Jaarboek 15 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2009. Stijn Streuvels en de Europese literatuur
(2010)– [tijdschrift] Jaarboek van het Stijn Streuvelsgenootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van seizoenarbeiders en andere nomaden.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het op. Tolstoj bleef voor hem evenwel een van de allergrootsten. Hij beschouwde hem als zijn ‘patroonheilige’ en erkende hem ‘als de grootste schrijver aller tijden [en] als mens, die tegenover zich zelven en tegenover de wereld [...] oprecht is geweest’ (Streuvels 1928a: 799-800). Tolstoj kreeg een prominente plaats in zijn bibliotheek, maar zijn belangstelling ging ook uit naar andere klassiekers, zowel uit de negentiende eeuw (Poesjkin, Toergenjev, Gogol, Korolenko, Dostojevski, Tsjechov), als uit de vroege twintigste eeuw (o.m. Gorki).Ga naar eind4 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Streuvels vertaaldToen Joos Florquin in 1968 opzoekingen deed in dat verband kreeg hij van de toenmalige Belgische ambassadeur in Moskou een opsomming van vijf Russische Streuvelspublicaties (Florquin 1971: 77). We citeren hier in extenso (hoewel schrijfwijze en bibliografie niet altijd correct zijn).
Andere bibliografische bronnen brachten nog twee titels aan het licht, wat een inventaris van zeven titels opleverdeGa naar eind5:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Snel bleken niet alle gegevens te kloppen. Zo moest de vertaling van De vlaschaard (Roemans & Van Assche 1972: 247) direct geschrapt worden, omdat er geen spoor van te vinden is in de Leninbibliotheek te Moskou (waar alle in Rusland gepubliceerde werken gedeponeerd worden). Hetzelfde geldt voor het verhaal ‘V vode’ (‘In 't water’, 1898), volgens Florquin verschenen in het eerste nummer van Krasnaja panorama, in 1928.Ga naar eind6 Dat tijdschrift bevindt zich in de Leninbiblioteek, maar noch in dat nummer, noch in de volgende - tot eind 1929 - is dat verhaal terug te vinden.Ga naar eind7 Toch is er wel een spoor van de vermoedelijke brontekst, waarover later meer bij de bespreking van het verhaal ‘De oogst’ (dat net als ‘In 't water’ opgenomen is in de bundel Zonnetij, 1900).
Dat herleidt de inventaris tot vijf titels, die allemaal geraadpleegd konden worden in de Leninbibliotheek:
Een eerste conclusie die in het oog springt is dat alle Russische Streuvelsvertalingen dateren van 1929, bij de aanvang van een cruciale periode in de sovjetgeschiedenis, die van de Stalinistische industrialisatie van het land, ingeleid (en betaald) door de collectivisering van de boeren. Het is die context die bepaald heeft hoe en waarom de Russische lezer met Streuvels heeft kunnen kennismaken, zoals het voorwoord bij de bundel Obezdolennye (Strëvel's 1929a)Ga naar eind8 illustreert: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Streuvels heeft zelf de harde leerschool gekend van de strijd om te overleven. De schrijver-autodidact is de zoon van een arme Vlaamse boer. Hij heeft alleen de lagere school doorlopen. Dan werd hij bakker, en het is alleen door zijn ongelooflijke wilskracht, zelfstudie en zijn natuurtalent dat hij een belangrijke plaats in de wereldliteratuur heeft kunnen veroveren (N.G. 1929: 3).Ga naar eind9 Het paste natuurlijk in het tijdsgewricht en in de ‘missie’ van uitgeverij Batrak (= De dagloner), om Streuvels een proletarische pedigree te geven, maar hij was niet echt de zoon van een keuterboertje. Het gezin Lateur was dan wel niet rijk, maar het behoorde toch tot de burgerij.Ga naar eind10 Bovendien ging Streuvels na de lagere school in Avelgem nog naar de kostschool, een periode in zijn leven die we niet mogen uitgommen, al was het maar omdat hij er niet bepaald gelukkig was. De toon van de Grote Sovjetencyclopedie (3de editie, uitgegeven tussen 1969 en 1978) is neutraler; er wordt vermeld dat Streuvels een Belg is die in het Vlaams schreef, de eerste schrijver die over de landarbeiders en hun zware arbeid schreef, dat zijn werk vrij pessimistisch is, doordrongen van humanisme, poëzie en lyrisme, en dat hij de psychologie van het kind gevoelig weergaf.
De vertaalde verhalen behoren tot het beste werk van Streuvels (zie tabel infra). Het zijn meestal pessimistische verhalen, indien niet door de inhoud of de toon, dan toch doordat de lezer beseft in welke uitzichtloze omstandigheden de personages gedoemd zijn hun leven te slijten. Die erbarmelijke sociale toestanden, die Streuvels zeer realistisch beschrijft, zijn natuurlijk de reden waarom de sovjets zijn werk apprecieerden. Alleen beseften ze niet hoe conservatief hij was, en hoezeer hij er ondanks zijn medelevenGa naar eind11 met zijn personages van overtuigd was dat alles en iedereen op zijn plaats moest blijven. In typisch sovjetjargon gaat de hierboven geciteerde N.G. verder: Streuvels toont zijn helden op het ogenblik dat het klassenbewustzijn bij hen zal doorbreken, maar hij durft | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet uit te spreken wat daarvan de onvermijdelijke consequentie is, revolutie. En hij sluit zijn inleiding af met de klassieke slogans, ‘de plattelandsproletariër in een kapitalistisch land moet tot de strijd bereid zijn, hij moet strijden, hij moet overwinnen en hij zal overwinnen’ (N.G. 1929: 5). Michail Sergeev daarentegen, die een goed gedocumenteerd artikel publiceerde over de Vlaamse literatuur en de bundel Batrak (met de vertaling van ‘De werkman’ - Strëvel's 1929b) inleidde, heeft Streuvels wel begrepen: Streuvels is geen revolutionair. In zijn werk vind je geen oproep tot de strijd. Zijn boeren hebben hoegenaamd geen klassenbewustzijn, maar zijn werk illustreert duidelijk het karakter van de klassenstrijd. Met al de kracht van zijn artistiek talent geselt de auteur meedogenloos de heersende sociale omstandigheden die verantwoordelijk zijn voor het tragische lot van zijn boeren (Sergeev 1929b: 8-9)Ga naar eind12. Er is dus sprake van een duidelijk tijdsgebonden ideologische interpretatie. Maar het onderzoek naar de Russische Streuvelsvertalingen wordt nog door andere tijdsgebonden obstakels bemoeilijkt. Het eerste daarvan is de moeilijk te traceren weg naar de bronteksten voor die vertalingen. Daarbij is het niet onbelangrijk te beseffen dat Rusland de Conventie van Bern over auteursrechten (1886) pas in 1992 heeft ondertekend. Noch Streuvels, noch zijn uitgevers hebben enige inspraak gehad bij het tot stand komen van die vertalingen. Een tweede obstakel is de taal. Streuvels schrijft in een eigen, streekgebonden taal, die voor een Nederlander al moeilijk te begrijpen is. Het zou dan ook een ongelooflijk wonder zijn als er in de jaren '20 een Russische vertaler gevonden werd die Streuvels' idioom perfect beheerste. De vermelding ‘vertaling uit het Vlaams’ mag daarom zeker niet letterlijk geïnterpreteerd worden. De brontekst moet in een ander taalgebied gezocht worden, wat betekent dat de Russische Streuvelsvertalingen via tussenvertalingen tot stand zijn gekomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Streuvels getrimd op sovjetmaatTwee bundels over misdeeldenDe drie verhalen, die in vertaling opgenomen werden in Obezdolennye (Strëvel's 1929a)Ga naar eind13, ‘Slenteren’ (1897), ‘'s Zondags’ (1895), ‘Een ongeluk’ (1896), zijn in het Nederlands eerst afzonderlijk in tijdschriften verschenen en kort daarna gebundeld in Lenteleven (1899), een bundel met dertien verhalen, geschreven tussen 1895 en 1899. Aangezien de bibliografen Roemans en Van Assche wel de vertalingen vermelden die in boekvorm zijn verschenen, maar niet alle publicaties van vertalingen in tijdschriftenGa naar eind14, is het bijna onbegonnen werk de brontekst van die drie vertalingen te achterhalen.Ga naar eind15
Batrak (Strëvel's 1929b), de tweede titel uit het ‘vertaallijstje’, is de vertaling van ‘De werkman’ (1913). Het blijkt hier ook om een vertaalbundel te gaan, met naast het titelverhaal nog vier verhalenGa naar eind16, waarvan er drie ook in de vorige bundel Obezdolennye voorkomen. Opmerkelijk is evenwel dat die vier met een andere titel en in een andere vorm worden gepresenteerd, hoewel ze door dezelfde N.A. Aleksandrov vertaald werden:
Wat de vertaling van ‘De werkman’ betreft, was het makkelijk de bron te situeren. Het verhaal was weliswaar al in 1917 vertaald naar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het DuitsGa naar eind17, maar hier werd duidelijk een beroep gedaan op een Franse vertaling. Binnenin lezen we namelijk dat het een vertaling ‘uit het Vlaams’ is van een werk van ‘Styn (sic) Streuvels’, met als titel, ‘L'ouvrier’ (!). Roemans en Van Assche situeren de Franse vertaling nochtans pas in 1932 (Roemans & Van Assche 1972: 104), zij hebben het dan wel over de publicatie in boekvorm. De Russische vertaling moet gebaseerd zijn op de publicatie van ‘L'ouvrier’ in het Franse linkse tijdschrift Monde, dat, zoals spoedig bleek, de ‘aanstichter’ was van de Streuvelsboom in Rusland. Monde was een ‘hebdomadaire d'information littéraire, artistique, scientifique, economique et sociale’, dat verscheen van 1928 tot 1935. De oprichter was Henri BarbusseGa naar eind18, zijn rechterhand een Belg, Augustin Habaru.Ga naar eind19 Het tijdschrift had duidelijke sympathieën voor het communisme, maar kan niet als de spreekbuis van de Sovjetunie beschouwd worden. Zo werd er veel aandacht besteed aan de Europese coöperatieve beweging en komen (Belgische) socialistische ‘reformisten’ als Emile Vandervelde of Hendrik de Man uitgebreid aan het woord. De Nederlandstalige cultuur was er ook goed vertegenwoordigd.Ga naar eind20 Al in het eerste nummer staat Streuvels vermeld bij de medewerkers, maar hij komt pas in het achtste nummer aan bod, bij de bespreking van de vertaling van De oogst. Daarin wordt hij door Habaru vergeleken met een van de coryfeeën van Monde, met name Gorki.
In het negende nummerGa naar eind21 begint de publicatie van L'ouvrier, verspreid over elf afleveringen.Ga naar eind22 In het voorwoord lezen we niets dan lof. Streuvels is, onder directe invloed van Gezelle, ‘een heel fijn waarnemer van de realiteit, [die] eerder aanleunt bij de grote Russische schrijvers (vooral Tolstoj) dan bij de Franse realisten’ (Habaru 1928b: 9). Habaru had Streuvels blijkbaar warm aanbevolen aan de kameraden van de Internationale vereniging van revolutionaire schrijvers, want naast De werkman werden nog verhalen naar het Russisch vertaald (MORP 1969: 257, zie ook Speliers 1994: 524). Voor die andere verhalen was het echter niet zo eenvoudig de brontekst de achterhalen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zeer snel bleek in dat verband de noodzaak om de Nederlandse met de Franse tekst van De werkman te vergelijken, omdat de Russische vertaling van Aleksandrov, op zijn zachtst gezegd, niet geslaagd is, waarbij de vraag rijst of dat wellicht aan Habaru lag. Diens vertalingGa naar eind23 is echter meer dan behoorlijk, Streuvels' taalparticularisme wordt door hem verbazend goed weergegeven. Wat bij Aleksandrovs vertaling vooral opvalt, is dat hij Streuvels' stijl ingrijpend verandert. Hij respecteert de alinea- en de zinsindeling niet, indirecte rede verandert hij bijna altijd in directe rede, bovendien bewijst hij voortdurend het Nederlands niet machtig te zijn.Ga naar eind24
Sommige foutieve vertalingen zijn te wijten aan het feit dat Aleksandrov ook met de Vlaamse cultuur niet vertrouwd is. Zo wordt ‘boer Clement’ (‘père Clement’) in het Russisch een pope, ‘vadertje’Ga naar eind25; een schotel koude pap (‘une casserole de pape froide’) wordt ‘een pan koude soep’; seizoenarbeiders die samen de campagne hadden meegemaakt (‘qui avaient ensemble fait la campagne’) zijn ‘samen op reis gegaan’; kennissen - volk van dezelfde stand, mensen met wie men opgegroeid is (‘gens de la même race’) worden ‘bekenden met dezelfde nationaliteit’. Andere fouten zijn het gevolg van een onvolmaakte kennis van het Frans of van slordigheid. ‘Het was de eerste herberg van het dorp’ (‘c'est le premier café du village’) wordt ‘Het beste café van het dorp!’, met uitroepteken. Zegt Streuvels over Ivo: ‘als een goede sul volgde hij zijn wijf’ (‘un brave type’), dan vertaalt Aleksandrov: ‘Ivo gehoorzaamde en moedig volgde hij zijn vrouw’, hij koos blijkbaar voor de eerste betekenis van ‘brave’, ‘koen, dapper, moedig’ en veronachtzaamde de tweede, wanneer ‘brave’, vóór een substantief of naam, ‘eerlijk, goed, simpel’ betekent. De metamorfose is nog sterker bij het citaat ‘[...] wilde de kerel [=Juul] zich sterk houden’ (‘le jeune gaillard’), waar Aleksandrov schrijft dat ‘het jonge meisje standvastig wilde blijven’.
De namen worden ook verhaspeld, bovendien zonder enige vorm van systematiek in transcriptie. Aleksandrov heeft overigens nog meer vreemde ingevingen. Zoals reeds opgemerkt worden drie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verhalen, door hem vertaald, tweemaal gepubliceerd, maar in gewijzigde vorm, te beginnen bij de titel (zie tabel). De meest plausibele reden is dat die ingrepen gebeurden omdat de uitgaven voor een verschillend publiek bestemd waren. Bij de bundel Strëvel's 1929a, uitgegeven als bijlage van de krant Batrak (De dagloner), wijzen zowel de inleiding (zie supra, citaat N.G.) als de weglatingen erop dat de uitgave bedoeld was voor een publiek dat nog maar pas het analfabetisme was ontgroeid en met eenvoudige, directe slogans benaderd werd, zonder nuancering, bij wijze van spreken zuiver didactisch. Die indruk wordt versterkt door de vertaling zelf.
Bij de andere verhalen lukte het niet de brontekst (of tussenvertaling) te achterhalen, maar ook daar vallen gelijkaardige weglatingen op. Bij ‘Slenteren’ verdwijnen in de versie Strëvel's 1929a al in de tweede alinea meer dan negen regels, waarin beschreven wordt hoe de man, een boom van een vent, van hofstee naar hofstee trekt en uiteindelijk in de stad belandt, waar hij ook geen werk vindt. Een overbodige beschrijving? Op een bepaald moment komt hij voorbij een restaurant, waar rijkelui dineren, en zijn hongerige maag schreeuwt om eten. Bij Streuvels staat: ‘Hij haastte zich weg’, in de versie Strëvel's 1929b werd dat correct vertaald. Op die scène volgt een tiental regels, waarin schooljongens de man bespotten, maar, schrijft Streuvels, ‘Hij bezag ze niet’, nog redelijk aanvaardbaar vertaald door ‘Hij bewoog niet’. In Strëvel's 1929a daarentegen schrapt Aleksandrov zijn vlucht en de spottende jongens en sluit hij op de restaurantscène aan met dat ‘Hij bewoog niet’, waardoor de indruk wordt gewekt dat de man zelfverzekerd naar de eters kijkt, in plaats van op de vlucht te slaan en bovendien nog bespot te worden door schoolkinderen. Ook het einde wordt gemanipuleerd. Streuvels vertelt hoe de agenten de man aanhouden, dan zelf niet goed weten wat te doen met die grote kerel, ze gaan met hem een borrel pakken en laten hem daarna gaan. Het verhaal eindigt met de regels: ‘“Maak je nu maar gauw uit de voeten en hou' per naast [=een volgende keer] je manieren!” Hij was | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weer buiten en slenterde voort langs de huizen.’ In Strëvel's 1929b vertaalt Aleksandrov de scène exact. In Strëvel's 1929a daarentegen laat hij na de arrestatie maar liefst zestien regels weg, bijna een halve bladzijde in een tekst die er amper drie telt! Waarschijnlijk paste de menselijke reactie van de agenten totaal niet bij de clichés over de kapitalistische wereld.
Bij het verhaal ‘'s Zondags’ werd alleen de titel gewijzigd, de tekst zelf is identiek. Maar ook hier vindt de lezer grote interpretatiefouten die des te meer verbazing wekken omdat er elders, bij woorden die in Streuvels' Volledig werk in voetnoot verklaard worden omdat ze gewestelijk zijn of verouderd, geen fouten worden gemaakt. Als de vertaler in staat is de specifieke benamingen voor de duivensoorten juist te vertalen, bijvoorbeeld, waarom vertaalt hij dan de ‘roggen boterham’ die de jongens als kind iedere dag op de boerderij kregen door ‘een homp wit brood’? Toch niet om aan Russische dagloners te vertellen dat hun Vlaamse collega's van de boerin wit brood krijgen?
De ingrepen die Aleksandrov aanbracht in de ‘vereenvoudigde’ versie van ‘Een ongeluk’ zwakken de tragiek van het verhaal aanzienlijk af en maken er een alledaagse anekdote van. Ook hier heeft hij de titel gewijzigd (zie tabel). Het motto, ontleend aan Montalembert, is weggevallen, terwijl het nochtans de onvermijdelijkeid van de noodlottige afloop typeert: ‘Il y a des malheurs qui arrivent d'un pas si lent et sûr qu'ils paraissent faire partie de la vie journalière’. Streuvels beschrijft bij de ontknoping het leed van de oude vrouw bij het lijk van haar zoon in aangrijpende bewoordingen en hij doet dat - tegen zijn gewoonte in - in een lange alinea die anderhalve pagina bestrijkt. In Strëvel's 1929b respecteert Aleksandrov de tekst min of meer, maar in Strëvel's 1929a vindt hij het halverwege de alinea welletjes en schrapt hij de ‘herhalingen’ (minstens dertien regels). Ook het einde wordt in Strëvel's 1929a sterk afgezwakt. Streuvels beschrijft hoe na de smart de woede komt, hoe de moeder niemand toestaat de jongen aan te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raken, hem met bovenmenselijke kracht optilt en naar huis draagt. Maar de ordehandhavers kunnen dat niet toelaten en brengen het lijk naar het dodenhuisje. Zo brengt Streuvels het leven van Homerische hoogten terug naar alledaagse proporties. Aleksandrov volgt hem in Strëvel's 1929b: de moeder zakt ineen en wordt weggedragen, de ploegbaas schreeuwt zijn mannen terug aan het werk, de omstaanders haasten zich weg ‘en dat prachtige gebouw, de glorie van een wereldstad, stond te pralen in de gillend witte middagzon, alsof er niets gebeurd ware’. In Strëvel's 1929a echter schrapt hij de laatste twee alinea's, vanaf de reactie van de ploegbaas... Zo wordt het fatum dat bij Streuvels domineert, voor de propaganda herleid tot de proporties van een harteloze ploegbaas.
Tot zover de inhoudelijke kritiek. Daarnaast valt op te merken dat de vertaling van ‘Een ongeluk’ in beide versies veel slordiger is dan die van de vorige verhalen, maar we weten niet of een tussenschakel bij de vertaling hieraan schuld heeft, dan wel Aleksandrov zelf. Voorbeelden zijn legio, ik breng er slechts enkele aan: ‘vuil’ betekent niet ‘rul’, ‘doorankerd’ niet ‘versierd’, ‘roerende beweging’ niet ‘lange beweging’, ‘keel’ niet ‘achterhoofd’, enzovoort.
Het vijfde verhaal in Strëvel's 1929b, ‘Jeugd’, het Streuvels verschijnen in 1905 en het werd in datzelfde jaar in de bundel Openlucht opgenomen. Volgens Roemans en Van Assche is het niet vertaald, maar het is, zoals eerder vermeld, niet uitgesloten dat het ooit in vertaling verschenen is in een tijdschrift. Het verhaal speelt zich af op een zwoele zomerdag en beschrijft de prille liefde tussen de molenaarszoon Hector en de boerenmeid Lieva. Beiden worden ze door hun preutse opvoeding ingetoomd, maar de speelse spanning tussen hen is al even voelbaar als het onweer dat in de lucht hangt. ‘Jeugd’ is het enige vreugdevolle verhaal van Streuvels dat in het Russisch vertaald werd. Hoewel de vertaling in haar totaliteit Streuvels niet verraadt, geldt hier nog meer dan voor de overige vertalingen de opmerking dat ze niet zorgvuldig is gebeurd. Sommige echt ‘moeilijke’ stukken zijn wel correct vertaald, bijvoor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beeld de tweede alinea, waaraan in het Volledig werk zeven verklarende voetnoten werden toegevoegd, dat is bijna één per regel. Op andere momenten blijkt dan weer overduidelijk dat de vertaler niet vertrouwd is met de mentaliteit en de tradities van de Vlaamse boeren, bijvoorbeeld wanneer Hector Lieves aandacht wil trekken, maar omdat het fatsoen hem niet toelaat haar rechtstreeks aan te spreken, roept hij naar zijn paard: ‘Juu! riep hij luidop naar zijn peerd en terwijl loerde hij bezijds, maar 't meisje wilde niet opkijken’ (cursief van HV). Bij Aleksandrov kijkt hij haar rechtstreeks aan, een vertaling die volledig voorbijgaat aan de fijngevoeligheid waarmee Streuvels de schroom van de jonge mensen probeert weer te geven.
Uit de bespreking van beide bundels, waarin Aleksandrov als vertaler wordt aangeduid, blijkt duidelijk dat zij zeker niet ‘uit het Vlaams’ zijn vertaald, en dat Aleksandrov bovendien sterk heeft ingegrepen in inhoud en structuur. Wij zijn er niet in geslaagd nog meer vertalingen van hem te traceren, ook niet uit het Frans. Het lijkt ons plausibel dat er, op basis van vermoedelijk Franse vertalingen in tijdschriften, voor beide bundels een politiek redacteur aan het werk is geweest, al dan niet onder het vertalerspseudoniem ‘Aleksandrov’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vertaling van ‘De oogst’De derde vertaling (Strëvel's 1929c)Ga naar eind26 is die van ‘De oogst’ (1900), volgens het colofon ook vertaald ‘uit het Vlaams’, maar dit keer door een vertaalster, K. Varsjavskaja.Ga naar eind27 Dit verhaal werd oorspronkelijk gepubliceerd in de bundel Zonnetij (1900), die al in 1903 werd vertaald in het Duits.Ga naar eind28 In 1928 kwam er een Franse versie vertaald door Georges Khnopff, met een voorwoord van Habaru. En zo zijn we weer bij Monde teruggekeerd. De vertaling van Khnopff, de brontekst van de Russische vertaling, is adequaat, op enkele te verwaarlozen details na.Ga naar eind29 De Russische vertaling daar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
entegen is ronduit slecht en slordig. De vertaalster wou blijkbaar nog beeldrijker zijn dan Streuvels zelf. Zij laat haar fantasie de vrije loop in toevoegingen, antonimische vertalingen, overdrijvingen, meervouden in plaats van enkelvouden, enzovoort. Zij verandert lukraak de zinsconstructies, grijpt in bij de alinea-indeling, vervangt indirecte rede door directe, kort bepaalde passages in, enz. Een korte bloemlezing van ‘kleine’ fouten: namen worden haast systematisch verhaspeld; ‘de heldere mane’ wordt ‘de maansikkel, die zich vasthaakt’, ‘kollebloemen’ (klaprozen) worden ‘dubbele petunia's’, ‘peerdengetrappel’ verandert in ‘het gehinnik van de paarden’, een ‘stil woord’ wordt ‘gebiedend’, ‘een emmer water’ ‘volle emmers’; ‘lachen zou ze niet’ wordt ‘ja, ze zou hem ongetwijfeld uitlachen’; ‘de zilvermunt gereed opengeteld’ (Khnopff: ‘les pièces d'argent comptées’) wordt ‘bedolven onder het papiergeld’, een ‘pintje’ wordt ‘wijn’ enzovoort.Ga naar eind30 Als laatste voorbeeld een beschrijving die totaal verkeerd begrepen wordt en dan maar moraliserend wordt aangevuld: ‘[...] en dat rood van de zon achter de tronken... 't scheen wel alsof ze er voor eeuwig moest blijven hangen’ wordt vertaald als ‘en die scharlaken streep, de schaduw van de boomstammen... Nee, daar zou hij niet zo vroeg slapengaan, de dagen zouden niet zo zinloos verstrijken, een na een’Ga naar eind31. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Misbruikte fragmentenMet de laatste twee vertalingen uit het lijstje is het helemaal treurig gesteld. Nochtans verschenen ze in een kwalitatief hoogstaand tijdschrift, het geïllustreerde, literair-artistieke tijdschrift Prozjektor dat tussen 1923 en 1935 uitgegeven werd door de Pravda. Daarin publiceerden zowat alle belangrijke satirische en humoristische auteurs en karikaturisten van die periode hun kritiek op overheid en partij door middel van bijdragen over de problemen uit het moeilijke dagelijkse bestaan van arbeiders en boeren. Het blad werd o.m. geleid door N. Boecharin en A. Voronski, niet de min- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sten onder de bolsjevistische intellectuelen (ten minste, tot ook zij geliquideerd werden door Stalin).
Het fragment uit Minnehandel I (1903) kreeg in het Russisch de titel ‘Moeders’ (Strëvel's 1929d). Er wordt niet vermeld wie de vertaler is, noch uit welke taal het vertaald is. Eigenlijk gaat het hier niet eens om een vertaling, ook niet om een navertelling, maar om een nieuw verhaal waarvoor enkele fragmenten van Streuvels ‘misbruikt’ zijn. De Russische tekst vergelijken met de originele versie heeft geen zin. Op het vlak van de anekdote komt de Russische tekst grosso modo overeen met een fragment van zowat zes pagina's van de vijfhonderd in de originele tekst en zelfs daar komen slechts 87 regels van de 211 plusminus overeen met Streuvels' tekst. Het laatste deel (een zestigtal regels) is een soort dialoog die de voorgeschiedenis uit de doeken doet. Maar voor de rest heeft dit verhaal weinig met Streuvels te maken.
Iets soortgelijks, maar minder ingrijpend doet zich voor bij Strëvel's 1929e. Dit fragment is gebaseerd op ‘In de dop’, het eerste hoofdstuk uit Prutske (1922). Hier blijkt iets merkwaardigs aan de hand te zijn. Naast de Russische titel (en uitgave) die Florquin vermeldt (Florquin 1971: 77), geeft Scheltjens een tweede titel, die lichtjes verschilt van de eerste (Scheltjens 2003: 238-239).Ga naar eind32 Die titel is ook in 1929 verschenen, in een literaire publicatie waarover wij het al hebben gehad in verband met ‘De oogst’, nl. de bloemlezing gewijd aan internationale proletarische literatuur, in de redactie van de gerenommeerde vertaler en dichter D.I. Vygodski.Ga naar eind33 Via de ‘littérature prolétarienne’ is opnieuw de link gelegd met Monde en Habaru.
Beide titels verschillen zowel syntactisch als lexicaal. Ik geef ze weer in een eigen vertaling: ‘Het kleine Prutske en de grote oorlog’ (Strëvel's 1929e) versus ‘Het kleine Prutske in de grote oorlog’ (Scheltjens). In mijn (her) ver taling is niet alleen het (te verwaarlozen) verschil in de Russische orthografie van ‘Prutske’ verdwenen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar ook de connotatief verschillende vertaling van het begrip ‘de grote oorlog’. In Strëvel's 1929e valt de (neutrale) antonymie klein-groot op, in de titel bij Scheltjens wordt de Russische collocatie gebruikt die standaard is voor de Eerste Wereldoorlog (cf. La Grande Guerre). Bovendien is de vertaler bij Strëvel's 1929e niet bekend (alleen de illustrator, K. Elisejev, wordt bij naam genoemd), bij Scheltjens treedt de vertaler, Izabella Grinberg, wel uit de anonimiteit.Ga naar eind34 Bij ons onderzoek was het niet mogelijk na te gaan of één dan wel beide vertalingen van Grinbergs hand zijn, vandaar dat onze bevindingen in verband met de vertaling van Prutske alleen opgaan voor Strëvel's 1929e.
Weer rijst de vraag welke bron de (al dan niet anonieme) vertaler heeft gebruikt. Prutske (1922) werd pas in 1934 in het Frans vertaald (Poucette), in 1935 in het Duits (Prütske) (Florquin 1971: 95; Roemans & Van Assche 1972: 105-106). Het is dus zeker niet op die vertaling dat Grinberg (gezien haar profiel als vertaler uit het Duits) zich heeft kunnen baseren, aangezien haar vertaling eerder is verschenen (1929). De conclusie kan niet anders zijn dan dat de vertaler Vlaams kende, of - veel plausibeler - dat er vóór 1929 een vertaling in een tijdschrift (taal ons onbekend) is verschenen. In ieder geval kan men bij de Russische ‘Prutske’ (Strëvel's 1929e, vertaler onbekend) niet echt spreken van een ‘vertaling’. Het verband met de brontekst is helemaal zoek. De vertaler heeft alle alinea's die met oorlog te maken hebben, uit het verhaal gelicht en gebundeld, maar heeft de tekst die overbleef vrij getrouw gevolgd. Zo is ‘Prutske’ herleid tot een vijftal bladzijden in plaats van de oorspronkelijke zeventien. Fragmenten over de leergierigheid of de speelsheid van het kind zijn geschrapt, net zo goed als de laatste twee bladzijden, die vertellen hoe Prutske geen onderscheid maakt tussen ‘vriend’ en ‘vijand’, en na de bevrijding haar spel verder zet met de ingekwartierde Engelse generaal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Streuvels vertaaltIn het tweede luik van deze Streuvelsstudie besteden wij aandacht aan Streuvels' activiteiten als vertaler, meer bepaald uit het Russisch. Waarbij dit laatste onmiddellijk gecorrigeerd moet worden: hij kende onvoldoende Russisch om het origineel te kunnen lezen, hij kon het zeker niet stellen zonder een tussenvertaling.
Van de Russische klassieken vertaalde Streuvels vooral de door hem felbewonderde Tolstoj.Ga naar eind35 Hij begon in 1901 al aan de vertaling van Vertellingen van Tolstoï (1902).Ga naar eind36 Daarna volgde Geluk in het huishouden (1903)Ga naar eind37, naar eigen zeggen ‘als oefening om in luiheid niet te vallen’,Ga naar eind38 maar ongetwijfeld nog veel meer omdat Tolstojs visie op het huwelijk hem bijzonder aansprak. In zijn herinneringen schreef hij over zijn huwelijk met Alida Staelens dat zij de een voor de ander zouden leven in wederzijds vertrouwen, met ‘vrijheid van handelen ieder op zijn domein [...] iets in de aard gelijk Tolstoï dat zoo schoon uiteenzet en voorhoudt in zijn Huwelijksroman dien ik toen reeds vertaald had’.Ga naar eind39 In 1908 verscheen nog een bundel, Twee vertellingen.Ga naar eind40 Jaren later vertaalde hij Tolstojs briefwisseling met zijn dochter Marija, Vader en dochter (1928).Ga naar eind41
Eind 1931 koesterde Streuvels het plan om een nieuwe reeks vertalingen te starten, bestaande uit drie Russische, drie Duitse, drie Franse en drie Engelse novellen.Ga naar eind42 Streuvels' vriend Emmanuel De Bom, een groot bewonderaar van de Russische literatuur, had Gorki bezocht in Sorrento in 1927 en had hem gesproken over Streuvels (zoals blijkt uit hun daaropvolgende correspondentieGa naar eind43). Van zijn kant bewonderde Streuvels het werk van zijn Russische tijdgenoot, met wie hij meer dan eens vergeleken werd.Ga naar eind44 Toen De Bom hem aanspoorde om Gorki te vertalen, antwoordde Streuvels positief, ‘[Ik] denk vooral aan zijn kleinere stukjes, waaruit ik een keus zou doen om één bundel te vormen, bv. Malwa, De oude Tsergil e.a.’ (18-10-1927 - Speliers 1994: 521).Ga naar eind45 Via De Bom gaf Gorki aan Streuvels de toelating om het eerste verhaal te verta- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len en zond hij hem een foto met opdracht. Streuvels koos voor zijn vertaalbundel (Streuvels 1932a) nog twee andere verhalen, ‘De zwarte Arabier’ van Michail Prisjvin en ‘Koekoek’ van Sergej Sergejev-Tsenski. De bundel Drie Russische novellen (Streuvels 1932a), verscheen in 1932 bij de uitgeverij RegenboogGa naar eind46, een eenmansbedrijfje, opgericht door Lode Rigouts, dat bekend stond als een ‘resoluut anti-traditionalistische, ook naar de vormgeving moderne’ uitgeverij (Simons 1987: 107).Ga naar eind47
In de literatuur is niet terug te vinden waarom Streuvels die keuze maakte, maar onderzoek in zijn bibliotheek leverde wel resultaat op. Gorki's verhaal was er aanwezig in meerdere uitgaven, de beide andere verhalen alleen in de bundel Neue Russische Erzähler, samengesteld en vertaald door Alexander Eliasberg.Ga naar eind48 Waarom Streuvels daaruit precies de verhalen van de in het Westen nauwelijks bekende PrisjvinGa naar eind49 en Sergejev-TsenskiGa naar eind50 koos, was niet te achterhalen. In zijn bibliotheekexemplaar staat een potloodstreep naast de korte biografische notitie over Prisjvin - een magere blijk van interesse. Maar dat streepje volstond voor ons om Prisjvins verhaal, ‘De zwarte Arabier’, te kiezen als focus voor het onderzoek naar Streuvels' prestaties als vertaler van Russische literatuur (zij het dat hij dat dan wel deed via een Duitse tussenvertaling).Ga naar eind51 ‘De zwarte Arabier’ is niet Prisjvins literaire debuut. Hij werd bekend door verhalen over zijn Karelische reizen (in 1906 en 1907).Ga naar eind52 Daarin vond hij zijn eigen stijl: een rijk gedocumenteerd reisverhaal (in dit geval over oudgelovigen, over vissers en jagers), verweven met sprookjeselementen en lyrische natuurbeschrijvingen. Nog steeds gedreven door zijn belangstelling voor de oudgelovigen reisde hij in 1908 naar de Volga en de Vetluga, wat opnieuw een typisch Prisjviniaans reisverhaal opleverde. De volgende reis bracht hem naar Kirgizië, in 1909. Die reis maakte Prisjvin in opdracht van de krant Roesskie vedomosti, waarvoor hij artikels schreef over de gevolgen van Stolypins ingrijpende landbouwhervormingen, over Russische volksverhuizers, op zoek naar land, en Kirgizische nomaden, die gedwongen werden hun idyl- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lische bestaan te ruilen voor een sedentair leven.Ga naar eind53 Daarnaast verwerkte hij dat ‘prozaïsche’ materiaal tot een ‘poëma’, ‘De zwarte Arabier’,Ga naar eind54 gepubliceerd in het tijdschrift Roesskaja mysl in 1910.
Het verhaal is een voorbeeld van de typische manier waarop Prisjvin zijn journalistieke materiaal ordent, het structureert in concentrische cirkels rond één centraal thema en het vervolgens benadert vanuit één focus. In ‘De zwarte Arabier’ is dat het Lange Oor, de naam die de nomaden geven aan de manier waarop het nieuws zich al eeuwenlang van mens tot mens, van dier tot dier, van ster tot ster, door de steppe verspreidt. Bij iedere ontmoeting gonst het door de steppe: ‘Wat is er zoal gebeurd?’. In het verhaal antwoordt het Lange Oor: ‘Een zwarte Arabier uit Mekka rijdt zwijgend door de steppe’.Ga naar eind55
Wellicht vond Streuvels in Prisjvin, zij het onbewust, een verwante ziel; beiden koesteren immers hetzelfde pantheïstische natuurgevoel, zonder evenwel de natuur te romantiseren. Ook Prisjvin zag met lede ogen hoe de natuur in de verdrukking kwam door de moderne maatschappij, maar hij was minder pessimistisch dan Streuvels, minder fatalistisch ook. Hij schreef het poëma ‘De zwarte Arabier’, omdat hij hierin, meer dan in een krantenverslag, helemaal kon opgaan in de gevoelens die de steppe bij hem oproept, een landschap ‘waarin indrukken belangrijker worden dan feiten’ (Prišvin VIII/53). Dit sluit heel dicht aan bij Streuvels' visie op het schrijverschap. In zijn debuutjaren werd hem vaak verweten een volgeling van de Franse naturalisten te zijn, en hij had duidelijk de behoefte zich in te dekken tegen dit verwijt. Hij vond ze ‘veel, veel te fotografisch!’ en was van mening dat ‘er moet gevoelen en vooral symbolisme en lyrisme zijn in de kunst’ (Speliers 1994: 14). Prisjvin van zijn kant schreef in 1933 dat een verhaal drie facetten moet hebben: het moet feiten én poëzie bevatten, het moet zoeken naar waarheid, en dat allemaal kan de schrijver bereiken door de wereld rondom zich met liefdevolle aandacht te observeren, alsof die een deel van hemzelf was (Prišvin III/6). Die opvatting | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over het realisme staat heel dicht bij Streuvels. Ongetwijfeld heeft ‘De zwarte Arabier’ precies door Prisjvins ‘liefdevolle aandacht’ indruk op hem gemaakt.
Maar er is nog een intrigerende reden om precies ‘De zwarte Arabier’ te kiezen als focus voor ons onderzoek. In 1939, dus enkele jaren na Streuvels' vertaling, verscheen van Prisjvin in het Nederlands een bundel met vier verhalen, met als titel De zwarte Arabier, en vertaald door de Nederlander H.J. Been. Dat is opmerkelijk vreemd voor een auteur die (tot op heden) in het buitenland zo goed als onbekend is, terwijl hij in Rusland nog steeds gewaardeerd en geliefd wordt. Bovendien valt het op dat ook die vertaling in Vlaanderen is verschenen, bovendien bij een kleine uitgeverij, ‘Het Kompas’, die eveneens uitblonk door de kwaliteit van het fonds en de zorg die zij aan de uitgaven besteedde. In tegenstelling tot de meeste andere Vlaamse uitgeverijen nam ‘Het Kompas’ een relatief groot aantal vertalingen op, ongeveer 30% van haar fonds. Een van haar meest succesrijke initiatieven was de ‘Feniksreeks’, waarin jaarlijks vijf tot zes belangrijke literaire werken werden uitgegeven, verkocht voor een betaalbare prijs (Simons 1987: 115-121). Op iets meer dan honderd titels telde de ‘Feniksreeks’ twaalf Russische werken.Ga naar eind56 In de brochure bij de zesde reeks werd Prisjvin aan de lezers voorgesteld als ‘een auteur, van wien vrijwel niemand zal hebben gehoord’ (Boeken 1939).Ga naar eind57 De uitgever vond de keuze evenwel terecht, omdat Prisjvin een ‘uiterst merkwaardig, origineel en humoristisch’ schrijver was en omdat hij twee ‘eminente peters had, Stijn Streuvels en Knut Hamsun’. Als pluspunt vermeldde hij verder dat in Prisjvins werk ‘geen politiek [voorkomt], geen duisternis, geen ellenlange overpeinzingen en gesprekken, geen pessimisme, geen vloed van moeilijke namen’ (Boeken 1939). Wat nog maar eens aangeeft hoe men de Russische literatuur zag, en vaak nog ziet.
Typerend voor ‘Het Kompas’ was ook dat de uitgeverij koos voor vertalingen, gemaakt in Nederland, wat niet evident was, want | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die waren duurder. Bepaalde andere Vlaamse uitgeverijen kozen systematisch voor Vlaamse vertalingen, omdat - zoals een van hen zei - ‘[Nederlandse] bestaande vertalingen vaak niet stroken met den romantischen aard van ons volk’ (Simons 1987: 113). In die context is het naast elkaar leggen van een Vlaamse (van de hand van Stijn Streuvels) en een Nederlandse vertaling (door H.J. Been) zeker boeiend. Over de vertaler Been hebben we verder weinig kunnen achterhalen - wat helaas al te vaak het lot is van vertalers. In de Feniksreeks zijn er wel nog twee vertalingen uit het Russisch van hem verschenen: een bundel verhalen van Tsjechov en De dubbelganger van Dostojevski.Ga naar eind58
Voor een vertaalkritische vergelijking komt alleen het titelverhaal ‘De zwarte Arabier’ in aanmerking, het enige dat in beide bundels voorkomt. Het tweede verhaal dat Been heeft vertaald, ‘Zonnige nachten’, komt uit het relaas over Prisjvins tweede Karelische reis.Ga naar eind59 Het derde, ‘Het kruis in het woud’, verhaalt over zijn reis naar de Volga, naar Kitezj, de heilige plaats van de oudgelovigen.Ga naar eind60 Het laatste, ‘Het beest van Kroetojar’, behoort tot zijn ‘symbolistische’ verhalen en is volgens de Russische literatuurhistoricus Mirsky een van de verhalen die Prisjvin ‘een ereplaats bezorgen onder de schrijvers’.Ga naar eind61
Op welke brontekst Streuvels zich heeft gebaseerd is al aangegeven: de Duitse vertaling van Eliasberg, met wie Prisjvin trouwens jarenlang een vriendschappelijke correspondentie heeft gevoerd. Blijft de vraag naar de Russische brontekst(en) die Eliasberg (in 1920) en Been (in 1939) hebben gebruikt. Zoals Prisjvin (evenals vele Russische auteurs) zo vaak deed, veranderde hij bij ‘De zwarte Arabier’ meer dan eens de samenstelling. Wanneer het verhaal opgenomen werd in een bundel of in een van de Verzamelde werken, voegde hij een hoofdstuk toe of schrapte hij dat dan weer. Die gewoonte, die een onderzoeker soms tot wanhoop kan brengen, levert hier een pluspunt op: zo kan met vrij grote zekerheid vastgesteld worden welke bron bij de vertalingen werd gebruikt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel Prisjvin de opbouw van ‘De zwarte Arabier’ heeft gewijzigd, is de tekst zelf onveranderd gebleven.
In de laatste door Prisjvin geautoriseerde Russische versie telt ‘De zwarte Arabier’ zes episoden, alleen zijn dat niet helemaal dezelfde als in de versie die in de jaren dertig circuleerde. Het beginstukje van toen is verdwenen, er is er een bijgevoegd, terwijl het laatste werd omgedoopt tot ‘De zwarte Arabier’, wat oorspronkelijk de benaming was van de hele bundel.Ga naar eind62 Beens vertaling bevat zes episoden: ‘De witte paal’, ‘Het lange oor’, ‘De bles’, ‘De weerwolf’, ‘Wolven en schapen’, ‘Bij de tsaar van de steppe’ (Prisjwin 1939: 7-60). Te oordelen naar de opeenvolging en de titel van de episoden heeft Been de versie gebruikt uit de (eerste publicatie van de) Verzamelde werken uit 1912-1914 (Russkie 1964: 685). Bovendien is die uitgave de enige die ook de andere verhalen bevat uit Beens vertaling: ‘Zonnige nachten’, ‘Het kruis in het woud’ en ‘Het dier van Kroetojar’ (Prisjwin 1939: 63-119, 123-142, 145-192).
Streuvels' vertaling (gebaseerd op Eliasberg) heeft slechts vier van die episoden: ‘De witte paal’, ‘Het lange oor’, ‘De weerwolf’, ‘Bij de tsaar van de steppe’ (Streuvels 1932a: 7-49). Aangezien Eliasbergs vertaling verschenen is in 1920, kan met vrij grote zekerheid gesteld worden dat ook Eliasberg zich gebaseerd heeft op de eerste publicatie in Roesskaja mysl, die daarna integraal is overgenomen in de Verzamelde werken van 1912-1914 (Prišvin 1/811). Waarom er enkele episoden weggevallen zijn bij de vertaling is niet te achterhalen. Maar zoals eerder vermeld, blijft de tekst dezelfde tot en met de laatste versie die door de auteur, kort voor zijn dood, persklaar werd gemaakt, tenminste als men de gewijzigde opbouw buiten beschouwing laat. Dit maakt het mogelijk om de teksten van Prisjvin, Eliasberg, Streuvels en Been met elkaar te vergelijken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De steppe is een gonzend levend wezenEen eerste vaststelling is dat de vertaling van Been weinig onder de tijd heeft geleden, de lezer moet wel even wennen aan de spelling. Streuvels' vertaling daarentegen doet om twee redenen soms stroef aan. Ten eerste lijkt dat aan Streuvels' stijl zelf te liggen, die vaak verouderd aandoet en nogal overladen, ten tweede voelt de lezer bijna de hele tijd de aanwezigheid van de Duitse tekst.
Slechts enkele fouten (die alleen opvallen door die vergelijking) zijn te wijten aan Streuvels' verkeerde vertaling van de Duitse tekst. Citaat 1-2Ga naar eind63: Wellicht heeft Streuvels ‘zeigen’ verkeerd begrepen, en ‘weis’ met ‘weiss’ verward.
Soms is Streuvels' vertaling sprekender dan die van Been, vooral bij sfeerbeelden, waar lexicale en stilistische vertaalkeuzes van groot belang zijn. Al bij het begin is er een treffend voorbeeld, met name als het ‘Lange Oor’ wordt geïntroduceerd, bij de begroeting van de Kirgizische nomaden. Daar duikt meteen het leidmotief op dat Prisjvin in het hele verhaal aanhoudt. Been klampt zich in die passage (als een beginneling) vast aan de oorspronkelijke Russische constructie, terwijl Streuvels met dezelfde lexicale middelen in een andere woordvolgorde, de repetitieve muzikaliteit van het leidmotief behoudt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Citaat 3Ga naar eind64: Ook bij het bezoek aan de ‘tsaar van de steppe’ treft Streuvels de sfeer in zijn woordkeuze, wanneer hij de list beschrijft die de herders gebruiken bij het melken. Prisjvin gebruikt daarvoor een gerundium dat op gelijktijdigheid wijst met molken, van een werkwoord dat betekent bedriegen, misleiden, beetnemen, iemand iets wijsmaken: Citaat 4Ga naar eind65: Maar veel vaker is het de Been-vertaling die dichter bij de geest en de vlotheid van Prisjvins dialogen blijft. In het volgende citaat maakt Prisjvin kennis met zijn Kirgizische gids, die hem bevalt door zijn openhartigheid en zijn poëtische eenvoud. De woordenschat is beperkt, zoals wanneer je praat met iemand die je taal niet zo goed beheerst. De toon is ongedwongen, met een in het Russisch informele, directe tweede persoon enkelvoud. Het gaat hier niet zozeer om het gebruik van jij / gij of Streuvels' regionaal taalgebruik, maar om register, om woordkeuze en stijl, die bij Streuvels verhevener en hortender zijn dan Prisjvin bedoelde (zie ook begin citaat 4): Citaat 5Ga naar eind66: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn zuiver! zegde Isak, mijn toekomstige taalman, reisgenoot en vriend. [...] Ge moet mij gelooven, beste, verzocht hij me. Een ander zou boffen en zeggen: ‘zoo en zoo is mijn peerd!’ maar dat is mijne gewoonte niet. [...] We kregen weldra accoord. Een van de mooiste scènes is het moment waarop de zwarte Arabier - Prisjvin - eindelijk het misverstand opklaart en zegt dat hij een Rus is en uit Petersburg komt. De Kirgiezen kijken hem vol ongeloof aan, zij kunnen zich daar niets bij voorstellen en proberen naar gelijkenissen te zoeken die voor hen geruststellend zijn. Gelukkig blijkt de vreemdeling ook een vader te hebben, en een moeder, en een ‘tent’, en dan volgt de hamvraag: ‘Zijn er ook schapen in Petersburg?’ Prisjvins antwoord (citaat 6) lokt een explosie van hilariteit uit die hij even plastisch schetst als Ilja Repin op zijn beroemde schilderij over de briefschrijvende kozakken. Bij de vertaling van Been is ook de huidige lezer niet verbaasd over de uitbundige reactie van de Kirgiezen, bij Streuvels echter gaat het effect verloren. Zijn vertaling brengt de ongekunsteldheid en de eenvoudige taal en intonatie waarmee Prisjvin de kloof tussen twee werelden dicht, niet (meer) tot leven. Citaat 6Ga naar eind67: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om een zo poëtisch, precies en terzelfder tijd genuanceerd taalgebruik als dat van Prisjvin te vertalen, moet de vertaler zeer behoedzaam iedere verschuiving van register aanvoelen en weergeven, liefst zonder iets toe te voegen, zonder bij te kleuren. In één geval overtreedt Been dat principe, met name bij de vertaling van Prisjvins gebalde Pusto! (= Leeg! Prišvin 1/505): Leeg is het, wijde eenzame leegte! Maar zijn vertaalkeuze geeft een beter idee van het ontzag dat de steppe inboezemt dan Streuvels' Het is ledig! (cf. Eliasberg: Es ist leer!). Een zeldzame keer is het eerder Been die de tekst onnodig kleurt, met ‘strijkages’ in plaats van het neutrale ‘buigingen’: Citaat7Ga naar eind68: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conclusie‘Van alle vertalingen die van zijn boeken verschijnen, verbetert de auteur de drukproeven zelf’, aldus Florquin, maar niet die van ‘achter het IJzeren Gordijn’, omdat Rusland ‘teksten drukt zonder de schrijver er honorarium voor te betalen’. Op het eerste gezicht is er in die uitspraak geen (dieperliggende) oorzaak-gevolg relatie te ontwaren, behalve als men ze interpreteert als een uiting van Streuvels' (niet onterechte) humeurigheid over het feit dat hij bij het bezoek aan een boekententoonstelling in Praag ‘Russische, Estlandse en Litouwse vertalingen zag van (z)ijn werken. Ik heb er zelfs geen eksemplaar van mogen meenemen!’ (Florquin 1974: 72-73). Ongetwijfeld was Streuvels op de hoogte van het feit dat hij in het Russisch was vertaald, door zijn contacten met Monde, meer bepaald met Augustin Habaru, die hem vanaf 1928 niet alleen zelf vertaalde en introduceerde bij de Franse (linkse) lezer, maar ook ervoor zorgde dat er onmiddellijk daarna, in 1929, van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een ‘Streuvels-boom’ sprake kon zijn in de Sovjetunie (zie ook Speliers 1994: 498, 520, 524, 572). Maar het is zeker mogelijk dat hij geen exemplaren (en geen honorarium) in handen kreeg van de tijdschriften of bundels waarin zijn werk is verschenen.
Door Habaru en Monde is Streuvels in de Sovjetunie impliciet geïntroduceerd als een vertegenwoordiger van de ‘littérature prolétarienne’. Dankzij diezelfde Habaru had Streuvels helemaal niet te klagen over de keuze van wat vertaald werd, of over het medium waarin die keuze verschenen is. Maar wat de kwaliteit van de vertalingen betreft, mag hij zelfs blij zijn dat hij er niet van op de hoogte was, want er is hem zo heel wat ergernis bespaard gebleven, te meer omdat vertalingen bij hem ‘sowieso voor maagstoornissen zorgen’ (Speliers 1994: 570). De twee bundels, die samen de vertalingen van vijf verhalen bevatten, evenals de drie losstaande vertalingen worden voorgesteld als vertalingen ‘uit het Vlaams’, maar het is duidelijk dat dit niet het geval is. Streuvels' werk is via tussenvertalingen in Rusland geïntroduceerd. Van slechts twee verhalen, De werkman en De oogst, kunnen wij bewijzen dat zij via de Franse versie in Monde zijn vertaald. Van de overige is het zeer waarschijnlijk dat ook zij via een Franse tussenvertaling tot stand zijn gekomen; bij de bewerking van Prutske is, bij de versie waar Grinberg als vertaler wordt aangegeven, een Duitse tussenvertaling niet volledig uitgesloten. Bij vijf verhalen (in de twee bundels) is Aleksandrov de vertaler, ‘De oogst’ is vertaald door Varsjavskaja, maar van geen van beiden hebben wij nog andere vertalingen uit het Vlaams / Nederlands kunnen vinden. Van Varsjavskaja hebben wij nog twee vertalingen uit het Frans gevonden, uit dezelfde periode, van Aleksandrov helemaal niets, wat het vermoeden wekt dat achter die naam eerder een politiek redacteur dan een vertaler schuilgaat.
Het lijkt voor een Russisch neerlandicus een mooie uitdaging om Streuvels opnieuw bij een ruimer publiek te introduceren. Zoals uit deze studie blijkt, zou men hem of haar evenwel moeten aan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raden de vertalingen van Aleksandrov op zijn minst zeer kritisch te bekijken, en die van Varsjavskaja en de andere (al dan niet anonieme ‘vertalers’) gewoon te vergeten.
Uitspraken die we in deze studie doen over Streuvels als vertaler ‘uit het Russisch’ zijn gebaseerd op de vertaalanalyse van dat ene verhaal, ‘De zwarte Arabier’ van Prisjvin, maar het is ongetwijfeld exemplarisch voor zijn andere ‘Russische’ vertalingen. Vertalen beschouwde Streuvels als een stijloefening, als een middel om in tijden van creatieve crisis zijn vaardigheden soepel te houden en daarnaast ook als bron van inkomsten. Zoals gezegd kende Streuvels omzeggens geen Russisch en heeft hij telkens een tussenvertaling gebruikt. Nu was vertalen via een tussenvertaling vroeger een vrij normaal verschijnsel, maar vandaag is zoiets in de regel ‘not done’, tenzij in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij exotische talen als Japans of Chinees (maar ook daar gebeurt het minder en minder). Een andere zaak is het, bijvoorbeeld, wanneer een schrijver als Hugo Claus of Tom Lanoye gevraagd zou worden om Sofocles te vertalen en zij dat zouden doen via een Engelse of Franse vertaling. Dergelijke hertalingen worden beschouwd als nieuw gecreëerd literair werk. Dat is niet het geval (noch de bedoeling) bij Streuvels' Russische vertalingen.
Het feit dat Streuvels bij ‘De zwarte Arabier’ met een tussenvertaling heeft gewerkt, is op zich geen minpunt, aangezien Eliasbergs vertaling niet als een corrupte versie van het oorspronkelijke verhaal beschouwd kan worden. Wat wel doorweegt, is dat Prisjvin via Streuvels' vertaling de lezer waarschijnlijk veel minder zal kunnen aanspreken, dan dat het geval is via de vertalingen van Eliasberg en van Been.
Na het comparatieve onderzoek van de vertalingen van Streuvels, Eliasberg en Been kan gesteld worden dat in alle drie de vertalingen Prisjvins tekst nauwlettend is gevolgd (wat vanzelfsprekend lijkt, maar het niet is, gezien het lot van Streuvels' werk in Rus- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sische vertaling), en dat de vertalers zijn stijl en woordkeuze veelal respecteren. Voor de (hedendaagse) lezer evenwel valt op dat de vertaling van Been nu nog, bijna zeventig jaar later, vlot leesbaar blijft en dat de vertaler erin is geslaagd de poëzie en de humor weer te geven waarvan dit reisverhaal is doordrongen. Bij de vertaling van Stijn Streuvels echter zorgen de sterke aanwezigheid van de schrijver en zijn taalparticularisme ervoor dat zijn vertaling haar leeftijd verraadt en haar waarde bijna uitsluitend ontleent aan het feit dat zij van de hand van Streuvels is. De lezer hoort Ingooigem gonzen doorheen de steppe. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|