Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 26
(2019)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Figuur 1. Titelpagina en fol. D5v-D6r van Nicolaes de Clerck, Const-toonneel, 1609, Antwerpen, Museum Plantin-Moretus, pk.opb.0013
| |
[pagina 31]
| |
Irene Schrier
| |
[pagina 32]
| |
aangesloten en maakten veelal gebruik van dezelfde distributiekanalen en netwerken. Ook in de boekhandel lagen prenten.
Een fascinerende figuur als het gaat over de relatie tussen het boek- en prentbedrijf is Nicolaes de Clerck. Hij was werkzaam in Delft in het eerste kwart van de zeventiende eeuw als binder, boekverkoper, boekuitgever, schrijver en vertaler, maar ook als plaatdrukker, prentuitgever en prentverkoper. Eén van de boeken die De Clerck publiceerde was het Const-toonneel van 1609, ‘inhoudende de beschrijvinghe ende xl. heerlijcke afbeeldindinghen[!], onses heeren Jesu Christi, met sijne apostelen, ende evangelisten, midtsgaders de hooft-deuchden ende ondeuchden, ende ten laetsten de seven planeten’.Ga naar voetnoot3 Dit boekje - een uitgave in duodecimo-formaat met een omvang van zestig folia - is een mooi voorbeeld van een werk waarin hoogdruk en diepdruk worden gecombineerd. Het Const-toonneel bevat veertig prenten van de graveur Johannes Wierix en beschrijvingen van de uitgever. Volgens De Clerck waren het vooral de gravures die aanbeveling verdienden. De manier waarop de titel is gezet, uit verschillende lettertypen en lettergrootten, maakt duidelijk dat het in de eerste plaats om de veertig prenten ging. De prenten illustreerden de tekst niet; de tekst werd bij de prenten geplaatst. Bij de voorstellingen van Christus, zijn apostelen en de evangelisten staat een korte beschrijving over hun leven en sterven. De personificaties van de deugden en ondeugden worden begeleid door korte uitspraken met een ethische of stichtende inhoud. De planeten, zon en maan, hebben een descriptie ‘van haer natuere cours ende werckinge’. Voor de combinatie van hoogdruk en diepdruk in het Const-toonneel waren twee drukgangen nodig. De tekst werd gedrukt met een boekdrukpers, de gravures daarna met een plaatpers. Nicolaes de Clerck maakte gebruik van een uitgebreid netwerk bij de productie en distributie van zijn uitgaven. In het impressum en het colofon van het Const-toonneel noemt De Clerck zich een ‘boeckvercooper ende constdrucker’. Nicolaes had wel een plaatpers om de prenten van het boekje te drukken maar geen boekdrukpers. Het drukken van de tekst besteedde hij daarom uit aan Pieter Verhaghen in Dordrecht, zo blijkt uit het gebruikte siermateriaal.Ga naar voetnoot4 Ook de koperplaten voor het drukken van de prenten wist De Clerck via zijn netwerk te verwerven. Die platen waren namelijk al in 1579 door Wierix vervaardigd en afgedrukt voordat ze in handen kwamen van De Clerck.Ga naar voetnoot5 Vervolgens gebruikte Nicolaes zijn netwerk bij de verspreiding en verkoop van het Const-toonneel. Zo lag het boekje van 1609 ook in de winkel van de boek- én prentuitgever Cornelis Claesz in Amsterdam.Ga naar voetnoot6 | |
[pagina 33]
| |
Nicolaes de Clerck in DelftDe Nederlandse gewesten waren enkele jaren in strijd verwikkeld met Spanje toen Nicolaes Jansz de Clerck omstreeks 1570 werd geboren.Ga naar voetnoot7 Zijn registratie als lidmaat van de gereformeerde kerk in augustus 1590 is de eerste vermelding van De Clerck in de archieven van Delft.Ga naar voetnoot8 Van enkele jaren later dateert zijn huwelijksakte. Op 27 juni 1593 trouwde Nicolaes met Cathalina Zegersdr Bogaert.Ga naar voetnoot9 Volgens dit document was Nicolaes afkomstig van Liere, waarschijnlijk de kleine maar versterkte stad ten zuidoosten van Antwerpen, in augustus 1582 ingenomen door de hertog van Parma. De Clerck was vermoedelijk één van de Vlaamse immigranten die vanwege zijn geloofsovertuiging uit de Zuidelijke Nederlanden vertrok om zich in het noorden te vestigen. In 1593 was Nicolaes de Clerck als jonggezel boekbinder werkzaam ‘inde vette henne’, het bedrijfvan de protestantse uitgever en boekverkoper Cornelis Jansz Vennecool.Ga naar voetnoot10 Het was gelegen aan de Wijnstraat, tegenwoordig Wijnhaven, bij de Boterbrug. Enkele jaren later moet De Clerck zich in Delft hebben ingeschreven bij het Sint-Lucasgilde, het gilde voor schilders, plaatsnijders, kunstdrukkers, boekverkopers, prent- en kunstverkopers en andere (kunst)ambachtslieden.Ga naar voetnoot11 Dat Nicolaes zich als zelfstandige ondernemer heeft gevestigd, blijkt uit de eerste boekuitgaven op zijn naam, verschenen in 1599. Vermoedelijk was hij daarvoor al enkele jaren werkzaam als zelfstandig binder en boekverkoper. De Clerck woonde en werkte in die jaren in de Papenstraat, ook wel Papensteeg genoemd. Later, vanafjuli 1613, huurde hij een huis in de Hippolytusbuurt, de straat aan de westzijde van de Nieuwe Delft tussen de Oude Kerk en de Nieuwstraat. Waar De Clerck tussen november 1600 en juli 1613 woonde, is onduidelijk. Mogelijk was hij in deze jaren aan de Koornmarkt gevestigd.Ga naar voetnoot12 Op hoogtijdagen had De Clerck vanaf ca. 1608 een kraam in de voorzaal van het stadhuis in Delft en in de Witte Galerij op het Binnenhof in Den Haag. De Witte Galerij was een doorgang naar de vertrekken van de Staten-Generaal, bereikbaar vanuit de Grote Zaal of via een buitendeur.Ga naar voetnoot13 De Clerck had er een plaats tijdens de Hofkermis in mei.Ga naar voetnoot14 In de voorzaal van het stadhuis in Delft stond Nicolaes tijdens de Delftse kermis of Sint-Odulphusmarkt halverwege juni en tijdens de kaasmarkt of Sint-Gillismarkt begin september.Ga naar voetnoot15 In zijn winkel en aan de kramen verkocht hij boeken, prenten en mogelijk ook schilderijen. De Clerck bouwde een assortiment op dat breder was dan zijn eigen fonds. Uit de boedelinventarissen van de graveurs en prentuitgevers Johannes van Lon- | |
[pagina 34]
| |
derseel (1578-1624/25) en Joannes van Doetecum de Jongere (ca. 1560-1630) blijkt bijvoorbeeld dat De Clerck hun geld schuldig was vanwege het leveren van ‘kunst’, waarschijnlijk prenten. Van Doetecum had omgekeerd ook prenten uit het fonds van De Clerck in zijn winkel liggen.Ga naar voetnoot16 In september 1623 overleed Nicolaes. Op 21 september lag hij ‘syeckelyck te bedde’ en liet hij zijn testament opstellen;Ga naar voetnoot17 hij voelde aan dat hij zou sterven. Op 26 september werd De Clerck begraven in de Nieuwe Kerk te Delft.Ga naar voetnoot18 Cathalina Zegersdr Bogaert zette het bedrijf van haar man voort, met de hulp van enkele kinderen.Ga naar voetnoot19 Oudste dochter Sara woonde nog thuis en hielp mee in het bedrijf van haar vader. Zoon Jan had zich in oktober 1622 als zelfstandig binder en boekverkoper bij het Sint-Lucasgilde geregistreerd.Ga naar voetnoot20 Toen Delft in 1624-1625 zwaar werd getroffen door de pest was mogelijk ook de familie De Clerck slachtoffer.Ga naar voetnoot21 Cathalina overleed in september 1624 tijdens de piek van de epidemie, nog geen jaar na haar man.Ga naar voetnoot22 Jan de Clerck stierf eind februari of begin maart 1625.Ga naar voetnoot23 Sara overleefde de pestjaren, al was zij wel ziek geweest. In december 1624, kort na de dood van haar moeder, trouwde zij met de weduwnaar Gijsbrecht Heussen, advocaat voor de vierschaar in Delft.Ga naar voetnoot24 Haar huwelijk duurde door diens overlijden in november 1627 maar enkele jaren.Ga naar voetnoot25 Ook na de dood van haar ouders en man was Sara werkzaam in de prenthandel. Vanaf oktober 1629 stond ze zelf ingeschreven bij het Sint-Lucasgilde.Ga naar voetnoot26 Nog in 1646, 1650 en 1651 kleurde ze in totaal 32 exemplaren van de grote kaart van Delfland - in 1611 gegraveerd door Floris Balthasarsz van Berckenrode - in opdracht van het Hoogheemraadschap.Ga naar voetnoot27 Nicolaes de Clerck had een aanzienlijk aantal koperplaten om prenten te drukken in zijn bezit gehad. Er zijn verschillende notariële documenten overgeleverd aangaande de verkoop van deze platen na zijn dood. Op 5 september 1624 - kort voor het overlijden van zijn vrouw - werden er twee akten opgesteld waarin werd vastgelegd dat Cathalina koperplaten verkocht aan dochter Sara en haar, dan nog aanstaande, echtgenoot Gijsbrecht Heussen. Volgens deze documenten verwierf Sara tachtig koperplaten voor vijfhonderd | |
[pagina 35]
| |
gulden, Gijsbrecht zestien platen voor honderd gulden.Ga naar voetnoot28 Welbeschouwd kregen Sara en Gijsbrecht in 1624 in koperplaten uitbetaald hetgeen Cathalina hen in geld schuldig was. Gijsbrecht kreeg een lening terug. Het bedrag van honderd gulden betaalde hij met het ‘casseren’ (ongeldig verklaren) van een obligatie. De totale waarde van de platen die Sara verwierf, komt exact overeen met het bedrag dat zij volgens het testament van haar ouders zou krijgen. Sara kreeg in feite haar erfenis in koperplaten. Nog eens 352 andere koperplaten uit de boedel van Nicolaes de Clerck werden in juni 1626 geveild, voor 772 gulden en 13 stuivers.Ga naar voetnoot29 Mogelijk waren openstaande rekeningen de aanleiding voor de veiling. Na de dood van De Clerck waren er bijvoorbeeld problemen met het betalen van de huur van het huis in de Hippolytusbuurt.Ga naar voetnoot30 De notariële documenten van 1624 en 1626 zijn een belangrijke bron voor de reconstructie van het fonds van Nicolaes de Clerck, in combinatie natuurlijk met de overgeleverde prenten en boeken. Een groot deel van de genoemde platen is door De Clerck gebruikt voor het drukken van boekillustraties. In de akte uit 1624 worden ook de ‘veertich plaetgens van wiericx’ genoemd waarmee de prenten in het Const-toonneel van 1609 waren gedrukt. Daarnaast had De Clerck koperplaten met talloze portretten, platen met onderwerpen gerelateerd aan politieke gebeurtenissen en allerlei platen voor het drukken van kunstprenten. | |
De eerste boekuitgavenNicolaes de Clerck bouwde zijn uitgeverij op meerdere pijlers. Zijn eerste drie boekuitgaven verschenen in 1599. Het waren religieuze en politiek actuele werkjes. Ze hadden een gereformeerde, antikatholieke en bijna ‘vaderlandse’ signatuur. De Voornaemste misbruycken der misse - een bescheiden werkje in octavo-formaat - was een protestants boekje tegen de katholieke mis. De Clerck deelde de uitgave met Jacob Vennecool, de zoon van zijn eerdere werkgever. Vennecool drukte het werk deels onder zijn eigen naam en deels met het impressum ‘Tot Delf, ghedruckt by Jacob Cornelissz Vennecool voor Claes Janssz Klerck, Boecvercooper woonende inde Papestraet’.Ga naar voetnoot31 De tekst is een vertaling van Les principaux abus de la messe, een door de kerk van Rome verboden werkje geschreven door Bertrand de Loque (François de Saillans). Het werd voor het eerst uitgegeven in 1596 in het Franse La Rochelle.Ga naar voetnoot32 De vertaling naar het Nederlands werd verzorgd door Joos van Laren, predikant van Arnemuiden. De tweede uitgave waaraan De Clerck in 1599 zijn naam verbond, was de catechismus voor kinderen van Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, het Cort begryp inhou- | |
[pagina 36]
| |
dendede voornaemste hooft-stucken der christelycker religie gestelt vraghe ende antwoordischer wyse, acht folia in octavo-formaat. Marnix, de penvoerder van de calvinisten, was in december 1598 overleden. De catechismus zou zijn gevonden onder zijn nagelaten geschriften en werd met toestemming van zijn erfgenamen in druk uitgebracht. Het Cort begryp nam stelling tegen het katholieke geloof. De paus is de ‘antichrist’ en de roomse beelden of ‘afgoden’ in de ‘papen kercke’ worden door Marnix getypeerd als ‘groote poppen’ en ‘stomme blokken’ die staan en pronken en worden aanbeden door de papen. Exemplaren van de catechismus uitgegeven door Nicolaes de Clerck heb ik nog niet kunnen traceren. Dat Nicolaes dit ‘vraagboekje’ heeft gepubliceerd blijkt in de eerste plaats uit een reactie op dit werk van de minderbroeder Willem Spoelberch, uitgegeven in 1605 in Antwerpen onder de titel Catholyckgoet-duncken ende onderwys (...) over eenighe bedriegelijcke vragen ende antwoorden, begrepen in een cleyn boecxken by maniere van categismus, gheintituleert: een cort begryp (...) Ghedruckt tot Delft, by Claes Janssens Clerck, int jaer 1599.Ga naar voetnoot33 Figuur 2. Titelpagina van Willem Spoelberch, Catholyck goet-duncken ende onderwys, 1605, Amsterdam, ub, o 62 8833
De derde uitgave van De Clerck is de Redenrijcke constliefhebbers stichtelicke recreatie.Ga naar voetnoot34 | |
[pagina 37]
| |
Dit werk in kwarto was de neerslag van een wedstrijd die in 1598 in Rotterdam werd gehouden tussen verschillende rederijkerskamers en liefhebbers van de dichtkunst. De bijdragen van deze wedstrijd werden samengebracht op initiatief van de organiserende kamer de Blauwe Acoleyen, gedrukt door Henrick van Haestens in Leiden en uitgegeven in samenwerking met Nicolaes de Clerck. De Stichtelicke recreatie is geïllustreerd met enkele prenten in het eerste katern. De titelpagina is gegraveerd door Floris Balthasarsz van Berckenrode die net als De Clerck woonachtig was in Delft.Ga naar voetnoot35 De ‘refereynen ende liedekens’ van de wedstrijd in Rotterdam gaven antwoorden op voorgelegde vragen van religieuze en politieke aard die ‘nae de ghelegentheyt des tijts, ende standt deses landts’ zeer actueel werden geacht. De religieuze vraag was hoe een leerling goed kon oordelen over de leer van zijn leraren. De politieke vragen verlangden een historische vergelijking tussen de Batavieren en de Romeinen (waarbij werd uitgegaan van de superioriteit van de eersten). Ze lokten een vergelijking uit tussen de ‘Hollandse natie’ - als nazaten van de Batavieren - en de Spanjaarden. De bijdragen gingen in op de verschillende motieven van de Batavieren en Romeinen (i.e. Hollanders en Spanjaarden) om oorlog te voeren, voortkomend uit het verschil in afkomst en karakter van beide volken.Ga naar voetnoot36 Uit 1600-1608 zijn geen boeken bekend met de naam van Nicolaes de Clerck als uitgever op de titelpagina, al had Nicolaes in deze jaren wel plannen voor nieuwe titels. Zo had hij een uit het Frans vertaald en bewerkt theologisch werk over de ‘Stant der kercken Jhesu Christi’ willen uitgeven.Ga naar voetnoot37 Daarnaast plande hij - opmerkelijk genoeg - een nieuwe editie van het kruidboek van Rembert Dodoens, in 1583 in het Latijn uitgegeven bij Plantijn in Antwerpen. Voor beide werken werd een privilege aangevraagd bij de Staten-Generaal. In het geval van de ‘Stant der kercken’ heeft Nicolaes zijn plan afgeblazen en de kopij van het boek verkocht, nadat de Staten-Generaal hadden besloten dat de tekst voor een privilege eerst op kosten van de uitgever moest worden onderzocht door Paulus Merula, hoogleraar in de geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Het duurde echter jaren voordat Merula de visitatie ter hand nam. Voor het werk van Dodoens hebben de Staten-Generaal in maart 1601 daadwerkelijk een privilege verleend. De Clerck kreeg voor zes jaar het alleenrecht voor een Latijnse, Franstalige én Nederlandstalige editie van het kruidboek.Ga naar voetnoot38 Dat er geen enkel boek verscheen, had mogelijk te maken met het benodigde illustratiemateriaal en de hoge kosten die daarmee waren gemoeid. De eerste uitgave van het kruidboek van Dodoens in de Noordelijke Nederlanden verscheen in 1608 bij Franciscus Raphelengius in Leiden, nadat het privilege van Nicolaes in maart 1607 was verlopen.Ga naar voetnoot39 Raphelengius trof de voorbereidingen voor dit werk al in 1602. De- | |
[pagina 38]
| |
Leidse uitgever had de beschikking over de botanische houtblokken van het uitgevershuis Plantijn-Moretus in Antwerpen.Ga naar voetnoot40 Het eerste boek dat De Clerck na 1599 publiceerde, was - voor zover bekend - het Const-toonneel van 1609. | |
‘Conterfeijtsels vande voortreflijcste personagien’Vanaf 1610 specialiseerde Nicolaes de Clerck zich als uitgever van portretten voor contemporaine geschiedwerken in folioformaat. In opdracht van collega-boekuitgevers in Dordrecht, Den Haag, Arnhem en Amsterdam verzorgde hij in hun boeken de ‘conterfeijtsels vande voortreflijcste personagien’. Het ging om portretten van keizers, koningen, prinsen, hertogen, legeraanvoerders, krijgshelden, pausen en geloofshervormers. In afmetingen en uitvoering gelijken de prenten op elkaar. De benodigde portretten liet De Clerck graveren door één of meer anonieme prentmakers naar afbeeldingen op eerder uitgegeven prenten, los verschenen of in boeken als Les vrais pourtraits et vies des hommes illustres van André Thevet (1584) en het Atrium heroicum van Dominicus Custos (1600- 1602).Ga naar voetnoot41 De Clerck verhuurde zijn koperplaten, drukte ze zelf af bij de tekst op de hem aangeleverde bladen óf leverde losse afdrukken van de portretprenten aan zijn collega-uitgevers zodat ze buiten de collatie als illustraties konden worden ingebonden. Ondertussen gaf Nicolaes zelf drie biografische werken met portretten uit. Hij bouwde in de loop der jaren een grote collectie portretten op. Onder de koperplaten uit zijn boedel die in juni 1626 werden geveild, waren maar liefst 260 platen met ‘tronien’. Het totaal aantal platen dat De Clerck liet maken lag vermoedelijk nog hoger, rond de 350. Waar mogelijk werden de platen voor meerdere boekuitgaven gebruikt. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de platen werden afgedrukt om de portretten los te verspreiden. Koperplaten waren duur en konden maar beter zo optimaal mogelijk worden benut. De eerste portretten die Nicolaes de Clerck liet maken, zijn te vinden als illustraties in de Historie ende het leven van den aldermachtichsten ende victorieusten keyser Caerle de vijfde van 1610, een Nederlandse vertaling van het Italiaanse La vita dell'invitissimo e sacratissimo imperatore Carlo Quinto van Alfonso Ulloa, en in het omstreeks dezelfde tijd verschenen Tweede deel van de commentarien ofte memorien van den Nederlantsen staet, handel, oorloghen ende gheschiedenissen van onsen tyden van Emanuel van Meteren.Ga naar voetnoot42 De Clerck regelde de illustraties in beide werken in opdracht van Isaac Jansz Canin, boekdrukker en boekuit- | |
[pagina 39]
| |
gever in Dordrecht. Canin bracht de Historie en het Tweede deel samen uit, als inleiding respectievelijk vervolg op de eerste negentien boeken van het geschiedwerk van Emanuel van Meteren. Dat werk was voor het eerst in het Nederlands uitgegeven in 1599 bij Jacob Vennecool onder de titel (Memorien der) Belgische ofte Nederlantsche historie, van onsen tijden. Het handelde over de gebeurtenissen onder het bewind van Filips ii, de opstand tegen Spanje in de Nederlanden.Ga naar voetnoot43 De Historie van Ulloa besprak de voorgaande periode onder Karel v. Het tweede deel beschreef hoofdzakelijk de regeerperiode van Filips iii. Figuur 3. Portret van Karel v, anoniem, gravure, 193 × 129 (afb. 153 × 122) mm, in Alfonso Ulloa, Historie ende het leven van Caerle de vijfde, 1610, Amsterdam, ub, om 63-950
In 1614 verscheen bij de landsdrukker Hillebrant Jacobsz van Wouw in Den Haag een nieuwe editie van het geschiedwerk van Emanuel van Meteren, in 32 boeken.Ga naar voetnoot44 Van Wouw streefde naar de ultieme uitgave en liet het werk rijk illustreren, onder andere met 87 portretten van De Clerck. De titelpagina van dit monumentale boek werd gegraveerd door de Delftse prentmaker Willem Jacobsz Delff. De portretten van De Clerck | |
[pagina 40]
| |
kenden mede dankzij de uitgave van Van Wouw een grote verspreiding binnen de Nederlanden. De prenten hebben ook grote invloed gehad op de manier waarop latere edities van het werk van Van Meteren werden geïllustreerd. In de Nederlandstalige en Franstalige edities van 1618, 1623 en 1635 - uitgegeven bij de weduwe Van Wouw - vinden we eveneens portretprenten van De Clerck of kopieën van zijn prenten.Ga naar voetnoot45 De uitgever Jan Jansz in Arnhem bestelde losse afdrukken van portretten bij De Clerck en liet kopieën van deze prenten maken om ze als illustraties te kunnen laten inbinden in zijn Duitstalige uitgaven van Van Meteren.Ga naar voetnoot46 Portretprenten van De Clerck verschenen ook als illustraties in het verzameld werk van de protestantse schrijver en diplomaat Johannes Sleydanus (1506-1556) dat in 1612 werd uitgegeven door Gillis Pietersz en Abraham Migoen in Rotterdam, in samenwerking met De Clerck.Ga naar voetnoot47 De Clerck was vermoedelijk ook betrokken bij de vervaardiging van de titelpagina, gegraveerd door Willem Delff naar ontwerp van Jacques de Gheyn ii. Jaren later was De Clerck betrokken bij het illustreren van drie uitgaven van Jan Evertsz Cloppenburgh in Amsterdam: de Chronycke van Hungarien van 1619, een vertaling van de Chronologia van Hieronymus Oertel, de Wereld spiegel van 1621, een vertaling van Les estats, empires et principautez du monde van Pierre d'Avity, en de Turcksche chronyck van 1623, een titeluitgave van de Chronycke van Hungarien met een vervolg geschreven door Nicolaus Jansz van Wassenaar.Ga naar voetnoot48 | |
Tooneel en CabinetNicolaes de Clerck nam ook portretten op in drie boeken die hij zelf samenstelde en uitgaf. Deze uitgaven houden het midden tussen biografische geschiedwerken met illustraties en series portretten met tekst. In 1615 publiceerde De Clerck het Tooneel der keyseren ende coningen met 62 portretten. In 1617 volgde het Tooneel der beroemder hertogen princen graven ende krygs-helden met 82 portretten. In 1623 was het derde boek zo goed als voltooid. Het verscheen postuum in 1625 als het Princelyck cabinet, verthoonende t'leven afcomste ende afbeeldingen der voornaemste vorsten, princen, graven ende heeren van Europa jegenwoordig regierende, met 54 portretten.Ga naar voetnoot49 Terwijl de portretten van beroemde personen in de eerdergenoemde werken bestaande teksten illustreerden, ontstond het idee voor de Tonelen en het Cabinet vanuit de portretten, niet vanuit de tekst. Uiteindelijk werden woord en beeld in samenhang bepaald. De Clerck schreef levensbeschrijvingen van de personen die hij kon afbeelden en liet portretten graveren van diegenen over wie hij een biografie kon schrijven. Daar- | |
[pagina 41]
| |
naast dichtte hij in vier tot acht versregels een korte karakterisering van elke persoon. In de Tonelen groepeerde hij de personen per territorium en daarbinnen in chronologische volgorde. In het Princelyck cabinet werd een strak stramien gevolgd waarbij elke opening van het boek één persoon behandelde, met op de linker pagina een korte levensbeschrijving van de contemporaine vorst, prins of graaf en op de rechter pagina zijn of haar portret en enkele versregels in boekdruk. In de boeken van 1617 en 1625 kregen ook de Verenigde Nederlanden met Willem van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik en enkele andere leden van het geslacht Nassau een plaats. Voor de dedicatie van het Tooneel der hertogen princen aan de Staten-Generaal ontving De Clerck een beloning van 72 gulden.Ga naar voetnoot50 Figuur 4. Links: Titelpagina van Nicolaes de Clerck, Tooneel der keyseren ende coningen van christenryck, 1615, Willem Delff naar Dominicus Custos, gravure, 259 × 176 mm, Amsterdam, Rijksmuseum, rp-p-1898-a-20695. Rechts: Titelpagina van het Atrium Heroicum, 1600, Dominicus Custos, gravure, Mannheim, ub, Sammlung Desbillons h 920 d
Om beide Tonelen en het Cabinet te kunnen produceren schakelde Nicolaes de Clerck hulp in, en dat niet alleen voor het graveren van de portretten. Ten eerste regelde hij financiële steun voor zijn boeken. Een deel van de oplage van het Tooneel der keyseren ende coningen verscheen daarom op naam van Jan Jansz in Arnhem. In het archief in Delft is opgetekend dat De Clerck voor de productie en distributie van het Tooneel der hertogen princen een compagnieschap aanging met de Delftse kramer Louis Willemsz de Somer. In december 1615 ontving De Clerck van De Somer een bedrag van tweehonderd gulden.Ga naar voetnoot51 Ten tweede vroeg Nicolaes aan Aelbrecht Snel om voor de boeken van 1615 en 1617 drem- | |
[pagina 42]
| |
peldichten te schrijven als aanbeveling van de desbetreffende werken. Snellius was vanaf 1614 tot aan zijn dood in 1646 ondermeester van de Latijnse school in Delft.Ga naar voetnoot52 Net als bij de boekuitgaven van 1599 en 1609 werd ook het drukken van de teksten van de Tonelen en Cabinet uitbesteed. De boekdrukkers zijn te identificeren aan de hand van het gebruikte siermateriaal. De tekst van het Tooneel der keyseren ende coningen werd gedrukt bij Matthijs Bastiaensz in Rotterdam, de tekst van het Tooneel der hertogen princen bij Henrick van Haestens in Leiden en die van het Princelyck cabinet bij Jan Claesz van Dorp in Leiden.Ga naar voetnoot53 Tot slot liet De Clerck voor beide Tonelen een gegraveerde titelpagina vervaardigen door Willem Delff. Het ontwerp van de titelpagina voor het Tooneel van 1615 baseerde Delff op het titelblad van het Atrium heroicum van Dominicus Custos. Het ontwerp van de titelpagina van 1617 wordt in de literatuur toegeschreven aan Jacques de Gheyn ii.Ga naar voetnoot54 De graveur en ontwerper van de titelpagina van 1625 zijn onbekend. | |
Meer geschiedenissenAls het aan Nicolaes de Clerck had gelegen had hij meer boeken uitgegeven als de Tonelen en het Cabinet. Een ‘boeck vant leven der Nederlandtsche helden’ en een werk over het ‘leven van alle Turcsche keyseren’ waren in voorbereiding, maar zijn door het overlijden van De Clerck nooit verschenen.Ga naar voetnoot55 Ondertussen was het niet onopgemerkt gebleven dat Nicolaes veel wist over de nabije en eigentijdse geschiedenis. Op verzoek van de boekuitgever Pieter Verhaghen in Dordrecht schreef De Clerck daarom een vervolg op de al meerdere malen door Verhaghen uitgegeven en steeds vermeerderde Divisiekroniek. De Clerck beschreef de periode vanaf 1592. De tekst werd in 1620 gepubliceerd in Dat tweede deel ofte, Vervolgh van de Chronijcke van Hollant, Seelant ende Wtrecht, samen met een oudere beschrijving van Ellert de Veer over de jaren vanaf 1556.Ga naar voetnoot56 De laatste boeken die De Clerck publiceerde, waren twee werkjes van bescheiden omvang in octavo-formaat, de Waerachtighe treurige gheschiedenissen onses tijdts en de Grouwelen der voornaemster hooft-ketteren. Het eerste was een ongeïllustreerd werk en een vertaling van de Histoire tragiques de notre temps, een novellebundel van François Rosset.Ga naar voetnoot57 Het Franstalige werk verscheen voor het eerst in Parijs in 1613 met zeventien korte verhalen waarin de hoofdpersonen steeds door hun gedrag van het geluk in het ongeluk vielen. In 1614 werd het aantal verhalen uitgebreid tot negentien, in 1619 tot drieëntwintig.Ga naar voetnoot58 De Clerck vertaalde zeventien van de drieëntwintig verhalen. De opgevoerde | |
[pagina 43]
| |
historische - weliswaar geanonimiseerde - figuren konden zijn lezer als exempla of voorbeeld dienen, net als de beschreven personen in de Tonelen van 1615 en 1617. De Clerck voegde een actueel achttiende verhaal toe over de Spaanse edelman Rodrigo Calderón, die in oktober 1621 ter dood was gebracht. Volgens De Clerck waren ambitie en hoogmoed zijn ondergang geweest. Opnieuw vroeg De Clerck aan Aelbrecht Snel om een drempeldicht te schrijven. De Waerachtighe gheschiedenissen werd in 1623 gedrukt bij Jan Claesz van Dorp in Leiden. De Grouwelen der voornaemster hooft-ketteren was een tweede boekje met negatieve exempla dat in 1623 werd gedrukt bij Jan Claesz van Dorp voor Nicolaes de Clerck. Van Dorp drukte ook een impressumvariant op naam van Jan de Clerck, de zoon van Nicolaes die in 1622 voor zichzelf was begonnen.Ga naar voetnoot59 De Grouwelen beschrijft het leven en handelen van een tiental aartsketters, hoofdzakelijk anabaptisten die leefden in de zestiende eeuw. Het werkje gaat terug op een aantal prenten en boeken van Christoffel van Sichem en Henrick van Haestens uit de jaren 1605-1608.Ga naar voetnoot60 De Grouwelen van 1623 werd geïllustreerd met zeventien kleine portretten, prenten die in 1608 ook in de boeken van Haestens voorkwamen. De Clerck had de koperplaten voor het drukken van deze prenten vermoedelijk al voor of in 1610 in zijn bezit.Ga naar voetnoot61 Hij heeft ze kort na 1608 van Haestens verworven of Nicolaes was eerder zelf betrokken geweest bij het illustreren van de boeken van Haestens. | |
‘Ter ere vande huyse van Nassau’Nicolaes de Clerck was niet alleen boekuitgever, auteur, vertaler en ‘illustrator’. Een spannende groep uitgaven binnen zijn fonds zijn de prenten die hij publiceerde tot eer en meerdere glorie van het geslacht Nassau en de Verenigde Provinciën. Het meest prestigieuze project was de monumentale ‘caerte’ van maar liefst twee bij twee meter ‘van die affcomste ende victorien van syne Princelycke Excellentie Graeff Maurits van Nassauwen’ die De Clerck in 1601 uitgaf in samenwerking met de al vaker genoemde boekdrukker en uitgever Henrick van Haestens en de eveneens in Leiden wonende koopman Pieter van der Dycke. Het werk bestond uit verschillende prenten en boekdrukteksten die aan elkaar moesten worden gezet tot één geheel. Een compleet exemplaar van het werk is niet overgeleverd, maar we kennen de meeste prenten en teksten die erbij hoorden.Ga naar voetnoot62 Dat | |
[pagina 44]
| |
het werk heeft bestaan blijkt uit verschillende archiefstukken en documenten. Zo is het beschreven in de archieven van de Staten-Generaal, want zij verleenden voor dit werk op 28 december 1600 een privilege van twaalf jaar en beloonden de drie uitgevers in maart 1601 met 250 gulden.Ga naar voetnoot63 Omdat de uitgevers het werk aan meerdere autoriteiten presenteerden, wordt het ook genoemd in de archieven van de Staten van Holland, Delft, Haarlem, Leiden en Utrecht.Ga naar voetnoot64 De gehele assemblage bestond uit een meerbladige stamboomprent van het geslacht Nassau met daaromheen een portret van Maurits van Nassau als kapitein-generaal van de Staten-Generaal en grote en kleine voorstellingen van de militaire overwinningen die Maurits in opdracht van de Staten-Generaal op de vijand had behaald in de jaren 1590-1600, zoals de Inname van Breda in 1590, de Inname van Nijmegen in 1591, de Slag bij Turnhout in 1597 en de Slag bij Nieuwpoort in 1600. De prenten die konden worden geïdentificeerd als zijnde een onderdeel van de oorspronkelijke ‘caerte’ werden gegraveerd door Jan Saenredam, Bartholomeus Dolendo, Pieter Bast en Floris Balthasarsz van Berckenrode. De jonge rechtsgeleerde en schrijver Hugo de Groot schreef versregels bij de prenten. Ook zijn loflied op het geslacht Nassau - Genealogia Illustrium Comitum Nassaviorum - werd met dit doel geschreven.Ga naar voetnoot65 Figuur 5. Voorlopige reconstructie van de gemonteerde ‘caerte’, ca. 2 × 2 meter, waarbij in het midden de stamboom van Nassau moet worden geplaatst (zie fig. 6a) en daaromheen een portret van Maurits en grote en kleine voorstellingen van de militaire overwinningen van Maurits in de jaren 1590-1600 (zie fig. 6b en 7)
| |
[pagina 45]
| |
Figuur 6a. Genealogia Illust. Familiae Comit. Nassaviorum, anoniem, gravure, 1250 × 1450 mm, Den Haag, Koninklijk Huisarchief, to/2000. De kaart in de linkerbovenhoek is opgeplakt en hoort niet bij de oorspronkelijke uitgave van deze prent.
Figuur 6b. Eén van de kleine prenten met wapenfeiten voor de ‘caerte’: Beleg en inname van Nijmegen, 1591, Pieter Bast, gravure, 220 × 327 mm, met Latijnse versregels van Hugo de Groot en een legenda in boekdruk, toegevoegd op een losse strook, hier als zelfstandige prent ingebonden in het Album van Kittensteyn, Rotterdam, Atlas van Stolk, inv.nr. 50442
| |
[pagina 46]
| |
De ‘caerte’ was bedoeld om aan de muur te hangen, gemonteerd op linnen, op rollen geslagen en met de hand ingekleurd. Op de stamboomprent staan instructies voor het kleuren van de afgebeelde wapenschilden. Maurits zelf had een exemplaar dat met de hand was ingekleurd door Carel Liefrinck (1559-1624).Ga naar voetnoot66 Exemplaren van de ‘caerte’ hingen in het Prinsenhof in Haarlem en in het stadhuis in Leiden.Ga naar voetnoot67 Als zodanig was het werk bedoeld als eerbewijs aan het geslacht Nassau en een uiting van het vertrouwen dat deze steden stelden in Nassau en de Staten-Generaal. Interessant is dat de ‘caerte’ ook in Frankrijk werd verspreid. Hugo de Groot stuurde het werk als informatiebron naar de Franse historicus Jacques-Auguste de Thou.Ga naar voetnoot68 Daarnaast reisde Steven de Gheyn, de broer van de graveur Jacques de Gheyn ii, in opdracht van Pieter van der Dycke naar Frankrijk om het werk te presenteren aan koning Hendrik iv en verschillende Franse edellieden.Ga naar voetnoot69 Gepoogd werd om de banden tussen de Verenigde Provinciën en Frankrijk te versterken en de strijd van de Nederlanden tegen Spanje aan het Franse hof te bepleiten. De afzonderlijke prenten waaruit de ‘caerte’ bestond, werden ook los verspreid. Voor het onderzoek naar de relatie tussen het boek- en prentbedrijf is het interessant dat particulieren de prenten als illustraties in boeken en albums lieten inbinden.Ga naar voetnoot70 De uitgever Jan Jansz Orlers gebruikte de meeste prenten van de ‘caerte’ enkele jaren later ook officieel als boekillustratie. De prenten vormden de basis van zijn Nassauschen laurencrans van 1610, de Beschrijvinghe ende af-beeldinge van alle de victorien (...) die Godt Almachtich de (...) heeren Staten der Vereenichde Neder-landen verleent heeft en La genealogie des illustres comtes de Nassau (...) avec la description de toutes les victoires van 1615.Ga naar voetnoot71 Twee prenten van de ‘caerte’ werden door Nicolaes de Clerck nog eens uitgegeven als zelfstandige historieprenten. De Inname van Breda en Slag bij Turnhout - beide gegraveerd door Bartholomeus Dolendo - werden hiervoor gecombineerd met een beschrijving van de betreffende gebeurtenis in boekdruk, te monteren aan beide zijkanten van de prent.Ga naar voetnoot72 | |
Politieke symbolenOok na 1601 gaf De Clerck prenten uit die geschikt waren om als politiek symbool aan de muur te hangen. In 1614 betaalde het stadsbestuur van Den Haag achttien gulden aan Nicolaes de Clerck en de graveur Johannes van Londerseel voor de presentatie van een | |
[pagina 47]
| |
grote prent van Den Haag in vogelvluchtperspectief.Ga naar voetnoot73 De prent bestaat uit vijf bladen en meet in totaal 53 × 179,5 cm. Een gegraveerde titel - gedrukt op een afzonderlijke titelstrook in vier delen met een hoogte van 10,5 cm - benoemt Den Haag als de residentie van het Hof van Holland, de Staten Generaal en Maurits.Ga naar voetnoot74 Het Binnenhof was het symbool van de soevereiniteit van de Republiek en is niet toevallig in het midden van de prent afgebeeld. Bij de prent hoorde een boekdruktekst in tien kolommen met een beschrijving van de stad en een legenda bij de nummers die in de voorstelling waren gegraveerd. In dit geval kon de klant kiezen tussen een Latijnse of Nederlandse tekst. Uit de sierinitialen aan het begin van beide teksten blijkt dat De Clerck de Latijnse beschrijving liet drukken bij zijn collega Jan Andriesz Cloeting in Delft en de Nederlandse tekst bij Matthijs Bastiaensz in Rotterdam. Figuur 7. Eén van de grote prenten met wapenfeiten voor de ‘caerte’: Inname van Breda, 1590, Bartholomeus Dolendo, ets en gravure, 352 × 485 mm, hier uitgegeven door Nicolaes de Clerck als zelfstandige historieprent met tekst in boekdruk, reconstructie Stedelijk Museum Breda
Op 7 januari 1620 kreeg Nicolaes de Clerck van de Staten-Generaal een zevenjarig privilege om prenten uit te geven van het grafmonument dat vanaf 1614 werd opgericht ter nagedachtenis van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft. De Clerck liet twee koperplaten graveren naar het ontwerp en de tekeningen van de Amsterdamse beeldhouwer en architect Hendrik de Keyser.Ga naar voetnoot75 De ene gravure toont de voorzijde van het grafmonument, de andere laat de zijkant zien.Ga naar voetnoot76 Het iconografisch programma van het graf- | |
[pagina 48]
| |
monument brengt de verworvenheden en deugden van Willem van Oranje in beeld, maar toont ook de fundering waarop de Republiek der Verenigde Nederlanden was gebouwd. Het grafschrift dat door Constantijn Huygens voor het praalgraf werd geschreven - ook gegraveerd op een van de prenten - noemt Maurits bovendien als opvolger van zijn vader. Maurits zou de bijna herwonnen vrijheid verwezenlijken en handhaven. Zo beschouwd was het grafmonument niet alleen een eerbetoon aan Willem, maar ook een legitimering van Maurits' positie. De historicus Pieter Christiaensz Bor schreef in 1621 dat er van heinde en verre bezoekers kwamen om het monument in Delft te bezichtigen.Ga naar voetnoot77 Bezoekers kochten de prenten van De Clerck wellicht als herinnering aan hun bezoek. Wie niet in de gelegenheid was om het praalgraf te komen bekijken, kon zich met de prenten op afstand een beeld vormen. Figuur 8. Praalgraf van Willem van Oranje, met het beeld van de zittende prins en de personificatie Libertas en Justitia, anoniem, gravure, resp. 532 × 373 mm, Amsterdam, Rijksmuseum, rp-p-ob-79.488
| |
[pagina 49]
| |
‘Noch alle soorten van constprenten’Als prentuitgever publiceerde Nicolaes de Clerck verder allerlei ‘constprenten’. Hij drukte prenten met bijbelse onderwerpen, kalligrafische prenten met de tien geboden of de twaalf artikelen van het geloof, mythologische, klassieke en allegorische voorstellingen, humoristische scènes ontleend aan het leven van alledag, maar ook landschappen en ornamentprenten. In feite was De Clerck in deze jaren één van de meest vooraanstaande prentuitgevers in de Noordelijke Nederlanden, niet qua omvang van zijn prentenfonds, maar wel wat betreft de kwaliteit. Een belangrijke pijler in zijn fonds als prentuitgever waren de gravures naar ontwerp van de in zijn tijd al zeer gerespecteerde graveur Jacques de Gheyn ii (1565-1629) en de etsen gemaakt door diens zoon Jacques de Gheyn iii (1596-1641).Ga naar voetnoot78 De meeste prenten die De Clerck naar het ontwerp van vader De Gheyn uitgaf werden vervaardigd omstreeks 1608-1610, in de jaren dat De Gheyn niet langer actief was als graveur en prentuitgever, maar nog wel ontwerpen voor prenten maakte die werden gegraveerd door Andreas Stock. De meest indrukwekkende prent die De Clerck uitgaf naar het ontwerp van Jacques de Gheyn ii was zonder twijfel de Voorbereiding voor een heksensabbat. Opmerkelijk zijn ook de humoristisch-erotische voorstelling van de Boogschutter en de melkmeid en de Zes landschappen van De Gheyn. De Gheyn was één van de eersten die voor zijn landschappen de etstechniek gebruikte en bovendien imaginaire landschappen afwisselde met meer lokale voorstellingen. Nicolaes de Clerck publiceerde ook de eigenhandige etsen van De Gheyn junior. Hij was de uitgever van bijna al het prentwerk van De Gheyn iii, zoals de serie van de zeven wijze mannen van Griekenland, de Laocoon, de Slapende Mars en Triton blazend op een hoornschelp. De Clerck verzorgde ook heruitgaven van kunstprenten, gedrukt van bestaande, oudere koperplaten die hij had kunnen verwerven. Hij kocht de platen van de graveur zelf of van de eerste uitgever van de betreffende prent. Zo had De Clerck in zijn fonds - naast het eigenhandige werk van Jacques de Gheyn iii - één of meer eigenzinnige etsen van de schilder Gerrit Pietersz en zes kleine landschapsetsen van Jacob Saverij.Ga naar voetnoot79 Etsen van schilders gemaakt naar eigen ontwerp waren aan het begin van de zeventiende eeuw nog een uitzondering. Van de prentuitgever Assuerus van Londerseel, de oudere broer van Johannes van Londerseel, verwierf De Clerck mogelijk de plaat voor het Landschap met Mozes en de dochters van Jetro van de Antwerpse graveur Nicolaes de Bruyn naar ontwerp van Hans Bol.Ga naar voetnoot80 Andere prenten die De Clerck uitgaf nadat hij de koperplaten had verworven, waren bijvoorbeeld de Triomf van Bacchus gegraveerd door René Boyvin naar ontwerp van Rosso Fiorentino, het Laatste Avondmaal naar Maarten van Heemskerck, de Boerenkermis van Nicolaes Jansz Clock naar ontwerp van Karel van Mander, de Dochters van Israël loven David van Jan Saenredam naar Lucas van Leyen, Christus aan de geselpaal van Jacob Matham, de drie deugden Hoop, Geloof en Liefde van Nicolaes Braeu naar Matham en kopieën | |
[pagina 50]
| |
Figuur 9. Voorbereidingen voor een heksensabbat, Andries Stock naar Jacques de Gheyn ii, gravure, 435 × 658 mm, Amsterdam, Rijksmuseum, rp-p-1882-a-6180
Figuur 10. Landschap met reizigers op een steile rots, Jacob Saverij, ets, 93 × 122 mm, Amsterdam, Rijksmuseum, rp-p-ob -12.620
| |
[pagina 51]
| |
van de drie beroemde Klassieke sculpturen van Hendrick Goltzius, eveneens gegraveerd door Braeu.Ga naar voetnoot81 | |
BesluitNicolaes de Clerck was een veelzijdige en fascinerende ondernemer. Hij bouwde zijn bedrijf op meerdere pijlers. Het ging bij hem om boeken met tekst, boeken met tekst en prent, prenten met begeleidende teksten en zelfstandige prenten zonder tekst in boekdruk. Bepaalde prenten werden op meerdere manieren uitgegeven, bijvoorbeeld als boekillustratie en als losse prent. De genoemde uitgaven kwamen op verschillende manieren tot stand. Ideeën kwamen voort vanuit tekst of prent. Prenten werden gedrukt met nieuwe of oude koperplaten. Tekst en beeld werden geïntegreerd op één vel papier of op afzonderlijke bladen gedrukt en later samengevoegd. Indien het nodig was, werd er samengewerkt. Soms was een partner noodzakelijk om de kosten en risico's van grote projecten te kunnen dragen. De samenwerking hield ook in dat specifieke taken werden uitbesteed. Bij De Clerck werkte dat twee kanten op. Enerzijds verleende De Clerck zijn medewerking aan boekuitgevers die illustratiemateriaal en/of een plaatdrukker nodig hadden. Een enkele keer werd hij als auteur gevraagd. Anderzijds had De Clerck zelf assistentie nodig. Hij was zelf geen prentmaker, dus verwierf hij via zijn netwerk oudere koperplaten of zocht hij ontwerpers en/of graveurs die nieuwe platen voor hem konden maken. Ook het drukken van de teksten voor zijn boek- en prentuitgaven besteedde hij uit. Verder had hij contact met boek- en prentverkopers om zijn uitgaven te distribueren en om een aantrekkelijk winkelassortiment van boeken en prenten op te bouwen. Kortom, het onderzoek naar Nicolaes de Clerck biedt een ander perspectief op de vroegmoderne drukwerkcultuur en illustreert dat het zinvol is om het boek- en prentbedrijf ook in samenhang te bestuderen. Laten we daarom vaker een brug slaan tussen het onderzoeksveld van boekhistorici en dat van prenthistorici. |
|