Jaarboek Monumentenzorg 1994. Monumenten van een nieuwe tijd. Architectuur en stedebouw 1850-1940
(1994)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
Frank van de Poll
| |
Het oudste krantencentrum van EuropaAmsterdam is van oudsher verbonden met het krantenbedrijf. Reeds in 1618 gaf Caspar van Hilten hier de eerste gedrukte krant uit, voornamelijk bestemd voor beursgangers die belang hadden bij nieuws over oorlogen, scheepsrampen en de koloniën. Amsterdam was in deze jaren van voorspoed actief in de geld- en effectenhandel en fungeerde tevens als doorvoerhaven voor een groot deel van Noord- en Oost-Europa. Nieuws uit verre streken was voor de handel onmisbaar. Maar ook de stedelijke overheid had belang bij een nauwkeurige nieuwsvoorziening. Naarmate de politieke en militaire conflicten zich in de 17de eeuw geografisch steeds meer verspreid en steeds verder weg afspeelden, had zij niet meer voldoende aan de mondelinge nieuwsberichten van reizende kooplieden of nieuwsboden. Zij stelde daarom zogeheten ‘courantiers’ aan die speciaal belast werden met het leveren van nieuwstijdingen. Deze nietperiodieke berichten werden ‘courantes nouvelles’ genoemd; zij verschenen in eerste instantie in geschreven vorm en in de loop van de 17de eeuw als drukwerk: het begin van de krant.Ga naar eind1. | |
De ‘vuile vingers van de fiscus’De oudste ‘couranten’ bevatten grotendeels buitenlandse nieuwsberichten en stonden onder censuur van het stadsbestuur. In de loop van de 17de en 18de eeuw breidde het aantal kranten zich uit, in soort en soms ook in frequentie. Sommige kranten verschenen wel drie keer per week. Het eerste Nederlandse dagblad kwam in 1828 uit, verscheen in eerste instantie alleen op woensdag en zaterdag en werd vanaf 1 oktober 1830 daadwerkelijk dagblad: het Algemeen Handelsblad. Toch waren de kranten vanwege overheidsbelasting op papier, en later ook op familie-advertenties, voor velen te duur. De uitgevers probeerden de heffing zo laag mogelijk te houden, bijvoorbeeld door het formaat van de krant te verkleinen. In 1869 werd het dagbladzegel - door tegenstanders ook wel spottend ‘de vuile vingers van de fiscus’ genoemd - door daadkrachtig optreden van een aantal vooraanstaande liberalen, verenigd in het Anti Dagbladzegel Verbond, afgeschaft. ‘Belasting op de uiting der menschelijke gedachten behoort eigenlijk in Nederland niet thuis’, zo heette het in de memorie van toelichting van het wetsontwerp. De zegelafschaffing had tot gevolg dat het Algemeen Handelsblad onmiddellijk een formaatvergroting en een abonnementsverlaging van twee gulden per kwartaal aankondigde, een niet onaanzienlijk bedrag in een tijd dat het gemiddelde jaarinkomen van de ‘modale’ Nederlander rond de 250 gulden lag. Het is natuurlijk niet geheel juist in de verdwijning van dit gehate zegel de enige verklaring te zien voor | |
[pagina 153]
| |
1 Plattegrond van de Nieuwe Zijds Voorburgwal en directe omgeving met daarop onder meer aangegeven de belangrijkste dagbladvestigingen:
1) De Arbeiderspers op het Hekelveld (waar Het Volk - na 1945 Het Vrije Volk - werd gedrukt; in 1970 gesloopt); 2) Het gebouw van De Standaard; na 1945 zetelde Trouw hier tijdelijk; 3) De Tijd in 't Kasteel van Aemstel; 4) De Amsterdamse redacties van de NRC en het Algemeen Dagblad (fungeerde later nog als bijkantoor van De Volkskrant); 5) De Waarheid (verhuisde in 1950 naar gebouw Felix Meritis aan de Keizersgracht); 6) Het Algemeen Handelsblad (later gefuseerd met de NRC); heeft ook nog een korte periode gediend als standplaats voor het Algemeen Dagblad en, in haar nadagen. De Tijd; 7) Vanaf 1964 het gebouw van Trouw; in 1976 verhuisde het blad naar de Wibautstraat; 8) De Telegraaf (vanaf de herverschijning in 1949) De Courant-Nieuws van de Dag en van 1945-1964 Het Parool en Trouw; 9) Het Concordiagebouw, het eerste als zodanig gerealiseerde krantengebouw, huisvestte achtereenvolgens: het Nieuwsblad voor Nederland (1901-14). De Telegraaf (1914-30), De Courant-Het Nieuws van den Dag (1930-45), De Volkskrant (1945-1964); 10) De Courant (vóór de fusie met Het Nieuws van den Dag); later zetelde hier de Amsterdamse redactie van de Rotterdamse Maasbode; A) Centraal Station; B) Koopmansbeurs; C) Effectenbeurs; D) Telegraaf- en Postkantoor (tekening; Bureau Monumentenzorg Amsterdam, Jan Verhaar, 1994). | |
[pagina 154]
| |
2 De Nieuwe Zijds Voorburgwal gezien naar het Hekelveld en de Martelaarsgracht. De foto dateert van vóór de demping in 1884 (foto: Bureau Monumentenzorg Amsterdam).
de snelle groei van de Nederlandse dagbladnijverheid in het laatste kwart van de 19de eeuw. Ook de technologische vooruitgang in communicatie, transport en produktie heeft hier aan bijgedragen. Hoe dit verder ook zij, vanaf 1869 werd het dringen geblazen op de Nieuwe Zijds en opende het ene na het andere krantenbedrijf haar burelen (afb. 2). | |
De keuze voor de Nieuwe ZijdsWaarom kozen de kranten juist de Nieuwe Zijds Voorburgwal? Omdat, aldus Michiel Wagenaar in zijn dissertatie, een dergelijke centrale locatie paste bij de binnenstedelijke oriëntatie van drukkers en de landelijke dagbladpers.Ga naar eind2. Immers, in de binnenstad bevonden zich de belangrijkste leveranciers èn afnemers van het nieuws: de kantoren en financiële instellingen, die zelf voor een groot deel ook weer verantwoordelijk waren voor de plaatsing van advertenties en annonces en aldus zorgden voor een belangrijk deel van de inkomsten van de krant. De redacteuren waren gebaat bij een centraal gelegen en goed bereikbare plek dicht bij nieuwsbronnen en communicatielijnen. Aan de infrastructuur werd vanaf 1872 steeds meer zorg besteed. In dat jaar verscheen de tram, in eerste instantie nog met paardetractie, rond 1900 geëlektrificeerd. Door allerlei dempingen - de Nieuwe Zijds werd in 1884 voorzien van klinkers - en doorbraken werd de hoofdstad langzamerhand van een goed ontwikkeld verkeersnet voorzien. Voor de kranten waren de spoorwegen een belangrijk distributiekanaal voor de landelijke verspreiding. Door de vestiging van het Centraal Station aan het IJ (geopend in oktober 1889) kon de distributie sneller plaatsvinden dan voorheen toen de stations nog ver uiteen, vóór de stadspoorten, lagen. Een andere belangrijke vestigingsfactor was de nabijheid tot de Beurs in verband met het economische nieuws. Het Algemeen Handelsblad bijvoorbeeld heeft jarenlang een speciale middageditie met uitsluitend beursberichten uitgegeven. Toen de Nieuwe Zijds opkwam als krantenboulevard stond de Amsterdamse Beurs van J.D. Zocher jr. nog aan de Dam. Dit strenge neo-classicistische gebouw uit 1841-45 diende ter vervanging van de Beurs van Hendrick de Keyser (1608-11) aan de voormalige Vijgendam (de zuidkant van de Dam). In 1903 werd de beurs nog meer IJ-waarts (in de richting van CS) verplaatst en wel naar de nieuwe Koopmansbeurs van Berlage aan het Damrak, gevolgd door de Effectenbeurs van Jos Th.J. Cuypers aan het Beursplein (1911-14). Behalve de Beurs was ook de nabije ligging van het hoofdpostkantoor van belang voor de locatiekeuze van de kranten, vooral vanwege het (internationale) telegraafverkeer. In 1856 kreeg de telegraaf onderdak in het door Cornelis Outshoorn nieuw ontworpen postkantoor, aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal, schuin achter het Paleis. In 1895-1899 werd het te klein geworden gebouw vervangen door het nieuwe en grotere Telegraaf- en Postkantoor van 's-Rijksbouwkundige C.H. Peters (het tegenwoordige Magna Plaza). In 1896 verscheen hiernaast, aan de overzijde van de Raadhuisstraat, het hoofdkantoor en de centrale van de Amsterdamse telefoondienst, waardoor een nog snellere communicatie mogelijk werd (afb. 3). Doorslaggevend voor de concentratie van de dagbladen | |
[pagina 155]
| |
3 Overzicht van de tot ‘krantenboulevard’ getransformeerde Nieuwe Zijds Voorburgwal vanaf het Concordiagebouw, anno 1974; in het midden de torens van het hoofdpostkantoor van C.H. Peters, het Paleis met de Atlasfiguur, en rechts het Telegraafgebouw van J.F. Staal en G.J. Langhout met multifunctionele toren (foto: RDMZ, G.J. Dukker, 1974).
langs de Nieuwe Zijds Voorburgwal is echter het feit dat hier reeds vanaf de 17de eeuw veel drukkerijen waren gevestigd. In een tijd dat de krant met de hand werd gezet en op grote rotatiepersen werd gedrukt, was het praktisch gezien noodzakelijk de redactie zo dicht mogelijk bij de drukkerij te situeren (afb. 4). Omdat de nieuwe kranten in Amsterdam in het begin zelf vaak niet beschikten over eigen persen, zochten zij bij voorkeur hun huisvesting in de onmiddellijke nabijheid van deze kleine, reeds bestaande drukkerijen. Zodra de krantenbedrijven het zich konden veroorloven, gingen zij over tot de aanschaf van een eigen machinepark en dat leidde weer tot nieuwbouw en schaalvergroting. | |
Het gebouw ConcordiaDe oudste herinnering aan de Amsterdamse ‘Fleetstreet’ is het voormalige sociëteitsgebouw Concordia, prominent gesitueerd op de hoek van Nieuwe Zijds en de St. Luciënsteeg.Ga naar eind3. De naamgeving slaat terug op het in 1748 opgerichte Amsterdamsch Letterkundig Genootschap, dat hier vanaf 1858 onder de zinspreuk ‘Concordia et Libertate’ op dinsdagavonden haar bijeenkomsten | |
[pagina 156]
| |
4 Rond 1880 werden de grote rollen papier nog met de hand op de persen gebracht. Deze houtsnede van Joh. Braakensiek toont de drukkerij van Het Nieuws van den Dag in bedrijf, toen deze nog was gevestigd op Nieuwe Zijds Voorburgwal 187-225; het pand werd in 1927 gesloopt ten behoeve van hel nieuwe Telegraafgebouw (uit Amsterdam, Gids met platen, 1882, Gemeente Archief Amsterdam).
hield. In 1883 werd het sociëteitsgebouw wegens geldgebrek noodgedwongen verkocht aan een restaurateur. Na nog een aantal andere bestemmingen op horecagebied werd het pand in augustus 1899 gekocht door de directie van het in de Warmoesstraat gevestigde Nieuwsblad voor Nederland, die het een jaar later ingrijpend liet verbouwen door de Amsterdamse winkelarchitecten A. Jacot en W. Oldewelt. Op 29 april 1901 werd het Concordiagebouw - waarvan alleen een deel van het casco nog oorspronkelijk was - in gebruik genomen voor de dagbladfunctie (afb. 5). Het nieuwe onderkomen van het Nieuwsblad voor Nederland markeert voorzichtig het startpunt van het krantengebouw als een afzonderlijk vormgegeven type. Vestigden kranten zich voorheen in bestaande gebouwen, waarbij door middel van minimale aanpassingen de ruimte zoveel mogelijk werd toegespitst op de toekomstige functie, vanaf 1900 werden de constructie en architectonische vormgeving van de nieuwe ‘krantenburchten’ zorgvuldig ter hand genomen. Het samengaan van kantoor en bedrijfsruimte in één gebouw vereiste speciale oplossingen. De kantoorfunctie werd grotendeels ondergebracht op de verdiepingen. De zware machines kregen een plaats in de betonnen kelder. De bedrijfsfunctie werd zichtbaar geaccentueerd door de grote vensters in de gevel waardoor het daglicht voldoende naar binnen kon stromen. Vooral de plaatsing van de zware drukpersen stelde hoge eisen aan de constructie, waarbij de vinding van het gewapend beton goed van pas kwam. Het Concordiagebouw bestaat uit vier bouwlagen en heeft een opvallende koepel met lantaarn. De hoofdingang bevindt zich aan de Voorburgwal en geeft toegang tot een geheel in wit marmer uitgevoerde vestibule. Een spreuk in de vloer herinnert nog aan de sociëteitsperiode van het gebouw: ‘Concordia res parvae crescunt’ (door eendracht worden kleine zaken groter) maar is eigenlijk ook van toepassing op de ontwikkeling van de vrije dagbladpers. Het souterrain is bereikbaar via een ingang aan de St. Luciënsteeg. In de vestibule voert een bordestrap omhoog naar de bel-etage. Geheel bovenin bevond zich nog de postkamer waar de adresstroken voor de abonnees werden geschreven. Aan het oorspronkelijke interieur had een jongste bediende uit 1906 bijna driekwart eeuw later de volgende herinnering: ‘Ik kwam op alle afdelingen en overal was wel wat te bekijken: de drukkerij in de kelderverdieping, met de machtige metershoge persen, waar de kranten met vijf stuks tegelijk tussen leren riemen naar het grote expeditielokaal boven de drukkerij werden getransporteerd; de stereotypie - oftewel de stiep - waar de matrijzen werden gemaakt, de halfronde gietstukken die op de rollen van de pers werden gelegd; de zetterij, waar de mannen aan de letterbakken stonden en razendsnel de letters en tekens uit de vakjes plukten en op de zethaak plaatsten (er waren ook al zetmachines); de zincografie, in de nok van het gebouw, waar de zwartbebaarde meneer Schönlein en zijn helper graveerden of etsten op zinken platen en waar altijd zo'n zure lucht hing; en ten slotte de leeszaal en bibliotheek, op de tweede verdieping, beheerd door meneer Hartkamp, een eerbiedwaardige grijsaard met lange baard; daar lagen allerlei prenten en platen onder glas te bezichtigen.’Ga naar eind4. In 1914 werd het Nieuwsblad voor Nederland opgekocht door de mediatycoon H.M.C. Holdert, waarna De Telegraaf het gebouw in bezit nam. Van 1930 | |
[pagina 157]
| |
5 Het Concordiagebouw in ‘verknipte’ vorm. Hoewel al twee jaar het onderkomen van De Telegraaf werd in oktober 1916 een bouwplaat uitgebracht ter herinnering aan het eerder hier gevestigde en door diezelfde Telegraaf opgeslokte Nieuwsblad voor Nederland (foto: Gemeente Archief Amsterdam).
(toen De Telegraaf haar nieuwe onderkomen betrok, waarover hieronder meer) tot 1945 vestigde zich een nieuwe Telegraaftelg in het gebouw: De Courant - Het Nieuws van den Dag. In 1945, na de bevrijding, legde de Commissie voor de Perszuivering een verschijningsverbod op aan De Telegraaf en Het Nieuws van den Dag. Daardoor kwam het gebouw vrij voor de redactie en drukkerij van De Volkskrant die hier tot 1964 gehuisvest bleef.Ga naar eind5. Tegenwoordig is in het souterrain en op de bel-etage de Stichting Beeldende Kunst gevestigd; op de overige verdiepingen bevinden zich luxe apartementen. | |
Het Keizerrijk van het Algemeen HandelsbladEen groot deel van het bouwblok tussen Keizerrijk (een smalle steeg tussen Nieuwe Zijds en Spuistraat) en Paleisstraat was van oudsher het domein van het Algemeen Handelsblad. Drie jaar na de oprichting, in 1831, kwam het blad op de Nieuwe Zijds, alwaar het zijn kantoren en drukkerij in een aantal gehuurde huizen op de noordhoek van het Keizerrijk had (afb. 6). In 1882 kreeg de krant concurrentie van het twee maal per dag (door journalist J. de Koo) uitgebrachte dagblad De Amsterdammer, voordien een weekblad. De hoofdredactie besloot daarop om naast de reguliere avondeditie ook een ochtendblad te gaan verzorgen. Dit betekende dat uitbreiding van het bedrijfsgebouw noodzakelijk was. Deze kwam tot stand ter plekke van een rij huizen aan Keizerrijk 3-9, aan de zuidzijde van de steeg, ingeklemd tussen de twee achtergevels van de percelen aan Nieuwe Zijds (het huidige café Scheltema) en Spuistraat. De opdracht voor de nieuwbouw werd verleend aan Ed. Cuypers.Ga naar eind6. Mogelijk was Cuypers op voorspraak van M. Kalff, een bevriend redacteur, in contact gekomen met de toenmalige hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad Charles Boissevain. In het pand van drie verdiepingen werden over de gehele lengte en in het dak grote ramen aangebracht voor zoveel mogelijk lichttoetreding. De zetterij was op zolder, door de daklichten de best verlichte werkplek. De drukkerij was gevestigd op de begane | |
[pagina 158]
| |
6 Het Algemeen Handelsblad in 1902: de in 1883 in gebruik genomen zetterij en drukkerij (gelegen achter het pand links op de foto dat in 1903 zou veranderen in het ‘journalistencafé’ Scheltema) werd door middel van een luchtbrug over het Keizerrijk verbonden met de redactie aan de Nieuwe Zijds (tekening: H.M.J. Misset, 1902; Gemeente Archief Amsterdam).
grond. Daar stonden de drie snelpersen, een aantal stoomketels en een dynamo voor het hier al vroeg geïntroduceerde elektrische licht. De verbinding tussen de redactie aan de Nieuwe Zijds met de nieuwe zetterij/drukkerij kwam tot stand door middel van een overdekte luchtbrug. Het gebouw werd in mei 1883 in gebruik genomen. Toen in 1899 het Algemeen Handelsblad het zetten en drukken, voorheen voor een deel uitbesteed aan Stoomsnelpersdrukkerij C.A. Spin & Zoon, in eigen beheer nam en de krant daardoor genoodzaakt werd tot het aanschaffen van nog twee zetmachines, twee nieuwe persen, een rotatiepers en een gasmotor als beweegkracht, begonnen de nauwelijks zeventien jaar oude panden aan het Keizerrijk in hun voegen te kraken.Ga naar eind7. Toch al een doolhof van nauwe gangen, trappen en hokkerige kamers, waarin 's winters ook nog eens kachels, turfmanden en kolenemmers een deel van de ruimte opeisten, werd het hoog tijd te denken aan nieuwbouw. In 1901 kon aan deze wens worden voldaan. De bouwpercelen konden na het overlijden van de eigenaresse worden aangekocht voor sloop en nieuwbouw (nrs. 234-240), opgeleverd in 1903. Hoofdredacteur Bossevain liet zijn architectenkeuze hiervoor wederom vallen op Ed. Cuypers. Voor het nieuwe Handelsbladgebouw paste Cuypers, die voordien voornamelijk in historiserende (neo-)stijlen had gewerkt, een moderne eigentijdse vormgeving toe, geïnspireerd door de Nieuwe Kunst en passend bij de functionele eisen van het dynamische krantenbedrijf. Het meest opvallend in diens ontwerp is de plastische behandeling van de uit Pouillenay-steen (een soort kalksteen) opgetrokken gevel, die bijna geboetseerd lijkt, met een gebolde curve op zware, natuurstenen consoles. De bovenste twee verdiepingen zijn voorzien van grote ramen en een deels beglaasde kap. Groot belang hechtte de directie van het Algemeen Handelsblad aan een deugdelijke constructie. Achter de Art Nouveau-achtige façade ging een constructie schuil van ijzer en beton. De betonconstructie werd uitbesteed aan het Brusselse ingenieursbureau Perraud & Dumas, nadat het met een belastingproef in het in aanbouw zijnde pakhuis van de N.V. Handelsveem in Rotterdam zijn bekwaamheid had aangetoond. De ijzerconstructie was ontwikkeld door de Zwolse ingenieur Van Heukelom en bestaat in hoofdzaak uit vier doorgaande hoofdpijlers van getrokken ijzer op gietijzeren voetstukken in de vloer van het souterrain. De hoofdpijlers zijn op elke verdieping onderling gekoppeld door een uit één of twee liggers bestaand raamwerk. Een voordeel van een dergelijke constructie met zo min mogelijk kolommen was dat de ruimte in het souterrain, bestemd voor drukkerij en stereotypie, optimaal benut kon worden | |
[pagina 159]
| |
7 Het voormalige Handelsbladgebouw anno 1994. De goudkleurige schildering onder de rechter topgevel - een opkomende zon geflankeerd door twee hanen - is een allegorie op de dageraad en refereert aan het feit dat het Algemeen Handelsblad ten tijde van de bouw (1902-03) naast een avondkrant ook een ochtendeditie verzorgde (foto: Bureau Monumentenzorg Amsterdam, Han van Gool, 1994).
| |
[pagina 160]
| |
8 Het door A.J. Joling in 1904 ontworpen Kasteel van Aemstel aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal. Bij de functieverandering tot hotel zijn de kleurige tegeltableaus van Th. Molkenboer met voorstellingen van Vondels Gijsbrecht, het stadswapen en het naamfries bewaard gebleven.
voor de plaatsing van het uitgebreide machinepark.Ga naar eind8. Tegenwoordig herinnert alleen nog de naam ALGEMEEN HANDELSBLAD in de gevel aan het roemruchte verleden (afb. 7). Na de fusie met de NRC werd het gebouw - mede dankzij de inzet van krakers - uiteindelijk, in 1990, ingericht met zeven werk- en winkelruimten en 87 wooneenheden. | |
De Tijd en 't Kasteel van AemstelHet in 1845 door de katholieke priester Judocus Smits opgerichte dagblad De Tijd liet op 2 juli 1846 het eerste in Amsterdam gedrukte nummer van de pers rollen bij C.L. van Langenhuyzen, Drukker en Uitgever ‘In de Bergh Thabor’ op de hoek van Singel en Beulingstraat.Ga naar eind9. Vanaf 1868 vond het blad, vanwege een verhuizing van de drukkerij, onderdak in een pand op de hoek van Spuistraat en Rosmarijnsteeg om vervolgens in 1892 het classicistische gebouw van Felix Meritis aan de Keizersgracht te betrekken. Pas in 1904 kreeg De Tijd een eigen vestiging aan de Nieuwe Zijds: bij de Nieuwe Nieuwstraat (afb. 8). Vanwege de situering en de daarmee verbonden overlevering (zoals o.a. verwoord in Vondels ‘Gijsbrecht’) werd het gebouw door toenmalig directeur P.J.F. Vermeulen ‘'t Kasteel van Aemstel’ genoemd. Deze historische verwijzing in de naamgeving werd lange tijd als onjuist beschouwd, doch heeft door de laatste bodemvondsten aan de Nieuwe Zijds Kolk enigszins aan realiteitswaarde teruggewonnen. De opgraving, die mogelijk werd gemaakt vanwege de sloop van een aantal panden ten behoeve van een grootschalig nieuwbouwcomplex met diverse bestemmingen, resulteerde in het blootleggen van een uit gele kloostermoppen bestaande muur ter lengte van 22 m en volgens de stadsarcheologen behorende tot de westmuur van het voormalige kasteel van de Heren van Aemstel. In ieder geval is het nieuwe ‘Kasteel van Aemstel’ ontworpen door de katholieke architect Antoon J. Joling, die onder meer met geloofsgenoot Jos Th.J. Cuypers in 1901 de kunstkring ‘De Violier’ had opgericht met als doel de artistieke traditie van de Nederlandse katholieken te herstellen.Ga naar eind10. Grootste probleem bij de indeling van het dagbladgebouw | |
[pagina 161]
| |
9 Na de uitbreiding van 't Kasteel van Aemstel naar de Nieuwe Nieuwstraat en de Suikerbakkerssteeg in 1923-24 werd het gehele complex, naar goed katholiek gebruik, op 11 april 1926 opnieuw gewijd door mgr. Callier, toenmalig bisschop van Haarlem (foto: Gemeente Archief Amsterdam).
was de onregelmatige perceelsvorm, terwijl een efficiënte plaatsing van het machinepark zoveel mogelijk rechthoekige ruimtes vereiste. Joling loste dit op door de restruimten, in de vorm van driehoeken, zoveel mogelijk te bestemmen voor toiletten, trappen en kasten. De traditioneel vormgegeven voorgevel is opgetrokken uit rode verblendsteen met natuursteen voor het basement en de detailleringen rond vensters en deuren. De matgeglazuurde tegeltableau's verbeelden scènes uit het leven van Gijsbrecht van Aemstel en zijn ontworpen door kerkbouwer Th. Molkenboer, eveneens als oprichter betrokken bij De Violier. De cement-ijzeren vloeren waren voorzien van een uit Noorwegen afkomstige xylolietlaag, genaamd ‘scheja’. Het betrof hier een uit houtvezels bestaande, op linoleum gelijkende substantie met warmte-absorberende eigenschappen, dat op de vloer werd aangebracht en in enkele uren zo hard werd als steen. De vloeren waren afhankelijk van de vereiste draagcapaciteit 6 tot 15 cm dik. Net als in de vorige krantengebouwen was ook hier het souterrain bestemd voor de drukkerij. Hierin werden twee voor die tijd zeer moderne rotatiepersen van Duits fabricaat opgesteld, met regulatoren - om de machines op elke gewenste snelheid te laten lopen - en een geavanceerd remsysteem met vier voettred uitschakelaars waarmee de persen direct konden worden stilgezet. Bovendien was aan beide machines een transporteur toegevoegd die de kranten een verdieping hoger, bij de expeditie, bracht. Daar werden ze voorzien van de adresbanden die op het postkantoor vooraf waren afgestempeld. De kranten werden in pakken gebonden, vervolgens in zakken verpakt en per rijtuig afgevoerd naar de verschillende stations waar ze in de postwagons werden gedeponeerd. Voor de machines was een afzonderlijk elektriciteitsnet aangelegd en voor het smelten van het lood voor de zetmachines op de tweede verdieping waren aparte gasleidingen aangebracht. Ook de toevoer van water geschiedde, zoals elders in de stad, via gescheiden buizennetten. Hierbij diende het Vechtwater voor bedrijfsmatig gebruik (inclusief w.c.'s en c.v.) en het Duinwater als drink- en waswater. In 1923-24 werd 't Kasteel, eveneens door Joling, uitgebreid naar zowel de Nieuwe Nieuwstraat als de Suikerbakkerssteeg ter plekke van een elftal daartoe gesloopte percelen (afb. 9). De zetterij, de drukkerij met de reusachtige rotatiepersen, de papiermagazijnen en de binderij werden naar het nieuwe gebouw overgebracht, dat hiertoe een onderbouw had van 231 m3 gewapend beton gedragen door 453 heipalen. In het oude gebouw werden de expeditielokalen en de zetterij omgebouwd tot kantoorruimte. Alleen op de begane grond bleef een aantal kleine drukpersen in productie terwijl in het souterrain nog een ruimte was bestemd voor de zogeheten smout-drukkerij, waar drukwerk voor particulieren werd vervaardigd. Op 't Kasteel werden, naast De Tijd, verder nog gedrukt De Amstelbode, De Officieele Kerklijst, het Geïllustreerd Zondagsblad en De Morgenpost. Dit laatste blad verscheen in 1892 ‘al zou het slechts zijn door verderfelijke, socialistische of in het gunstigste geval volstrekt godsdienstlooze, neutrale lectuur uit de woning van den werkman verwijderd te houden’, zo vermeldde De Tijd in een speciaal artikel over de verschijning van het nieuwe blad.Ga naar eind11. Op 1 september 1974 veranderde De Tijd in een | |
[pagina 162]
| |
10 Het Telegraafgebouw na renovatie; bij de voorgevel en de toren is onder meer gebruik gemaakt van graniet en een donker bronskleurige, speciaal gebakken, verglaasde steen. De zuidelijke zijgevel is deels gemetseld in een crême-kleurige verblendsteen. De overige gevels bestaan uit gele waalklinkers (foto: RDMZ; afdruk van glasplaat in collectie Lichtbeeldeninstituut).
| |
[pagina 163]
| |
weekblad en betrok een paar jaar later enkele lokalen in het inmiddels leegstaande Algemeen Handelsbladgebouw. 't Kasteel van Aemstel werd verkocht en fungeert na verschillende bestemmingswijzigingen vanaf 1989 als hotel. Daarbij is de uitbreiding aan de Nieuwe Nieuwstraat uit 1923-24 gesloopt en vervangen door nieuwbouw. | |
Het TelegraafgebouwIn 1892 richtte H.M.C. Holdert naar het voorbeeld van de Londense Daily Mail een voor een breed publiek bestemd dagblad op met een sensationele berichtgeving: De Telegraaf. Onder zijn agressieve bewind - dat bestond uit het murw concurreren en vervolgens opslokken van andere dagbladen - groeide het blad uit tot de meest verspreide krant van Nederland.Ga naar eind12. Rond 1930 had De Telegraaf het grootste abonneebestand van alle in Nederland uitgegeven kranten. Door deze groei was het Concordiagebouw, waarheen de krant in 1914 vanuit de Nieuwendijk 37-43 was verhuisd, te klein geworden. Op steenworp afstand, tussen de Azijnmakersgang en Sloterdijksteeg werd een grote bouwlocatie gecreëerd voor een toonaangevend modern bedrijfsgebouw (nr. 225) dat op eigentijdse wijze de sterke positie van De Telegraaf kon symboliseren (afb. 10). Hiertoe werden in de zomer van 1927 onder meer de Vereenigde Drukkerijen (ontworpen door A.L. van Gendt), de vestiging van Het Nieuws van den Dag en de drukkerij C.A. Spin & Zoon gesloopt. Met de eigenaren van de belendende percelen en de gemeente Amsterdam werden langdurige onderhandelingen gevoerd over de nieuwbouw. Zo werd de zijgevel aan de (van het verkeer afgesloten) Sloterdijksteeg uitgevoerd in lichte verblendsteen waardoor het buurpand dankzij de reflectie nog enig licht kreeg.Ga naar eind13. Voor het ontwerp van zijn nieuwe fabrieksgebouw, want dat is het in feite, trok Holdert J.F. Staal als architect en ir. G.J. Langhout als constructeur aan. Hun namen zijn vermeld op een natuurstenen plaquette op de voorgevel. De meubels en betimmeringen in de kantoorruimten zijn ontworpen door Hendrik Wouda, evenals Staal in die periode beïnvloed door het fuctionalisme van het Nieuwe Bouwen. Het Telegraafgebouw kan met recht een ‘monument van modernisering’ in het krantenbedrijf genoemd worden. De vormgeving van de gevel, de constructie, de indeling van de plattegrond en de technische voorzieningen waren geheel toegespitst op de hoge eisen van een inmiddels moderne bedrijfstak. Zo heeft het gebouw, rekening houdend met de plaatsing van zware machines, een afzonderlijk gefabriceerde onderbouw van gewapend beton waarop het betonnen geraamte van de met donker gekleurde baksteen beklede bovenbouw rust. Onder elke m2 keldervloer werd een paal geheid. In de bedrijfsruimten heeft men verder zoveel mogelijk gebruik gemaakt van eenvoudig te wijzigen ijzerconstructies in verband met de vaak noodzakelijke aanpassingen van het machinebestand (afb. 11). De drukkerij bevond zich op de begane grond en werd van daglicht voorzien door grote bronzen ramen, in het benedengedeelte met spiegelglas - waardoor het publiek vanaf de straat een deel van het produktieproces kon volgen - en in het bovendeel met glazen bouwstenen. Deze openheid en nadruk op voldoende lichttoevoer was kenmerkend voor de Nieuw-Zakelijke architectuur, waarvan de Rotterdamse Van Nellefabriek (van J.A. Brinkman en L.C. van de Vlugt) het voorbeeld bij uitstek is. De technische installaties, ontworpen in nauw overleg met de directie, waren destijds zeer modern en afgestemd op een zo efficiënt mogelijk transport. Op de keldervloer was in een met asfalt bedekte laag
11 Lengtedoorsnede van het Telegraafgebouw. Op de tussenverdiepingen (ter hoogte van de beganegrond) bevonden zich een accukamer, de pompen voor de watervoorziening en een gasmeterinstallatie. De toren was, naast liftschacht, gedeeltelijk ook bedoeld als bedrijfswatertoren. De gescheiden waterreservoirs voor het Duin- en het Vechtwater bevonden zich in het bovenste compartiment (tekening: uit Bouwkundig Weekblad 1930).
| |
[pagina 164]
| |
12 Plaatsing van de ‘krantenlopers’ van beeldhouwer Hildo Krop op de hoeken van de torenspits van het Telegraafgebouw, net onder de top. Bij de verhuizing in 1986 naar de Basisweg nam de krant de beelden mee en herplaatste twee ervan aan het nieuwe gebouw van de offsetdrukkerij, maar nu lager, waardoor de door Krop toegepaste perspectivische correctie niet meer werkt (foto: De Telegraaf, 1931; reproduktie Th. Quispel; thans in bezit van de Kas-Associatie te Amsterdam).
metselwerk een verdiept smalspoor aangebracht dat diende voor het papiervervoer. Het krantenpapier werd beganegronds in rollen van 900 kg aangevoerd en door twee aan de buitendeuren van de expeditieruimte vastgeklonken plateauliften - met deuren en al - in de kelder gebracht. Daar werd het papier over bascules naar het magazijn vervoerd. Via smalspoorbanen door tunnels onder de drukkerij ging het papier naar een hijsplaats waar het met een elektrische loopkraan, bevestigd aan de zolder van de drukkerij, door eveneens electrisch aangedreven vloerluiken op de persen werd geplaatst. De vers gedrukte kranten gingen vervolgens via grote transportbanen naar de expeditielokalen achter de drukkerij. Daar werden de kranten verpakt en langs transportbanen naar de voorzijde van het gebouw vervoerd waar ze voor verzending in gereedstaande auto's werden geladen. Meest opvallend onderdeel van het Telegraafgebouw is de ruim 47 m hoge toren, teruggerooid aan de Sloterdijksteeg, in de as van het Damrak. De vierkanten toren bevat in het benedendeel een betonnen schacht voor de goederenlift en twee waterreservoirs (gescheiden voor Duin- en Vechtwater) bij wijze van bedrijfswatertoren. De hoge plaatsing van de waterreservoirs, die werden gevuld door middel van op de gemeentelijke waterleiding aangesloten pompen, diende om de waterleidingnetten onder druk te houden. Hierboven verrijst, 13 m hoog, een smalle spits (van porcelein en met lood omkleed) die oorspronkelijk diende als reclamezuil, waarbij de boven elkaar geplaatste letters TELEGRAAF verlicht werden. De toepassing van verlichte bedrijfsreclame op een met de architectuur van het gebouw geïntegreerde wijze, was toen betrekkelijk nieuw. Dit idee had J.W.E. Buijs het radicaalst uitgewerkt bij zijn glazen gebouw voor de coöperatie De Volharding aan de Grote Marktstraat te Den Haag (1927-28), en in bescheidener vorm voor het - inmiddels afgebroken - gebouw voor De Arbeiderspers aan het Hekelveld (1929-31), waar de naam van Het Volk in neonletters was te lezen.Ga naar eind14. In weerwil van dit commerciële functionalisme werd de Telegraafspits oorspronkelijk nog voorzien van vier bronzen beeldjes van de hand van Hildo Krop, die de krantenlopers belichaamden, en een uitschuifbare vlaggestok (afb. 12).Ga naar eind15. Ruim veertig jaar deed het Telegraafgebouw dienst voor het krantenbedrijf. In 1974 trok de krant, als één van de laatste, naar een nieuwe bedrijvenlocatie. Sinds 1985 is de Kas-Associatie in het zorgvuldig gerenoveerde gebouw gevestigd. | |
Verhuizing naar de periferieHet Telegraafgebouw was samen met dat van de Arbeiderspers de laatst verrezen ‘krantenburcht’ aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal. In 1913 verscheen nog wel het voor een handelsmaatschappij door Jac. Duncker opgetrokken kantoorpand (nrs. 58-60), waar drie jaar later De Standaard (opgericht in 1872 door Abraham Kuyper als hoofdorgaan van zijn Anti-Revolutionaire Partij) haar intrek nam. Maar deze vestiging was architectonisch niet zo vernieuwend als de hiervoor besproken bedrijfsgebouwen. Andere dagbladen, zoals de ‘verzetskranten’, kwamen zelfs helemaal niet aan nieuwbouw toe en stelden zich tevreden met reeds bestaande gebouwen. In de loop van de jaren zestig begon de geleidelijke | |
[pagina 165]
| |
teloorgang van de Nieuwe Zijds als concentratiepunt van de landelijke dagbladpers. De meeste kranten verplaatsten hun bedrijven naar de periferie van de stad; een aantal fuseerde of verdween zelfs geheel van het toneel. Nieuwe technologie bood de resterende kranten de mogelijkheid zich elders te vestigen, dicht bij de ‘verkeersvriendelijker’ uitvalswegen dan in de steeds moeilijker bereikbare binnenstad. In 1976 vertrok de laatste complete dagbladredactie, die van Trouw (vanaf 1964 gevestigd op de nrs. 278-280, nu eigendom van het Nova-hotel). De cafébazen, met Willem de Lange van ‘journalistencafé’ Scheltema voorop, bleven ontredderd achter. ‘Adieu dan, Nieuwezijds’, zo schreef Fred Rondagh, niet geheel zonder dramatiek, in zijn afscheidsstukje bij de verhuizing van De Volkskrant naar de Wibautstraat in 1964, ‘de kroegen in deze buurt zijn weergaloos en de kroegbazen onweerstaanbaar. Het zijn meest donkere spelonken, waarin uit terluikse samenzweringen voor een niet onbelangrijk deel de vaderlandse journalistiek [werd] gemaakt.’Ga naar eind16. |
|