Jaarboek Monumentenzorg 1994. Monumenten van een nieuwe tijd. Architectuur en stedebouw 1850-1940
(1994)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Wouter Bruggenkamp
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Noordoostpolder, topografie 1988.
stedebouw en landschapsarchitectuur, pleit voor behoud van de herkenbaarheid van de oorspronkelijke inrichting van de polders en de nederzettingen. Dat geldt ook voor Emmeloord als een van de belangrijke stedebouwkundige resultaten van het Zuiderzeeproject. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoud van het MIP voor EmmeloordIn de rapportage van het MIP is een beeld gegeven van de geschiedenis van de planvorming en de bouw van Emmeloord tot 1962. Het omvat de ontwikkeling van het stadsplan in de jaren 1942-'47 en de verdere uitwerking daarvan in de jaren tot 1962, en het feitelijk tot 1962 gebouwde, het ‘uitgevoerde plan’. In 1988-'89 is geïnventariseerd wat op dat moment van het uitgevoerde plan terug te vinden was en welke veranderingen en aantastingen na 1962 plaats gevonden hadden. Daarmee kwam in beeld hoe met de stedebouwkundige, bouwkundige en landschappelijke nalatenschap van de Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken) sinds de gemeentewording omgegaan is.Ga naar eind2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Groeistadia van Emmeloord (bron: Constandse e.a., 1966).
Dat de ontwikkeling van Emmeloord niet stil staat, blijkt bij een bezoek aan het huidige Emmeloord (1994). De inventarisatie geldt op enkele plekken door de nieuwste ontwikkelingen al niet meer. Het is tekenend voor de dynamische ontwikkeling van de stad. Helaas was de geschiedenis van de inrichting van de openbare ruimte slechts gedeeltelijk te achterhalen. Een onderzoek hiernaar zou mede de kwaliteit van het Stadsplan van Emmeloord kunnen laten zien in de zin van flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden. Net als de architectuur van gebouwen, weerspiegelt de inrichting van de openbare ruimte de cultuur van de samenleving, het gedrag van de mensen, de ideeën en modes van een moment. De inrichting van de openbare ruimte is betrekkelijk eenvoudig te veranderen in reactie op veranderde eisen en wensen. Te vaak echter zijn ad hoe-oplossingen en door straatmeubilair overwoekerde straatbeelden hiervan het resultaat. Ook een inventarisatie van de monumentale kunsttoepassingen in het exterieur en interieur van de openbare en bijzondere gebouwen zou in cultuurhistorisch opzicht de moeite waard geweest zijn. Het beeld van de ‘ontwerpcultuur’ in de opbouwjaren van het ‘oude’ Emmeloord was daarmee vollediger geworden. Het zou tevens een stimulans kunnen zijn om met die objecten bij de verdere ontwikkeling van Emmeloord goed om te gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mogelijke betekenis van het MIP voor EmmeloordDe resultaten van het MIP zouden voor de bij de verdere ontwikkeling van Emmeloord betrokkenen een welkome bijdrage kunnen zijn voor het bezinnen op de vraag: hoe verder om te gaan met het oude, heeft het afgedaan, of kan/moet het naast het nieuwe blijven bestaan? Met behulp van de gegevens uit het MIP en het daaropvolgende Monumenten Selectie Project (MSP) zou het beleid voor de verdere ontwikkeling van de stad zodanig vorm kunnen krijgen, dat zowel het behoud van bestaande waarden, vanuit de ‘traditie’, als het ontwikkelen van nieuwe waarden, op de toekomst gerichte ‘vernieuwing’, nagestreefd wordt. Het beleid zou tegelijkertijd erop gericht kunnen zijn: om de ruimtelijke structuur en detaillering van het ‘oude’ Emmeloord, met behulp van passende middelen van de monumentenbescherming (vanuit een ‘waardenbewakingscultuur’ gedacht) te behouden en eventueel te herstellen, alsook om de ruimtelijke structuur en detaillering van het ‘oude’ Emmeloord op een zodanige manier in de plannen van de komende jaren op te nemen, dat deze in de toekomstige situatie een volwaardige, eventueel gewijzigde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Emmeloord, topografie 1991, met stedelijke bebouwingsgrens van het Goedgekeurd Stadsplan 1947 (bron: Van der Wal e.a., 1992).
betekenis kunnen krijgen (vanuit een ‘waardenontwikkelings- en ontwerpgerichte cultuur’ gedacht). Het gaat om het verenigen van traditie en vernieuwing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meer inzicht in de vroegere planvormingIn het voorgaande ligt de suggestie besloten, dat van de stedebouwkundige planvorming voor Emmeloord te weinig bekend zou zijn. Dit lijkt niet alleen te komen doordat de planvorming voor het ‘oude’ Emmelooord in de tijd zo ver achter ons ligt, maar ook wel doordat de aandacht in de publicaties die de inrichting van Noordoostpolder begeleidden, veelal uitging naar hetgeen nog concreet tot stand moest worden gebracht en naar een zekere verantwoording van het reeds tot stand gebrachte. De houding van de Directie van de Wieringermeer was uitvoeringsgericht en zij streefde naar een ruime vrijheid van handelen gezien de vele onzekere factoren bij de inrichting van de polders. De planvorming was in dat verband voor haar geen doel maar een hulpmiddel. Prof. ir. M.J. Granpré Molière, stedebouwkundig adviseur van de Directie, schreef in 1933 bij de presentatie van zijn ontwerpen voor de dorpen in de Wieringermeer: ‘Deze [dwz. de dorpsplannen] hebben nu ook in uitvoering al verschillende veranderingen ondergaan; de ontwerpen hebben dus iets van een plan voor een veldtocht, dat te voren wel uitgewerkt behoort gereed te liggen, maar dat in uitvoering naar omstandigheden gewijzigd kan worden.’Ga naar eind3. Ook in 1948 klinkt dit duidelijk door in een artikel over de stedebouwkundige aspecten in de Noordoostpolder: ‘Maar deze ontwerpen [dwz. dorpsplannen] zijn geen ‘vastgestelde en goedgekeurde plannen’ (waaraan wij onszelf onvoorwaardelijk zouden hebben gebonden); het zijn levende dingen, zoals alles in de polders leeft. Ze dienen als uitgangspunt, maar iedere nieuwe gedachte ieder nieuw en beter inzicht wordt erin verwerkt. De plannen zijn ook niet het uiteindelijke doel. Ze beogen slechts mede te werken aan dit doel: het scheppen van de primaire levensvoorwaarden van de plm. 40.000 zielen die de polder uiteindelijk zullen bevolken.’Ga naar eind4. Aan de planvorming voor de inrichting werd wel alle aandacht gegeven. Maar helaas is wetenschappelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderzoek naar en evaluatie van de ruimtelijke planvorming, de stedebouw en landschapsarchitectuur, met daaruit voortkomende publicaties, nooit expliciet onderdeel van het takenpakket van de Dienst geweest. Dat was wel het geval met betrekking tot de samenlevingsopbouw, de sociaal-economische ontwikkeling en de landbouw. De felle kritiek van de zijde van het Nieuwe Bouwen op de dorpsplannen in de Wieringermeer en later in de Noordoostpolder, kan tot extra terughoudendheid in de presentatie van de planvorming hebben geleid. De Directie wilde geen felle discussies tussen volgelingen van de Delftse school en het Nieuwe Bouwen.Ga naar eind5. Het in 1947 goedgekeurde Stadsplan van Emmeloord met toelichting, is nooit als zodanig door de Directie gepubliceerd.Ga naar eind6. De aandacht voor en de kennis van de vroegere ruimtelijke planvorming zal in de afgelopen decennia vooral bepaald zijn door de ontwerpvraagstukken van het moment, persoonlijke indrukken van betrokkenen en informatie uit overlevering en de beschikbare publicaties.Ga naar eind7. Gelukkig ontstond in de loop van de jaren tachtig, als resultaat van een onderzoek naar de inrichting van de IJsselmeerpolders 1920-1960 door architectuurhistorici van de Universiteit van Groningen, een completer beeld van de ontwikkeling van het Stadsplan van Emmeloord.Ga naar eind8. In 1987 schreef vervolgens ir. C. Pouderoyen - in de jaren 1942-'47 als stedebouwkundige in dienst van de Directie van de Wieringermeer en de ontwerper van het Stadsplan van Emmeloord - een uitgebreide reactie naar aanleiding van de publicatie ‘Dorpen in de IJsselmeerpolders, van Slootdorp tot Zeewolde’.Ga naar eind9. Pouderoyen wees op onjuistheden en in zijn ogen belangrijke omissies, en vulde met zijn kritiek en de rijke aanvullende beschouwingen naar aanleiding daarvan - over de plannen, de omstandigheden waaronder en de wijze waarop zij tot stand kwamen - het beeld van de planvorming voor Emmeloord tot 1948 aanzienlijk aan.Ga naar eind10. In het MIP is van het werk van Andela c.s. en van de brief van Pouderoyen dankbaar gebruik gemaakt voor de beschrijving van de planontwikkeling tot 1948, d.w.z. tot en met de goedkeuring van het Stadsplan van Emmeloord. Voor inzicht in de verdere planontwikkeling na 1948, en in de feitelijke realisatie tot 1962, vormde naast de veld-inventarisatie het archief van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP), vooral het tekeningen- en fotoarchief, een belangrijke bron van gegevens. Door opeenvolgende ontwerpen met aanverwante schetsen en de terreinfoto's te bestuderen werden de principes en de uitwerking daarvan in de plannen, goed herkenbaar. ‘Alle nederzettingen worden gebouwd op eenzelfde strakke stramien als de polders (en ook als de beste dorpen in het oude land) hebben. Gestreefd wordt, en dat verenigt zich niet gemakkelijk, naar geslotenheid. Voor zover de bebouwing dit niet bereikt, wordt op grote schaal groen aangeplant; zij worden gebed in het groen en het silhouet zal zeer rijk aan bomen zijn. Emmeloord krijgt zelfs een groot recreatiebos met waterpartijen, enz.’ (Verhagen op de Monumentendag in 1942).Ga naar eind11. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De situering van EmmeloordOndanks pleidooien van de kant van de Stedebouwkundige Raad van het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw voor een brede aanpak, was de planvorming voor de inrichting van de Wieringermeer te eenzijdig landbouw- en waterbouwkundig gericht geweest.Ga naar eind12. In reactie op de problemen die daardoor bij de ontwikkeling van het landschap en de nederzettingen in de Wieringermeer ontstonden, werd de stedebouwkundige Ir. P. Verhagen, van het Bureau Granpré Molière, Verhagen en Kok, door de Dienst der Zuiderzeewerken in een vroeg stadium als adviseur betrokken bij het ontwerpen van het verkavelingsplan van de Noordoostpolder en de situering van de dorpen daarin. In 1938 werd in het definitieve verkavelingsplan het tracé van de hoofdkanalen zodanig uitgebogen, dat het sterpunt van de kanalen in het midden van de polder kwam te liggen.Ga naar eind13. Ook de voornaamste wegen - de noord-zuidverbinding van Lemmer naar de Ramspol en de oost-westverbinding van Vollenhove en Blokzijl naar Urk - liepen langs dit punt. De hoofdwegen werden gedeeltelijk - tussen Urk en Marknesse en vanaf Emmeloord tot Lemmer - langs de hoofdkanalen getraceerd. De hoofdwegen en de hoofdkanalen vormden zo samen het zogenoemde ‘assenkruis’ dat in het concept voor de landschappelijke opbouw van de polder een hoofdrol speelde. Het centrum van de polder was door deze tracering van de wegen en kanalen de aangewezen plek voor Emmeloord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het plan van VerhagenIn 1939-'40 maakte het Bureau Granpré Molière, Verhagen en Kok, in opdracht van de Dienst der Zuiderzeewerken, een serie ontwerpen voor de nederzettingen in de Noordoostpolder als vervolg op de advisering door Verhagen met betrekking tot het verkavelingsplan en de situering van de dorpen. Deze ontwerpen hadden vooral tot doel de mogelijkheden voor de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Ontwerp Stad A, Bureau Granpré Molière, Verhagen en Kok, l939-'40 (bron: Archief RIJP).
dorpsstichtingen, op de plekken die ir. Verhagen in de verkaveling van de polder had gereserveerd, te illustreren en zo het verkavelingsplan te toetsen. Emmeloord was in het verkavelingsplan als Stad A in het midden van de polder geprojecteerd, direct ten westen van het kruispunt van het ‘assenkruis’ en aan drie zijden begrensd door water - aan de westzijde de Espelervaart, aan de zuidzijde de Urkervaart en aan de oostzijde de Lemstervaart. In het ontwerp van Verhagen c.s. werd de al door de drie vaarten begrensde ligging van de stad gecompleteerd door de projectie van een groot stadspark aan de noordzijde van de stad. Alleen aan de noordwestzijde tussen de Espelervaart en het stadspark werd een geleidelijke overgang naar het omringende open land aangegeven (afb. 4). In de bijna geheel van het omringende land afgegrensde ligging van Emmeloord, is de typering als stad te herkennen, zoals die eerder in 1933 bij de presentatie van de dorpsplannen voor de Wieringermeer door Granpré Molière verwoord werd: ‘... [dorpen] vloeien enigszins uit in het land. [...] want het karakteristieke van gehuchten en dorpen is een zekere onvolwaardigheid. Een stad verlangt begrenzing, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omdat het een volkomen nederzetting, een afzonderlijke eenheid is, maar een dorp is niet wezenlijk van het land onderscheiden; een landarbeider kan in of buiten een kern wonen; boomgaarden, singels, tuinen kunnen binnen of buiten het dorpsgebied liggen.’Ga naar eind14. De oost-westverbinding van de polder liep door Emmeloord heen en vormde samen met de daaraan evenwijdig lopende winkelstraat en een centraal gelegen plein de ruggegraat van het plan. De bouwblokken in het centrumgedeelte ondersteunden die richting. Op het centrale plein waren een vrijstaand raadhuis en een ‘poldertoren’ gedacht. Het ‘assenkruis’ van de hoofdwegen in de polder vond zijn herhaling binnen de stad. Het werd benadrukt door de oriëntatie van de lange bouwblokken. De woningen werden in het plan voor een groot deel oost-west georiënteerd in lange blokken. De bijzondere gebouwen, enkele kerken en een scholencomplex werden gebruikt ter verlevendiging van het stadsbeeld, als oriëntatiepunt en als begeleiding van routes. Een groot marktterrein in het zuidelijk deel van de stad, een bedrijventerrein in de zuidwesthoek tegen de Espelervaart aan en een industrieterrein ten westen van de Espelervaart tussen Urkervaart en Urkerweg, maakten deel uit van het plan. In januari 1942 werd aan de zuidzijde van Emmeloord een beweegbare brug over de Urkervaart geprojecteerd. Door deze zuidelijke uitvalsweg werd het ‘assenkruis’ van de polder in Emmeloord nu compleet weerspiegeld, en belangrijker, het gebied ten zuiden van Emmeloord direct ontsloten zodat het industrieterrein ten zuiden van de Urkervaart gelegd kon worden. Op basis van het ontwerp van Verhagen c.s. werd bij het uitdiepen van de kanalen een deel van het geprojecteerde Emmeloord van een zandlaag voorzien als grondverbetering voor de bouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het stadsplan van PouderoyenDe stedebouwkundige ir. C. Pouderoyen kreeg in augustus/september 1942 bij zijn indiensttreding bij de Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken), de opdracht een nieuw, op uitvoering gericht ontwerp voor Emmeloord te maken. Er was op korte termijn behoefte aan een plan op basis waarvan tijdelijke vestigingen, zoals barakken en loodsen, en de bouw van de eerste woningen gerealiseerd konden worden. De grondverbetering voor deze start van Emmeloord, die op basis van het plan van Verhagen aangebracht was, was een vast uitgangspunt voor zijn planvorming. Pouderoyen zag in het plan van Verhagen c.s. een inspirerend voorbeeld. Hij vond echter de strakke regelmaat in het plan van Verhagen teveel een voortzetting van de grootschalige regelmaat van het verkavelingsplan. Met als uitgangspunt de ‘uitbuikingen’ van de noord-zuidas en oost-westas van de polder, schetste hij in het najaar van 1942 dan ook een beweeglijker plan, waarin beoogd werd door middel van uitwaaieringen, knikken en asverschuivingen en hier en daar een andere ordening van elementen de intimiteit en oriëntatie in de stad te bevorderen. In de latere schetsplannen van Pouderoyen keerde de oorspronkelijke strakheid weer enigszins terug en ontstond een rustiger en evenwichtiger beeld. Het motief om de uitbuiging van de assen van het verkavelingsplan in het stadsplan van Emmeloord te verwerken, is kenmerkend gebleven. In de periode 1942-1947 is in een omvangrijke reeks ontwerptekeningen het stadsplan van Emmeloord verder ontwikkeld. In wezen gaat het om een achttal verschillende ontwerpen. De ontwikkeling van de plannen is in het rapport over het MIP voor de Noordoostpolder uitvoerig behandeld.Ga naar eind15. Na de indiensttreding van de sociograaf Sj. Groenman in 1943, werd de ontwikkeling van de plannen programmatisch niet meer alleen gebaseerd op de ervaringsgegevens van de stedebouwkundigen, maar mede op uitgebreid sociografisch onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het goedgekeurde stadsplanIn april 1947 werd het Stadsplan voor Emmeloord, voorzien van een uitgebreide toelichting met bijlagen, goedgekeurd (afb. 5 en 6). Het plan kenmerkte zich door een heldere functionele opbouw en een grote aandacht voor de situatieve vormgeving. In de toelichting bij het plan klinkt de ‘strijd’ tussen de Delftse school en het Nieuw Bouwen door: ‘Bij het maken van het plan is getracht te ontkomen aan het dorre schema, aan de dodelijke nivellering, waartoe de moderne samenleving maar al te geneigd is. Maar aan de andere kant evenzeer te voorkomen, dat de bekoring, die van oude overgeleverde vormen in de stedebouw uitgaat, zou doen grijpen naar aantrekkelijke oplossingen die niet bij de werkelijkheid van vandaag passen.’Ga naar eind16. Kenmerkend voor het plan is de hiërarchische opbouw: in de wegenstructuur, in de geleding van de stad in een duidelijk centrumgebied en een aantal daaromheen liggende wijken, en in het silhouet van de stad. De hoofdwegen door de stad, de noord-zuidverbinding, de oost-westverbinding en de weg naar Espel komen alle uit bij het ruime stadsplein, dat samen met de lange winkelstraat het centrumgebied draagt. Op het stadsplein, de Deel, zijn het stadhuis en de poldertoren geprojecteerd. De ontsluiting van het centrum is voor die tijd bijzonder door de geprojecteerde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Emmeloord, Schetsplan [VIII]: Goedgekeurd Stadsplan, ondergrond voor de bijlagen van de ‘Toelichting op het Stadsplan van Emmeloord’, Zwolle, april 1947 (bron: Archief RIJP).
achterstraten voor het bedieningsverkeer om de winkelstraat en de omliggende verkeerswegen daarmee niet te belasten. De hoofdroutes door de stad werden door de keuze van tracé, profielopbouw en beeldbepalende en begeleidende elementen, zoals bebouwing en beplanting, in de opeenvolgende situaties zorgvuldig vormgegeven. Daarmee werden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Emmeloord, Profiel door gracht en plein in Schetsplan [VII]. Schets van ir. Pouderoyen, 6 juli 1946 (bron: Archief RIJP)
onder meer de verschillen in karakter tussen de delen van de stad - zoals de stedelijkheid van het centrumgebied tegenover de buitenwijken - tot uiting gebracht. De oost-westverbinding werd in een royaal profiel met een singelgracht gebundeld. Bewust werd gebruik gemaakt van de richtingen in het stratenpatroon en de bebouwing in de wijken om de oriëntatie te vergemakkelijken en de hoofdstructuur te benadrukken. De poldertoren zou samen met de hieraan ondergeschikte kerktorens meewerken in de oriëntatie en het silhouet van de stad domineren.Ga naar eind17. Het stadspark uit het plan van Verhagen was in het plan van Pouderoyen verder ontwikkeld tot een groter Emmeler Bos. Het bestond uit een bosgedeelte aan weerszijden van de uitvalsweg naar Bant, en een gebied met allerlei recreatievoorzieningen. Bijzonder is de open ruimte, waarin een ijsbaan en een ‘stadsboerderij’ gedacht waren, die doelbewust als scheiding tussen het bospark en de stad diende.Ga naar eind18. Ondanks de goedkeuring van het plan bleven er twijfels bestaan over het centrum, vooral over de opzet van de Deel, de plaats van de openbare en bijzondere gebouwen en de kantoren op en rond de Deel, en de verhouding van de kantoren tot de woonbuurten. Die twijfel leidde in de volgende jaren tot een andere opzet van de Deel, waarbij de poldertoren en het stadhuis, de openbare gebouwen en de kantoren een andere plaats kregen. Ook was het de aanleiding voor een prijsvraag voor de poldertoren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het uitgevoerde planNa de goedkeuring van het Stadsplan van Emmeloord volgde Th.G. Verlaan Pouderoyen bij diens vertrek op. Verlaan werkte al sinds 1945 als architectstedebouwkundige bij de Directie van de Wieringermeer en hij heeft tot het eind van de jaren vijftig aan de opbouw van Emmeloord gewerkt. Naarmate de bouw van Emmeloord vorderde, werd bij de uitwerking van de onderdelen van het in 1947 goedgekeurde Stadsplan, op grond van nieuwe inzichten in toenemende mate van het plan afgeweken: een andere opzet van de Deel, gewijzigde locaties voor de bijzondere gebouwen en kantoren, nieuwe typen woonbebouwing en andere verkavelingen in de woonwijken. In het oudste gedeelte van Emmeloord, het noordwestelijke deel van het plan, werd een landelijk karakter nagestreefd. In de latere ontwikkelingsfasen ontstaat steeds meer een stedelijk karakter en de verscheidenheid in de bouwvormen en verkavelingen neemt toe. De op een aantal plaatsen verschijnende ‘hoogbouw’, flats in ruim openbaar groen, weerspiegelt de invloed van de ‘moderne’ stedebouw en architectuur. Alles werd zorgvuldig, situatief ontworpen, in het geheel opgenomen. Het geeft de wijzigende opvattingen van de planners weer.Ga naar eind19. De scherpe tegenstelling tussen de traditionele ontwerpopvattingen en die van het Nieuwe Bouwen - ‘vernieuwing met oog voorde traditie’ tegenover ‘radicale vernieuwing onder afwijzing van vormen uit het verleden’ - lijkt in het gebouwde ‘oude’ Emmeloord van de latere jaren opgelost. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 Emmeloord, de Onkruidbuurt gezien vanuit het noorden, zomer 1951 (bron: Archief RIJP).
8 Emmeloord gezien vanuit het noordoosten, van Diggelenbuurt met tijdelijk bos op de voorgrond, 1954 (bron: Archief RIJP).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9 Emmeloord gezien vanuit het zuidwesten, juni 1959 (bron: Archief RIJP).
Bij de bouw van Emmeloord zijn diverse stedebouwkundige middelen gebruikt om in de vroege ontwikkelingsfasen een zo goed mogelijk leefklimaat te scheppen. De stedebouwkundige hoofdelementen zoals de hoofdwegen, de gracht en het plein werden in een vroeg stadium aangelegd, veelal in een voorlopige uitvoering. Om in de beginjaren, met weinig bebouwing en een verwachte langzame groei, toch de hoofdstructuurlijnen te kunnen accentueren, werd van de eerste buurten alleen de buitenkant gebouwd (afb. 2 en 7). De binnenkant van de buurt werd voorlopig onder meer als sport/speelterrein gebruikt en in een later stadium ingevuld (Duizendknoopstraat). Begin jaren vijftig bleek de groei zo snel dat deze techniek niet meer toegepast behoefde te worden. Op de terreingedeelten aan de oostzijde van de stad, waar pas in de laatste ontwikkelingsfasen gebouwd zou worden, werd als tijdelijke bestemming bos aangelegd. Dat vormde een aantrekkelijker, meer besloten omgeving en het gaf beschutting tegen de gure oostenwind (afb. 8 en 9). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeelden van idee en werkelijkheid in het huidige EmmeloordIn de ontwerpen van Pouderoyen en Verlaan c.s. is grote aandacht gegeven aan: het silhouet van Emmeloord vanuit de polder, de vormgeving van de randen van de stad, de hoofdroutes en hoofdruimten in de stad in samenhang met de functionele structuur, en de vormgeving van de gebouwen en de inrichting van de open(bare) ruimte, met als doel om op de verschillende niveaus, polder, stad, wijk, buurt en straat (vaak op meer niveaus tegelijk) optimaal in het beeld bij te dragen. Uit de ontwerpen en schetsen, ooghoogte-perspectieftekeningen, vogelvluchtperspectieven en foto's van maquettes, in de archieven van de voormalige RIJP, is dit goed af te lezen. Van het ‘oude’ Emmeloord dat van al dat ontwerpwerk het resultaat is (geweest), is in het huidige Emmeloord ondanks alle veranderingen nog steeds veel te zien. De hoofdlijnen van het Stadsplan zijn nog volledig te herkennen: de opbouw van de stad, het centrumgebied met het grote stadsplein en de lange winkelstraat, de hoofdwegen, de woonwijken met hun verschillende karakters, het bedrijven- en industrieterrein, het Emmeler Bos met de ijsbaan en de sportaccommodaties, en de begraafplaatsen. Zelfs de kanalen hebben hun identiteit als de oude stadsgrens behouden. Want de westelijke uitbreiding uit de jaren zestig en zeventig, wordt door een bos- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
strook visueel van het kanaal gescheiden. En de zuidoostelijke uitbreiding uit de jaren tachtig, die het vroegere uitzicht vanuit de stad over het open land tenietgedaan heeft, contrasteert qua architectuur zodanig met de ‘oude’ overkant, dat de oude stadsrand als zodanig herkenbaar blijft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het centrum - de DeelIn de Toelichting op het Stadsplan van Emmeloord schetste Pouderoyen in 1947 het volgende toekomstbeeld voor de Deel: ‘Het grote stadsplein met zijn openbare voorzieningen is uiteraard het centrum van het gehele plan. [...] Het centrale plein is bij uitstek het plein voor het stadhuis, a.h.w. de open burgerzaal van de stad. Hier kan feest worden gevierd, markt, betogingen, kermis gehouden; alle gelegenheden in het leven van de stad, die om een centrale ruimte vragen,
10 Emmeloord, stedebouwkundige elementen (bron: Van der Wal e.a., 1992).
Specifieke stedebouwkundige elementen op stadsniveau Specifieke stedebouwkundige elementen op wijk/buurtniveau
kunnen zich hier afspelen. Bedoeld is dit plein te laten spreken door een sierbestrating van verschillende en zo mogelijk ook enkele edele materialen. Wellicht is het mooi het even verdiept te leggen. Juist dit hol maken van het profiel versterkt de ruimtelijkheid en daarmee ook de beslotenheid van het plein.’Ga naar eind20. (afb. 6). In de verdere planvorming voor de Deel en omgeving (afb. 10) krijgen het stadhuis en de poldertoren een andere plaats (afb. 11). Parallel aan de gracht, aan de zuidzijde van het plein, wordt een plantsoen met rijen bomen (het Lindenplantsoen) geprojecteerd. Aan de noordzijde van het stadsplein worden de kantoren, openbare en bijzondere gebouwen uiteindelijk vrij geplaatst in een openbare groene ruimte die één geheel vormt met het plein. De poldertoren staat in de nieuwe opzet in de zuid-westhoek van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plein aan het eind van het Lindenplantsoen. Op die plaats wordt de poldertoren niet alleen in de zichtas van de uitvalsweg naar Espel (de Espelerlaan) dominant, maar ook in de zichtlijn van de oost-westas. Het stadhuis is in de nieuwe plannen aan de oostzijde van het plein geprojecteerd, zodat het naast zijn rol in de oost-westroute door de stad, ook in de noord-zuidroute een belangrijke rol zou spelen.
11 Emmeloord, maquette centrum vanuit zuid-zuid-westen gezien (bron: Archief RIJP).
De Deel was geheel open van karakter gepland, en verdeeld in een voor de helft stenen en voor de helft groene ruimte. Door de eenvoud en schaal van de inrichting, en de specifieke ordening van de gebouwen in het groene deel was er sprake van een royaal geheel dat flexibel was voor verdere ontwikkeling zonder verlies van het karakter. Beide kwaliteiten zijn verloren gegaan door een nieuwe, kleinschalige groenaanleg in de jaren zeventig en een recente uitbreiding van de kantoorbebouwing. Tegen het gehanteerde concept van de vrije plaatsing van de gebouwen in de ruimte in, is een begin gemaakt met een afsluitende wand op de grens van het groene en het stenen deel van de Deel.Ga naar eind21.
12 ‘Nooit gebouwd Emmeloord’: ontwerp gemeentehuis, situatie met noordgevel en oostgevel (bron: Verlaan, 1966).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Nooit gebouwd Emmeloord’Enkele onderdelen van het Stadsplan zijn nooit gebouwd. Als teken van ‘Nooit gebouwd Emmeloord’ is op de Leeuwenbrug de in het oostelijke trottoir aangebrachte plattegrond van de galerij nog steeds te zien, die hier de kruising van de noordzuidas over de singelgracht had moeten markeren.Ga naar eind22. Zij had een tegenhanger kunnen zijn voor het al lang verdwenen ‘Leeuwenpleintje’ dat aan het begin van het Lindenplantsoen aan de overzijde van het kruispunt van de noord-zuidas en oost-westas lag. Kennelijk werd het gebouwtje niet meer passend gevonden qua tijd en plek - het zou kunnen gelden als symbool voor het aflopen van de traditionele ontwerpopvatting. Want wordt het eigenlijk gemist? En heeft de afwezigheid van de galerij wezenlijke gevolgen voor de stad? Waarschijnlijk niet. Dat geldt wel voor het nooit gebouwde stadhuis op de Deel. Het is het ontbrekende sluitstuk in de functionele en ruimtelijke structuur van het Stadsplan. Twee keer werden plannen gemaakt voor de bouw van het stadhuis op de Deel; in 1966 werd het tweede voorstel door de gemeenteraad met één stem meerderheid verworpenGa naar eind23. (afb. 12). Het plan bevatte tevens het voorstel een nieuw plein te vormen tussen het geprojecteerde stadhuis en de N.H. kerk aan de zuidkant van de singel, middels een forse overkluizing van de singelgracht. Door het niet bouwen van het stadhuis op de Deel en door de tijdelijk bedoelde concentratie van openbare gebouwen rond het Harmen Visserplein tot een definitieve bestemming te maken, ligt het stadscentrum nu in stukken uitgestrekt van Espelervaart tot
13 Emmeloord, de Deel gezien vanuit de Lange Nering (foto: auteur 1988).
Smedingplein. De betekenis van de Deel, functioneel en voor de vormgeving van de noord-zuidroute en oost-westroute, is door het ontbreken van het stadhuis verzwaktGa naar eind24. (afb. 13). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitwerking en detailleringIn de uitwerking van de plannen is veel zorg besteed aan de detaillering, zowel van de verkaveling en de bebouwing, als van de inrichting van de open ruimte. In het oudste deel van Emmeloord is nog veel terug te vinden van de vormgeving van de gradiënt van buiten naar binnen, van landelijke periferie naar het stadscentrum. Door passende detaillering van de openbare ruimte: de belijning van de straten, maatvoering van de verkaveling, karakter en detaillering van de bebouwing. In het zuidelijk deel van de Bomenbuurt, gelegen tussen de Espelerlaan en de Boslaan, treffen we trottoirs aan langs de rechte straten met compacte, bijna gesloten bouwblokken; op enkele plaatsen muren als hoge scheiding tussen de straat en de achtertuinen, met aan de straatzijde een ingebouwde zitbank; tussen de woningen poorten als toegang naar de achtertuinen. Daartegenover vinden we in het noordelijk deel van de Bomenbuurt, waar de straten lanen heten, de landelijkheid weerspiegeld in de ruime kavels, de vrijstaande bebouwing en de bochtige tracering van de wegen. De hoog opgaande beplanting in de tuinen en langs de noordrand van de buurt, en de berkebomen langs en en in de omgeving van de Berkenlaan bepalen het beeld. Een voorbeeld van zorgvuldig ontwerpen uit een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14 Emmeloord, oost-west as met Poldertoren; rechts de twee-op-één woningen langs de Lange Dreef (foto: auteur, 1988).
latere ontwikkelingsfase van de stad, is de serie flatgebouwen in het oostelijk deel van het centrum, tussen de Noordzijde en de Lange Nering. De flats zijn op hun plaats als elementen van grotere schaal in het centrum; ze werken prachtig als ruimtelijke beëindiging van het westelijk gedeelte van de winkelstraat de Lange Nering. De richting van de afzonderlijke gebouwen en de ruime opstelling in openbaar groen, werkt zeer transparant naar de noordelijk ervan gelegen woonwijk. Door een lichte onderlinge hoekverdraaiing in de richting van de flatgebouwen is op intrigerende wijze de kilheid van een strakke geometrie voorkomen. De terreininrichting van de landschapsarchitect H. Warnau werkt hierin doeltreffend mee. Het meest westelijk gelegen flatgebouw, de Ketting, ondersteunt ruimtelijk de route en zichtlijn dwars door het centrum vanuit de Van Diggelenbuurt naar de woonwijk ten zuiden van de singel, met de Gereformeerde kerk als oriëntatiepunt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Routes, oriëntatiepunten en zichtlijnenIn het huidige Emmeloord is de grote aandacht die gegeven werd aan de vormgeving van de routes door de stad en de belangrijke rol daarbij van de torens en de openbare gebouwen als oriëntatiepunt en als routebegeleiding of voor de verlevendiging van de situatie, nog goed herkenbaar. De routes hebben elk een eigen karakter. De noord-zuidroute en de oost-westroute door de stad hebben een door lichte knikken gebogen tracé. Daarmee is niet alleen op de ‘uitbuikingen’ van de noord-zuidas en oost-westas van de polder gereageerd, ook paste het in de ontwerp-opvatting om in de leegte van het open land verdwijnende rechtstanden te vermijden. De gebogen tracés boden tevens de mogelijkheid gebouwen en andere elementen die als oriëntatiepunt konden dienen, centraal in het wegbeeld te plaatsen. Bij het binnenrijden van de stad wordt het wegbeeld steeds voller en kleinschaliger, zodat de weggebruiker op de gedetailleerde verkeerssituaties in het centrum van de stad voorbereid wordt. In het schaalverschil in de vormgeving van de twee hoofdroutes door de stad is hun plaats en functie af te lezen. De oost-westroute als doorgaande verkeersweg door de stad langs het centrum lopend, is grootschalig vormgegeven; de noord-zuidroute, als doorgaande verkeersweg van minder belang, doorkruist het centrumgebied en heeft een daarbij passende kleinschaliger vormgeving. Langs de noordzijde van de singel wordt de Lange Dreef begeleidt door de hoge bebouwing van de ‘twee-op-één-woningen’, die bijdraagt in het stedelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15 Emmeloord, de telecomtoren als indringer (foto: auteur, 1994).
aspect van de oost-westrouteGa naar eind25. (afb. 14). De singel en de Deel worden als de belangrijkste stedelijke ruimten in het Stadsplan van Emmeloord benadrukt door de gestaffelde bebouwing van de Meeuwenkant die zich naar de Deel richt en de erkers van de woningen aan de Kampwal die zich om en om oost en west richten. Bij de Espelerlaan is door een lichte knik op de grens van de bebouwing het directe zicht in de openheid buiten de stad voorkomen. De Espelerlaan wordt door een royaal plantsoen begeleid. De Poldertoren is het richtpunt voor het tracé van de Espelerlaan buiten de stad, binnen de stad werkt de toren als ruimtelijke beëindiging van het plantsoen naast de weg. Als noordelijke ruimtelijke beëindiging voor het plantsoen van de Espelerlaan, was in de jaren vijftig een flatgebouw voor alleenstaande werkende vrouwen geprojecteerd. Een groot modern schoolgebouw heeft in werkelijkheid die functie gekregen. Passend binnen de ontwerp-opvatting verdwijnen de Boslaan - met de toren van de R.K. kerk aan de noorzijde van het centrum als richtpunt voor het tracé - en de Sportlaan, als rechte wegen in de beslotenheid van het Emmeler Bos. De recent gebouwde telecom-toren bij het postkantoor is zeer betreurenswaardig op deze plaats. Het stadsbeeld in de zeer zorgvuldig ontworpen noordzuidroute (Nagelerstraat-Boslaan) is na de sluipende aantasting door een overmaat aan straatmeubilair, door dit element volstrekt bedorven. Bovendien concurreert de telecom-toren op een vervelende manier met de Poldertoren en de kerktorens als oriëntatiepunt vanuit de buurten en wijken, met name met die van de R.K. kerk aan de noordzijde van het centrum (afb. 15). In het stadssilhouet wordt de bedoelde dominantie van de Poldertoren over de wijde omgeving zwaar concurrentie aangedaan. Als uitdrukking van het omgaan met een van de belangrijke stedebouwkundige producten van het Zuiderzeeproject scoort dit voorbeeld zeer negatief. Recent is in de overgang tussen de stad en het Emmeler Bos, die in het oorspronkelijke plan doelbewust een strook met open ruimten was om een gevoel van ruimte te scheppen, een serie appartementengebouwen neergezet. Zij zijn bovendien nogal fors in verhouding tot de oude bebouwing in de noordelijke stadsrand (in hoofdzaak woningen en scholen) en doen het concept van het stadsplan, d.w.z. een vrije ligging van het bos ten opzichte van de stad, teniet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OverwegingenIn de stedebouw, de ontwikkeling van stad en land, is altijd sprake van het verschil tussen ideaal en werkelijkheid. Plannen worden veelal gefaseerd uitgevoerd. De kans is dan groot dat de laatste fase(n) of later aan bod komende detaillering niet gerealiseerd worden door afnemen van het draagvlak voor het plan tengevolge van verminderde belangstelling voor het plan, financiële problemen, door twijfel aan de latere betekenis van het gerealiseerde, of gewoon door achteloosheid, zeker in geval van wisseling van betrokken en verantwoordelijke personen en instanties (rechtsopvolgers). Een veranderende context, zowel fysiek als sociaal, veranderende idealen en wensen voor het moment of voor de toekomst hebben voor de lopende uitvoering van langlopende projecten vaak ingrijpende gevolgen. Daarom is er in stad en land altijd sprake van het gebouwde, het nooit gebouwde en het ooit gebouwde. Dit drietal is de resultante van een veranderlijke ideeënwereld en geeft de steeds veranderende werkelijkheid (in de zin van gewenste functie, vorm en inrichting van de ruimte) weer. Echter, zoals een geheel meer waard is dan de som der delen, is een half uitgevoerd plan veel minder waard dan de helft van een geheel uitgevoerd plan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot slotIn Emmeloord wordt de ontwikkeling van de stedebouwkundige opvattingen en de ruimtelijke middelen daarbij, in de periode 1940-1994 op een heldere wijze weerspiegeld, doordat de stad in een volledig gemaakte situatie gebouwd werd. Emmeloord is een van de belangrijke stedebouwkundige produkten die het Zuiderzeeproject heeft voortgebracht. Het is een project waarin onder verantwoordelijkheid van de Wieringermeerdirectie, integrale planning en vormgeving in één hand en in directe wisselwerking met de uitvoering plaats vonden. De stedebouwkunde streefde tijdens de opbouwjaren van de polder nog naar een veelomvattend en samenhangend, de sectoren overkoepelend, stedebouwkundig plan. In tegenstelling daarmee - en dit geldt niet alleen voor Emmeloord - hebben in de afgelopen decennia het stedelijk beheer en de planvorming voor verdere ontwikkeling van de stad, i.c. het ‘oude’ Emmeloord, een in hoofdzaak sectoraal karakter gekregen. Vaak is daarbij de onderlinge coördinatie onvoldoende. Aan goede integrale (stedebouwkundige) planvorming als tegenhanger en overkoepeling van de vele sectorale (slechts vanuit het deelbelang bepaalde) planontwikkeling die tot ad hoe-situaties leidt, is dan ook dringend behoefte. Verlies van ruimtelijke kwaliteit van het geheel wordt ermee tegengegaan. In het huidige Emmeloord zijn diverse voorbeelden van ad hoe-situaties te vinden, die met een integraal stedebouwkundig plan op eenvoudige wijze voorkomen hadden kunnen worden. Met name is het van belang te constateren dat hierbij veel van de ruimtelijke kwaliteiten uit het ‘oude’ Emmeloord verloren zijn gegaan. De mogelijkheden om die kwaliteiten in een verdere ontwikkeling van die situaties te laten doorwerken zijn veelal niet gebruikt. Mede door het MIP zijn veel gegevens naar boven gebracht, die inzicht geven in de kwaliteit van de planvorming van het ‘oude’ Emmeloord en in de manier waarop met de ‘erfenis’ van de Directie van de Wieringermeer is omgegaan. Moge het een stimulans zijn voor de bij de verdere ontwikkeling van Emmeloord betrokkenen, om de integrale planvorming te bevorderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|