Jaarboek 19 van het Stijn Streuvelsgenootschap
(2014)– [tijdschrift] Jaarboek van het Stijn Streuvelsgenootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Het werk van Stijn Streuvels bekeken vanuit een Deense invalshoek
| |
[pagina 146]
| |
ander boek, maar ook dat werk werd, zoals werk van Ernest Claes, afgewezen. Men ging ervan uit dat Deense boeren geen behoefte hadden aan boeken over Vlaamse boeren...Ga naar eind4 Het ‘meiske’ slaagde er toch in een deel van Langs de wegen op te nemen in haar anthologie Nyere flamsk prosa.Ga naar eind5 Clara Hammerich vertaalde ook de titel van de roman. Langs de wegen werd Vejen hjem, of De weg naar huis.
Dat het Deense publiek geen interesse had voor een beschrijving van het leven op het platteland was geen overtuigend argument. Felix Timmermans had met een relatief groot aantal vertaalde boeken de Scandinavische boekhandel bereikt,Ga naar eind6 en het - weliswaar Deense - platteland was het milieu dat Jørgen Nielsen beschreef in zijn verhalen en romans. Van 1929 tot 1944 publiceerde de gerenommeerde Deense uitgeverij Gyldendal drie bundels novellen en vijf romans van Nielsen, en in 1953 verscheen bij uitgeverij Fremad Paradisaeblerne og andre historier van Martin A. Hansen, een kleine reeks verhalen die zich vooral op het platteland afspelen. Hansen had vóór die tijd al heel wat ander werk gepubliceerd waarin, weliswaar vanuit een nieuwe invalshoek, het plattelandsleven werd verbeeld. De uitgever maakte gebruik van een tweede element om de weigering te motiveren: er waren geen vertalingen beschikbaar in een van de ‘grote’ talen. Het werk van Streuvels werd echter al vrij snel vertaald in het Duits. Sonnenzeit, een bundel waarin ‘De oogst’, ‘In 't water’, ‘Meimorgen’ en ‘Het woud’ werden samengebracht, verscheen al in 1903 bij S. Fischer Verlag in Berlijn, en in de periode 1900-1911 besteedde H. Bischoff in zijn ‘Belgischer Brief’ - in het blad Das literarische Echo - meermaals aandacht aan het werk van o.a. Guido Gezelle, Stijn Streuvels, Cyriel Buysse, Virginie Loveling en Reimond Stijns. Langs de wegen, het boek dat tevergeefs werd aangeboden aan een Deense uitgever, was in Duitsland al in 1928 op de markt gebracht onder de titel Der Knecht Jan. Roman aus dem Landleben...Ga naar eind7 De inzet van Clara Hammerich kan moeilijk in twijfel worden getrokken - ze vertaalde meer dan 300 boeken en ze had een duidelijk gevoel voor kwaliteit,Ga naar eind8 - maar de argumentatie van de uitgever(s) met wie | |
[pagina 147]
| |
ze onderhandelde was - indien ze correct werden geciteerd - vaak niet echt overtuigend.
Het waren uiteraard niet alleen de uitgevers die bepaalden welke boeken ze geschikt vonden voor de Deense markt. Clara Hammerich schreef zelf dat het vertalen veel gemakkelijker was wanneer men de auteur persoonlijk kende.Ga naar eind9 Dat blijkt ook duidelijk uit het aantal werken van Anne de Vries en Ina Boudier-Bakker dat ze heeft vertaald. De vertaalster was driemaal te gast bij Boudier-Bakker in Utrecht. Clara Hammerich was terecht trots op het groot aantal boeken dat ze heeft vertaald, maar de boeken die de Deense markt haalden waren niet altijd representatief, en in die zin was het aanbod van vertaalde Nederlandse of Vlaamse romans vergelijkbaar met de werken die in Zweden beschikbaar waren. Menno ter Braak nam dat aanbod al in 1939 kritisch onder de loep in het tijdschrift van de vooraanstaande Zweedse uitgeverij Bonniers.Ga naar eind10
Het relaas in Duo wordt enigszins tegengesproken door de brief die Clara Hammerich op 25 juni 1938 aan Stijn Streuvels zond. Ik neem de brief integraal over. | |
Juul Steens Allé 8 Denemarken, Hellerup, d. 25/6 - 38.Zeer geachte Meneer Stijn Streuvels,
Toen wij samen waren ter aanleiding van de ‘Hoogdagen’ in Brussel en Brugge sprak ik met U over een evt. vertaling van Uw boeken. Nu heb ik een uitgever gevonden, M. Jespersen, Valkendorfsgade 22, Kopenhagen, die erg veel belangstelling in Uw boeken stelt. Hij heeft aan U geschreven, maar tot nog toe geen antwoord gekregen. Zoudt U zoo vriendelijk willen zijn of aan hem of aan mij een paar van Uw boeken te sturen, die naar Uw oordeel voor vertaling geschikt zijn. | |
[pagina 148]
| |
Vergeet niet, dat U in [het] Gezelle Museum zei: ‘Ik zou graag [e]en boek door U laten vertalen, meiske!’ Het zou voor mij een groot plezier zijn.
Op hoop van zegen.
Uw Clara Hammerich-Flensborg.
Of Streuvels op die brief gereageerd heeft, heb ik niet kunnen achterhalen. De brief toont alleszins aan dat Clara Hammerich na het gesprek in Brugge geen nieuw boek had aangekocht, en de vermelding dat Jespersen interesse had voor het werk van Streuvels staat in schril contrast met de bewering dat hij romans over het landleven heeft afgewezen. | |
Van Conscience tot StreuvelsEen aantal werken van Hendrik Conscience werd vrij snel vertaald, en aan het eind van de negentiende eeuw verscheen, in een vertaling van Emma Kraft, ‘Po en Paoletto’ van de toen al overleden Rosalie Loveling in het tijdschrift Spøg og Alvor.Ga naar eind11 Een aantal van Consciences werken heeft volgens Kai Friis-Møller - als feuilleton in enkele provinciale bladen - ook het gewone volk bereikt.Ga naar eind12 Ik vond alleszins één titel terug, namelijk De leeuw van Vlaanderen, die in een vertaling van C. Hansen in Ålborg Amtstidende is verschenen. Na de eeuwwisseling bleef het een tijd stil, maar ook Stijn Streuvels werd vrij vroeg voorgesteld aan het Deense lezerspubliek. In 1916 verscheen onder redactie van journalist en vertaler Kai Friis-Møller een bundel met daarin vooral cultuurhistorische essays. In die bundel kwam het werk van Streuvels tweemaal aan bod. In een bijdrage over de twee Belgische landstalen stelde de bekend geworden romanist Kristoffer NyropGa naar eind13 Streuvels voor als een flamingant, en in een bijdrage over de Belgische wereldliteratuur besteedde de redacteur van de bundel aan- | |
[pagina 149]
| |
dacht aan de auteur.Ga naar eind14 Net vóór de Eerste Wereldoorlog, in 1913, was ook Jesusbarnet - Het kerstekindGa naar eind15 - verschenen. De vertaler, de theoloog Oskar V. Andersen, liet de Deense lezers ook kennis maken met werk van Frédéric Mistral, Vicente Blasco Ibáñez, Oscar Wilde en anderen.
In het essay ‘De to sprog’ heeft Kr. Nyrop op een vrij gedetailleerde manier de Vlaamse Beweging beschreven. Nyrops bronnen waren vooral Franstalig, en zijn essay weerspiegelt die invalshoek, hoewel de schrijver neutraliteit en evenwicht heeft nagestreefd. In de bibliografie vermeldt hij Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging (1906, 1908 en 1909) van Paul Fredericq en een Engelstalig artikel van de Nederlandse historicus Pieter Geyl. In het laatste deel van de bijdrage, ‘De flaminganten en het pangermanisme’, heeft Nyrop het over Prudens van Duyse, Conscience - die door een aantal cultuurbemiddelaars in de Duitse cultuursfeer werd geïntegreerd - , Charles de Coster, Henri Pirenne en Stijn Streuvels.
Nyrop gaat in zijn essay in op enkele uitspraken uit de ‘brief’ die Streuvels op 3 juli 1915 in De Nieuwe Amsterdammer liet verschijnen onder de titel ‘Mijn inzicht. Omdat ic Vlaminc ben’.Ga naar eind16 Streuvels' woorden worden als volgt geparafraseerd: hoewel de Vlamingen zich vóór de oorlog vaak vreemden in eigen land voelden, wekte de inval van het Duitse leger in Vlaanderen plots een duidelijk nationaliteitsgevoel. Voorts had Streuvels erop gewezen dat een eventuele Duitse overwinning en de integratie van België in het grotere Duitse staatsverband - een wens die bij sommige flaminganten leefde - misschien met economische voordelen gepaard kon gaan, maar aan Vlaamse onafhankelijkheid viel dan niet meer te denken. Streuvels besefte volgens Nyrop het gevaar van het Duitse culturele overwicht - de Vlaamse cultuur zou uiteindelijk door de Duitse ‘Kultur’ worden opgeslorpt.Ga naar eind17 Tijdens de oorlog brachten de Duitsers op de voorgevel van het station van Kortrijk ‘Bahnhof - Courtrai’ aan, en Streuvels koppelde aan zijn vaststelling een toekomstbeeld dat er niet fraai uitzag: ‘De flaminganten | |
[pagina 150]
| |
kunnen nu reeds zien hoe Duitsland de wetten der tweetaligheid zal toepassen als 't er eens als baas komt huishouden!’Ga naar eind18 Het gevaar werd inderdaad gesignaleerd.
Kai Friis-Møller richtte zijn aandacht op de geschiedenis der letterkunde en besteedde enkele regels - niet meer - aan de generatie van Van Nu en Straks. Ook deze essayist maakte vooral gebruik van Franstalige overzichten. Daarnaast bouwde hij voort op A sketch of the history of Flemish literature, een publicatie uit 1860, en Jan ten Brinks Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (1897). Streuvels werd zeer kort geprezen en de schrijver vermeldde o.a. Lenteleven. Voorts ging hij heel kort in op de thematiek van Buysse, wiens werk hij vergeleek met dat van Guy de Maupassant.
In een zeer omvangrijke reeks cultuurhistorische bijdragen, gebundeld onder de titel Holland Danmark, nam Helge Kjaergaard de Nederlandstalige literatuur onder de loep, en hij ging daarbij terug tot de tijd van Hendrik van Veldeke, Van den vos Reinaerde, Den Spieghel der Salicheyt van Elkerlijc, maar de negentiende en de twintigste eeuw kwamen nauwelijks aan bod, en dat gold nog meer voor Vlaamse dan voor Nederlandse auteurs.Ga naar eind19 Conscience, Gezelle, Van Nu en Straks en latere Vlaamse auteurs werden niet of nauwelijks vermeld - er werd slechts verwezen naar vertalingen van werk van Felix Timmermans en Streuvels, hoewel in 1945 - het jaar dat Holland Danmark verscheen - heel wat meer te vertellen viel over de Belgische Nederlandstalige literatuur. | |
Van Streuvels tot RuyslinckNyere flamsk prosa, de anthologie waarin enkele vertaalde bladzijden uit Langs de wegen werden gepubliceerd, verscheen bij Nordisk Sprog- og Kulturforlag, een uitgeverij die vooral oude teksten, filologische, en linguïstische studies op de markt bracht. Het boek verscheen met financiële steun uit België en was kennelijk niet bedoeld voor een groot lezerspubliek. Een vergelijkbare | |
[pagina 151]
| |
bloemlezing, waarin Clara Hammerich samen met Geerte de Vries Nederlandse auteurs voorstelde, verscheen - met financiële steun uit Nederland - bij een commerciële uitgever (Jespersen og Pio, 1968). De titel klonk minder saai: Nyere hollandsk prosa. Sluserne åbnes. Geerte de Vries, die in Kopenhagen Nederlands doceerde, bedacht de titel waarmee men duidelijk een groter publiek wilde bereiken, en Clara Hammerich was er haar dankbaar voor.Ga naar eind20 De sluizen gaan open was een mooie vondst, maar Iver Jespersen, een uitgever met een Nederlandse moeder, kon toch geen batig saldo rapporteren.Ga naar eind21
Het plan om een anthologie uit te geven werd tijdens het interbellum gelanceerd door Fernand Toussaint van Boelaere. Een ontmoeting tijdens het al vermelde PEN-congres in Den Haag had Toussaint van Boelaere doen dromen van een Vlaamse literaire aanwezigheid in Denemarken, en vóór het doek viel over de Tweede Wereldoorlog, bezorgde hij een aantal van zijn eigen werken aan Clara Hammerich. In een opdracht in een van die boeken herinnerde hij aan de vertrouwelijke gesprekken die ze als ‘geestverwanten’ hadden gevoerd. De dood van Toussaint van Boelaere, die in Clara Hammerichs herinneringsboek vóór het einde van de oorlog wordt gesitueerd, betekende het voorlopige einde van het project.Ga naar eind22 De pleitbezorger van de anthologie stierf echter in 1947, en Clara Hammerich nam na de oorlog nog meermaals contact op met Toussaint, wat er op wijst dat zij bij het schrijven van haar herinneringen niet systematisch gebruik heeft gemaakt van aantekeningen en andere documenten.Ga naar eind23
Het voornemen kwam opnieuw aan de oppervlakte in 1964, toen zich een uitgeverij meldde. Dat Erik Hoder, de directeur van Nordisk Sprog- og Kulturforlag, zowel de Gentse filoloog Willem Pée als Herman Teirlinck kende, heeft ongetwijfeld een rol gespeeld.Ga naar eind24 Er werden echter voorwaarden geformuleerd: de vertaalster moest met een subsidie over de brug kunnen komen en de passende auteurs vinden. Haar man, Louis Hammerich, stimuleerde de in- | |
[pagina 152]
| |
teresse door het houden van lezingen in Kopenhagen, Brussel en Gent, en Karel Jonckheere bezocht de Hammerichs in Kopenhagen. Het gesprek werd afgerond met champagne en de belofte dat er een zeer aanzienlijke subsidie zou worden toegekend - de grootste ooit volgens Jonckheere.Ga naar eind25 Clara Hammerich begon met het vertaalwerk, en haar man schreef een inleiding voor de anthologie. De inleiding schetste vrij uitvoerig de Europese achtergrond van de Nederlandstalige literatuur in België. De Vlaamse auteurs zelf en de ontwikkelingen in de late negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw kwamen slechts zeer oppervlakkig aan bod. Kwantitatief kwam Stijn Streuvels er bijna het best van af.
Na de vrij oppervlakkige voorstelling van Guido Gezelle, die door Louis Hammerich een Vlaamse Don Camillo werd genoemd, was Stijn Streuvels aan de beurt. Streuvels leefde nog toen het boek verscheen, en op een enigszins overdreven manier stelde de inleider dat de Vlaamse literatuur precies zo jong was als Stijn Streuvels. Volgens Louis Hammerich was Streuvels schatplichtig aan Zola, maar zijn werk was ook beïnvloed door Tolstoj en Gorki. Streuvels hield van mensen, maar het meest van mensen in Vlaanderen. Zijn blik was echter niet alleen op de landelijke samenleving gericht, ook andere milieus kwamen aan bod. Dat Streuvels naast de Nobelprijs greep, schreef Hammerich toe aan het ‘integratiestreven’ van de nazi's.Ga naar eind26 De hier samengevatte voorstelling is amper korter dan de Deense tekst, en Streuvels' tijdgenoten Cyriel Buysse en René de Clercq moesten het met een vermelding stellen. Iets meer dan een halve eeuw Vlaamse literatuurgeschiedenis - van Langs de wegen (1902) tot Wierook en tranen (1958) - werd in iets minder dan drie bladzijden voorgesteld, en de laatste twee alinea's waren volledig aan Herman Teirlinck gewijd. Geen enkele andere auteur kreeg zoveel aandacht. Teirlincks werk werd als een icoon van de Vlaamse literatuur voorgesteld, en Louis Hammerich sloot zijn inleiding af met de retorische vraag: ‘Waar in Europa vindt men zijn gelijke?’Ga naar eind27 Voor de inleiding maakte de schrijver gebruik van de volgende werken: C.G.N. de Vooys & G. Stuiveling, Histo- | |
[pagina 153]
| |
rische schets van de Nederlandse letterkunde en Jean Weisgerber, Formes et domaines du roman flamand 1927-60. Bijna terloops bestempelde ook Clara Hammerich Herman Teirlinck als de ‘grootste’ Belgische auteur.Ga naar eind28 In de anthologie was Teirlinck vertegenwoordigd met een fragment uit Zelfportret of het galgenmaal, en de lovende woorden van zowel Louis als Clara Hammerich waren wellicht (mede) ingegeven door Willem Pée, die had meegewerkt aan het Verzameld werk van Herman Teirlinck (1955-1969).
Het oude gezegde ‘traduttore, traditore’ bevat veel waarheid, vooral wanneer men literaire vertalingen aan een gedetailleerd onderzoek onderwerpt. De Deense vertaling van het fragment uit Langs de wegen is, vooral wanneer men rekening houdt met het taaleigen van Stijn Streuvels, echter vrij geslaagd. De eerste zin van het vertaalde fragment luidt als volgt: ‘Se Jan, her er den nye karl; er der plads i din seng?’ Dat is een vrij letterlijke vertaling van ‘Zie Jan, hier is de nieuwe boever; is er plaats in uw bed?’Ga naar eind29 Boever, een woord dat men niet zo vaak hoort, werd door Clara Hammerich geheel correct vertaald: karl betekent immers (boeren)knecht. Het woord potdonker, in een van de volgende zinnen, werd passend vertaald als baelgmørk (pikdonker), maar over dat't ging (zo goed en zo kwaad als het ging) vindt men in de Deense tekst niet terug. De vrijheid die Hammerich nam, schaadde de vertaling niet. De beschrijving van Miete - ze was soms wat pertig (nukkig) - werd ‘Miete kan nok vaere lidt saer.’ In een vertalend woordenboek wordt saer vertaald als vreemd, bizar. In een verklarend Deens woordenboek wordt het adjectief omschreven met de begrippen gnaven (chagrijnig) en i dårligt humør (slecht geluimd). De vertaling van het ongewone woord is opnieuw geslaagd. Enkele bladzijden verder gebruikte Streuvels het woord natinseling - sarrende echo - en dat werd vervangen door genlyden (weerklank/echo),Ga naar eind30 maar het wegvallen van het bijvoeglijk naamwoord heeft de vertaling niet verminkt. Ook het werkwoord blekken (dreigend of onbeschaamd kijken) bij de beschrijving van een verlaten huis werd niet vertaald, maar ‘Aftenen lå tungt over landet, og i sin forladte | |
[pagina 154]
| |
ensomhed stod huset mod den grå himmel som en spøgelseshytte’Ga naar eind31 gaf goed het stemmingsbeeld weer dat Stijn Streuvels heeft nagestreefd. In het vertaalde fragment kunnen heel wat vergelijkbare kleine verschillen worden aangetoond, maar globaal genomen roept de vertaling treffend de sfeer van Streuvels' proza op. Of de vertaalster gebruik heeft gemaakt van L.L. de Bo's Westvlaamsch idioticon (1873) en (of) Isidoor Teirlincks Zuid-Oostvlaandersch idioticon (1908-1924) heb ik niet kunnen achterhalen, maar beide werken kunnen - alleszins nu - worden geraadpleegd in de Koninklijke Bibliotheek in Kopenhagen. | |
Mira of de teleurgang van de WaterhoekIn 1971 kon het Vlaamse en Nederlandse publiek kennismaken met Fons Rademaekers' verfilming van De teleurgang van den Waterhoek (1927). Van begin oktober 1971 tot eind maart 1972 studeerde ik Deense taal- en letterkunde aan Vestjyllands Højskole (Ringkøbing), en er werden me toen vrij veel vragen over Nederlandstalige literatuur gesteld. Ik besloot een kort artikel te schrijven over Vlaamse letterkunde, want het boekje Belgien i hjertet af Europa bevatte te weinig informatie om de nieuwsgierigheid van mijn medestudenten te stillen.Ga naar eind32 In de hoop dat Mira ook de Deense bioscoop zou halen, hing ik mijn verhaal op aan het werk van Stijn Streuvels. ‘Flamsk litteratur’ verscheen in het provinciale blad Ringkøbing Amts Dagblad van 2 december 1971. Het was een korte, bescheiden bijdrage waarin ik verwees naar de biografische achtergrond van de auteur en bondig de thematiek van De oogst en Langs de wegen besprak. Vooral De oogst kreeg aandacht - ik wees op de motivatie van de landarbeiders die naar Frankrijk trokken, en in het bijzonder op de drijfveren van de schuchtere, verliefde Rik, die ten onder ging aan het labeur en de brandende zon. Hoewel Streuvels diep binnendrong in de gedachtewereld en het gevoelsleven van Rik, lag de nadruk op de confrontatie van de mens met de natuur. Maar de mens was in de omgang met andere mensen - zo- | |
[pagina 155]
| |
als uit Langs de wegen bleek - soms even destructief als de natuur. ‘Streuvels bøger er ikke hyggelig snak’, schreef ik - de romans en verhalen waren geen plezierig praatje. De korte bijdrage werd afgesloten met de wens dat Mira als koppelteken zou fungeren.
Mijn ‘kroniek’ - elke dag verscheen, zoals in veel andere kranten, in Ringkøbing Amts Dagblad een bijdrage onder de titel Kronikken - riep nieuwe vragen op, die ik probeerde te beantwoorden tijdens een lezing die ik in januari 1972 hield.Ga naar eind33 Tijdens die lezing kon ik wat meer aandacht besteden aan de generatie van Van Nu en Straks, die iets later het woord nam dan de auteurs die het Deense proza uit de traditie hadden bevrijd. Naast het werk van Stijn Streuvels besprak ik uiterst bondig ook de romanwereld van Cyriel Buysse. Er werd herinnerd aan het oeuvre van Zola, maar ik plaatste een vraagteken bij de invloed van Zola. Ongeveer vier jaar vóór ik het woord nam, had P.H.S. van Vreckem De invloed van het Franse naturalisme in het werk van Buysse gepubliceerd,Ga naar eind34 maar ik had dat werk nog niet gelezen. Eventuele gelijkenissen met de Deense literatuur werden vermeld, maar mijn lezing was niet meer dan een intermezzo, en ik vrees dat Mira een vals verwachtingspatroon heeft gewekt. Er wordt nog altijd meer Deense literatuur in het Nederlands vertaald dan Nederlandstalige romans of novellen in de taal van Hans Christian Andersen. |
|