Jaarboek Monumentenzorg 1991
(1991)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
Willem Bergé
| |
Het oxaal en het koorgestoelteDoor de recente ontdekking en publikatie van een onbekende tekening van Saenredam (afb. 1) door Dr. A.M. Koldeweij, is meer bekend geworden van de dispositie aan de achterzijde van het oxaal en de daarop aansluitende koorbanken.Ga naar eind3. Tot dan toe was in de bestaande litteratuur enige twijfel over het feit of de koorbanken tegen het oxaal hadden gestaan met een haakse, L-vormige beëindiging. Bij aandachtige observatie van de tekening van Saenredam ziet men aan de meest westelijke en voorste rij koorbanken, die haaks op het oxaal staan, drie ojiefvormige tussenschotten: hier, tussen een rechtopgaande zijwang van de doorloop en de banken evenwijdig aan het oxaal, telt men drie zitplaatsen. Evenwijdig aan het oxaal zijn onder eveneens drie zitplaatsen getekend. Dit zou dus betekenen dat de L-vormige bank beneden zes plaatsen telde. Na de afbraak van het oxaal werden deze lagere banken in één lijn opgesteld, met een totaal van vijf zitplaatsen (afb. 2, 3). Prof. Peeters heeft reeds gesteld, dat het bijwerken van het gestoelte in 1877-1881 door de ateliers van Van der Geld en van Venemans, op geraffineerde en historiserende wijze is gebeurd.Ga naar eind4. Dit moet met nadruk bevestigd worden voor wat het schrijnwerk betreft. Toch zijn er enkele sporen overgebleven die wijzen naar de vroegere toestand. Allereerst staan de westelijke zij wangen niet in één lijn; aan beide zijden is de benedenwang iets meer naar buiten geplaatst. Bovendien bevindt zich een naad in de bovenzijde van de rugleuning van de benedenbanken aan de zuidelijke en aan de noordelijke zijde: op die plaats werd de rechte lijn, evenwijdig aan de koormuren, afgebroken en begon de hoek met de haaks geplaatste koorbanken; deze | |
[pagina 97]
| |
1 Pieter Jansz. Saenredam, 's-Hertogenbosch, Sint-Janskathedraal, westzijde van het koor. Geaquarelleerde pentekening met zwart krijt, 36,1 × 25,5 cm, 1632. Lyon, Musée lyonnais des arts décoratifs, Inv.no. 875 a.
| |
[pagina 98]
| |
2 's-Hertogenbosch, Sint-Janskathedraal, plattegrond van het koor sinds 1985 (tekening W. Bergé).
3 's-Hertogenbosch, Sint-Janskathedraal, koorbanken noordzijde tussen 1430-1460 (foto Ernst van Mackelenbergh, Rosmalen).
hoek was afgerond, haaks, ofwel onder 45° gemaakt. Rekening houdend met de opmeting die Hezenmans van het oxaal maakte, en met de reliëfs die naast de doorgang waren aangebracht (thans naast de zij-ingang van de sacramentskapel opgenomen), blijkt, dat de breedte van de zitplaatsen die elders in het gestoelte 69 à 73 cm (hart op hart) bedraagt, hier 62 cm voor de benedenbanken, en 68 cm voor de bovenbanken moet zijn geweest.Ga naar eind5. Dit wordt bevestigd doordat op de tweede zitplaats van het westen af (aan weerszijden) in de rugleuning van de benedenbanken een passtuk is ingezet van 7, respectievelijk 7½ cm breed. Dat er niet méér sporen zijn te vinden wijst op de buitengewoon vakkundige transformatie van de koorbanken. Wat de bovenste rij banken betreft tekent Saenredam vijf panelen tegen het oxaal aan, die overeenkomen met de gedeeltelijk weergegeven armleuningen. Bij reconstructie blijkt dat er vijf zitplaatsen moeten zijn geweest (afb. 4). Deze kunnen òfwel gelijk van breedte als de overige plaatsen in het in het gestoelte zijn geweest, òfwel iets smaller. Bij de reconstructie is rekening gehouden met een gelijke afstand tussen de bovenen benedenbanken, en met enige ventilatieruimte tussen het beschot en de oxaalmuur. Wegens de profilering van de vieringpijlers is het mogelijk dat er enig verschil in de breedte was. Hoe het zij, het staat vast dat er in totaal 74 zitplaatsen waren, hetgeen overeenkomt met wat Brouerius de Nidek in zijn dagboek uit 1705 optekende.Ga naar eind6. Het is plausibel dat deze dispositie de oorspronkelijke was van 1430-1460, daar niets wijst op een vroegere wijziging en de banken aangesloten zullen hebben op het voormalige middeleeuwse oxaal. Vermoedelijk waren de pijlers, ook de vieringpijlers, niet van een lambrisering voorzien, zoals Saenredam dit op de tekening van het hoogaltaar toont (afb. 5). Behalve voor de exacte dispositie van het gestoelte is er bij deze reconstructie van koorbanken en oxaal (afb. 4) ook iets duidelijker geworden van de trapopgang van het oxaal. De vloer van de galerij bevond zich waarschijnlijk niet meteen onder de balusters, maar op de hoogte van de architraaf onder de reliëfs. Het zicht bij Saenredam (afb. 1) op het onderste gedeelte van het orgel doet dit vermoeden; bovendien is het zowel architectonisch als structureel èn functioneel het meest voor de hand liggend. Het niveau ervan zou volgens de tekening van Hezenmans op ongeveer 5,83 m boven de vloer van het koor hebben | |
[pagina 99]
| |
4 's-Hertogenbosch, Sint-Janskathedraal, plattegrond van het koor, reconstructie van de toestand tussen 1620 (consecratie hoogaltaar) en 1647 (definitieve afbraak sacramentstoren) (tekening W. Bergé).
gelegen.Ga naar eind7. Hiervoor zijn ongeveer 29 à 32 optreden nodig geweest. De trap moet dus uit twee gedeelten hebben bestaan, en vereiste behalve een geringe breedte ook nog een uitsparing in de zuid-oostelijke pijler, wilde de trap op een redelijke wijze bóven de koordoorgang uitkomen (de uitsparing werd later door Cuypers mede als argument gebruikt om het oxaal te slopen, als zou dit gevaarlijk zijn voor de stabiliteit van de Sint Jan). Op de tekening van Saenredam lijken twee vakken achter de balusters dichtgezet. Het is niet onmogelijk dat juist daarachter zich de trapopgang bevond, geheel omtimmerd of ommuurd tegen het geluid (van eventueel sloffende voetstappen op de trap), die tenslotte met een deur uitkwam achter de beeldnis. | |
De sacramentstorenEen kerkmeubel waarover zeer weinig bekend is, rijk bewerkt was, en daardoor de nieuwsgierigheid wekt, is het zogenaamde sacramentshuis of beter, de sacramentstoren, die was opgericht tussen de pijlers in het koor bij het hoogaltaar (afb. 4). Ofschoon het woord ‘sacramentshuis’ vroeger in Den Bosch met name in de archivalia steeds werd gebezigd, is toch de term sacramentstoren te verkiezen, ter onderscheiding van de muurtabernakels die eveneens sacramentshuizen worden genoemd maar die niet torenvormig zijn. Het vroegere, middeleeuwse sacramentshuis was bij de beeldenstorm in 1566 verwoest.Ga naar eind8. Een voorstel tot herbouw ervan werd in 1608 gedaan, hetgeen leidde tot een aanbesteding op 18 december 1613 aan Meester Jacop Matthijs van Weenen, een overigens onbekende beeldhouwer. De prijs bij de aanbesteding bedroeg 5.000 gulden.Ga naar eind9. Ter vergelijking kan gesteld worden dat het oxaal voor 10.000 gulden was aanbesteed; de sacramentstoren was dus even kostbaar van constructie, materiaal, beeldhouwwerk en overige decoratie als de helft van het oxaal! De sacramentstoren was vervaardigd van gepolijste zwart glanzende Namense steen, het beeldhouwwerk en de overige ornamenten waren uitgevoerd in albast; mogelijk waren de kolommen en pilasters van groen of rood marmer. De eerste steenlegging vond plaats op 7 augustus 1614, en de sacramentstoren werd voltooid in de zomer van het jaar 1616.Ga naar eind10. De flankerende pijlers waren geheel rondom beschilderd als geleek het een gobelin, geplooid door de profileringen der pijlers, en aan de bovenzijden met ‘lussen’ opgehangen aan geschilderde haken. De beschildering is voor een deel nog aanwezig: op een zwart fond zijn tussen gebladerte kleurige bloemen en bonte vogels weergegeven; een brede rand met vruchten en bloemen omlijst deze verdure (afb. 6). De beschildering gelijkt een Zuidnederlands wandtapijt uit de tweede helft van de 16e eeuw. Mogelijk is dit kort na 1566 geschilderd.Ga naar eind11. De boog erboven is met Engels rood behandeld. De basementen voor de kolonetten aan de dagzijde van de intercolumnie eindigen abrupt, evenals de profileringen van de kolonetten zelf: hier heeft zich een andere constructie bevonden, mogelijk reeds in de middeleeuwen, òf een lage koorafscheiding als basement voor de sacramentstoren, ofwel haaks hierop en lage muur als onderste gedeelte voor een omheining of tuin. Het koperen hek dat om het vroegere sacramentshuis aan de zijde van de kooromgang stond, werd bij de oprichting van de nieuwe sacramentstoren opnieuw aangebracht, zoals de stadsraad dit op 22 december 1615 had besloten: den ouden oft metalen thuijn ierstdaeghs wederom sal worden gestelt in den ganck buijtens choor voor het nyewe heylich sacramentshuys...Ga naar eind12. Na de inname van de stad op 19 september 1629 bezocht Frederik Hendrik de kathedraal, en was hij dermate getroffen door de schoonheid van de sacramentstoren, dat hij nadrukkelijk verbood om onder welk voorwendsel ook, dit kunstwerk te beschadigen of zelfs maar te raken.Ga naar eind13. Drie jaar later, in 1632, tekende Saenredam het koor zonder de sacramentstoren | |
[pagina 100]
| |
5 Pieter Jansz. Saenredam, 's-Hertogenbosch Sint-Janskathedraa, oostzijde van het koor. Geaquarelleerde pentekening met zwart krijt, 32 × 40,8 cm, 1632. Londen, British Museum, Printroom.
| |
[pagina 101]
| |
af te beelden. Ofschoon hij deze nog in volle glorie gezien moet hebben, koos hij zijn standplaats zodanig, dat de toren onzichtbaar bleef. De reden hiervoor zou kunnen liggen in het feit dat bij de uitwerking van de schets in een olieverfschilderij, dit een aantrekkelijke voorstelling zou kunnen blijven voor een calvinistische koper.Ga naar eind14.. De kerkeraad ergerde zich bijzonder aan dit kerkmeubel wegens de nadrukkelijke beladenheid met betrekking tot de Eucharistie. In 1634 verzocht de predikant F. de Wael namens de kerkeraad aan de kerkmeesters om dit, benevens de meeste beelden in de kerk, weg te nemen. De beelden in de kerk werden verwijderd maar de sacramentstoren niet. Vijf jaar nadien, in 1639, kwam de predikant Conradi bij de schepenen der stad zijn beklag doen
6 's-Hertogenbosch, Sint-Janskathedraal, muurschildering bij de intercolumnie van de voormalige sacramentstoren, wellicht kort na 1566 (foto RDMZ, 1991).
over de irritatie die de sacramentstoren bij de rechtzinnige christenen opwekte.Ga naar eind15.: ...dat oversulx de beelden ende andere paepse religieuse dingen, en in sonderheyt mede het sacramentshuysken der kercke noch staen, uijt deselve als het huys des Heren wesende mocht worden geweert, alsoo tselvige een groot schandael aan velen was gevende...Ga naar eind16. Meerdere schepenen waren hier gevoelig voor en men stond de afbraak ervan toe op 10 november 1639, nadat tevoren een ‘afbeeldsel in 't klein’, een schets of opmeting dus, zou zijn vervaardigd. Onge- | |
[pagina 102]
| |
veer de helft van de sacramentstoren zou zijn afgebroken. Toch waren zowel schepenen als kerkmeesters hierop tegen; de stadscommandant Thienen gaf op 14 november het bevel de afbraak te staken. Op 21 november kwam er een brief van Frederik Hendrik met het bevel de sacramentstoren in haar oorspronkelijke staat te herstellen. Daar is wellicht weinig of niets van gerealiseerd. Opnieuw kwamen de predikanten op het einde van het jaar met een lijst van voorwerpen van het bijgeloof, waarop als eerste wederom het sacramentshuis werd vermeld. Men verkreeg opnieuw geen toestemming tot afbraak.Ga naar eind17. Pas toen Frederik Hendrik op 4 maart 1647 overleed, nam men de gelegenheid te baat om de sacramentstoren geheel af te laten breken door de steenhouwer Thomas Willems. De koorafscheiding werd ter plaatse dichtgemaakt en erboven een koperen hekwerk aangebracht, zoals bij de andere intercolumniën van het koor.Ga naar eind18. Twee jaar later, op 12 april 1649, werden verkocht: de beelden van Albast, gecomen van het sacramentshuysken, met vier schoone colùmmen van marmer, ende noch veel stucken van Albast alstu cleyne colùmmen met andere stucken.Ga naar eind19. | |
Het fenomeen sacramentstorenHet fenomeen sacramentstoren, een heiligdom of sanctuarium waarin de Eucharistie bewaard werd, zou het eerst in de Duitse landen zijn voorgekomen in de 12de en 13de eeuw, en daarna in de Nederlanden zijn overgenomen. Sacramentstorens kwamen ook, maar in mindere mate, voor in Frankrijk, en bij uitzondering in het noorden van Italië. Oorspronkelijk werd de Eucharistie op verschillende wijzen bewaard; zowel in vaste muurkasten (armaria, secretaria of ook sanctuaria genoemd), die al vóór 313 in gebruik waren, als ook in losse objecten die bij voorkeur waren opgehangen: men wilde dit de gelovigen duidelijk tonen. Deze objecten waren bijvoorbeeld een duif, een kistje, maar ook een kleine toren van goud of zilver. In het begin van de 5de eeuw werd een kleine eucharistische toren door Paus Innocentius I aan Bisschop Hilarius, die later zelf paus werd, geschonken en op het altaar geplaatst. Ook in Frankrijk kwamen kleine torens al in de 5de eeuw voor. Volgens Saint Germain, Bisschop van Parijs in de 6de eeuw, had het graf van Christus binnen de vorm van een toren.Ga naar eind20. Daarnaast was de toren het symbool van de kracht, en hier bedoeld als de kracht die de christen vindt in de Eucharistie. De plaatsing van sacramentshuizen of -torens aan de evangeliezijde als de belangrijkste zijde van de kerk, was een traditie die zeer ver teruggaat. Paulinus van Nola (353-431) schreef over de San
8 Kortrijk Sint-Maartenskerk sacramentstoren, zijde der kooromgang. Henri Mauris, 1585/86. Gepolychromeerde Franse kalksteen (foto A.C.L. Kunstpatrimonium Brussel).
Felice in Nola, dat aan de rechterzijde van de priester (versus populus), aan de evangeliezijde een secretarium de Eucharistie en de heilige vaten bevatte; aan de epistelzijde diende eenzelfde soort concha voor de heilige boeken.Ga naar eind21. In de 13de eeuw verbreidde zich sterk de devotie tot het Sacrament. Het feest van Sacramentsdag werd in 1246 in Luik ingesteld; men denke verder aan Thomas van Aquino en aan Bonaventura, aan de talloze eucharistische wonderen en bedevaarten, in de 13de eeuw en kort daarna ontstaan. Dit had tot gevolg dat men de Eucharistie ook wilde zìen, om te aanbidden. Derhalve werden de tabernakels in de sacramentshuizen voorzien van een à jour bewerkt deurtje; soms waren in de sacramentstorens geheel rondom à jour bewerkte panelen aangebracht (afb. 8). Deze mogelijkheid tot aanbidding door de gelovigen werd op deze wijze vergemakkelijkt, temeer omdat processies en uitstelling van het Sacrament aan restricties werden gebonden uit respect en liefde voor de Eucharistie.Ga naar eind22. De sacramentstorens werden steeds juist op de begrenzing van het koor en de kooromgang opgetrokken (afb. 7). Hierdoor kon de gelovige gemak- | |
[pagina 103]
| |
kelijk tot vlakbij het tabernakel komen; vandaar ook dat er een tuin omheen geplaatst was, versierd met kaarsen en godslampen. Van Petrus Canisius is bekend dat hij, geknield in de kooromgang, vóór het Sacrament bad.Ga naar eind23. In de Sint Jan bevond zich schuin tegenover de sacramentstoren het sacramentsaltaar van de Broederschap van het Heilig Sacrament. Het tabernakel van de sacramentstoren was aan twee zijden te gebruiken, meestal inwendig in het midden gescheiden. Aan de koorzijde deed het tabernakel dienst voor de koorheren ten behoeve van de Mis, de Communie, de aanbidding; aan de zijde van de kooromgang diende het ter aanbidding door de gelovigen, voor de priesters die de zieken de Communie gingen brengen en zo het Opus Dei op het koor niet behoefden te storen, en wellicht ook om de Communie aan de kerkgangers uit te reiken.
De sacramentstorens waren, zoals in de Sint Jan, nagenoeg steeds zeshoekig (afb. 4, 8). Al zeer vroeg komt de zeshoek in verband met de Eucharistie voor, zoals bij pyxiden uit de 5de eeuw, ofschoon deze meestal rond waren. De zeshoekige vorm is voor de Eucharistie blijven bestaan, en werd vooral in de Middeleeuwen toegepast.Ga naar eind24. De symboliek van de zeshoek is terug te brengen op een doctrine van Augustinus, waaraan vooral in de Middeleeuwen werd vastgehouden. De hexaemeron, het zes-dagen-werk van de schepping wordt hierin vergeleken met de tijdperken der mensheid. De eerste vijf dagen van de schepping worden vergeleken met de vijf tijdperken die men indeelde vanaf Adam tot aan de geboorte van Christus. De zesde dag, de dag van de schepping van de mens, wordt vergeleken met het tijdperk vanaf Christus tot heden. Na deze zes tijdperken zal God rusten als op de zevende dag, zegt Augustinus, en wij zullen rusten in Hem. In het Gregoriaans Sacramentarium wordt gesteld: ‘derhalve moge U leven in het cijfer 6 in deze tijden en moge U rusten in het cijfer 7 tussen de menigten van de zalige geesten, totdat U zult hernieuwd worden door de verrijzenis in het cijfer 8..... en de vreugden zult bereiken die zonder einde zullen zijn’.Ga naar eind25. Augustinus trekt nòg een parallel, en wel met de laatste dagen der Goede Week. De dag vóór de sabbath, de zevende dag of rustdag, leed en stierf Christus, en dit was dus op de zesde dag; op de zevende dag rustte Hij in het graf, vergelijkbaar met de hexaemeron en met onze rust na de dood, in God. Het cijfer 6 is derhalve een symbool voor de zesde dag der Goede Week, voor het offer van Christus, en heeft als parallel de schepping van de mens, en duidt tevens op ons werken en lijden waarbij wij kracht moeten vinden in het lijden van Christus.Ga naar eind26. | |
Vergelijking met sacramentstorens eldersVan de ontwerper van de Bossche sacramentstoren, Meester Jacop van Weenen, is geen ander werk bekend; toch kan men enigzins een idee krijgen van het uiterlijk van de sacramentstoren, wanneer men adequate sacramentstorens vergelijkt welke nog bestaan of waarvan een afbeelding bekend is. Een sacramentstoren zoals van de Sint Jacob te Brugge (1593, afb. 9), is evenals die te Nieuwpoort (1598/99, afb. 10) wellicht vergelijkbaar met de vroegere sacramentstoren in de Sint Jan, ofschoon die te Brugge tegen een muur staat en slechts de helft van een zeshoek heeft; de eerstgenoemde werd vervaardigd door Jean Aert, de tweede (Brugge) wordt aan hem toegeschreven.Ga naar eind27. Brede sacramentstorens zijn die te Roermond met drie spitsen (ca. 1595 door Peter van Aicken, afb. 11) evenals die te Aalst (1602/15 door Jerôme Duquesnoy, gewijzigd begin 18de eeuw, afb. 12), en te Diksmuide (1614, afb. 13).Ga naar eind28. Deze brede torens zijn van een type, dat vermoedelijk niet heeft bestaan in de Sint Jan wegens de geringe ruimte van de intercolumnie. Wel geven zij mede een betere indruk aangaande de opbouw en detaillering van de sacramentstorens in deze periode. De materialen die hier werden toegepast, voornamelijk gepolijste hardsteen en albast, zijn identiek met die in de Sint Jan waren gebruikt. De sacramentstoren in Diest (afb. 14) is uit dezelfde tijd als die van de Sint Jan, maar opgetrokken van zandsteen met terracotta beelden (1615).Ga naar eind29. Mogelijk meer verwant is de toren te Soignies (Zinnik, tweede of derde decennium 17de eeuw, afb. 15), ofschoon het hier niet een vrijstaande toren betreft.Ga naar eind30. De sacramentstoren in de Sint Jan stond wellicht op een podium van één trede hoog aan de koorzijde en van drie treden aan de zijde van de kooromgang (afb. 4). Uit archivalische gegevens is bekend dat de toren mogelijk op vier kolommen rustteGa naar eind31.: twee aan de koorzijde en twee aan de kooromgang, de twee andere hoeken moeten derhalve op de koormuur hebben gerust, die wellicht hier lager was dan in de andere intercolumniën, en erboven, naast het onderste gedeelte van de toren, met een hekwerk afgesloten zoals bijvoorbeeld het geval is in Kortrijk (1585/86, afb. 7) en in de Sint Jacob te Gent (1675 opgericht, afb. 16).Ga naar eind32. Boven dit basement bevond zich een zeshoekig tabernakel, met twee à jour bewerkte metalen deurtjes; de overige vier panelen ernaast kunnen eveneens à jour bewerkt zijn geweest, of waren versierd met reliëfs of beeldnissen; de hoeken waren van kleine kolommen of pilasters voorzien. Hierboven bevonden zich twee of drie zich verjongende verdiepingen, waarvan de hoeken weer geaccentueerd waren met kolommen | |
[pagina 104]
| |
of pilasters, en de velden versierd met beeldhouwwerk van albast. De bekroning werd ongetwijfeld gevormd door een pelikaan van albast, zoals overal elders werd toegepast. Het geheel kan wegens de kleine intercolumnie slank zijn geweest en het was waarschijnlijk tamelijk hoog. Gezien de zeer hoge kosten zal het overladen zijn geweest met beelden en reliëfs. In vergelijking met het oxaal (afb. 24) (waarbij in albast waren toegepast: 8 grote en 4 kleinere beelden, 18 figuratieve reliëfs, 12 figuratieve zwikvullingen en een reeks van ornamentale
8 Leuven, Colleggiale kerk van Sint Pieter, sacramentstoren. Matheus de Layens ca. 1450. Foto archief W. Berggé, 's-Hertoggenbosch (v/h archief Adolphe Jansen, Antwerpen).
9 Brugge, Sint-Jacobskerk, sacramentstoren. Jean Aert (toegeschreven), 1593. Verschillende kleuren marmer en albast, hier en daar verguld (foto A.C.L., Kunstpatrimonium, Brussel).
friezen, kraagstenen, kapitelen voor 18 grote en 16 kleine zuilen) moet gedacht worden aan minstens de helft van de daaraan toegepaste onderdelen. De zinsnede... ende veel stucken van Albast... heeft betrekking op figuratief en ornamentaal beeldhouwwerk, waarbij toch zeker een twaalftal kleine beelden en een even groot aantal kleine reliëfs gerekend moet worden, naast zwikvullingen, kleine kapitelen en eventueel andere albasten versieringen. De gevonden sporen van ankers in de pijlers kunnen gediend hebben òf voor de bevestiging van
10 Nieuwpoort, Onze Lieve Vrouwekerk, sacramentstoren, detail. Jean Aert, 1598/199. Verschillende kleuren marmer en albast. Verwoest in W.O. I (foto A.C.L, Kunstpatrimonium, Brussel).
11 Roermond, Kathedraal van Sint Christoffel, voormalige sacramentstoren. Pieter van Aicken, 1593/95, door P. Cuypers in 1879/80 gezwijzigd tot een zijaltaar; bovenste geledingen en bekroningen in 1892 door brand verloren gegaan (foto reproduktie, RDMZ).
| |
[pagina 105]
| |
de tuin, òf ten behoeve van godslampen; een verankering van de toren zelf zou hoogst ongebruikelijk zijn geweest. | |
Een mogelijk tweede tabernakel op het hoogaltaarHet is opvallend dat in de Zuidelijke Nederlanden nog sacramentstorens werden gebouwd in de eerste helft van de 17de eeuw, ofschoon Carolus Borromeus na het Concilie van Trente richtlijnen had gegeven om het Sacrament op het hoogaltaar te
12 Aalst, Collegiale kerk van Sint Maarten, sacramentstoren. Jerôme Duquesnoy, 1602-1615. Gepolijste hardsteen en albast, gewijzigd begin 18de eeuw (caryatiden) (foto archief W. Bergé, 's-Hertogenbosch (v/h archief Adolphe Jansen, Antwerpen)).
13 Diksmuide, Sint-Niklaaskerk, sacraments toren. Anonymus, 1614. Gepolijste hardsteen en albast. Verwoest in W.O (foto A.C.L, Kunstpatri monium, Brussel).
bewaren. Nu gaf de indeling van het portiekaltaar zoals zich dat in de Nederlanden ontwikkelde, geen enkele aanleiding om een tabernakel daar te plaatsen. Er was hoogstens ruimte voor een kleine, lage en ondiepe nis ten behoeve van het kruisbeeld (afb. 17). Een logisch gevolg hiervan was om aan de achterzijde van het altaar een tabernakel te situeren, en zo toch tegemoet te komen aan de richtlijnen van het Concilie. Carolus Borromeus had ook de achterzijde als een mogelijkheid aangegeven, maar in dat geval dienden de deur en de
14 Diest, Collegiale kerk van Sint Sulpitius, sacramentstoren. Anonymus, 1615. IJzerzandsteen en terracotta, gepolychromeerd (foto A.C.L., Kunstpatrimonium, Brussel).
15 Soignies (Zinnik), Collegiale kerk van Saint-Vincent, sacramentstoren. Anonymus, tweede of derde decennium der 17de eeuw. Gekleurd marmer en albast (foto A.C.L., Kunstpatrimonium, Brussel).
| |
[pagina 106]
| |
16 Gent, Sint-Jacobskerk, sacramentstoren, detail. Anonymus ca. 1675. Zwart en wit marmer (foto A.C.L., Kunstpatrimonium Brussel).
17 Zundert, kerk van Sint Trudo, nis van het hoogaltaar. Hans van Mildert, wellicht 1622. Gepolijste hardsteen en albast. Afgebroken in de dertiger jaren bij de vervanging van de kerk (foto G.Th. Delemarre, RDMZ, 1962).
18 Zundert, kerk van Sint Trudo, tabernakel aan de achterzijde van het hoogaltaar. Hans van Mildert, wellicht 1622. Afgebroken in de dertiger jaren bij de vervanging van de kerk (foto G. de Hoog, RDMZ, 1908).
omlijsting voorzien te zijn van ornamenten.Ga naar eind33. Bij aandachtige observatie van de tekening van Saenredam (afb. 5) is een trapje met een leuning aan de evangeliezijde waar te nemen, dat vermoedelijk slechts diende om de achterzijde van het hoogaltaar te bereiken. Bij de afbraak van het altaar in 1867 werd vermeld dat zich hier een ‘ijzeren kast’ bevond, dat wellicht een grof synoniem is voor een tabernakel, maar het is ook mogelijk dat deze ‘ijzeren kast’ eerst werd aangebracht na de reductie van de kerk in het begin van de 19de eeuw.Ga naar eind34. Toch zou het trapje kunnen wijzen op een tabernakel aan de achterzijde. Dat een altaartabernakel naast een sacramentstoren voor zou komen is niet ondenkbaar. Een sacramentstoren | |
[pagina 107]
| |
19 Dendermonde, Collegiale kerk van Onze Lieve Vrouw, tabernakel aan de achterzijde van het hoogaltaar. Hubert Van den Eynde 1629-1631. Het tabernakel is bereikbaar met een dubbele trap, 1642 (foto A.C.L., Kunstpatrimonium Brussel).
was uitermate practisch voor een grote kerk gezien het gebruik ervan aan twee zijden. Daarbij nog een tabernakel aan het altaar zou van nut kunnen zijn bij enige kwantiteit van liturgisch vaatwerk en zou bovendien voldoen aan de richtlijnen van het Concilie. De synode van Antwerpen in 1610 laat beide mogelijkheden bestaan: Tabernaculum Ven. [erabilis] Sacramenti plerisque in locis eversum, solicitus sit Pastor ut id restituatur: quod fiat vel in medio altaris, vel in pariete a Septentrione juxta altare, extrinsecus decore depictum (Het tabernakel van het Heilig Sacrament, dat op de meeste plaatsen werd verwoest, moet hersteld worden met bijzondere zorg van de pastoor, en moet opgericht worden hetzij in het midden van het altaar, hetzij in de noordelijke muur naast het altaar, en gedecoreerd worden aan de buitenzijde).Ga naar eind35. Hans van Mildert, die het hoogaltaar ontwierp en uitvoerde, had voor dat van de Abdij van Sint Bernard aan de Schelde (wellicht 1622, later naar Zundert overgebracht) een tabernakel aan de achterzijde aangebracht (afb. 18).Ga naar eind36. Het hoogaltaar van de Onze Lievevrouwekerk te Dendermonde (1631), waarvoor Van Mildert een voorontwerp had
20 Leuven, Sint-Michielskerk, tabernakel aan de achterzijde van het altaar in de sacramentskapel. Anonymus, tweede helft 17de eeuw. Eikehout, gepolychromeerd (foto A.C.L., Kunstpatrimonium, Brussel).
geleverd, werd door Van den Eynde uitgevoerd met een geornamenteerd tabernakel aan de achterzijde (afb. 19).Ga naar eind37. De Sint Michielskerk te Leuven bezit in de sacramentskapel een later voorbeeld van een versierd tabernakel (tweede helft 17de eeuw) aan de achterzijde van het altaar (afb. 20).Ga naar eind38. Gezien de gegevens, kan verondersteld worden dat de Sint Jan een tabernakel aan de achterzijde van het hoogaltaar heeft gehad, en dat dit ook gedecoreerd was. | |
Het grafmonumentOver de plaats van het grafmonument in relatie tot de sacramentstoren, kan er op gewezen worden dat het beeld van Bisschop Masius, toegeschreven aan Hans van Mildert (wellicht kort vóór 1614), knielend is uitgebeeld, in aanbidding vóór de Eucharistie (afb. 22).Ga naar eind39. Het destijds gepolychromeerde beeld heeft in 1855 plaats moeten maken voor een bisschopstroon, en is in een zuidelijk zijkoor van de kathedraal opgesteld. Omdat men in de nieuwe situatie het opschrift op de sokkel naar de beschouwer toe wilde keren, heeft men het beeld omgekeerd op de sokkel geplaatst, zodat het niet | |
[pagina 108]
| |
22 Pieter Jansz. Saenredam, grafmonument voor Bisschop Masius van 's-Hertogenbosch. Geaquarelleerde pentekening, 20,7 × 21,4 cm, 1632. 's-Hertogenbosch, Noordbrabants Museum, Inv.no. 12.129.
naar de zijmuur gericht zou zijn maar naar de kooromgang (afb. 21). Het is vrijwel zeker dat toen ook een houten crucifix op de bidstoel is geplaatst in een daarvoor geboord gat aan de bovenzijde, om het te doen lijken alsof de bisschop dáárvoor bidt. Bij de verplaatsing is ook het achterste gedeelte van de sokkel weggenomen, om dit vlak tegen de muur te kunnen laten aansluiten. Links en rechts van het opschrift waren oorspronkelijk bossingen (kussens) aangebracht, waarbij Saenredam op zijn tekening aanmerkte: aen de ander seyde was ook soo een plint... Het beeld en de bidstoel staan wel in één lijn opgesteld, maar tesamen zijn zij asymmetrisch op de sokkel geplaatst, iets verder van de achtergrond af (wegens het vlak maken van de sokkel tegen de muur). Ook aan de onderzijde van de koorkap werden om dezelfde reden gedeelten weggehakt.
De staf, de mijter en het bisschoppelijk wapen, die Saenredam toont, werden wellicht reeds eerder verwijderd. Het is niet uitgesloten dat in de 19de eeuw de handen werden vervangen, die Saenredam nog met handschoenen aan laat zien. De baard van de bisschop is verdwenen; het gehele monument werd bijzonder sterk gehavend in de 17de en in de 19de eeuw. Daar komt nog bij dat de witte verf die bij de recente restauratie werd opgebracht, bewerkstelligt dat voor de huidige beschouwer een voorstelling van de vroegere toestand nauwelijks mogelijk is; van de polychromie is evenmin een spoor overgebleven. De tekst op de sokkel luidt: omnia mors aequat gisbertus masius hic iacet: quem bommelia mundo protulit, ducis-silva infulâ excepit, mors virtutibus canisq auctum intercepit. quid hic triumphas germana somni? ille tibi reddidit, quod debuit; et quod non debuit, in patriam transtulit. Obiit ii. iulii. ao. ciɔ.iɔ.xiv. (De dood maakt alles gelijk / Gijsbertus Masius / Hier rust degene die Zaltbommel aan de wereld heeft geopenbaard, die 's-Hertogenbosch / heeft ingehaald met sacrale waardigheidstekens, en die de dood heeft weggenomen toen hij met eerbiedwaardige deugden was verrijkt. / Waarin triomfeert gij [de dood] hier, zuster van de slaap? Hij [de bisschop] heeft U [de dood] teruggegeven hetgeen / hij U verschuldigd was, en hetgeen / hij U niet verschuldigd was [zijn ziel] heeft hij laten gaan naar het hemelse vaderland. / Hij is overleden op 2 juli in het jaar 1614).Ga naar eind40. | |
De bisschopszetelDe oude bisschopszetel betreft in feite niets meer dan twee met een baldakijn versierde zitplaatsen in de koorbanken, hetgeen als zodanig in 1567/69 werd uitgevoerd.Ga naar eind41. Behalve voor de bisschop was hier wellicht een plaats voorzien voor de proost van het kapittel (afb. 4). Het baldakijn bevond zich schuin tegenover de sacramentstoren, en is mogelijk om deze reden niet aan de evangeliezijde aangebracht; een bisschopszetel werd meestal aan de evangeliezijde geplaatst. Een onopgelost probleem is de wellicht houten structuur die Saenredam tekende aan de zuidzijde van het koor, tussen het altaar en de koorbanken (afb. 5). | |
De beelden tegen de pijlersEen laatste aspect van de decoratie van het koor zijn de beelden van de apostelen, die in 1634 werden verwijderd, veertien jaar nadat deze er waren geplaatst. Minsten één beeld ervan zou door Van Mildert kunnen zijn vervaardigd, omdat | |
[pagina 109]
| |
21 's-Hertogenbosch, Sint-Janskathedraal, grafmonument voor Bisschop Gijsbertus Masius in een zuidelijk zijkoor. Hans van Mildert (toegeschreven), wellicht kort vóór 1614 (foto RDMZ, 1951).
| |
[pagina 110]
| |
24 Johannes Bosboom, het koor der Sint-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch. Olieverf op paneel, 62 × 81 cm (achter de zwikken van de neogotische lijst is het paneel onbeschilderd), 1836. Vught, particuliere collectie (foto Kunsthandel Borzo, 's-Hertogenbosch).
| |
[pagina 111]
| |
23 Londen, Victoria and Albert Museum, het oxaal uit de Sint-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (foto Victoria and Albert Museum, Londen).
dit in 1620 door de stad aan de kerk werd geschonken.Ga naar eind42. Bij beschouwing van de beide tekeningen van het koor door Saenredam (afb. 1, 5), is het merkwaardig dat het totaal van de beelden uit moet komen op veertien en niet op twaalf. Op de recentelijk ontdekte tekening zijn namelijk ook twee beelden tegen de vieringpijlers weergegeven.
Van de decoratie van het hoogkoor, zo luisterrijk vernieuwd in de periode van 1610 tot 1620, rest niets meer dan het geschonden en verplaatste grafmonument van Bisschop Masius, en het altaarstuk door Cornelis Bloemaert, thans opgehangen naast de doopkapel. Nog enig beeldhouwwerk van het hoogaltaar bevindt zich in het Kasteel HeeswijkGa naar eind43., en dan is er nog het (min of meer verminkte) oxaal in het Victoria and Albert Museum in Londen (afb. 23). Van het oudere meubilair resteren de gemutileerde koorbanken uit de 15de eeuw, van de oudere decoratie het restant der 16de eeuwse beschildering bij de voormalige sacramentstoren, en tenslotte nog de grandioze gewelfschildering die in de loop van de 15de eeuw tot stand kwam en uiterlijk omstreeks 1500 werd voltooid. Een tot op heden onbekend schilderij door Johannes Bosboom (afb. 24) toont het koor in de dertiger jaren van de 19de eeuw.Ga naar eind44. Toen was er van de inrichting uit de jaren 1610-1620 eigenlijk nog niet zo heel veel gewijzigd; Bosboom toont de oude luister van het koor der Sint Jan. |
|