Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 25
(2018)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd[p. 123] | |||||||
Zanna van Loon
|
Project: De vroegmoderne verwerving, productieprocessen en verspreiding van kennis over inheemse talen van de Nieuwe Wereld. (Deel van het multidisciplinaire ku Leuven-project Veranderende visies op de talen in een globaliserende wereld (1540-1840): informatieaanwas, conceptuele shifts en geleerdennetwerken in de circulatie van taalkundige kennis.) |
Aanvrager: prof.dr. Thomas Werner |
Promovendus: Zanna van Loon |
Financier: ku Leuven |
Looptijd: 2016-2020 |
Locatie: ku Leuven |
‘Luego comence a tractar de reduzir aquella lengua a Arte, para que no solamente yo pudiesse en ella aprouechar, en aquella nueua yglesia, enseñando y predica[n]do el Euangelio alos Indios, pero otros muchos, que por la difficultad de apre[n]derla, no emprendian tan Apostolica obra: viendola ya en Arte: y que facilmente se podia saber, se animassen a ello, y con facilidad la aprendiessen, como se come[n]ço a hazer.’1
De dominicaan Domingo de Santo Tomás (1499-1570) had bijna twintig jaar doorgebracht in het Spaanse onderkoninkrijk Peru vooraleer hij terugkeerde naar Europa om meer missionarissen te overtuigen naar de Nieuwe Wereld te reizen. Daar liet hij in 1560 zijn Grammatica o arte de la lengua general de los indios de los Reynos del Peru drukken bij de koninklijke drukker Francisco Fernández de Córdoba uit Valladolid. Zo werd hij de eer-
ste Spaanse missionaris wiens grammatica van het Quechua, na een jarenlange circulatie in manuscriptvorm, werd gepubliceerd. In zijn voorwoord aan de Spaanse koning Filips ii maakte Santo Tomás duidelijk waarom hij het belangrijk achtte om zijn grammatica te schrijven en te laten drukken. Hij hoopte immers dat andere missionarissen die naar Peru zouden reizen, zijn taalinstrument konden gebruiken om het Quechua aan te leren en vervolgens de inheemse bevolking hierdoor efficiënter konden onderrichten in het katholieke geloof. Santo Tomás was zeker niet de enige missionaris in de vroegmoderne periode die tijdens zijn missie in de Nieuwe Wereld om deze reden een beschrijving van een inheemse taal samenstelde.
Vanaf het begin van de zestiende eeuw stelden Europese missionarissen het als hun algemeen doel om de evangelisatie in de Nieuwe Wereld zo gericht mogelijk te doen plaatsvinden, door het woord van God te verspreiden in de talen van de inheemse volkeren, in plaats van hun eigen Europese taal (Spaans, Portugees, Frans, Engels, enz.) op te leggen. Deze tendens lag in de lijn van de ordinanties van het Concilie van Trente, die de voorkeur gaven aan vulgares linguae bij religieus onderricht en publicaties van catechismussen in de volkstalen verordenden. De missionarissen streefden ernaar de inheemse talen volledig machtig te zijn en hun verworven kennis door te spelen aan opvolgers. Dit zette een dynamisch proces in gang, waarin missiebroeders kennis over niet-Europese talen verwierven, verspreidden en systematiseerden. Door hun grammaticaboeken, woordenlijsten, enzovoort speelden ze bovendien een belangrijke rol in de verzameling, codificatie en verspreiding van deze kennis, maar ook in de vertaling van religieuze teksten naar inheemse talen om zo het pad te effenen voor de evangelisatie. Dit onderzoek beoogt historische inzichten te verwerven in de vroegmoderne circulatie van kennis over inheemse talen uit de Nieuwe Wereld.
In het verleden besteedden onderzoekers relatief weinig aandacht aan vroegmoderne beschrijvingen van niet-Europese talen. Het duurde tot de jaren 1990 voor hierin verandering kwam en er zich een aparte deeldiscipline ontwikkelde die deze taalkundige missionarisactiviteiten structureel in beschouwing nam: Missionary Linguistics. Vandaag de dag heeft dit onderzoeksveld zijn blik verruimd in tijdbestek, geografische ruimte en historische context en vormen studies vanuit historische, socio-antropologische en etnografische invalshoeken multidisciplinaire aanvullingen op het taalkundig onderzoek. Mijn onderzoek levert een bijdrage aan dit vakgebied door de diachronie van Missionary Linguistics centraal te stellen en de circulatie van taalkundige kennis in haar institutionele en socioculturele context te bestuderen. Historici die de vroegmoderne circulatie van kennis bestuderen, richten zich over het algemeen eerder op geografische, etnografische en natuurwetenschappelijke kennis, waaronder botanie en geneeskunde. Dit onderzoek zou op die manier bijdragen aan de geschiedenis van de circulatie van kennis in de vroegmoderne periode en vernieuwende inzichten kunnen bieden in de algemene verwerving, productie en verspreiding van kennis over inheemse talen uit Noord-, Midden- en Zuid-Amerika in de eerste twee eeuwen van de kolonisatie.
Het doel is om verschillende ‘tradities’ in de kennisopbouw, -productie en -verspreiding van talen tot 1700 te vergelijken in de territoria van vier belangrijke koloniale machten - Spanje, Frankrijk, Portugal en Engeland. Aangezien de context van deze taal-
beschrijvingen afhankelijk was van wie wat schreef, hoe, waarom, waar, wanneer, voor wie, met welk doel en met welk effect, is het van belang om de handelingen en motivaties van alle actoren betrokken bij de totstandkoming van deze teksten (tolken, auteurs, uitgevers, drukkers, boekverkopers, enz.) in kaart te brengen, zonder de invloed van structurele factoren - socio-economische, politieke en culturele ontwikkelingen - over het hoofd te zien.
Het is daarom eerst en vooral van belang om de historische context te schetsen waarin koloniale instellingen een specifiek taalbeleid opzetten in de Nieuwe Wereld en hoe bekeringsstrategieën van religieuze instellingen verbonden waren aan taalstudie. Een tweede deel van het onderzoek wil individuele taalactiviteiten van missionarissen in situ analyseren, door aandacht te schenken aan welke strategieën religieuze orden lokaal aanwendden om talen aan te leren, hoe ze samenwerkten met inheemse volkeren en welke moeilijkheden ze ervoeren bij hun taalactiviteiten. Vervolgens gaat de aandacht uit naar de kennisproductie van deze talen door de schriftelijke overdracht naar religieuze vertalingen en taalinstrumenten te bestuderen. Tot slot zal dit onderzoek licht werpen op de kennisverspreiding door de aard en organisatie van productieprocessen en distributienetwerken op micro- en macroniveau te ontleden van manuscripten (als media voor lokale distributie) en gedrukte teksten.
- 1
- Vrij vertaald betekent dit het volgende: ‘Dus begon ik te proberen die taal tot een grammatica te herleiden, opdat niet alleen ik er gebruik van zou kunnen maken om in die nieuwe [opgerichte] Kerk [in de Nieuwe Wereld] aan de indianen het evangelie te onderwijzen en verkondigen, maar daarnaast ook vele anderen, die het nalieten dat soort missionariswerk te ondernemen, omdat ze moeilijkheden ondervonden bij het leren van de taal, [maar] wanneer ze zouden zien dat er al een grammatica van [die taal] bestond en het gemakkelijk was haar te leren, hiertoe moed zouden vatten en haar met gemak zouden leren, zoals men inderdaad is gaan doen.’ Zie Domingo de Santo Tomás, Grammatica o arte de la lengua general de los indios de los Reynos del Peru (Francisco Fernandez de Cordoba: Valladolid, 1560), 2v.