Jaarboek Monumentenzorg 1993
(1993)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Marc Laman
| |
[pagina 138]
| |
1 J.P. Stok Wzn., 1862-1943 (foto rond 1915).
2 Ontwerp woonhuisgevel, J.P. Stok 1885 (niet uitgevoerd).
en beschrijvingen van gebouwen uit deze periode. Ook uit architectuurhistorisch oogpunt was deze periode het meest interessant. Zo bestaat er een artikel van T.A.P. van Leeuwen, gepubliceerd in de tentoonstellingscatalogus ‘Americana’, waarin kort gerefereerd wordt aan een gebouw van Stok uit genoemde periode. Van Leeuwen constateert dat in het werk van een aantal Nederlandse architecten stilistische overeenkomsten bestaan met de Amerikaanse architectuur.Ga naar eind6. Het artikel beschrijft ondermeer een niet meer bestaand kantoorgebouw van Stok waarin, volgens Van Leeuwen, een aantal tweedehands Amerikaanse invloeden te herkennen was: deze waren geleend van een Europees voorbeeld dat op zijn beurt was gebaseerd op Amerikaanse voorbeelden. Met de beschikking over meer gebouwen uit die tijd van Stok kon reeds in een vroeg stadium vastgesteld worden dat ook in andere gebouwen Amerikaanse elementen waren verwerkt, die een meer directe Amerikaanse invloed deden vermoeden. Het belangwekkende van deze constatering lag in het feit dat zij aansloot bij een theorie, die wilde aantonen dat Nederlandse architecten al vóór 1900 met de Amerikaanse architectuur bekend waren en zelfs hun werk beïnvloedde. Een aantal gebouwen van Stok leek deze theorie niet alleen te bevestigen, maar deed het vermoeden dat die invloed veel groter en misschien wel directer was geweest dan men tot nu toe veronderstelde. Alle bestaande onderzoeken die de bron van deze Amerikaanse invloed probeerden te achterhalen hadden deze invloed slechts geconstateerd, maar hadden daar geen bevredigende verklaring voor kunnen geven.Ga naar eind7. Misschien kon het werk van Stok op deze kwestie meer licht werpen. | |
De aanloopjaren van J.P. Stok (1886-1895)Jacobus Pieter Stok Wzn. (afb. 1 ) werd in 1862 geboren als zoon van de Rotterdamse architect Willem Stok. Over zijn jeugdjaren is niets bekend, behalve dan dat een aantal jaren na de geboorte van Jacobus een tweede zoon geboren werd: Willem Stok jr. Ook deze jongste zoon zou een opleiding tot architect volgen en onder andere de nieuwe schouwburg in Alkmaar bouwen (1916). Jacobus studeerde vanaf 1876 tot 1882 aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen. | |
[pagina 139]
| |
3 Ontwerp Louisa Stichting aan de hallstraat Den Haag, J.P. Stok 1888.
In 1882 vervolgde Stok zijn studie aan de Academie des Beaux-Arts in Brussel. Deze studie duurde twee jaar waarna hij waarschijnlijk zijn eerste praktijkervaring opdeed bij de Belgische architect Jules Rau. Deze begon in 1884 in Majola (Zwitserland) met de bouw van een hotel. Nog in hetzelfde jaar schreef Stok zich in bij de Polytechnische School in Delft. Hij doorliep hier slechts de hoogste klassen en kreeg ondermeer les van E. Gugel en A. Le Comte. In 1886 verschenen in het Vademecum der Bouwvakken de eerste ontwerptekeningen van Stok. Het betrof hier een ontwerp voor een woonhuisgevel dat was uitgevoerd in een Hollandse neo-renaissancestijl; een typisch product van zijn tijd. (afb. 2) Het tweede ontwerp, een inzending op een prijsvraag uitgeschreven door het genootschap ‘Architectura & Amicitiae’, was een zomerconcertzaal die Stok samen met Willem Molenbroek ontwierp. Het duo behaalde met het ontwerp de tweede prijs. Blijkbaar beviel de samenwerking goed want in 1887 schreven zij zich wederom in voor een prijsvraag. Deze keer werd van de deelnemers verlangd dat zij een sociëteitsgebouw zouden ontwerpen. Stok en Molenbroek kozen voor de aankleding van hun ontwerp de neo-renaissance als stijl. Na deze prijsvraag, waarvan overigens niet bekend is of zij deze keer wel een prijs wonnen, gingen beide architecten hun eigen weg. Beiden startten een architectenbureau in Rotterdam.
De eerst bekende opdracht van Stok, die in de eerste jaren met zijn broer Willem het architectenbureau runde, werd echter niet in Rotterdam gebouwd maar in Den Haag. Het betrof een niet meer bestaand gebouw voor de Louisa-Stichting aan de Balistraat (1888) (afb. 3). In 1889 kreeg Stok zijn eerste belangrijke opdracht in Rotterdam. De firma Lamings & Sons wilde aan de Maaskade een nieuw kantoor- annex fabrieksgebouw laten bouwen. (afb. 4) Het ontwerp van Stok werd uitgevoerd en is thans een van de weinige gebouwen van Stok die nog bestaan. Het gebouw dat aan de noordzijde van het Noordereiland staat, telt vier bouwlagen en is opgetrokken in baksteen met natuurstenen banden, diamantblokken en cordonlijsten. De begane grond heeft een hardstenen sokkel met rusticamotief en diamantblokken. De ingang bevindt zich op de middenas en is voorzien van twee bronzen wapenschilden. Het middendeel wordt verder gemarkeerd door vier halfzuilen met rijk gedecoreerde onderdelen. (afb. 5) In de periode 1890-1896 kreeg Stok voornamelijk opdrachten voor de bouw van herenhuizen, kantoorgebouwen en fabrieken; hij bouwde deze in eclectische stijl. Tegelijktijd zien we dat met de aanvang van de jaren negentig een langzame verandering in de architectuur optrad. Er ontstond een tendens om architectonische vormen te vereenvoudigen; een antwoord op het decoratieve en conservatieve karakter van de architectuur in de jaren 1850-1890. Toch is het belangrijk nog eens te benadrukken dat de theoretische basis voor de grote veranderingen in het laatste decennium van de negentiende eeuw juist in de jaren ervoor is gelegd. Belangrijke en invloedrijke geschriften van Semper, Viollet-Le-Duc, Pugin, Crane en Morris verschenen in deze periode. Het gevolg was dat binnen de architectuur een aantal stijlopvattingen naast elkaar of door elkaar toegepast werd: het zogenoemde eclecticisme. Er werd veel geëxperimenteerd met stijlen uit het verleden zoals het classicisme, gotiek en renaissance. Het MIP heeft vele voorbeelden uit deze stijlperiode geïnventariseerd. Ook de samenleving was door de industriële revolutie, die aan het eind van de achttiende eeuw in Engeland was begonnen, enorm aan het veranderen. Dit had grote sociale en maatschappelijke veranderingen met zich meegebracht. De steden groeiden enorm en | |
[pagina 140]
| |
4 Voorgevel en zijgevel Hulstkamp-gebouw, Maaskade 119-121 Rotterdam, J.P. Stok 1890 (Foto M. Laman 1993).
de nieuwe inwoners der steden vormden een nieuwe sociale groep: de arbeidersklasse. Zij waren arm en woonden in kleine, slechte woningen. Door hun grote aantallen moesten er dus veel goedkope woningen gebouwd worden. Ook Rotterdam, zoals inmiddels duidelijk is geworden, had te maken met deze problematiek. De architectuur had echter niet zo snel een passend antwoord op de veranderingen die zich voordeden. Doordat stijlen veelal door elkaar gebruikt werden leken stations op musea, terwijl een fabriek soms meer op een uit zijn krachten gegroeid herenhuis leek. Veel architectuurcritici probeerden, wanneer zij terugkeken op de jaren 1850-1890, het artistieke niveau in een zonniger daglicht te plaatsen maar moesten uiteindelijk toch toegeven dat van originaliteit geen sprake kon zijn. Zo was Leliman ervan overtuigd dat stations, fabrieken, musea en kantoren toch wel een, weliswaar zwak, eigentijds karakter hadden gekregen. Hij vond het ook niet eerlijk dat de gebouwen uit de negentiende eeuw steeds vergeleken werden met architectuur uit vroegere tijden, omdat deze gebouwen door de tijd een geheimzinnige bekoring hadden gekregen.Ga naar eind8. Maar later concludeerde hij dat weinigen in deze tijd tot de geest van de tijd konden
5 Detail voorgevel Hulstkampgebouw, Maaskade 119-121 Rotterdam, 1890 (Foto M. Laman 1993).
doordringen: ‘velen bepaalden zich tot het klakkeloos overnemen van oude vormen....’Ga naar eind9. Bij een aantal architecten werd het verlangen zich op een originele wijze te kunnen uiten alsmaar sterker. Men was genteresseerd in buitenlandse ontwikkelingen, men wisselde regelmatig ervaringen en ideeën uit en misschien wel het meest belangrijke: men richtte architectuurtijdschriften die regelmatig verschenen. In Nederland las men bijvoorbeeld Engelse tijdschriften als The Studio en The Architectural Record, waardoor men de geschriften van William Morris en Walter Crane leerde kennen. In sommige gevallen leidde dit zelfs tot persoonlijke contacten, zoals tussen Toorop en Macintosh.Ga naar eind10. Naast contacten met Engeland, bestonden ook nauwe contacten met België, waar sinds 1888 de groep ‘Les Vingt’, of ‘Les XX’ was opgericht, bestaande uit Van de Velde, Rops, Ensor, Rodin en Toorop. Het is ook in België waar men voor het eerst probeerde een nieuwe decoratieve stijl te creëren, die totaal los moest staan van alle neo-stijlen. Rond 1892 zien we in Brussel de Art Nouveau beweging ontstaan, die zoals de naam al aangeeft, zich niet door het verleden wilde laten leiden maar een geheel nieuwe kunstuiting wilde zijn. | |
[pagina 141]
| |
In Nederland werden de buitenlandse ontwikkelingen op het gebied van de beeldende kunsten en architectuur nauwlettend in de gaten gehouden. In de steden Rotterdam en Den Haag openbaarden zich de eerste kenmerken van de Art Nouveau. Volgens Louis Gans, die het ontstaan van de Art Nouveau beweging in Nederland uitgebreid heeft bestudeerd, gebeurde dat juist hier omdat in deze steden geen ‘architectonische traditie’ bestond. Hij schrijft: ‘In tegenstelling met Amsterdam, waar het verloop van de eind negentiende-eeuwse opbloei door Cuypers werd bepaald, stonden Den Haag en Rotterdam naar alle kanten open voor de eerste de beste nieuwe impuls.’Ga naar eind11. Daarnaast moet met name de invloed van Antwerpen -waar men in de jaren negentig van de vorige eeuw reeds vele fraaie Art Nouveau voorbeelden kon zien- op Rotterdam niet onderschat worden. Beide steden hadden als gevolg van de bloeiende handel regelmatig contact met elkaar. De Rotterdamse vereniging voor Bouwkunst en Vriendschap, die in 1885 was opgericht om aan de strenge beginselen
6 Ontwerp herenhuis aan het Westplein 6 Rotterdam, J.P. Stok 1895 (Foto Gemeente Archief Rotterdam, 1987).
7 Woonhuis aan de van Vollenhovenstraat 29 Rotterdam, J.P. Stok 1896 (foro rond 1915).
van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst een alternatief te bieden, speelde bij de vernieuwingen in Rotterdam een grote rol. Zij was één der invloedrijkste bouwkundige verenigingen in Nederland en stond toen vooral bekend om haar progressieve karakter. Ook J.P. Stok volgde de nieuwe ontwikkelingen nauwlettend, getuige het veranderde karakter van zijn ontwerpen die hij na 1895 produceerde. Een andere indicatie voor deze verandering is het feit dat hij in deze tijd Japanse kunst begon te verzamelen.Ga naar eind12. Men beschouwt de Japanse kunst als één van de inspiratiebronnen van de Art Nouveau. De eerste poging tot vernieuwing, een herenhuis uit 1895 aan het Westplein in Rotterdam is een typisch overgangswerk. (afb. 6) Veel decoratieve elementen zijn weliswaar verdwenen, waardoor een vlakkere gevel is ontstaan, maar er is nog sprake van een historiserende ‘François I-chateau-stijl.’ De keuze voor deze stijl zou misschien al op een Amerikaanse invloed kunnen wijzen, want het is deze stijl die Amerikaanse architecten toepasten op voorname woonhuizen. Andere Nederlandse voorbeelden zijn de tabaksfabriek van A. Salm in Amsterdam uit 1895 (afgebroken 1916) en het ‘Witte Huis’ van Willem Molenbroek in Rotterdam uit 1898. | |
[pagina 142]
| |
8 Ontwerp in Amerikaanse trant, A.W. Weissman 1891.
In 1896 verwerkte Stok voor het eerst Art Nouveau decoraties in zijn ontwerp. (afb. 7) Het betrof een huis aan de Van Vollenhovenstraat. Als het ware nog gevangen in een traditionele gevelopbouw, paste hij decoraties toe in de vensters van de erker en in de muurschilderingen daarboven. Deze schilderingen, bestaande uit florale motieven werden geschilderd door A.F. Gips.Ga naar eind13. Het uiteindelijke resultaat van de woning aan de Van Vollenhovenstraat is niet erg geslaagd; het gebrek aan eenheid tussen decoratieve elementen en de architectonische structuur is zeer evident. Stok trachtte zich los te maken van het historisme maar is daar in dit ontwerp ten dele in geslaagd. De afwijzing van historiserende motieven als decoratief element was slechts een stilistische overweging, want hij verving deze door een andere decoratieve stijl: de Art Nouveau. Dit moet Stok ook ingezien hebben; wilde hij geheel breken met de traditie, dan moest hij de architectonische structuur aanpakken. Het antwoord kon niet bij de Art Nouveau gevonden worden omdat dit van oorsprong een decoratieve stijl was. Op zoek naar een passend antwoord, kwam Stok vermoedelijk ook bij Amerikaanse voorbeelden terecht, zoals later aan de hand van een aantal voorbeelden aangetoond zal worden. Eerst wordt echter besproken op welke wijze de Nederlandse architecten het werk van Amerikaanse collegae hebben leren kennen en waarom zij elementen van die architectuur in hun eigen ontwerpen verwerkten. | |
De mogelijke herkomst van Amerikaanse stijlkenmerken in de Nederlandse architectuurDe eerste aanwijsbare invloeden uit de Verenigde Staten op de Nederlandse architectuur zijn terug te voeren tot 1891. Dat jaar leverde de gemeente-architect van Amsterdam A.W. Weissman bouwtekeningen bij de gemeente in, waarin een aantal duidelijke Richardsoniaanse stijlinvloeden te zien zijn. (afb. 8) Hierover schreef hij later: ‘...ik trachtte de beginselen, waarvan de hedendaagse Amerikanen bij hunne bouwwerken uitgaan, in toepassing te brengen (maar) deze werden door het stadsbestuur onvoorwaardelijk afgekeurd’.Ga naar eind14. De verwerking van dergelijke Amerikaanse stijlkenmerken kwam niet helemaal uit de lucht vallen. Er bestond al geruime tijd een grote interesse voor de (architectonische) vernieuwingen die zich aan de andere kant van de Atlantische oceaan voordeden. Deze belangstelling uitte zich ondermeer in een aantal kleine artikelen, die onder andere in Nederlandse architectuurbladen verschenen. De artikelen richtten zich voornamelijk op ‘the american way of building’, dat wil zeggen; zij behandelden niet de formele maar de technische aspecten van de architectuur. Over het algemeen was men het er over eens dat de Amerikaanse architecten artistiek gezien ver achter liepen bij hun Europese collegae. Daarentegen stond hun architectuur technisch gezien op een hoger peil door de doelbewuste en consequente toepassing van nieuwe bouwmaterialen als ijzer en beton. In 1889 verscheen in het Vademecum der Bouwvakken een artikel over Amerikaanse woningbouw in de steden. Als voorbeeld werd het zogenoemde Tacomabuilding genomen dat volgens de auteur een ‘angstwekkende hoogte’ van twaalf verdiepingen telde. De teneur van dergelijke artikelen bleef tot het eind van de negentiende eeuw hetzelfde; zelden werd ingegaan op de artistieke inhoud van de Amerikaanse architectuur. Gebeurde dit wel, dan was het oordeel meestal vernietigend. De architect Henri Hobson Richardson vormde | |
[pagina 143]
| |
hierop een uitzondering. Hij was één van de eerste Amerikaanse architecten die erin slaagde bij zijn Europese vakbroeders bewondering en erkenning af te dwingen. De waardering was zelfs zo groot dat het Royal Institute of British Architects hem nomineerde voor de RIBA-medal, iets dat vergelijkbaar is met de nominatie voor een Oscar in de filmwereld. Hij zou de eerste Amerikaanse architect zijn geweest die een dergelijke prijs gekregen zou hebben, ware het niet dat zijn vroegtijdige dood in 1886 dit verhinderde. Ook in zijn eigen land was Richardson een gerenommeerd architect. Hij had een opleiding genoten aan de Ecole des Beaux-Arts in Parijs. Tijdens zijn studie werd hij reeds aangetrokken door de eenvoudige en robuuste vormen van de romaanse architectuur van de Provence. De stijl die Richardson zo karakteriseerde, stamde van oorsprong uit Europa. Terug in de Verenigde Staten paste hij deze vormen op originele wijze toe in zijn gebouwen. Een typisch kenmerk van Richardsons architectuur is onder meer het gebruik van ruwe, zware uitgehakte stenen waardoor de gebouwen, met name de landhuizen, een log karakter hadden. Het F.L. Ames Gate Lodge is een extreem voorbeeld hiervan. (afb. 9) Na zijn dood bleef zijn invloed dan ook binnen de architectenwereld merkbaar. Met name in Chicago zien we de meeste volgelingen van Richardson, maar ook daarbuiten vindt men vele voorbeelden van zijn typische stijl, die het neo-romanesque werd genoemd, terug. De populariteit van Richardson is te verklaren uit het feit dat hij als eerste erin slaagde de Amerikaanse architectuur vorm te geven die nationaal geaccepteerd werd.Ga naar eind15. Architecten na Richardson, met name die van de zogenoemde New York School, trachtten de romaanse vormen toe te passen op de hoge gebouwen die inmiddels de bijnaam skyscrapers hadden gekregen. Dit bracht uiteraard veel moeilijkheden met zich mee, immers van oorsprong is het romaans, in tegenstelling tot de gotiek, niet verticaal gericht. Vanuit de constructieve opzet van de skycraper bekeken -het staalskelet ontnam de muren hun dragende functiepaste de romaanse stijl ook niet bij de moderne hoogbouw omdat de romaanse bouwkunst, met name die van Richardson een zwaar en log karakter had. Toch slaagde George B. Post erin als eerste de romaanse rondbogen bij het staalskelet op een succesvolle wijze toe te passen. Post liet de rondboog over verschillende verdiepingen ongehinderd omhoog lopen, zoals in de gevel van de Produce Exchange in New York (1885) te zien is. (afb. 10) Een dergelijke opbouw verraadt een andere invloed welke terug te voeren is op de Romeinse aquaducten die een soortgelijke structuur hebben. Met name de verdubbeling van het aantal rondbogen in de bovenste verdiepingen heeft een nauwe verwantschap met bijvoorbeeld het aquaduct bij Nimes in Frankrijk. (afb. 11) De toepassing van de rondboog op ‘commercial buildings’, bleek de artistieke uitvinding van de eeuw te zijn. Al snel werden vele hoge kantoorgebouwen, warehouses en openbare gebouwen op de hierboven beschreven manier aangekleed. In Europa bleef deze stijl niet onopgemerkt. Over het algemeen vond men dat de Amerikanen veel te hoog bouwden, maar de wijze waarop zij de gebouwen aankleedden, werd door vele Europese architecten als een geslaagd antwoord beschouwd op het eclectisisme. De eenvoudige vormen van het neoromanesque gaven de kantoren, opslagplaatsen en openbare gebouwen een passend contemporain en
9 F.L Ames Gate Lodge, North Easton, Mass., H.H. Richardson 1880 (Foto Daly, 1886).
| |
[pagina 144]
| |
modern karakter. Dat deze stijl in de Verenigde Staten ontwikkeld was versterkte dit idee alleen maar: het land was een symbool van de onbegrensde vooruitgang. Tot slot moet op deze plaats opgemerkt worden dat de rondboog als architectonische vorm in Europa uiteraard bekend was en veelvuldig in de architectuur toegepast werd. In Duitsland bestond in de negentiende eeuw zelfs de zogenoemde ‘Rundbogenstil’. Het meest duidelijke verschil met de Amerikaanse toepassing van de rondboog, is dat de Europese architecten de rondboog op een manier toepasten die meer in de traditie verankerd lag: versierd met klassicistisch ogende geprofileerde lijsten, vergezeld van pilasters en praktisch nooit gekoppeld. De Amerikanen waren in dat opzicht vrij van deze traditie.
Na de dood van Henri Hobson Richardson verbreidde zijn reputatie zich heel snel, maar hoe zijn werk en dat van zijn volgelingen in Nederland ruim vóór 1900 bekend is geworden blijft vooralsnog vaag. Ten aanzien van specifieke aanwijsbare neoromanesque elementen in de Nederlandse architectuur vanaf 1890, rijst de vraag hoe men op de hoogte was gekomen van zijn oeuvre. De Nederlandse architectuurtijdschriften schreven weliswaar met regelmaat over de Verenigde Staten, maar daarbij werden zeer weinig foto's geplaatst. Toch zijn deze artikelen de basis geweest voor de kennis van de Amerikaanse architectuur in Nederland. Reeds vanaf 1863 wisselden de Maatschappij tot Bevoordering van de Bouwkunst publicaties uit met de Smithsonian Institute. In de jaren 1884, 1885 en 1886 verschenen artikelen over Amerikaanse bouwkunst in De Opmerker. Reinink oppert in het artikel ‘American Influences on late-nineteenth century architecture in the Netherlands’ dat Nederlandse architecten via buitenlandse tijdschriften, die in de openbare en universitaire leeszalen aanwezig waren, kennis namen van de ontwikkelingen in de Verenigde Staten. Bij nader onderzoek blijkt ook dit geen bevredigende verklaring te zijn omdat deze, net zoals de Nederlandse artikelen, meestal zonder illustraties werden afgedrukt.Ga naar eind16. Er zou dus naast deze tijdschriften een veel belangrijker bron moeten zijn geweest van waaruit Nederlandse architecten de Amerikaanse bouwkunst leerden kennen. De amerikaan Dudley A. Lewis heeft in 1962 een uitgebreid onderzoek gedaan naar de invloed van de Amerikaanse architectuur aan de hand van artikelen die waren verschenen in Europese tijdschriften, boeken en anderssoortige publikaties. Hoe de situatie in Nederland was, heeft hij echter niet onderzocht.Ga naar eind17. Hij kwam onder andere tot de conclusie dat na de dood van Richardson in 1886 het aantal artikelen over Amerikaanse architectuur sterk toenam, met name de artikelen over Richardson zelf. Het betreft hier overigens tijdschriften die niet in Nederland aanwezig waren. Daarnaast ontdekte Lewis een aantal belangwekkende fotoboeken waarin een groot aantal werken van Richardson en van architecten uit de zogenoemde New York School afgedrukt stonden. De fotoboeken zijn in 1886 gepubliceerd en het was de vraag of deze ook in Nederland aanwezig waren. Het eerste fotoboek van Paul Sédille, ‘Encyclopédie d'Architecture’ kon niet teruggevonden worden. Het zeer zeldzame fotoboek van Cesar Daly, ‘Maison Américaines, L'architecture Americaine’, werd in het register ‘Oude Collectie’ van de bibliotheek van de Technische Hogeschool in Delft teruggevonden. Het fotoboek van Daly bestaat uit drie delen waarin honderdtwintig foto's zijn afgedrukt. Deel I heeft de titel ‘Edifices publices et établissement privés’, deel II ‘Habitations Urbaines’ en deel III ‘Habitations Suburbaines’. Helaas waren de delen II en III verdwenen hoewel ze wel in het systeem verwerkt zijn. Het eerste deel bevat veertig foto's met werken van verschillende architecten, waarvan zes van Richardson. Ook bevindt zich in het eerste deel een aantal interessante voorbeelden van de New York School en van gebouwen uit Chicago, waaronder ‘arcaded buildings’ van G.B. Post, Burnham & Root, Cook & Babb en Adler & Sullivan. De kwaliteit van de foto's is zeer hoog. Tezamen vormen de boeken een goed beeld van de Amerikaanse architectuur zoals die tussen 1860 en 1890 gebouwd werd.Ga naar eind18. Of de fotoboeken van Daly een cruciale bron is geweest voor de Amerikaanse invloeden op de architectuur in Nederland, kan vooralsnog niet met zekerheid gezegd worden. De oplage van de fotoboeken is niet bekend, maar erg groot zal zij niet geweest zijn. Wel werden in de universitaire bibliotheek van Leiden, de bibliotheek van de TH en de koninklijke bibliotheek andere uitgaven van Daly gevonden, waarmee de bekendheid van deze uitgever in Nederland in ieder geval wel vaststaat. De invloed van Daly's fotoboeken over de Amerikaanse architectuur moet zeker niet overschat worden, maar aan de andere kant mag men ook niet uitsluiten dat architecten en architectuurstudenten in Delft de fotoboeken onder ogen gehad kunnen hebben. De kennis van de Amerikaanse bouwkunst in ons land vóór 1890 kan mijn inziens hiermee voor een deel verduidelijkt worden. Voor de nieuwsgierigen waren de boeken van Daly probleemloos in de bibliotheek van de Polytechnische School te vinden. Daar Stok in 1886 nog in Delft studeerde, is niet onwaarschijnlijk dat ook hij de boeken onder ogen heeft gehad. Ook de architect Weissman moet ongetwijfeld Daly's boeken ingezien hebben toen hij in | |
[pagina 145]
| |
10 Produce exchange, New York, G.B. Post 1881 (Foto Daly, 1886).
11 Aquaduct Nimes, gebouwd tijdens Augustus' regeerperiode.
1887 met zijn studie begon van de negentiende-eeuwse Amerikaanse bouwkunst.Ga naar eind19. De uitgave van Carl Hinckeldeyn's ‘Neubauten in Nord-Amerika’ die in de literatuur ook als een invloedrijke publikatie wordt beschouwd, verscheen in pas 1898. Zonder afbreuk te doen aan de invloed van dit fotoboek, toont het geen voorbeelden van arcaded warehouses. Het fotoboek laat met name landhuizen en veel interieurs zien. Voor Stok en andere Nederlandse architecten die voornamelijk kantoren en pakhuizen bouwden, vormde de publikatie van Hinckeldeyn daarom geen direct aanwijsbare inspiratiebron voor hun architectuur. Er bestonden uiteraard nog meer manieren waarop men meer te weten kon komen over Amerika. Wat te zeggen over de verhalen van reizigers die de Verenigde Staten hadden bezocht. De Rotterdamse architecten zaten vanzelfsprekend met de opkomende wereldhaven dicht bij de bron. Handelslieden, vertegenwoordigers, zeelui en reizigers van allerlei pluimage waren er in Rotterdam in overvloed. In ieder geval kennen wij een anekdote van een Nederlandse toerist en vurig bewonderaar van Richardson die erin slaagde de ‘meester’ te ontmoeten.Ga naar eind20. Het is zeker niet uit te sluiten dat dergelijke Amerikagangers zelf illustraties meenamen. Zeker als het ging | |
[pagina 146]
| |
om architecten zoals J.A. van Straaten en J. Stuyt die in 1892 van een reis uit de States terugkeerden. Hun bevindingen zullen bij hun vakbroeders zeker niet onbekend zijn gebleven. Maar men kon ook uitgaven van eigen bodem lezen die uitgebreid over de Verenigde Staten schreven. Zo bracht Elsevier in de jaren 1886-1889 een vierdelige publikatie van Gerard Keller op de markt onder de titel ‘Amerika in beeld en schrift’. Al met al kunnen we met zekerheid vaststellen dat na 1890 de Amerikaanse bouwkunst in Nederland aan populariteit won. Aan de hand van enkele voorbeelden kan dat bewezen worden. | |
De eerste voorbeelden van amerikanisme in de Nederlandse architectuurIn 1893 ontwierp H.P. Berlage het kantoorgebouw voor de verzekeringsmaatschappij ‘De Algemeene’ aan het Damrak in Amsterdam. Dit gebouw werd door tijdgenoten als ‘Amerikaansch-romaansch’ omschreven.Ga naar eind21. Deze toeschrijvingen worden tegenwoordig in twijfel getrokken. In 1975 stelde Auke van der Woud dat de invloed van Richardson op Berlage in deze tijd uiterst twijfelachtig is.Ga naar eind22. Toch kan niet ontkend worden dat een aantal elementen van de ‘Algemeene’ herinnert aan het neo-romanesque. Manfred Bock zegt hierover: ‘Obwohl Berlages Bauten der zweiten Hälfte der neunziger Jahre keine direkte formale Abhängigkeit von der New Yorker Architektur erkennen lassen, darf man dennoch abnehmen dass ihm beim entwerfen Bilder jener expressiven Bauwerke vor Augen gestanden haben.’Ga naar eind23. De indrukken die Berlage overhield van Amerikaanse voorbeelden vinden we in de ‘Algemeene’
12 Remonstrantse kerk aan de Westersingel 76 Rotterdam, H. Evers en J.P. Stok 1896 (Foto M. Laman 1993).
terug in de reductie en abstractie van architectonische vormen. De tijdschriftartikelen van die tijd zaten er dus niet zo heel ver naast, maar wat eigenlijk veel belangrijker is: zij schiepen met de ‘Algemeene’ ongewild een precedent, want na 1893 verschijnen opeens veel meer gebouwen met een Amerikaans karakter. In 1894 bouwde A. Salm het eerder genoemde kantoor-fabriek voor de firma Goulmy en Baar aan het Rokin. Salm ging duidelijk verder dan Berlage -en was daarmee ook minder orgineel- want bij dit gebouw zijn de Amerikaanse invloeden zo duidelijk aanwezig dat van twijfel geen sprake kan zijn.Ga naar eind24. Dat nu wel opeens in Amerikaanse trant gebouwd kan worden, terwijl Weissmans ontwerpen drie jaar eerder naar de prullenbak werden verwezen, lag niet aan de architecten maar aan de opdrachtgevers. De gebouwen die een Amerikaans karakter meekregen waren vooral kantoorgebouwen en andersoortige bedrijfsgebouwen. Blijkbaar dacht men in de Amerikaanse stijl een passende oplossing gevonden te hebben voor het in de negentiende eeuw ontstane kantoortype. Amerika was het symbool van de vooruitgang en werd als het modernste land van de wereld beschouwd. Het is in dit kader niet vreemd dat ondernemers zich als modern en vooruitstrevend wilden presenteren en wanneer hun kantoor Amerikaans overkwam betekende dit dat het bedrijf up-to-date was.Ga naar eind25. | |
Amerikaanse invloeden in het werk van J.P. Stok Wzn.In 1895 kreeg Henri Evers de opdracht een kerk voor de Remonstrantse Gemeente te bouwen aan de Westersingel | |
[pagina 147]
| |
13 Ontwerp pakhuispand Van der Lugt & zn., Prins Hendrikkade Rotterdam, J.P. Stok 1898 (Foto Gemeente Archief Rotterdam, 1987).
in Rotterdam. Om nog onbekende redenen vroeg hij Stok als co-architect. Het ontwerp was in februari 1896 klaar waarna met de bouw begonnen werd. De kerk, die het bombardement van mei 1940 overleefde, valt op door de harmonie der vormen en sobere versieringen. Volgens de architecten is gestreefd naar een verbinding tussen vorm en constructie met als gevolg dat gebruikte materialen in alle eerlijkheid getoond worden. Zo is constructie van rondbogen, ton- en kruisgewelven geheel zichtbaar en de daaruit voortvloeiende vormen worden geaccentueerd door het naakte van gebruik baksteen waardoor de muren als het ware ‘spreken’; saxa liquuntur zoals Evers en Stok het omschrijven.Ga naar eind26. Opvallend is het gebruik van ijzer in de constructie van het interieur en de smeedijzeren versieringen die door de firma Braat werden geleverd. Het exterieur toont een krachtige, eenvoudige opbouw en een vlakke, massale behandeling. Opvallend zijn de twee hoektorens aan de Westersingelzijde die zowel in grootte als in hoogte verschillen. (afb: 12) Tijdgenoten zagen in deze oplossing niet alleen een duidelijke verwijzing naar een Amerikaans voorbeeld: de Calvary M.E. Church in Alleghany maar nog meer naar de Beurs van Berlage die overigens ook Amerikaanse details verraadt. De overeenkomst tussen de Beurs en de kerk was zelfs voor sommigen zo sprekend, dat in het ‘Vademecum der Bouwvakken’ een schertsgedicht werd geplaatst.Ga naar eind27. Uit het gedicht blijkt dat men bij de vergelijking van beide gebouwen niet helemaal eerlijk te werk ging, door delen van de bouwwerken doodgewoon niet af te drukken (dit werd overigens wel vermeld). Bovendien zal het weinig moeite kosten nog andere gebouwen uit dezelfde tijd te vinden die min of meer hetzelfde uiterlijk hebben. Het is echter van belang dat Stok nu definitief afscheid had genomen van het
14 Pakhuispand Van der Lugt & zn., Prins Hendrikkade Rotterdam (Foto rond 1900).
eclectisch bouwen. Tijdens de laatste fase van de bouw van de remonstrantse kerk aan de Westersingel werkte Stok aan een ontwerp van een pakhuis dat wel degelijk Amerikaanse invloeden verraadde. Hiermee wordt de verdachtmaking dat de Romonstrantse kerk Amerikaanse invloeden had minder vreemd. | |
[pagina 148]
| |
15 Warehouse, New York, Cook & Babb 1880
(Foto Daly 1886). Nog opmerkelijker is het feit dat een vroegere compagnon van Stok, Willem Molenbroek, in hetzelfde jaar het bekende ‘Witte Huis’ ontwierp, dat ook een duidelijk Amerikaans karakter had. Het is zeer aannemelijk dat beide architecten op de hoogte waren van elkaars werk. Deze vooronderstelling wordt versterkt doordat zowel Stok als Molenbroek (actief)lid waren van de Rotterdamse Bouwvereniging. Zo gebeurde het dat Stok in 1898 aan de Prins Hendrikkade voor de firma Van der Lught een enorm pakhuis bouwde, terwijl nog geen kilometer verder aan de Gelderse Kade het ‘Witte Huis’ van Molenbroek verrees. Het pand van Molenbroek was in de tijd dat het gereed kwam het hoogste kantoorgebouw van Europa en verwees daarmee naar de ‘skyscraper’. Het pakhuis van Stok, waarvan slechts de bouwtekeningen en een oude foto teruggevonden zijn, vertoont bij nadere bestudering elementen die geleend kunnen zijn van Amerikaanse voorbeelden. (afb. 13 & 14) De gevelopbouw lijkt op die van een Amerikaans ‘arcaded building’: een sokkelzone, de middenzone met geschakelde rondbogen en vensterpartijen en tot slot een attiekzone. Zoals uit de tekening blijkt werd het zes verdiepingen tellende gebouw gedomineerd door geschakelde rondbogen. De consequente herhaling van deze rondbogen moet in de 95 meter lange gevel een imponerend schouwspel zijn geweest. Directe voorbeelden wat betreft de gevelcompositie
16 Insurance Exchange, Chicago, Burnham & Root 1884
(Foto Daly, 1886). kunnen herleid worden tot Amerikaanse gebouwen die in het boek van Daly voorkomen. Als voorbeeld kan hier een pakhuis (warehouse) aan de Duane Street, New York van de architecten Cook en Babb genoemd worden. (afb. 15) Een opvallend detail is dat zowel bij Stoks pakhuis als het eerst genoemde Amerikaanse voorbeeld in de voet van elke rondboog twee kleine rondboogvormige vensters zijn geplaatst. Uiteraard zijn er ook opmerkelijke verschillen tussen deze voorbeelden. Zo heeft Stok geen doorgaande horizontale lijsten gebruikt. Op deze wijze is een soberder, zakelijker gevel ontstaan. J.P. Stok heeft er trouwens nooit naar gestreefd een copiist te zijn. Hij gebruikte de Amerikaanse voorbeelden slechts als inspiratiebron en vertaalde deze op eigen wijze als details in zijn gebouwen. Zo is de hoekoplossing in het gebouw van Stok een ander curieus detail dat men bij enkele Amerikaanse warehouses kan terugvinden. Stok ontwierp daarvoor een soort geabstraheerde, uitkragende toren. Dit motief kan wellicht teruggevoerd worden op de Insurance Exchange van de architecten Burnham en Root die eveneens een torenachtige uitbouw op de hoek plaatsten. (afb. 16) Het in 1991 afgebroken ‘Waalsche Weeshuis’ (ook bekend als het Hospice Wallon) aan de Oranje Buitensingel in Den Haag was een ontwerp uit 1899 en vertoonde een aantal opmerkelijke overeenkomsten met een Amerikaans voorbeeld. (afb. 17) Bekijken we de | |
[pagina 149]
| |
17 Ontwerp Hospice Wallon, Oranje Buitensingel Den Haag, J.P. Stok 1900.
18 Ontwerp Cheney Building, Hartford Conn., H.H. Richardson 1875.
geveltekening dan valt direct een aantal Amerikaansrichardsoniaanse motieven op. De aaneenschakeling van de kleine rondbogen onder de dakgoot is een motief dat Richardson regelmatig gebruikte. In zijn totaliteit vertoont het ontwerp van Stok een opmerkelijke overeenkomst met de twee bovenste verdiepingen van Richardsons Cheney Building in Hartford. (afb. 18) Naast genoemde overeenkomsten zijn ook hier de verschillen even opmerkelijk. Zo treffen we in het ontwerp van Stok Art Nouveau-elementen aan en ook het materiaalgebruik verschilt met dat van Richardson. (afb. 19) Hieruit blijkt andermaal dat Stok gebouwen van Richardson als inspiratiebron heeft gebruikt, maar volgens zijn eigen inzichten en opvattingen de architectuur heeft ingevuld. Stok | |
[pagina 150]
| |
bleef daarmee met beide benen op de Nederlandse grond staan. Dat gold ook voor het volgende project. In 1907 kreeg Stok de opdracht een nieuw station aan het Hofplein in Rotterdam te bouwen. Het zou een van zijn meest bewonderde werken worden. Het station lag aan een onregelmatig plein, dat in die tijd om verkeerstechnische redenen sterk ter discussie stond. Het station had wat de plattegrond betreft de vorm van een halve cirkel, waarvan de convexe zijde naar het plein was gekeerd en de achterzijde een geheel
19 Hospice Wallon, detail (Foto Gemeente archief Den Haag).
vormde met het spoorviaduct van de lijn Rotterdam-Dordrecht. Het station was een zogenoemd ‘kopstation’; het eindpunt van de lijn Den Haag-Rotterdam-Hofplein. (afb. 20 & 21) Ook hier lijkt de fysionomie van de voorgevel praktisch geheel overgenomen te zijn van een gebouw van Richardson: het Ames Building in Boston. (afb. 22) Ook dit gebouw heeft een halfronde plattegrond maar een geheel andere, door de Amerikanen dikwijls toegepaste gevelinvulling. Het drie bouwlagen tellende gebouw heeft op de begane grond vijf grote geschakelde rondbogen. In de tweede verdieping is het aantal opgelopen tot dertien kleinere rondbogen om in de derde verdieping te verdubbelen tot zesentwintig. Deze gevelopbouw heeft wederom een sterke gelijkenis met de opbouw van een romeins aquaduct. Stok had echter een veel eenvoudiger oplossing bedacht. Het station telde twee bouwlagen waarbij de aaneengeschakelde rondbogen over beide verdiepingen doorliepen. Tussen de eerste en tweede verdieping bevond zich een brede horizontale band waarin tableaux geplaatst waren. Opmerkelijk is de overeenkomst van de middelste topgevels in beide ontwerpen, maar ook hier verschilt de invulling daarvan. Nu een drietal ontwerpen van Stok de revue is gepasseerd, kan in ieder geval de conclusie getrokken worden dat Stok al rond 1895 op de hoogte moet zijn geweest van het werk van Richardson en ook met het werk van architecten uit de New York school. In het werk dat Stok na 1907 produceerde zijn de ‘arcaded’ rondbogen verdwenen. Het neo-romanesque bleek uit de mode te zijn. Veel architecten die in
20 Voorgevel station Hofplein, Rotterdam, J.P. Stok 1907 (Foto rond 1915).
| |
[pagina 151]
| |
21 Ontwerp voorgevel station Hofplein, Rotterdam, J.P. Stok 1907.
22 Ontwerp Frederick Lothrop Ames Building, Boston, H.H. Richardson 1882.
het laatste decennium van de negentiende eeuw met behulp van stijlcitaten uit de Amerikaanse architectuur het eclectisisme trachtten af te schudden, volgden met grote belangstelling de nieuwe ontwikkelingen aldaar. Dit ging rond 1910 al veel makkelijker dan twintig jaar eerder omdat de communicatie tussen de beide werelddelen inmiddels veel beter was geworden. Ook verschenen steeds meer architectuurpublicaties over de Verenigde Staten.
Aan het eind van de vorige eeuw had een nieuwe generatie Amerikaanse architecten het roer overgenomen en de architectuur een heel ander aanzicht gegeven. De architect Louis Sullivan (1856-1924) ontwikkelde een veel zakelijker ogende architectuur met behulp van een nieuwe en moderne vormentaal. Het gebouw dat in het fotoboek van Daly wordt getoond laat al enigermate zien in welke richting hij zich zou ontwikkelen. (afb. 23) In een artikel dat hij in 1896 schreef, legde hij uit aan welke voorwaarden een modern kantoorgebouw moest voldoen. Sullivan ging er vanuit dat een kantoorgebouw uit een reeks kleine kantoren bestond die elk hun eigen ‘cel’ hadden. Deze opeenstapeling van cellen bepaalt het uiterlijk van het gebouw: ‘we take our cue from the individual cell, which requires a window with its seperating pier, its still and lintal, and we, without more ado, make them all look alike because they are all alike.’Ga naar eind28. Op deze wijze werd de vorm van het gebouw bepaald door de functie: ‘form follows function’, | |
[pagina 152]
| |
23 Rothschild Store, Chicago, Adler & Sullivan 1880 (Foto Daly, 1886).
Sullivans beroemde slogan, staat aan de basis van de moderne architectuur. Toen Berlage in 1910 naar de Verenigde Staten afreisde, ontmoette hij daar ondermeer Louis Sullivan. In Nederland genoot het werk van deze Amerikaanse architect na 1910 dan ook meer bekendheid.Ga naar eind29. Het latere werk van Stok lijkt op een aantal punten de theorieën van Sullivan te volgen. Net als Sullivan benaderde Stok de architectonische vormen op een zakelijker manier en legde hij meer de nadruk op repeterende structuren. De rondbogen verdwenen, maar de horizontale driedeling in de opbouw van de gevel bleef gehandhaafd: een sokkelzone, een middenzone en de attiekzone. Deze driedeling is bij gebouwen vrij algemeen, maar werd door de Amerikaanse architecten extra geaccentueerd, bijvoorbeeld door een andere invulling of door ander materiaalgebruik. Stok bleef ook na 1910 trouw aan de Nederlandse traditie, zowel wel wat het materiaalgebruik, als wat de schaal van de gebouwen betreft. Dit blijkt ook weer uit het kantoorgebouw van de Koninklijke Maatschappij ‘De Schelde’ in Vlissingen dat Stok in 1913 bouwde. (afb. 24) Direct valt de streng ingedeelde, monumentale voorgevel op. De symmetrie speelt een duidelijke hoofdrol; de zijvleugels die iets naar voren steken flankeren het middengedeelte met de hoofdingang op de middenas. De geveldelen verhouden zich van 1:3:1. Het repeterende element van de verdiept gelegen vensterpartijen bepaalt het aanzicht van het gebouw. Achter deze vensters bevinden zich de kantoren. Onder het statige, uitzwenkende schilddak bevindt zich de attiekzone waarin rechthoekige vensters zijn geplaatst. Opmerkelijk is de lagere aanbouw aan de achterzijde waar Stok de betonnen draagconstructie het uiterlijk van de gevels liet bepalen. De plattegrond is volgens de bouwtekening onderverdeeld in honderdvijf vierkanten. Op dit raster heeft Stok de indeling van het interieur vastgesteld. In 1914 won Stok, die toen samenwerkte met architect Diehle, een prijsvraag die was uitgeschreven door de Steenkolen-Handelsvereniging (SHV). De opdracht was een nieuw kantoorgebouw te ontwerpen. Naast Stok leverden ook Otten & Overeynder, Kromhout en Bles ontwerpen in.Ga naar eind30. De locatie van het nieuwe kantoorgebouw bevond zich op de hoek van de Westerkade-Veerhaven in Rotterdam. Daar Stok in het verleden al diverse keren hoekgebouwen had ontworpen, kon hij zich op dit terrein een expert noemen. (afb. 26 & 27) De voorgevel van het SHV gebouw is in essentie gelijk aan die van het kantoorgebouw in Vlissingen: de drie-deling van de gevel in een sokkelzone, een middenzone waarachter zich de kantoren bevinden, en een attiekzone waarin langwerpige rechthoekige vensters zijn geplaatst. Net zoals in Vlissingen heeft het gebouw in de breedte ook een drie-deling met aan weerszijde van de middenpartij een door een topgevel bekroonde gevel die geaccentueerd wordt door deze een klein stuk naar voren te laten springen. Een opmerkelijke afwijking van de symmetrie is het verschil in breedte van de beide topgevels. De topgevel aan de Veerhaven is smaller dan die aan de Westerkade. De hoofdingang bevindt zich in de ronde hoekpartij op de middenas en wordt geaccentueerd door drie ‘Atlanten’ die het balkon boven de ingang dragen. De gevel is opgetrokken uit natuursteen waarin vele decoraties zijn verwerkt. Ook dit kantoorgebouw heeft wat uitstraling betreft niets Amerikaans. Maar de denkwijze van waaruit de gevel zijn indeling kreeg, verraadt evenals bij het kantoorgebouw in Vlissingen, dat Stok het principe van Sullivans form follows function in zijn achterhoofd gehad heeft. Stok heeft echter nooit de behoefte gevoeld in een zuivere Amerikaanse trant te bouwen, hij trachtte, net zoals andere Nederlandse architecten zijn gebouwen een eigen karakter te geven. Reinink zegt hierover: ‘De Hollanders keken naar de Amerikaanse architectuur met Hollandse ogen, die waren getraind door de Franse architect Eugene Viollet-Le-Duc.’Ga naar eind31. Dit gold ook voor Stok. | |
[pagina 153]
| |
24 Voorgevel Kantoorgebouw ‘De Schelde’, Vlissingen, J.P. Stok 1913 (Foto rond 1915).
25 Voor- en zijgevel van het kantoorgebouw ‘De Schelde’, Vlissingen, J.P. Stok 1913 (Foto rond 1915).
| |
J.P. Stok en het Monumenten Inventarisatie ProjectJ.P. Stok wordt in Rotterdam gezien als een belangrijk architect, die ondanks het feit dat het grootste deel van zijn oeuvre verloren is gegaan, regelmatig op de Rotterdamse MIP-lijst voorkomt. Het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) heeft in Rotterdam dertien panden van Stok geïnventariseerd; twee daarvan zijn door het MIP aan Stok toegeschreven en twee panden waren wel geïnventariseerd maar niet aan Stok toegeschreven.Ga naar eind32. Het onderzoek dat in 1987 werd gedaan had uiteindelijk ook twaalf Stok-objecten opgeleverd. Het MIP heeft dus in dit opzicht geen nieuw materiaal naar boven gebracht. Inmiddels heeft de Rotterdamse gemeenteraad een gemeentelijke monumentenlijst samengesteld. Op deze lijst bevinden zich vier panden van Stok: een woonhuis aan de Essenlaan 64, het zogenoemde Hulstkampgebouw aan de Maaskade 119-121, het | |
[pagina 154]
| |
kantoorgebouw aan de Westerkade hoek Veerhaven en tot slot de Remonstrantse kerk aan de Westersingel die hij samen met H. Evers bouwde. Van de ongeveer veertig gebouwen die Stok gebouwd heeft, is een uiteindelijke score van vier op de monumentenlijst zeer karig te noemen. Helaas is dit tekenend voor nagenoeg alle Rotterdamse architecten die voor de oorlog in hun stad bouwden. Ook bij landelijk bekende architecten als J. Verheul, Jac. van Gils en W. Molenbroek is hetzelfde overkomen; hun oeuvre vertoont eveneens grote lacunes. De vier panden die van Stok op de gemeentelijke monumentenlijst zijn gekomen, zijn alle min of meer een representant uit een bepaalde stijlperiode van de architect en we kunnen daarom in dat opzicht spreken van een evenwichtige aanwijzing. Het Hulstkampgebouw vertegenwoordigt de eclectische periode, waarin Stok veelal met neo-renaissance details werkte. Het woonhuis aan de Essenlaan is eigenlijk een vreemde eend in de bijt. (afb. 28) Stok, die -voorzover we dat weten- niet veel van dit soort huizen ontwierp, heeft bij dit huis enkele elementen verwerkt die, wat de gevelcompositie betreft, verwantschap lijken te tonen met de stijl van bouwen die we bij de Schotse architect MacCintosh zien. MacCintosh was in 1903 al een internationaal bekend architect en met name zijn
26 Voorgevel kantoorgebouw Steenkolen Handelsvereniging, Westerkade/Veerhaven Rotterdam, J.P. Stok 1914 (Foto M. Laman 1993).
27 Detail kantoorgebouw Steenkolen Handelsvereniging, Rotterdam (Foto M. Laman 1993).
kunst-academie in Glasgow (1898), waar hij op originele wijze Art Nouveau elementen in verwerkte, werd buiten Schotland geroemd. Het kantoorgebouw aan de Westerkade tot slot, is een representant uit de zakelijke periode van Stok. De nog niet genoemde Remonstrantse kerk is een overgangswerk waarvan we niet weten hoe groot de invloed van Stok op het uiteindelijke ontwerp geweest is. Al heeft het bombardement een onnavolgbare verwoesting op de Rotterdamse gebouwen tot gevolg gehad, de afbraak van oude panden gaat tot op de dag van vandaag -in veel gevallen heel onopgemerkt- door. Gebouwen uit de MIP periode vallen regelmatig ten prooi aan nieuwe stedelijke ontwikkelingen waar zij geen plaats meer | |
[pagina 155]
| |
28 Woonhuis Essenlaan 64, Rotterdam, J.P. Stok 1904 (Foto M. Laman 1993).
in schijnen te hebben. Elke MIP-inventarisator weet wel een voorbeeld van een geïnventariseerd object dat inmiddels gesloopt is. Voor deze gebouwen is het MIP te laat gekomen. Ook gebouwen van Stok verdwijnen nog steeds, zoals het Hospice Wallon aan de Oranje Buitensingel in Den Haag dat in 1991 moest wijken voor de nieuwbouw rond het nieuwe Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Aan de andere kant heeft het MIP ook een positieve effect op het behoud van historisch waardevolle objecten. Het opstellen van een gemeentelijke monumentenlijst aan de hand van de door het MIP geïnventariseerde objecten -zoals thans in vele gemeenten gebeurt- is hier een voorbeeld van. Het MIP heeft bovendien de mogelijkheid gecreëerd dat geïnventariseerde objecten uit de periode 1850-1940 beter bestudeerd kunnen worden. Het zal in de nabije toekomst mogelijk zijn de gegevens te gebruiken voor onder andere architectuurhistorisch onderzoek. Met name voor architecten die in de loop van de tijd in de vergetelheid zijn geraakt, bestaat hierdoor de mogelijkheid aan die anonimiteit te ontsnappen. Van de architect J.P. Stok Wzn. is in ieder geval een tip van de sluier opgelicht. |
|