammen, een hoge gebroken kapconstructie die veel in Duitsland voorkomt. Ook historiserend qua architectuur, doch teruggrijpend op Italiaans voorbeelden, is de met natuursteen beklede villa aan de Tobias Asserlaan 2, ontworpen door J. Limburg voor margarinefabrikant Van den Bergh (afb. 9). Het ontwerp doet denken aan de villa's van Palladio. Heel fraai is de terras-achtige opbouw aan de zijde van de vijver. Het interieur heeft een ruime centrale hal, die doorloopt over beide bouwlagen en wordt bekroond door een octogonale koepel. Rondom deze hal zijn de vertrekken symmetrisch gesitueerd. Ook de met zuilen omgeven galerijen geven de villa een Italianiserende uitstraling. Al met al behoren deze imposante woonhuizen tot de grootste stadsvilla's van ons land. Bij de inrichting werd uitgegaan van inwonend personeel en afzonderlijke vertrekken voor verblijfsactiviteiten (eetkamer, salon, rookkamer en eventueel ook een biljartkamer), naast de gebruikelijke grote hal met trappenhuis, keuken en slaapkamers. Bouw en bewoning waren daarom een kostbare aangelegenheid, die alleen voor de zeer welgestelden was weggelegd. Dankzij de winsten uit industrie en handelsondernemingen, en vooral uit de plantages in de koloniën, was de groep vermogenden sterk uitgebreid en daarmee ook de potentiële kopersgroep van villakavels. De voltooiing van het villapark werd echter vertraagd door de Eerste Wereldoorlog. Nederland bleef weliswaar neutraal, maar had toch hinder van de ontstane schaarste in bouwmaterialen. Bovendien had menig ondernemer of rentenier door verkeerde speculaties veel geld verloren, waardoor het aantal opdrachtgevers afnam. Bijgevolg is het villapark na 1917 niet geheel volgens het plan van Hoek en Wouters voltooid. Het oorspronkelijke idee van louter woonfunctie werd verlaten. Zo bouwde Berlage de First Church of Christ, Scientist aan de Andries Bickerweg 1a (1925-1927) en tussen 1930 en 1935 zijn laatste werk, het Gemeentemuseum aan de Stadhouderslaan, beide in gele baksteen als bekleding van een betonskelet. | |||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||
Veranderingen tijdens het InterbellumNa de Eerste Wereldoorlog trad een drastische versobering op in de villabouw, al bleef het streven naar comfort gehandhaafd. De villa's werden kleiner van afmeting en voor de bouwstijl werd radicaal gebroken met het verleden, ook in Zorgvliet. De architecten grepen niet langer terug naar oude voorbeelden, maar ontwikkelden een eigentijdse landhuisarchitectuur, variërend van expressionisme tot functionalisme. Het meest bekende voorbeeld van de expressionistische stijlvariant is wellicht villa ‘Sevensteijn’ (1920) aan de Alexander Gogelweg 20 van architect W.M. Dudok (afb. 10). De villa getuigt van Dudoks geleidelijke overgang van de Amsterdamse School naar de Nieuwe Zakelijkheid door de eigenzinnige combinatie van kubische vormen en expressionistische elementen als de trapeziumvormige ramen naast de ingang, de ingenieuze metselverbanden en
10 Villa ‘Sevensteijn’, Tobias Asserlaan 20, in 1920-21 ontworpen door W.M. Dudok in opdracht van mevrouw Van Erk-Bouman (foto: afdeling Monumentenzorg Gemeente Den Haag).
de smeedijzeren windvaan. Het is de eerste villa met een plat dak in Zorgvliet. Een tweede voorbeeld van moderne landhuisbouw in Zorgvliet is de villa van J. Duiker aan de Jacob Catslaan 12 uit 1923. Evenals zijn nog vroegere villa's in villapark Meer en Bosch bij Kijkduin (1920) vertoont dit werk van Duiker invloeden van de architectuur van F.L. Wright, in de grote overstekken, de flauwe dakhelling, het accent op horizontaliteit en het gebruik van de schoorsteen als architectonisch element.Ga naar eind13. Deze bakstenen villa staat nog vrij ver af van de witgepleisterde, betonnen Nirwanaflat aan de Benoordenhoutseweg (1927-30) en zijn bekenste functionalistische werk, het sanatorium Zonnestraal te Hilversum (1926-28). Een heel andere, typisch Haagse vorm van een eenvoudige doch luxe woonstijl betrof de bouw van ‘woonhotels’: complexen met royale appartementen en gemeenschappelijke voorzieningen die het huishouden moesten vereenvoudigen. Het werd in Den | |||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||
11 Het appartementencomplex Catsheuvel aan de Adriaan Goekooplaan (nu Catsheuvel), naar ontwerp van L.M. van den Berg en J.J. Groenema, gebouwd in 1927-28 als tweede woonhotel in villapark Zorgvliet, met uitzichttoren. Voor de constructie is gebruik gemaakt van een staalskelet, de verspringende muren zijn bekleed met baksteen om aansluiting te vinden bij de omringende villabebouwing; situatie omstreeks 1930 (foto: Gemeente Den Haag, Dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Ontwikkeling).
Haag een vrij populaire woonvorm getuige de omstreeks 35 woonhotels die tijdens het Interbellum zijn uitgevoerd. Uitgerekend het architectenbureau Hoek en Wouters kwam in Nederland als eerste, in 1906, met een ontwerp voor een woonhotel. De gemeente gaf echter geen toestemming voor de bouw, ondanks het feit dat voor de meeste appartementen een koper was. Voor Zorgvliet leverde Co Brandes in 1912 een ontwerp voor een woonhotel, maar ook dit plan is niet uitgevoerd. Na de Eerste Wereldoorlog kwam hierin verandering. Zo werd aan de Alexander Gogelweg in 1923 woonhotel Zorgvliet gebouwd door de architecten A. Broese van Groenou en A. Alberts, in een stijl die goed aansloot bij de villa's in de omgeving. Geheel in de lijn van de transformatie van Cats' buitenplaats tot villapark, verrees in 1927 op de plek van de hiertoe afgegraven Parnassusberg het woonhotel Catsheuvel, ontworpen door de architecten L.M. van den Berg en J.J. Groenema (afb. 11 ). Ironisch genoeg gaf niet zo zeer de plek - de heuvel was na bijna drie eeuwen niet meer dan een stuivende zandhoop - alswel de hoogte aanleiding tot discussie. Het uiteindelijk gerealiseerde gebouw kwam één meter boven de gestelde grens van 21 m; daarboven stak dan nog eens een toren van 9 m uit. De indeling varieerde al naar gelang de wensen van de eerste bewoners, zodat één appartement wel elf kamers had. Op de bovenste verdieping waren personeelskamers en afzonderlijk te huren logeerkamers en in het centrale trappenhuis een kleurig glas-in-loodraam in Art Déco-trant.Ga naar eind14. | |||||||||||||||
Zorgvliet na de Tweede WereldoorlogTijdens en na de Tweede Wereldoorlog is het noordwestelijke deel van het villapark ingrijpend gewijzigd. Voor de aanleg van een tankgracht, onderdeel van de Duitse Atlantikwall, werden veel woningen gesloopt, ook in Zorgvliet. In het Structuurplan dat Dudok na de oorlog voor de wederopbouw van Den Haag ontwierp, werd de oude situatie niet meer hersteld. De doorbraak van de tankgracht bleef bestaan in de vorm van een brede verkeersweg, de | |||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||
Johan de Wittlaan. Door de bouw van het Congresgebouw naar ontwerp van J.J.P. en H.E. Oud (1958), een hotel, kantoren, het Omniversum en het Museon, is dit deel van Zorgvliet los komen te liggen van de villawijk. Bovendien wijkt deze naoorlogse bebouwing in schaal en structuur af van het oorspronkelijke villapark. Ondanks deze forse stedebouwkundige en architectonische ingrepen is de opzet van een villawijk met allure in de parkachtige structuur zoals die Hoek en Wouters voor ogen stond, voor een belangrijk deel bewaard gebleven. Vanwege het bijzondere cultuurhistorische karakter is dit Haagse stadsdeel bij het Monumenten Inventarisatie Project aangeduid als ‘gebied met bijzondere waarden’ en bij het Monumenten Selectie Project geselecteerd als te beschermen stadsgezicht op rijksniveau. Ook de bebouwing telt inmiddels vele beschermde rijksmonumenten. Van een ‘peuterige stadswijk’ zoals in 1901 werd gevreesd, is beslist geen sprake. | |||||||||||||||
Overige bronnen en literatuur
|
|