Jaarboek 17 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2011. Stijn Streuvels en 'Avelghem'
(2012)– [tijdschrift] Jaarboek van het Stijn Streuvelsgenootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
Uit de briefwisseling van Stijn Streuvels met zijn Duitse uitgevers
| |
[pagina 254]
| |
In 1918 verscheen dan Der Flachsacker, een vertaling van De vlaschaard door Severin Rüttgers, Kippenbergs collega bij de Kriegszeitung.Ga naar eindnoot6 Aan die vertaling was een hele geschiedenis voorafgegaan. Reeds in november-december 1915 was in de Vossische Zeitung, een krant uitgegeven door de Berlijnse firma Ullstein, een fel ingekorte, verminkte versie van De vlaschaard verschenen onder de titel Flämische Erde. De vertaling was van Martha Sommer, die reeds drie bundels vertalingen van Streuvelsnovellen op haar naam had.Ga naar eindnoot7 Er zijn wat strubbelingen geweest tussen Insel-Verlag, Ullstein Verlag en de Amsterdamse firma Veen i.v.m. de rechten op de Duitse vertaling van De vlaschaard. Feit is in ieder geval dat er een door Streuvels en Kippenberg ondertekend contract bestaat van 13 december 1915, waarin Streuvels Insel de autorisatie geeft voor een Duitse uitgave van De vlaschaard. De ‘vertaling’ van Martha Sommer was geen goede basis voor een nieuwe vertaling, Martha Sommer werd bedankt voor haar diensten, en de vertaling werd, zoals gezegd, in handen gegeven van Severin Rüttgers.Ga naar eindnoot8
Na de oorlog schijnt het contact tussen Streuvels en Kippenberg opnieuw opgenomen te zijn in het najaar van 1921. Streuvels heeft zijn Duitse uitgever zijn bewerking tot volksboek van Genoveva toegestuurd, waarop Kippenberg antwoordt dat hij het werk ter plaatse zien tot stand komen heeft.Ga naar eindnoot9 Opmerkelijk in de brief is Kippenbergs uitspraak: Die Welt ist dem Frieden ferner wie je, und es ist nicht abzusehen, wann der Nebel des Wahnsinns, der über ihr liegt, sich zerstreuen wird. Streuvels maakt in zijn antwoord van 13 november Kippenberg duidelijk dat wat hij tijdens de oorlog ten huize Streuvels heeft zien ontstaan niet het (kleinere) volksboek is, maar wel de twee lijvige Genoveva-boekdelen.Ga naar eindnoot10 Dit werk heeft hem ‘veel geholpen den akeligen oorlogstijd te doorzien’, en Streuvels drukt zijn dankbaarheid uit voor de moeite die Kippenberg zich heeft ge- | |
[pagina 255]
| |
geven hem destijds ‘het noodige materiaal te helpen opzoeken en bezorgen.’Ga naar eindnoot11
Ook in de volgende jaren blijven er brieven over en weer gaan tussen Ingooigem en Leipzig en worden er boeken uitgewisseld. Via Kippenbergs vrouw Katharina werkt Streuvels ook mee aan een Festschrift dat in 1924 ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Kippenberg verschijnt.Ga naar eindnoot12
Op 18 augustus 1933 schrijft Kippenberg aan Streuvels dat hij van Der Flachsacker een nieuwe vertaling wil uitbrengen.Ga naar eindnoot13 Daarna hoort Streuvels niets meer van Kippenberg, terwijl de nieuwe uitgever waarmee hij ondertussen in contact gekomen was, Adolf Spemann van Engelhorn Verlag, hem op 6 maart 1935 vraagt of hij, naast Knecht Jan en Prütske ook Der Flachsacker niet in zijn fonds kan opnemen. Streuvels antwoordt bij brief van 9 maart dat hij niets liever zou wensen, maar dat er een contract loopt met Insel Verlag.Ga naar eindnoot14 Op 14 maart 1935 schrijft Streuvels dan een brief naar Kippenberg waarin hij ronduit vraagt hoe het komt dat Der Flachsacker niet meer in de fondscatalogus van Insel voorkomt, en informeert of het de bedoeling is een nieuwe uitgave te maken. Uit de toon en de inhoud van de brief zou men kunnen afleiden dat Streuvels het niet zo erg zou vinden wanneer Kippenberg de uitgave niet op zich zou nemen en het werk zou vrijgeven: Mag ik dus van U vernemen, welk Uw inzicht is nopens die uitgaaf? In geval Gij er aan verzaken wilt, en de uitgaaf vrij laat, zou ik er aan houden eene nieuwe uitgaaf te laten verschijnen, opdat het boek, samen bij de andere Duitsche vertalingen, kan in den handel komen.Ga naar eindnoot15 Verder raadt hij Kippenberg aan, wanneer hij toch een nieuwe uitgave zou verzorgen, de tekst dan te laten herzien, want de vorige vertaling (van Severin Rüttgers) liet te wensen over. Tevens informeert hij of Der Arbeiter niet kan worden vrijgegeven. | |
[pagina 256]
| |
Kippenberg reageert vrijwel onmiddellijk (19 maart). De vlaschaard zal opnieuw vertaald worden; Der Arbeiter, net zoals Die Ernte, blijven eveneens bij Insel.Ga naar eindnoot16
De vlaschaard krijgt dan een nieuwe vertaling door de uitgeweken Vlaming Peter Mertens, die omwille van activisme in 1918 het land had moeten verlaten en in Insel-Verlag tewerkgesteld was. Brieven van 1936-1937 getuigen ervan dat hij herhaaldelijk Streuvels' hulp ingeroepen heeft bij de vertaling van De vlaschaard; zo stuurt hij op 29 februari 1936 een lijstje met moeilijke woorden op; ook heeft hij de manuscripten van de verschillende hoofdstukken Streuvels ter beoordeling toegezonden. Uit een brief van 25 oktober 1937 aan Peter Mertens resp. 2 november aan Kippenberg blijkt dat Streuvels tevreden was met de vertaling.Ga naar eindnoot17
Blijkbaar voldeed Die Ernte, de vertaling van De oogst door Rudolf Alexander Schröder ook niet meer, zoals Peter Mertens op 23 mei 1939 aan Streuvels schrijft. Mertens zorgt voor een nieuwe vertaling, die in de loop van 1940 verschijnt bij Insel-Verlag. Ook voor deze vertaling kon hij blijkens brieven van 5 januari en 13 februari 1940 een beroep doen op Streuvels.Ga naar eindnoot18
Begin jaren dertig verschenen twee van Streuvels' kerstverhalen, Das Christkind (Het Kerstekind) en Letzte Nacht (Kerstwake), bij Langen-Müller-Verlag in München.Ga naar eindnoot19 Beide werden vertaald door Hermine Schmülling. In dezelfde periode had Schmülling ook Prutske vertaald en ter beoordeling aan Langen-Müller aangeboden. Streuvels moet zich allicht afgevraagd hebben waar de beoordeling van het manuscript bleef. In ieder geval schrijven Korfiz Holm en Reinhold Geheeb van Langen-Müller-Verlag hem op 18 augustus 1933 dat er vertraging op de evaluatie van het manuscript zit, omdat een paar beoordelaars nog met vakantie zijn. Bovendien kan het boek toch niet meer in 1933 verschijnen, vermits er dan al een werk van Streuvels op het programma staat (namelijk Letzte Nacht), en het voor Streuvels niet goed is dat de uitgeverij twee boeken van | |
[pagina 257]
| |
hem op één jaar zou uitgeven. Derhalve vragen ze voor de beoordeling geduld tot eind september. Op 17 oktober 1933 komt er dan een uitvoerige brief van het duo Holm-Geheeb, waarin de vertaling van Prutske niet geheel afgewezen wordt, maar waarbij wel vragen gesteld worden. Eerst formuleert het tweetal een algemene bedenking over Streuvels' werk: Wir schätzen Ihr Werk ausserordentlich hoch und würden froh sein, einen stammverwandten Autor von Ihrem hohen dichterischen Rang in unserem Verlag zu betreuen und ihn allmählich ganz für die deutsche Sprache zu dem Unseren zu machen. Allerdings kann das natürlich nicht von heute auf morgen geschehen. Das verbieten uns die derzeitigen Verhältnisse in Deutschland, die es uns vor allem zur Pflicht machen, die wirklich deutschen Autoren unseres Landes / zu pflegen/, [...]. Met andere woorden, de uitgeverij moet zich een zekere beperking opleggen wat de uitgave van vertaald werk betreft, ook wanneer het gaat om werk van ‘uns nah verwandten und von uns geliebten Völkern’. Ze willen de ‘stamverwante’ auteur dus wel in hun fonds, maar moeten in eerste instantie hun eigen auteurs uitgeven. Ze zeggen ook ronduit dat ze in de volgende jaren slechts één groter werk van Streuvels per jaar kunnen uitgeven, ‘und nebenher vielleicht noch hie und da ein kleineres Büchlein.’ Als Streuvels daarmee akkoord gaat, zullen zij het een eer vinden zijn werk uit te geven; als hij echter dat uitgavetempo te traag vindt, moet hij het maar eerlijk zeggen, ‘denn es kann ja doch vielleicht möglich sein, einen anderen deutschen Verleger zu finden, der sich in schnellerem Tempo mit der Herausgabe Ihrer Werke befassen kann.’ Een uitspraak die er kan op wijzen dat ze er geen al te groot probleem van zouden maken als Streuvels bij een andere uitgever zou terechtkomen. Ze geloofden blijkbaar niet zo heel erg in hun auteur, te meer daar Schmülling hen had laten weten dat Streuvels' vroeger in het Duits vertaald werk ‘nicht so richtig durchgedrungen’ zou zijn. | |
[pagina 258]
| |
Wat dan Prutske zelf betreft, vragen Holm en Geheeb het werk wat in te korten, omwille van de kostprijs, én omdat het werk nogal wat zaken bevat waarmee de Duitse lezer minder vertrouwd is. Bovendien laat de vertaling van Hermine Schmülling enigszins te wensen over, en ze wijzen erop dat ze ook aan vorige vertalingen van de vertaalster, en met name aan Letzte Nacht, nogal wat correctiewerk gehad hebben.
Een doorslag van de brief werd naar de vertaalster gestuurd, en die heeft met de hulp van Ernst Kunze, een vroegere kostganger, de tekst verbeterd, zodat in de loop van mei 1934 het herwerkte manuscript van Prütske naar München kon worden gestuurd. Uiteindelijk zou Langen-Müller dan toch in een brief van 5 november 1934 Schmülling meedelen dat ze het werk niet zullen uitgeven omdat ze niet zeker zijn van ‘einen Erfolg, der die Deckung der Kosten versprechen würde’.Ga naar eindnoot20
Wie blijkbaar minder vragen had bij de vertaling en het te verwachten succes van Prutske, was Streuvels' nieuwe Duitse uitgever Adolf Spemann (1886-1964) van Stuttgart, die begin 1934 ook de vertaling van Langs de wegen (Knecht Jan) aan Langen-Müller had weten te onttrekken.Ga naar eindnoot21 Via Gerhart PohlGa naar eindnoot22 komt het manuscript van Prütske bij uitgeverij Engelhorn van Spemann terecht. Volgens het contract (24 en 27 december 1934), ondertekend door Pohl, Streuvels en Spemann, zal Pohl het manuscript herwerken en ongeveer tien procent inkorten.Ga naar eindnoot23 Blijkens een brief van Spemann aan Streuvels d.d. 6 maart 1935 heeft Gerhart Pohl zich goed van die taak gekweten.Ga naar eindnoot24 Prütske verschijnt nog in 1935.
Ondertussen was er ook al een vertaling in handschrift van Minnehandel klaar, gemaakt door Anna Valeton (in opdracht van Pohl). Op 12, 13 en 14 augustus 1935 werd het contract voor de vertaling getekend respectievelijk door Spemann, Valeton en Pohl. Streuvels, die van 15 augustus tot 15 september op reis was (Griekenland, Syrië, Palestina, Egypte), tekende pas in september. Ook hier was | |
[pagina 259]
| |
contractueel bepaald dat de tekst diende ingekort te worden. Artikel 5 stelt: Im Einverständnis mit dem Verfasser und im Einvernehmen mit der Übersetzerin wird Herr Pohl das Manuskript der Übersetzung um 15-20% kürzen.Ga naar eindnoot25 De vertaling is tot stand gekomen op basis van de eerste druk van Minnehandel, ofschoon Streuvels de voorkeur had gegeven aan de tweede druk als basis voor de vertaling. Binnenin de druk van 1936 zijn er dan nog twee oplagen geweest, telkens van 5.000 exemplaren, respectievelijk in februari en in juni. De tweede oplage telt acht bladzijden meer dan de eerste, omdat het stevig ingekorte laatste hoofdstuk opnieuw werd uitgebreid.Ga naar eindnoot26 Overigens werd met de ‘bemiddelaar’ Gerhart Pohl na heel wat verwikkelingen eind 1935 de overeenkomst definitief opgezegd.Ga naar eindnoot27
Begin 1936 vertaalt Werner Ackermann op vraag van Spemann ‘Het leven en de dood in den ast’. Ackermann was, samen met Nico Rost, reeds verantwoordelijk voor Knecht Jan, dat in 1934 bij Engelhorn was verschenen. Op 18 maart 1936 moet Spemann Streuvels melden dat Ackermanns vertaling in manuscript binnengekomen is, maar absoluut niet voldoet. Ze is duidelijk slechter dan de vertaling van Langs de wegen. Vandaar dat Spemann contact heeft opgenomen met Dr. Jacobs van Hamburg, die iemand uit zijn ‘Germanistisches Seminar’ met de omwerking zal gelasten.
In dezelfde brief van 18 maart 1936 maakt Spemann melding van twee uitnodigingen voor Streuvels om in Duitsland lezingen te houden, namelijk in Soest en in Essen. Nadat hij vorig jaar de uitnodiging voor Berlijn, Göttingen en Keulen heeft afgeslagen omwille van zijn reeds vermelde reis plus het werk aan zijn roman (Levensbloesem), vermoedt Spemann dat het werk nu zover gevorderd is, dat Streuvels een reis naar Duitsland kan ondernemen. Maar opnieuw houdt Streuvels de boot af. Hij heeft nog vijf hoofd- | |
[pagina 260]
| |
stukken te schrijven aan Levensbloesem (23 maart 1936). Blijkens zijn brief van 3 april komt daar nog een argument bij: synovie, water in het kniegewricht. Ook de hem in Hamburg toegekende Rembrandtprijs zal hij trouwens niet kunnen afhalen.
Wat de vertalingen betreft schrijft hij in de brief van 23 maart 1936: Je tiens à Vous poser une condition à ce rapport pour l'avenir, c'est qu'il est absolument besoin que je vienne en contact personellement avec le traducteur pendant son travail, afin de prévenir des mécomptes, pour lui donner les renseignements nécessaires et les explications dont il pourrait avoir besoin, pour vérifier s'il donne bien le vrai sens de l'original; qu'on me soumet les épreuves. Op 30 maart 1936 kan Spemann melden dat hij bij een nieuwe lectuur van Ackermanns vertaling van ‘Het leven en de dood in den ast’, deze toch heel wat beter vindt dan aanvankelijk gedacht. Een studente van Dr. Jacobs, Erna Wolf, zal de tekst nog nakijken. Precies een maand later (30 april) kan hij melden dat ‘Frl. Wolf’ het werk ‘ausgezeichnet poliert’ heeft. Streuvels heeft dan de vertaling ter inzage gekregen, vindt ze ‘excellent’, maar heeft er iets tegen dat het werk in klein formaat (‘le petit format du Kleinen Novellenband’) zou verschijnen. Een werk moet materieel in overeenstemming zijn met de inhoud. ‘Leben u. Tod exige un format et un caractère typographique un peu <-xxx> solennel, en harmonie avec le genre et le style de l'ouvrage.’ (Brief van 27 mei)
Op 30 mei 1936 stelt Spemann in plaats van ‘Leben und Tod in der Zichoriendarre’ een andere titel voor: ‘Die Männer im feurigen Ofen’. ‘Hiermit wäre eine Beziehung zu Daniel 3,6 hergestellt.’ 's Anderendaags al laat Streuvels weten dat hij met de titelwijziging akkoord gaat, met een kleine variant: ‘am feurigen Ofen’ in plaats van ‘im feurigen Ofen’. Blijkens Spemanns brief van 26 augustus 1936 is de publicatie klaar. | |
[pagina 261]
| |
Uit zijn brief van 30 mei 1936 blijkt ook duidelijk dat Spemann volop nadenkt over de vertaling van De teleurgang van den Waterhoek. Het contract voor de vertaling van deze roman werd door Spemann getekend op 18 juni 1936, door Streuvels op 24 juni.Ga naar eindnoot28 In zijn begeleidende brief van 18 juni stelt Spemann als vertaler Dr. Jacobs voor, vermits Ackermann de vertaling niet op zich kan nemen.
Het contract voor de vertaling van De teleurgang voorziet uitdrukkelijk dat het werk met ca. 15% zal worden ingekort, en dat Streuvels zelf voor de bewerking zal instaan. Veel tijd kreeg de auteur trouwens niet: ten laatste op 15 juli zou een ingekort exemplaar (van de Nederlandstalige versie) bij Engelhorn moeten zijn.Ga naar eindnoot29 Op 5 juli kon Streuvels al een exemplaar met rode strepen in de marge opsturen, als aanduidingen voor de te schrappen passages. Interessant in de antwoordbrief van 6 juli 1936 van Spemann is dat de uitgever nogmaals geprobeerd heeft Der Flachsacker in zijn fonds te krijgen; tevergeefs trouwens.Ga naar eindnoot30 Wanneer Spemann op 11 juli Streuvels vraagt De teleurgang met nog een twintigtal bladzijden extra in te korten, reageert de auteur op 17 juli geërgerd: [...] on ne coupe pas dans un roman comme le tailleur coupe dans le drap d'un costume, - et l'encadreur ne demandera jamais au peintre de reduire son tableau parce qu'il ne rentre pas dans une série de cadres faits sur la même dimension. Waarop de uitgever heel snel inbond: ‘der Dichter hat das letzte Wort!’ (18 juli 1936)
Wanneer Spemann de door Karl Jacobs vertaalde tekst van De teleurgang gelezen heeft, laat hij op 18 maart 1937 Streuvels weten dat hij vragen heeft bij het einde van het werk. Hij vindt het vreemd dat twee zo verschillende karakters als Mira en ingenieur Maurice na een tijdelijke scheiding nog weer bij mekaar zouden komen, en dat Mira zou opgevangen worden bij haar schoonmoeder. In zijn antwoord van 21 maart verwijst Streuvels ernaar dat hij in 1927 | |
[pagina 262]
| |
(eerste druk originele uitgave) nog voorzichtig moest zijn, vermits beide hoofdfiguren uit de roman gebaseerd waren op reële personen. Thans - 1937 - kan hij een en ander wel aanpassen. In de Duitse uitgave zal het terug samenkomen van Mira en Maurice dan ook als een weinig waarschijnlijke mogelijkheid voorgesteld worden. De Duitse vertaling verschijnt in augustus 1938 onder de titel Die große Brücke.Ga naar eindnoot31
Ondertussen was in oktober 1937 de bundel Weihnachtsgeschichten verschenen. Op voorstel van Spemann was Letzte Nacht eruit weggelaten, omdat het ‘mit seinem durchaus tragischen erschütternden Inhalt etwas aus dem Rahmen des Ganzen falle und daß gerade dadurch das Buch sich nicht so recht als Weihnachtsgeschenk eigne.’ (Brief van 30 maart 1937) De opgenomen stukken waren vroeger reeds alle vertaald door Hermine Schmülling, behalve Kerstmis in Niemandsland, waarvan de vertaling aan Anna Valeton werd toevertrouwd. Deze vertaalster heeft met het oog op de publicatie in de bundel, ook de vertalingen van Schmülling doorgenomen. (Brief Spemann 23 juni 1937)
In een brief van 23 december 1937 spreekt Streuvels zich duidelijk uit hoe hij staat tegenover een eventuele reis naar Duitsland. Incognito: o.k., ‘mais j'ai de moins en moins envie et ne puis me décider pour faire une tournée de conférences’. Bovendien: je n'ai nullement l'intention de commencer à mon tour, ou de continuer la série de rendonnées pour l'article: ‘Flandre-Export’. A chacun son goût, mais moi, je ne m'y prête pas. Je n'ai absolument rien à dire au public, et je trouve en dessous de ma dignité d'aller jouer le rôle d'amuseur comme d'autres le font. D'ailleurs il n'y a rien de remarquable à ma personne qui peut intéresser le public, et pour entendre lire quelque chose que tout le monde peut lire chez soi, cela ne vaut vraiment pas la peine de se déranger. | |
[pagina 263]
| |
Duidelijk een allusie op het verslag dat Spemann op 30 maart 1937 had geschreven over een avond met Timmermans!Ga naar eindnoot32
Op 7 december 1938 laat Spemann Streuvels weten dat hij het manuscript van de vertaling van Levensbloesem door Anna Valeton in handen heeft.Ga naar eindnoot33 Naast enige inhoudelijke commentaar (het feit dat het hoofdpersonage Lieveke terugvalt in haar lager milieu) heeft de uitgever vooral een probleem met de kwaliteit van de vertaling: ‘die Übersetzung ist oft etwas unbeholfen und liest sich nicht sehr angenehm.’ Ook voor de uitgave van dit werk vindt Spemann dat een inkorting van ongeveer 30% goed zou zijn. Tenslotte verwijst hij in zijn brief naar een groot ‘Dichtertreffen in Weimar’, waar ongeveer 250 Duitse schrijvers waren. Ook Timmermans was aanwezig, en Spemann betreurt het dat Streuvels er niet was. Op 29 december antwoordt Streuvels dat hij er de voorkeur aan geeft het inkortingswerk op de originele uitgave van Levensbloesem te doen en niet op Valetons vertaling.
In 1939 verschijnt bij Engelhorns Nachf. nog Das heisse Leben, de vertaling van ‘Groeikracht’ en ‘Zomerland’ uit de bundel Zomerland uit 1900. Vertaler was Karl Jacobs, de vertaler van De teleurgang van den Waterhoek.
Met het uitbreken van de oorlog vermindert het aantal gewisselde brieven en zal er tenslotte een hiaat in de correspondentie komen. Op 4 oktober 1940 schrijft Streuvels aan Spemann over de beschadiging en plundering die hij meegemaakt heeft. Vooral zijn Duitse boeken zijn verdwenen; hij vindt zelfs geen exemplaar meer van Die große Brücke, Prütske, Knecht Jan en Die Männer am feurigen Ofen.
In februari 1941 is er een misverstand geweest in verband met een eventuele voordrachtsreis in Duitsland. Op 18 februari schrijft Spemann dat hij verheugd is van het Propagandaministerie vernomen te hebben dat Streuvels een uitnodiging terzake aanvaard heeft. En hij somt een reeks steden op waar Streuvels kan spreken. | |
[pagina 264]
| |
Acht dagen later, op 26 februari, laat hij weten dat er een voorlopig reisprogramma is waar Stuttgart en Berlijn op voorkomen. Ondertussen had Streuvels echter eveneens op 26 februari op de brief van 18 februari geantwoord, zodat beide brieven van 26 februari mekaar kruisten. Streuvels schrijft dat hij van geen uitnodiging weet, en dat hij er niet aan denkt in deze periode te reizen: ‘eine Tournee wie Sie es vorschlagen ist mir etwas entsetzlichs!’ Uit Spemanns antwoord van 6 maart blijkt dat in een tiental steden alle voorbereidingen voor een voordrachtstournee al genomen waren, en Spemann spreekt zijn ontgoocheling uit: ‘Aber da lässt sich nun nichts machen.’
De week daarop was Spemann in Vlaanderen; op 13 en 14 maart 1941 was hij bij Streuvels in Ingooigem. Luidens een door Spemann opgesteld verslag hebben ze het gehad over de roman Levensbloesem, waarover Spemann meent dat het feit dat de hoofdfiguur Lieveke op het eind ‘einen völlig degenerierten Mann heirate, für das heutige deutsche Empfinden untragbar’ is. Ze kunnen derhalve niet tot een besluit komen in verband met de vertaling. Ook hebben ze het nogmaals over een mogelijke ‘Vortragsreise’ gehad, en in de brief die Spemann op 18 juni schreef dringt hij nogmaals aan op zo'n ‘Deutschlandreise’, die Streuvels samen met Dina zou kunnen maken. In dezelfde brief ontvouwt de uitgever ook zijn plan om naar aanleiding van Streuvels' zeventigste verjaardag een ‘Streuvels-Buch’ uit te geven. Dit boek is inderdaad in de loop van 1941 bij Engelhorns Nachf. verschenen. Spemann zelf zorgde voor de vertaling van enkele bladzijden uit Streuvels' nog onvoltooide ‘Lebenserinnerungen’ (bladzijden die in 1942 in Heule verschijnen), en, samen met Streuvels' dochters Dina en Isa, voor de vertaling van Het glorierijke licht.Ga naar eindnoot34
Op 24 juni 1941 herhaalt Streuvels in verband met een ‘Deutschland-reise’ (voor het eerst in een brief aan Spemann in 't Nederlands): | |
[pagina 265]
| |
Ik ben nog immer van dezelfde meening: Ik voel mij zoo behagelijk ‘zu Hause’ vooral in dat heerlijk warme zomerweer! Ik zit ten ander in drukke bezigheden met nazien van drukproeven, en... de tijden zijn nog immer zoo onveilig om de huisgenooten alleen te laten: er wordt hier onbeschaamd gestolen bij nacht! Argumenten die hij in zijn brief van 26 juli herhaalt.
In de brief van 27 september 1941 waarin Spemann Streuvels gelukwenst met zijn zeventigste verjaardag (3 oktober 1941) lezen we: Sie dürfen sicher sein, lieber Herr Dr. Streuvels, daß das ganze geistige Deutschland an Ihrem Ehrentage Ihrer gedenkt. Es gibt heute keinen ernsthaften Bücherleser im deutschen Land, der Ihren Namen nicht kennt, [...]. Tijdens de oorlog wou Spemann een verzameld werk-uitgave van Streuvels in twee delen publiceren, maar door de bombardementen op Stuttgart werd in 1943 het zetsel en werden in 1944 de afgedrukte exemplaren van het werk vernietigd. Pas in 1945 konden de Ausgewählte Werke in zwei Bänden verschijnen.Ga naar eindnoot35 Hierin werd Der Flachsacker opgenomen in een vertaling van Anna Valeton. Op 11 augustus 1942 had Insel Verlag toestemming tot opname van de roman in de tweedelige uitgave bij Engelhorn gegeven. Met een brief van 26 juli 1949 droeg Insel het recht op uitgave van Der Flachsacker als afzonderlijke uitgave over op Engelhorn.Ga naar eindnoot36 In 1945 verscheen bij Engelhorn tevens de vertaling van De maanden (Die zwölf Monde) in een vertaling van Werner Ackermann.
De vertaling van Levensbloesem (Des Lebens Blütezeit) door Heinz Kövari daarentegen werd in 1949 bij Wiener Volksbuchverlag gepubliceerd. Op 15 oktober 1946 had Streuvels een brief geschreven naar Hans Müller, die handelde als ‘Custodian’ van Engelhorn Verlag - Spemann was voorlopig opzij gezetGa naar eindnoot37 -, waarin hij meedeelde dat hij in verband met Levensbloesem de Weense firma had | |
[pagina 266]
| |
gecontacteerd omdat hij geen nieuws meer had over de firma Engelhorn. In een schrijven van 15 december aan Müller meldt Streuvels dat na afsluiten van het contract in 1937, Spemann toch de vertaling niet aan wou omdat ‘Charakter der Personen im Verlauf der Handlung, nicht stimmten mit der Politischen Tendenz der Deutschen Zensur.’
Pas op 12 februari 1947 beantwoordt Hans Müller Streuvels' brief van 15 december: ‘Der Verlag war längere Zeit wegen Kohlenmangel geschlossen’. En we vernemen ook iets over het lot van de uitgeverij tijdens de oorlog: Der Engelhornverlag brannte bereits im Herbst 1944 bei einem Fliegerangriff auf Stuttgart aus. Ausser dem gesamten Inventar gingen dabei auch beträchtliche Bücherbestände verloren. Op 1 september 1947 laat Müller Streuvels weten dat er een overeenkomst met Wiener Volksbuchverlag is, en dat de uitgave van Levensbloesem voor Duitsland in Engelhorn Verlag zal verschijnen. In een brief van 16 september verzoekt hij Streuvels ‘geschäftliche Mitteilungen’ niet (meer) via Spemann te doen, vermits het nu zo is ‘dass Herr Dr. Spemann bis auf weiteres keinen irgendwie gearteten Einfluss auf die Verlagsleitung haben soll.’ Voorschrift van de ‘Militärregierung’. Op 30 september krijgt Streuvels een brief van Spemann waarin deze Streuvels vraagt een verklaring te ondertekenen ‘dass ich niemals bei Ihnen nationalsozialistische Propaganda getrieben habe, weder schriftlich noch mündlich bei meinen beiden Besuchen.’ Verklaring die luidens Spemanns bedankingsbrief van 22 oktober door Streuvels werd getekend.
Vanaf mei 1948 kon Spemann dan weer als directeur van Engelhorn Verlag optreden. In de loop van 1948 neemt Engelhorn Das Christkind over van uitgeverij Langen-Müller, die wordt geliquideerd.Ga naar eindnoot38 Op 19 november 1948 deelt Spemann Streuvels mee dat hij ‘ein Korrekturabzug’ van Kövari's vertaling van Des Lebens Blütezeit | |
[pagina 267]
| |
in handen heeft gekregen,Ga naar eindnoot39 en de vertaling goed vindt: ‘alle Bedenken, die vor 1945 gegen eine Veröffentlichung bestanden, fallen ja heute weg.’ Spemann kan dan op 16 mei 1949 melden dat de licentie voor ‘Des Lebens Blütezeit’ met Wiener Volksbuchverlag ondertekend is. Zoals gezegd verscheen Kövari's vertaling van Levensbloesem in 1949 in de Weense uitgeverij, en de titeluitgave in 1950 bij Engelhorn Verlag.Ga naar eindnoot40
Het mag duidelijk zijn dat er met name in de jaren dertig van de twintigste eeuw in Duitsland grote belangstelling was voor Streuvels' werk, dat vertaald en in grote oplagen gepubliceerd werd (cfr. b.v. Liebesspiel in Flandern (1936): 10.000 ex.; Die große Brücke: 5.000 ex. in 1938, 5.000 in 1940; Knecht Jan telt in 1938 20.000 exemplaren en ook van Der Flachsacker staat in 1940 de teller op 20.000!).Ga naar eindnoot41 In een land waarin de ‘boerenroman’ als een tegengewicht voor de stadsroman moest fungeren, is het begrijpelijk dat Streuvels' romans over het landleven in een Vlaamse omgeving ingang en verspreiding konden vinden.
In tal van Duitse recensies over Streuvels' werk wordt het aspect van ‘boerenroman’ beklemtoond, en worden Streuvels' romans gepercipieerd als stevig geworteld in het Vlaamse land en volk. Zo verschijnt in 1928 in het Berlijnse blad Die Neue Bücherschau een bespreking over Streuvels onder de titel ‘Ein Flämischer Bauerndichter’. Streuvels ‘schöpft den Stoff seiner Werke aus der Erde seiner Heimat und dem Leben der Menschen, die sie bevölkern.’Ga naar eindnoot42 Gelijkaardig taalgebruik vinden we nog veel meer in recensies uit de jaren dertig. Slechts een paar voorbeelden.
Een bespreking over Liebesspiel in Flandern, de Duitse vertaling van Minnehandel, verschijnt op 29 maart 1936 in de Weense Neue Freie Presse onder de titel ‘So leben die Bauern in Flandern’.Ga naar eindnoot43 En Joseph Antz spreekt in het Berlijnse blad Das Deutsche Wort [...] und Die Große Übersicht over Streuvels' ‘klassische Bauernromane’, over de ‘Dichtung der uns art- und sprachverwandten Flamen’ en over | |
[pagina 268]
| |
de Duitse interesse ‘den dichterischen Darstellungen des flämischen Volks- und Bauernlebens’.Ga naar eindnoot44 De recensies waarin de termen ‘Bauer-’ of ‘Heimat-’ in een of andere verbinding voorkomen zijn legio. Bij wijze van besluit nog één citaat uit Die Neue Literatur van november 1938: Lange ehe die große Welle der Bauernromane über uns hereinbrach, hat Streuvels das not- und sorgenvolle Leben des flämischen Bauern und Dörflers zum Inhalt eines reichen, mit hohem dichterischen Können gestalteten Werkes gemacht. [...]. In der volklichen Gebundenheit seines Werkes, das ganz im flämischen Boden verwurzelt ist, liegt die besondere Kraft seiner Wirkung über die Grenzen dieses heimatlichen Landes hinaus.Ga naar eindnoot45 We kunnen besluiten. De Streuvelscorrespondentie is van grote betekenis voor de context waarin het werk van Streuvels verscheen, voor de genese van zijn werk, voor de distributie en de receptie, ook van de vertalingen, voor de technische uitvoering ervan, voor de relatie met illustratoren en vertalers, voor verkoopcijfers en honoraria, voor de oorlogsomstandigheden waarmee auteur en uitgever geconfronteerd werden, etc. De uitgave ervan vormt, samen met de uitgave van het literair werk zelf, het noodzakelijk eresaluut dat we een van onze grootste Nederlandstalige auteurs verschuldigd zijn. |
|