vangrijk onderzoeksproject van start dat van meet af aan het publiek heeft willen betrekken bij de resultaten.
Figuur 2. Boekblok. Het gebedenboek van Maria van Gelre is in de jaren 1970 uit de band genomen en bestaat uit 45 losse katernen (Foto: Staatsbibliothek zu Berlin - pk)
Het onderzoek naar de inhoud en samenstelling van het boek, naar de verluchting en de werkwijze van de verluchters, naar de materiële aspecten (op conventionele wijze en met natuurwetenschappelijke methoden) en naar de geschiedenis van het boek vindt zijn weerslag in een omvangrijke publicatie die in 2020 voorzien is en waarin het volledige boek wordt afgebeeld, beschreven en geëditeerd. Die publicatie vormt de feitelijke afsluiting van een project dat zijn zichtbaarste resultaat al in 2018 kent: de tentoonstelling Ik, Maria van Gelre. De hertogin en haar uitzonderlijke gebedenboek. Van begin af aan speelde ik met de gedachte aan een tentoonstelling. Het gebedenboek van Maria van Gelre is terecht aangemerkt als sleutelwerk in de vroeg vijftiende-eeuwse miniatuurschilderkunst van de Noordelijke Nederlanden. Rob Dückers heeft laten zien dat de miniaturisten zijn beïnvloed door het werk van de Gebroeders van Limburg. Een iets latere generatie van miniaturisten, zo blijkt uit onderzoek van Miranda Bloem (als kunsthistoricus aan het project verbonden), neemt de modellen over van de meesters rond dit gebedenboek. Maar moest het een handschriftententoonstelling worden?
Al bij het eerste digitale doorbladeren werd ik getroffen door de complexiteit van het boek, en snel was ook duidelijk dat hertogin Maria een grote rol moet hebben gespeeld bij de totstandkoming ervan. Een vrouw die in het colofon, gedateerd 23 februari 1415, wordt benoemd als degene die het boek heeft laten schrijven, en die zich zeer zelfverzekerd heeft laten afbeelden, zou toch belangrijker geweest moeten zijn dan historici haar hebben gepresenteerd. De verwondering over dit boek leidde tot een zoektocht in de