Jaarboek 14 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2008. Voor altijd onder de ogen. Streuvels en de beeldende kunsten
(2009)– [tijdschrift] Jaarboek van het Stijn Streuvelsgenootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
Herinnering of vermaak?
| |
[pagina 161]
| |
enigingen of uitgeverijen die er een promotiemiddel in zagen. Replica's van busten naar aanleiding van de verjaardag van een auteur of een jubileumdruk werden bijgevolg in de handel gebracht. Ook publieke monumenten en plakkaten aan voormalige geboorte- of woonhuizen droegen bij tot een bepaalde representatie. Daarbij rijst de vraag in welke mate ze fungeerden als materiële dragers van een bepaalde herinnering of symboliek (lieux de mémoire). In de monumentale verbeelding van vermelde schrijvers zat immers geen louter literaire herdenking vervat, maar ook een politiek-ideologische geladenheid. De inhuldigingen van hun monumenten werden vaak gekenmerkt door een expliciet Vlaams karakter en ook de Vlaamse Toeristenbond speelde bij de oprichting van hun literaire gedenktekens een grote rol. Hierbij stelt zich de bijkomende vraag of een dergelijke geladenheid tegenwoordig niet aan scherpte heeft verloren. Door maatschappelijke veranderingen taande het gevoel van continue verbondenheid met het verleden. Vanaf ca. 1970 kwam een nieuw historisch besef in de plaats, dat gekenmerkt is door een veeleer vluchtig en anekdotisch herinneren, doortrokken van nostalgie.Ga naar eind316 Aan deze hedendaagse historische cultuur komt onder meer het ‘historisch toerisme’ tegemoet, de toeristische benadering van geschiedenis.Ga naar eind317 Wat zijn de gevolgen daarvan voor de betekenis van de literaire monumenten van Streuvels, Claes en Timmermans? Worden monumenten van klassieke Vlaamse schrijvers ingepast in de huidige musealisering van het materiële erfgoed? Aan de hand van onderzoek naar de initiatiefnemers, sponsors, kunstenaars, uitbeelding, inhuldigingspraktijken en reacties van het publiek, zal ik peilen naar de herinneringswaarde en huidige betekenis van deze monumenten. Zijn literaire gedenktekens nog steeds voorwerp van polemieken of worden ze tegenwoordig naadloos geïntegreerd in de erfgoedrecreatie? | |
Stijn Streuvels (1871-1969)Na Streuvels' overlijden maakten zijn erven in 1977 zijn woning met inboedel over aan de provincie West-Vlaanderen, zodat Het | |
[pagina 162]
| |
Lijsternest een museum kon worden. De museumgids uit 1980 somt het interieur op, met enkele busten: een Kop van Streuvels door Gaston Martens (gips, hoogte 58 cm) en een afgietsel van een Kop van Stijn Streuvels door Robert Heylbroeck (gips, hoogte 45 cm).Ga naar eind318 In de maanden april en mei 1927 modelleerde Streuvels' vriend en streekgenoot Gaston Martens diens borstbeeld. Martens was niet alleen toneelschrijver, onder andere van Paradijsvogels, maar ook beeldhouwer.Ga naar eind319 Hij schrijft aan Streuvels: Waarde Vriend, ik heb nog aan den kop gewerkt, en kin en de rest wat vromer gemaakt, en 't is er verduveld veel op verbeterd, machtiger geworden. Dat begint mij aan te staan. Ook heb ik het haar nog geweldiger gemaakt; en nu staat gij daar te pronken... met alleen den hals, die nog niet is, zooals hij moet zijn.Ga naar eind320 Martens stelde deze buste in zijn atelier in het zuiden van Frankrijk als een van de eerste tentoon en ze werd onmiddellijk herkend door Vlaamse toeristen die het atelier bezochten.Ga naar eind321 Het amvc-Letterenhuis, eveneens een geheugenplaats van de Vlaamse literatuur, bezit een bronzen exemplaar en één in bruin gepatineerd gips. In opdracht van de nv Standaard-Boekhandel werden van dit borstbeeld in 1933 twaalf gipsen afgietsels gemaakt, bestemd voor de verkoop. ‘Een mooi meubel en eene fraaie versiering voor uwe bibliotheekkamer’, zo werd geadverteerd.Ga naar eind322 Naar aanleiding van Streuvels' tachtigste verjaardag stelde de directeur-generaal van het Ministerie van Openbaar Onderwijs hem als eerbetoon een buste voor die aan de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde zou worden aangeboden.Ga naar eind323 Het opzet was een beeld tot aan de lenden. ‘Waarop ik hem heb geantwoord dat het mij te doen was om enkel den kop en wel zonder het lijf’, aldus Streuvels.Ga naar eind324 In maart 1952 poseerde Streuvels voor Robert Heylbroeck (1901-1962), docent aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten, die in Het Lijsternest een studiekop maakte. Als wederdienst werden Streuvels vijf afgietsels in | |
[pagina 163]
| |
het vooruitzicht gesteld, maar deze belofte bleek niet zonder extra kosten te kunnen worden ingelost. De schrijver steigerde: [...] dat borstbeeld interesseert mij persoonlijk niet in 't minst - ik heb er niet naar gevraagd. Ik heb het slechts aanvaard te willen poseeren op uitdrukkelijk aandringen van mijn familieleden, die er de gelegenheid in zagen een ‘souvenir’ te krijgen van hun vader. Ik heb er mijn tijd aan gegeven en mij verveeld met voor den beeldhouwer te ‘zitten’ die mij onder het werk alle mogelijke beloften heeft gedaan.... om mij zoet te stemmen! Mag ik nu misschien mijn rekening indienen voor dien verloren tijd? [...] ik zal het zonder afgietsels doen, maar als er mij nog eens zulk een ‘vereerende’ opdracht gedaan wordt, vliegt de beeldhouwer met zijn spullen over 't muurke.Ga naar eind325 Voor de gevraagde afgietsels werd een goedkope oplossing gezocht en in 1953 werd de voltooide buste aan de Academie overgemaakt (afb. 7). Het bronzen borstbeeld staat nog steeds rechts van de deur die toegang geeft tot de grote zaal. Voor dezelfde instelling ontwierp de Gentse beeldhouwer Louis du Bar (1856-1951), die zich wijdde aan het vervaardigen van ‘de gekendste Vlaamsche letterkundigen hun portret (profil)’,Ga naar eind326 een medaillon van Streuvels. Op 14 februari 1934 werd dit medaillon in de Academie geplaatst.Ga naar eind327 Het hangt nog steeds in de Gezellezaal, die dienstdoet als leeszaal en vergaderruimte. Naast de intieme busten werden er ook openbare monumenten vervaardigd. Hoogtepunt van het Streuvelsjaar in 1971 - waarin de auteur honderd zou zijn geworden, zijn eeuwfeest was al enkele jaren in voorbereiding - was de onthulling van een Streuvelsmonument in het gemeentelijke park van zijn geboortedorp Heule (afb. 48). Het ontwerp was op voorspraak van de Provinciale Museumcommissie toevertrouwd aan Jan van de Kerckhove (1927-2007), keramist, beeldhouwer en in die tijd directeur van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Kortrijk. Hij legde | |
[pagina 164]
| |
Afb. 48
Het Streuvelsmonument in het gemeentelijke park van Heule, door Jan van de Kerckhove (Foto: Erfgoedcel Kortrijk; via Flickr) zich toe op sculpturale keramiek, bronzen beelden en marmer-sculptuur, die hij abstraheerde tot pure, strenge, eenzame vormen met verwijzingen naar natuurvormen of voorwerpen, geïnspireerd door de primitieve kunst. Recensenten definiëren zijn kunst als ‘een grondig gevestigd, door gestage arbeid geperfectioneerd vakmanschap en een tot abstractie uitgepuurd natuurbeleven’.Ga naar eind328 Passend, want Streuvels had bij testament bepaald af te zien van elk portret. Van de Kerckhove ontwierp een granieten kolom met een molensteen, van 4,60 m hoog. Zijn kunstwerk trachtte weerkerende thema's in Streuvels' oeuvre te verbeelden: ‘De stenen zon, tegelijk molensteen, verenigt in zich de oerkrachten vuur en aarde. In de steen werd niets anders dan het zonneteken uitgehouwen, dat als fossiel vergroeid is met de steen; zo is ook in de taal van Streuvels steeds een echo van de oerelementen aanwezig.’Ga naar eind329 Op die manier werden ook de eentonige en zware landbouwarbeid en het onafwendbare noodlot voorgesteld. De inhuldiging op 3 okto- | |
[pagina 165]
| |
ber, Streuvels' geboortedag, werd bijgewoond door verscheidene prominenten: een vertegenwoordiger van de koning, de minister van Nederlandse cultuur, de gouverneur, de bisschop van Brugge en de burgemeester. Ook de kinderen van Streuvels waren aanwezig. De onthulling werd bovendien voorafgegaan door een plechtige eucharistieviering in Streuvels' doopkerk, die op televisie werd uitgezonden. Optredens van muziekkorpsen, volksdansgroepen en vendelzwaaiers met uitgesproken Vlaamse vormgeving volgden hierop.Ga naar eind330 Postuum werden eveneens Streuvels' romanpersonages monumentaal verheeld. In ‘Streuvelsland’, het gebied tussen Leie en Schelde in het zuidoosten van West-Vlaanderen waar de auteur woonde, werkte, fietste en fotografeerde, kregen de laatste decennia enkele van zijn personages een standbeeld. Het beeld van Schellebelle, de meid op wie Louis, zoon van boer Vermeulen, verliefd wordt in De vlaschaard (1907), staat op het pleintje Hoogveld in Ingooigem. Het kunstwerk werd ingehuldigd op 10 juni 1978. Het ontwerp was toevertrouwd aan Mag Dornez (*1937), schilder en beeldhouwer uit Lauwe, die zich heeft gespecialiseerd in kerkmeubilair, religieuze thematiek en standbeelden.Ga naar eind331 Het beeld van Schellebelle werd in brons gegoten, is 202 cm hoog en weegt 280 kg. Dornez portretteerde haar ten voeten uit met een bundel vlas in haar armen en gaf haar een zelfbewuste persoonlijkheid, fier op haar handenarbeid.Ga naar eind332 Deze voorstelling beantwoordt aan de karakterschets in de roman: Rap aan de hand, overal bij, nooit moe en altijd werkenslustig, legde ze de bezigheid af van een volslagen stalmeid. Vrouw Vermeulen had haar bijzonder geern om haar gedienstigheid, en als er iets moest gedaan worden, riep de boerin gewoonlijk naar Schellebelle.Ga naar eind333 In Vichte, deelgemeente van Groot-Anzegem, staat een standbeeld van Prutske, Streuvels' dochter over wier kleutertijd hij verhaalde in zijn gelijknamige boek uit 1922 (afb. 8). Naar aanleiding | |
[pagina 166]
| |
van het ‘Jaar van het Kind’ en de tiende verjaardag van Streuvels' overlijden werd dit beeld in 1979 vervaardigd. De Dorpsraad van Vichte nam het initiatief en het monument werd gefinancierd door het Ministerie van Cultuur, de provincie West-Vlaanderen, de gemeente Groot-Anzegem en schenkingen van lokale verenigingen en bewoners, ‘waardoor dit beeldje werkelijk van de bevolking is’Ga naar eind334. Beeldhouwer was Jacques Verduyn (*1946) uit Brugge. In 1974 werd hij laureaat van de Provinciale Prijs voor Beeldhouwkunst West-Vlaanderen. Daarom en wegens de thematiek van zijn oeuvre (de alledaagse familiale werkelijkheid en de lyriek van het dagelijkse leven) werd deze kunstenaar aangezocht. Van 1970 tot 1984 creëerde Verduyn op een hyperrealistische manier levensechte, gepolychromeerde beelden in polyester, die hij op ware afmetingen maakte, werkelijkheidsgetrouw beschilderde en van realistische details voorzag.Ga naar eind335 Het beeld van Prutske in polyesterhars sloot hierbij aan: het werd een natuurgetrouwe weergave van een zesjarig meisje, blootsvoets voorgesteld, met een blauw pakje aan, dat aan touwtjespringen doet.Ga naar eind336 Het kunstwerk staat in het park bij de nieuwe kerk van Vichte. De locatie van het beeldje was echter gecontesteerd: sommigen vonden dat het beeldje eerder in Ingooigem thuishoorde, jarenlang de woonplaats van Streuvels en eveneens deel van Groot-Anzegem.Ga naar eind337 Het kunstwerkje werd niettemin ingehuldigd op 2 december 1979, in aanwezigheid van nationale politici die afkomstig waren uit de streek, en ook van Streuvels' kinderen. Dina ‘Prutske’ Lateur vond het kunstwerk van Verduyn bijzonder geslaagd, ‘realistisch en fris’.Ga naar eind338 | |
Toerisme, historische cultuur en Streuvels' monumentenZowel Streuvels als Claes zetelden in het voorlopige bestuur van de Vlaamse Toeristenbond (vtb), die op 29 januari 1922 werd gesticht. Deze vereniging wilde onder meer het toerisme bij de Vlamingen stimuleren en de ‘kennis van het Vlaamsche land, alsook tot het behoud van zijn natuur- en stedenschoon’ verspreiden. In de jaren dertig richtte de bond onder leiding van ondervoorzitter | |
[pagina 167]
| |
Afb. 49
vtb-gedenkplaat aan Streuvels' geboortehuis in Heule, door André Potteau vervaardigd (Foto: Erik Spinoy) Jozef van Overstraeten wandelroutes in om het wandeltoerisme in eigen streek te bevorderen, waarbij in het landschap werd ingegrepen door de aanleg en bewegwijzering van wandelpaden en de plaatsing van oriëntatietafels, uitkijktorens en rustbanken. Nieuwe gedenkplaten en monumenten werden eveneens opgericht.Ga naar eind339 In opdracht van de bond werd op 15 mei 1938 een bronzen gedenkplaat onthuld aan Streuvels' geboortehuis in Heule (afb. 49). De gedenkplaat, met een kop in reliëf van de schrijver, werd vervaardigd door de Heulse beeldhouwer André Potteau (1909-1953) en het opschrift luidde: ‘Hier werd Stijn Streuvels op 3 oktober 1871 geboren.’ Ondanks aandringen van de voorzitter van de Heulse afdeling van de Vlaamse Toeristenbond woonde Streuvels de onthulling niet bij.Ga naar eind340 In Ingooigem ii (1956) schreef hij: '15 mei. Aan het geboortehuis te Heule aan de Leiaarde wordt een bronzen gedenkplaat onthuld, met afschuwelijke beeltenis, door een gelegenheidsbeeldhouwer. Zo sta ik er nu voor alle eeuwigheid ten tone!’Ga naar eind341 Dat weerhield Streuvels echter niet om achteraf bij de plaatselijke voorzitter naar foto's te informeren.Ga naar eind342 Ook in het Streuvelsjaar 1971 maakte de Vlaamse Toeristenbond deel uit van het organisatiecomité. Voor deze gelegenheid gaf hij | |
[pagina 168]
| |
niet alleen een speciaal themanummer van De Toerist uit, waarin de leden vanzelfsprekend werden geattendeerd op de onthulling van het Streuvelsmonument, maar ook een gelegenheidsbrochure, Het land van Streuvels. De biografie van de schrijver werd vermengd met een historische rondleiding langs de dorpen, landschappen en huizen uit Streuvels' romans (ook de vtb-gedenkplaat aan het geboortehuis ontbrak niet). Auteur was André Demedts, die het boekje opdroeg aan voorzitter Van Overstraeten.Ga naar eind343 De verwevenheid van geschiedenis in de vorm van materieel erfgoed en toerisme was sinds een twintigtal jaar almaar toegenomen. Niet toevallig nam Van Overstraeten in 1952 contact met Streuvels op in verband met plannen die hij had voor een ontwerp van een wandelroute opgedragen aan de schrijver: ‘We zijn ook van zins een Verriest- en een Streuvelspad of een Streuvels-Verriestpad in uw Land tussen Leie en Schelde te openen en zouden graag uw advies daarover vernemen.’Ga naar eind344 Met gegidste wandelingen, uitgestippelde rondleidingen én de oprichting van monumenten trachtte de Vlaamse Toeristenbond niet alleen het Vlaamse land en patrimonium toeristisch te ontsluiten, maar ook de nagedachtenis aan het Vlaamse verleden levend te houden en bij te dragen tot een instandhouding van een collectieve Vlaamse herinnering.Ga naar eind345 Op deze plaats kunnen we de vraag stellen of de huidige toeristische trajecten in de Leiestreek eenzelfde functie hebben als de vroegere routes en of de relatief recente standbeelden van Streuvels' romanpersonages erin vervat zitten. De Streuvelsautoroute door Anzegem, Tiegem en Ingooigem leidt alvast langs het standbeeld van Schellebelle. Wat verderop liggen de akkers uit De vlaschaard. De toeristische diensten van West-Vlaanderen organiseren in de Leiestreek ook verscheidene wandelingen. De Streuvelswandelroute in Ingooigem en Tiegem lijkt echter niet rechtstreeks te leiden langs de standbeelden van Prutske en Schellebelle, maar troont de wandelaar mee van het Lijsternest naar de Tiegemberg. Ook het parcours van de Mirawandelroute in de omgeving van de dorpskern van Avelgem loopt langs akkers, graslanden en de wijk Rugge met het huisje van Mira, hoofdpersonage in De teleur- | |
[pagina 169]
| |
gang van den Waterhoek (1927). Toeristische brochures pakken uit met Streuvels en beklemtonen dat hij in deze streek niet alleen heeft geleefd, maar ook zijn verhalen heeft gesitueerd. Dit mengsel van literatuur en geschiedenis, landschap, natuurschoon en monumenten wordt gepromoot als aantrekkelijke recreatie. Huidige toeristische routes, die als origineel en afwisselend worden beschouwd, lijken immers te beantwoorden aan het actuele historische besef. Ze komen tegemoet aan een nostalgisch verlangen en de behoefte aan vermaak. De hedendaagse cultuurtoerist is immers niet alleen op zoek naar kennisvergaring, maar vooral naar een unieke ervaring. Op dit verlangen naar de ‘beleving’ van erfgoed spelen gevarieerde toeristische formats handig in: wandel- en fietstochten langs schrijvershuizen en -standbeelden, met onderweg aandacht voor de streek die de auteur beschreef en na afloop eventueel een drankje, etentje of overnachting in de omgeving.Ga naar eind346 Dat schrijversroutes daadwerkelijk worden geapprecieerd, blijkt uit reacties op internetblogs.Ga naar eind347 | |
Ernest Claes (1885-1968)In 1955 werd op initiatief van het Davidsfonds, net als de Vlaamse Toeristenbond een culturele vereniging met Vlaams oogmerk, ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van Ernest Claes een gedenkplaat onthuld aan zijn geboortehuis in Zichem. Naar aanleiding van deze verjaardag werd hem bovendien op 23 oktober tijdens een groots opgezette hulde in de Antwerpse zoo een bronzen borstbeeld van de beeldhouwer Albert Poels (1903-1984) geschonken, waarvan een gipsen replica op honderd exemplaren in de handel werd gebracht.Ga naar eind348 De repressie na de oorlog, waarbij Claes was beschuldigd en vrijgesproken van collaboratie, was omgeslagen in een eerbetoon. De Vlaamse Toeristenbond speelde ook in die hulde een belangrijke rol. In opdracht van de bond werd op 27 september 1964 immers een Wittemonument ingehuldigd op het marktplein van Zichem. Aanleiding was de honderdste druk van Claes' roman De Witte, een bibliofiele uitgave van de Wereld- | |
[pagina 170]
| |
bibliotheek. Architect Hubert Semal en Albert Poels, die zich zou ontpoppen als beeldhouwer van de Vlaamse beweging en vele opdrachten van de Vlaamse Toeristenbond uitvoerde, ontwierpen een ‘symbolisch-volks’ gedenkteken met panelen, waarop in reliëf zeven taferelen uit de gevierde roman en een kop van de schrijver werden afgebeeld.Ga naar eind349 De inhuldiging van het monument had een Vlaams karakter, met een optocht, dansen en gezang. De katholieke krant De Nieuwe Gids kopte: ‘Vader van de schalkse deugniet ontroerd, toen hij de leeuwevlag verwijderde’: Daar trok Nest Claes onder het gejuich van de menigte de leeuwevlag weg. Hij bleef een ogenblik ontroerd bij de gedenksteen staan en kuste dan de vlag. De witte steen werd zichtbaar en men zag drie taferelen uit het leven van ‘De Witte’: hoe hij gaat zwemmen, hoe hij ligt te zonnen en hoe hij de wereld op haar kop bekijkt.Ga naar eind350 Naar aanleiding van het Ernest Claesjaar in 1985 werd in opdracht van de vtb-vab een tweede Wittemonument ingehuldigd op het Zichemse Marktplein (afb. 50). De opdracht werd toevertrouwd aan Tom Frantzen (geb. 1954), die zijn atelier heeft in het naburige Duisburg en bekend staat voor zijn figuratieve oeuvre. In tegenstelling tot het monument van Poels, dat een uitgesproken modernistische inslag had, werd twintig jaar later beslist de voorkeur gegeven aan een gelijkend en traditionalistisch beeld. Frantzen maakte een borstbeeld van Claes met De Witte op zijn schouders, zwaaiend met de hoed van de auteur. ‘Nest als de geestelijke vader, de oudere man, die de jeugd draagt. Het is zowat een uitbeelding van het leven dat steeds voortgaat. De stijve figuur van Claes staat in fel contrast met de bruisende levenskracht van De Witte’, zo duidde Frantzen zijn ontwerp. Het bronzen beeld is 1,80 m hoog en staat op een sokkel van 85 cm. De inhuldiging op 15 september werd bijgewoond door politieke prominenten als minister Marc Eyskens - politici hebben vaak baat bij een optreden in eigen streek - en de gouverneur van Brabant. De burgemeester | |
[pagina 171]
| |
Afb. 50
Buste van Ernest Claes en de Witte (Zichem), vervaardigd door Tom Frantzen (Foto: Dienst Toerisme Scherpenheuvel-Zichem en Tom Frantzen) dankte Ernest Claes, ‘zonder wie Zichem en Vlaanderen nooit geworden zou zijn tot wat het nu is’.Ga naar eind351 De Vlaamse Toeristenbond speelde de toeristische troeven van het herdenkingsjaar overigens volop uit. In 1985 verscheen Doorheen het land van Ernest Claes, het eerste nummer van de nieuwe Vlaamse Toeristische Bibliotheek. Een Claeswandeling, met doelbewuste verwevenheid van fictie en feitelijk landschap, werd aangeprezen:
In de voetsporen van Ernest Claes, die de bezoeker leidt langs de meest sfeervolle hoekjes die Claes zo uitbundig heeft beschreven. Op de Markt van Zichem: het Wittemonument. De Ernest Claeswandeling brengt je langs de Grote Molen en kabbelende Demerboorden naar Claes' geboortehuis. Voor een rustige wandeling langs de Demerkant neem je het pad, links van de kerk. Het leidt je naar de Grote Molen, de laatste watermolen van Zichem, waar boer Fox als een zoveelste zak graan tot een meter boven de grond klawierde omdat de Witte de trekhaak achter zijn gesp had gestoken. Voor een frisse pint kan je terecht in één van de vele stamcafés van Ernest Claes.Ga naar eind352 | |
[pagina 172]
| |
In het kader van het Claesjaar
Afb. 51
‘De Witte’ in de Erasmustuin van de Letterenfaculteit (K.U. Leuven), door René Rosseel (Foto: Dienst Toerisme Leuven) werd eveneens een beeldje van De Witte ingehuldigd aan de Leuvense universiteit (afb. 51). Het ging om een schenking van het Ernest Claesgenootschap. De keuze van de locatie was symbolisch: Claes studeerde in Leuven en publiceerde er in het studentenblad Ons Leven de eerste hoofdstukken van de roman die zijn doorbraak zou betekenen. Het ontwerp van het beeldje werd uitbesteed aan beeldhouwer René Rosseel (geb. 1950). Hij had al andere standbeelden in de streek op zijn naam staan, waaronder het bronzen beeld van Erasmus in Leuven. Net als bij het tweede Wittemonument in Zichem stond ook bij dit monument gelijkenis duidelijk voorop. Het bronsgroene beeldje, dat het romanpersonage ten voeten uit voorstelt met handen in de zij, werd geportretteerd naar levend model. Op 14 mei 1985 werd het in de tuin van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte onthuld door rector Piet de Somer. De inhuldiging ging gepaard met toespraken van de rector, de decaan, de voorzitter van het Ernest Claesgenootschap en professor Marcel Janssens. Claes' roman en zijn tijd aan de Alma Mater werden toegelicht.Ga naar eind353 Over het beeld sprak de rector: | |
[pagina 173]
| |
Het is het beeld van een guitige kwajongen, die [...] vrank opkijkt naar dat gebouw van geleerdheid, vol boeken en fichebakken. Waarschuwt hij al die geleerde professoren, dat zij zichzelf niet te zeer au sérieux moeten nemen? Zoals Ernest Claes het met zijn boek over de Witte voorhad, zo is het beeld ook voor ons een blijmoedige hulde aan de jeugd en de vitaliteit, een teken van hoop voor de toekomst.Ga naar eind354 Het gehanteerde discours deed niet vermoeden dat er een polemiek aan het beeldje was voorafgegaan. De locatie was betwist: wegens praktische bezwaren zou de universiteit aanvankelijk niet erg opgezet zijn geweest met deze schenking. Het beeld in de tuin vergde immers onderhoud en extra kosten (in het tweede jaar na de inhuldiging hadden studenten het monument omvergetrokken en moest De Witte noodgedwongen weer naar de bronsgieter). Toch was de Erasmustuin niet de bedoelde locatie. Oorspronkelijk bestond het plan om het beeld aan de binnenpoort van de abdij van Averbode te plaatsen, een al even symbolische plek. Claes was er als drukkersleerling werkzaam geweest en werd op het abdijkerkhof begraven. De paters ontvingen echter protestbrieven, die zinspeelden op het oorlogsverleden van de schrijver, zodat zij besloten van het beeld af te zien. Daarom werd naar Leuven uitgeweken.Ga naar eind355 | |
Felix Timmermans
| |
[pagina 174]
| |
Afb. 52
Bronzen buste van Felix Timmermans in Lier, vervaardigd door Anne-Marie Volders (Foto: Anne-Marie Volders) prijs in ontvangst, uitgereikt door de Hansa-stichting van de universiteit van Hamburg. Ter gelegenheid hiervan werd een gedenksteen in de stad onthuld, die begin december 1942 spoorloos verdween. Na de oorlog werd Timmermans van culturele collaboratie beschuldigd. Hij werd niet gearresteerd, maar zijn goederen werden onder sekwester geplaatst. Toen hij in 1946 buiten vervolging werd gesteld, bleven polemieken en verdachtmakingen circuleren. Vijftig jaar later lag deze zaak nog steeds gevoelig.Ga naar eind356 De | |
[pagina 175]
| |
vroegere weerstand, de Witte Brigade Marcel Louette en de Confederatie van Politieke Gevangenen en Rechthebbenden Lier, namen aanstoot aan de plannen van het stadsbestuur en verspreidden een pamflet. Beide verenigingen bestreden naar eigen zeggen niet dat het stadsbestuur Timmermans voor publicitaire doeleinden aanwendde, maar waren stellig gekant tegen het eerbetoon van de schrijver, ‘die goede banden met collaborateurs en nazi's had’.Ga naar eind357 De buste kwam er toch (afb. 52). Het stadsbestuur schreef een wedstrijd uit, waarvan het reglement uitdrukkelijk bepaalde dat het borstbeeld in brons Timmermans zo getrouw mogelijk moest weergeven. Laureaat was beeldhouwster Anne-Marie Volders (geb. 1960), die eerder al opdrachten uitvoerde voor de stad. Op 25 oktober 1997 onthulde burgemeester Marleen Vanderpoorten Timmermans' buste in aanwezigheid van zijn drie dochters. In haar toespraak verantwoordde de burgemeester de keuze van de locatie; ze complimenteerde Volders' realistische en ingetogen ontwerp, sprak haar waardering uit voor de gevierde schrijver en prees ten slotte diens gehechtheid aan zijn geboortestad.Ga naar eind358 Hetzelfde discours van plaatsgebondenheid weerklonk bij de inhuldiging van het standbeeld van Pallieter, vlak bij het stadspark, op 25 mei 1986 tijdens het Timmermansjaar, naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de geboorte van de schrijver. ‘Onvergelijkbare ambassadeur van onze stad’, noemde de toenmalige burgemeester Timmermans' bekendste romanpersonage. Pallieter werd vormgegeven met een sober en massief bronzen beeld, van 2,60 m hoog op een arduinen sokkel van 70 cm. Hij werd voorgesteld met zijn handen in zijn zakken, turend naar de hemel en ontdaan van anekdotische accessoires als een doedelzak, pet, vruchtentros of stok met dichtgeknoopte halsdoek. Dit ontwerp, door een speciale commissie gekozen uit meerdere inzendingen, was van de hand van Jan Keustermans (geb. 1940) uit Schilde, toenmalig directeur aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten van Turnhout. Zijn beeld, dat afweek van een letterlijk of traditioneel portret, leidde echter tot misnoegde lezersbrieven in plaatselijke bladen. Zij stelden dat de geblokte en compacte voor- | |
[pagina 176]
| |
stelling van Pallieter, met hoofd in de nek en handen in de zakken, allerminst beantwoordde aan de Lierse levensgenieter uit Timmermans' verbeelding. Hoorde bij een Lierse schrijver bovendien geen Lierse beeldhouwer?Ga naar eind359 Nog in het Timmermansjaar werd op 13 september 1986 het beeldje van juffrouw Symforosa onthuld, het hoofdpersonage uit Timmermans' novelle De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntjen (1917). In het begijnhof waar de novelle zich afspeelt, kreeg het beeldje een plaats. Het monument werd vervaardigd in opdracht van de Marnixring Land van Ryen, de lokale afdeling van deze serviceclub, die in 1968 in Vlaanderen werd opgericht en de bevordering en verspreiding van de Nederlandse taal en Nederlandstalige cultuur tot doel heeft.Ga naar eind360 Naar aanleiding van het eerste lustrum van de Lierse afdeling, dat samenviel met het Timmermansjaar, schonk de vereniging dit straatmonument met een blauwstenen sokkel aan de stad. De opdracht voor een beeldje in brons van ca. 70 cm werd toevertrouwd aan Roland Rens (1952-2007), beeldhouwer en in die tijd leraar aan de Academie voor Schone Kunsten in Lier.Ga naar eind361 Hij ontwierp een frivole, barokke versie van Symforosa, met zwierig de mooiste wijnstok in de hand, bestemd voor haar tuinier. Ze beloofde hem immers: ‘Als de druiven rijp zijn, krijgt gij de schoonste trossel!’Ga naar eind362 | |
Epiloog: praktijken, discours en herinneringDe initiatiefnemers van de opgesomde schrijversbeelden waren veelal lokale overheden, verenigingen of comités die speciaal naar aanleiding van een herdenkingsjaar werden opgericht. Ze kozen meestal voor een letterlijke weergave, omdat voor de afbeelding van schrijvers en hun romanpersonages herkenning doorgaans een vereiste blijft. Dit ging zelfs zover dat een niet-figuratief monument wordt ‘aangevuld’ (het tweede Wittemonument) of voorwerp is van kritische en zelfs boze reacties (zoals het Pallieterbeeld). De beelden werden bewust aangewend als versterking van de | |
[pagina 177]
| |
lokale identiteit. In Vichte werd Prutske niet toevallig opgericht vlak na de fusie met Anzegem. Dit plaatselijke karakter domineert eveneens in het discours dat wordt gehanteerd om de oprichting te motiveren, en is doorslaggevend voor de keuze van een kunstenaar. Voor de uitvoering van schrijversmonumenten in steden of gemeenten wordt steevast een lokale kunstenaar gekozen, omdat het voltooide kunstwerk uitdrukkelijk wordt beschouwd als een verrijking van het eigen kunstpatrimonium. Door het uitgesproken plaatselijke karakter krijgen standbeelden als Schellebelle of Juffrouw Symforosa een eerder beperkte berichtgeving in de nationale media; vooral lokale periodieken brengen verslag uit. De financiering van een literair gedenkteken wordt meestal verdeeld tussen verschillende regionale overheden en/of private geldschieters als (plaatselijke) banken, verenigingen, bedrijven of wordt verzekerd door bijdragen van sympathiserende bewoners. Bij een nationaal opgezet eerbetoon, zoals in 1953 de hommage ter gelegenheid van Streuvels' tachtigste verjaardag of de Streuvelshulde in 1971, springt ook de nationale overheid bij. Ook de praktijken waarmee een schrijversbeeld wordt ingehuldigd, hebben meestal een plaatselijk karakter. Inhuldigingen hebben een vast stramien van feestredes en gelegenheidstoespraken; er is muziek en een academische zitting, tijdens welke de opdrachtgevende vereniging, schrijver en kunstenaar worden gesitueerd. Plaatselijke sprekers en fanfares worden hiervoor uitgenodigd. Vaak worden inhuldigingen bijgewoond door kinderen of verwanten van de schrijver, wat het gebeuren een huiselijk karakter verleent. De nadruk op plaatsgebondenheid in het discours wordt des te eenvoudiger door het oeuvre van Claes, Timmermans en Streuvels zelf. Op hun gehechtheid aan hun geboortedorp of -streek - hoe verschillend ook - wordt gretig ingespeeld. De band tussen schrijver en plaats wordt nog vergemakkelijkt doordat de laatste decennia de toeristische exploitatie een groeiend aandeel krijgt wanneer men zich lokaal wil profileren. De auteur wordt ingezet in het verkopen van een stad of streek. Het cultuurtoerisme van de laatste | |
[pagina 178]
| |
decennia beantwoordt immers aan een nieuwe historische cultuur, doordrongen van nostalgie en met een hang naar materiële plaatsen. Sommige standbeelden werden daarom ingeschakeld in een toeristisch netwerk van wandel- en autoroutes. De Vlaamse Toeristenbond had van bij zijn aanvang begrepen dat het geheel van uitgestippelde wandelpaden, monumenten en landschappen kon worden gelinkt aan een Vlaams ideaal en kon bijdragen aan een eenvormige herinnering aan Vlaamse verbondenheid en culturele grootheid. Overigens evolueerde ook de Vlaamse Toeristenbond mee met de tendens om erfgoed als een aantrekkelijke attractie te beschouwen: in 1985 besloot hij voortaan geen gidsjes en monografieën in zakformaat meer uit te geven, maar kijk- en leesboeken op magazineformaat. Het eerste boek in deze reeks, Doorheen het land van Ernest Claes, werd als volgt geadverteerd: ‘Dit boek wil ter zake een toeristische smaakmaker zijn en wie beter dan Ernest Claes kan men daarbij uitkiezen als gids?’Ga naar eind363 Nog steeds werken allerhande toeristische diensten (provinciaal, stedelijk, gemeentelijk) wandelingen uit, waarbij het ontwikkelen van een toeristische trekpleister meer speelt dan politieke motieven. Ook in het beleid van de erfgoedcellen hebben cultuurtoerisme en erfgoedparticipatie vandaag een belangrijk aandeel.Ga naar eind364 Zijn schrijversbeelden bijgevolg geen materiële dragers meer van een welbepaalde, ideologisch geladen herinnering? Busten van Streuvels, Timmermans en Claes worden nog steeds als zodanig bewaard in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en in het amvc-Letterenhuis, maar ook hij de openbare monumenten is niet elke herinnering uitgewist. Onverwerkt verleden kan ideologische strijd doen oplaaien, zodat beelden in het vuur van controverse komen te staan. Bij de commotie rond Timmermans' buste legde de ‘tegenpartij’ bloemen neer aan het Pallietermonument. Het geplande beeld van De Witte in de abdij van Averbode leidde tot protest en tot wijziging van locatie. Vrij van polemieken zijn schrijversstandbeelden dus niet: ze roepen nog weerstand op. Toch worden schrijversbeelden tegenwoordig vooral ingepast | |
[pagina 179]
| |
in publieksgerichte erfgoedprojecten of geleide (thema)wandelingen, waarbij de beleving vooropstaat. Geschiedenis, folkore, natuurschoon en recreatie worden samengebracht en als een bijzondere totaalervaring gepromoot. Bij schrijversroutes krijgen werkelijke landschappen bovendien een fictief karakter; ze kunnen als het ware worden ‘gelezen’. In toeristische brochures wordt de omgeving steevast in verband gebracht met de biografie en het werk van de schrijver. Schrijversmonumenten fungeren in dit opzet zelden nog als herinnering. Ze zijn een historische attractie geworden, niet tot lering, maar tot vermaak. |
|