Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 22
(2015)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Cara Janssen
| |
[pagina 10]
| |
lijke bul uit die astrologische voorspellingen verbood.Ga naar voetnoot5 Maar ook in de Nederlanden bleef de kwestie niet onbesproken en doken er vanuit kerkelijke hoek regelmatig aantijgingen op tegen die voorspelkunsten. Na de uitvaardiging van een nieuwe pauselijke bul aangaande astrologie verstuurde de pauselijke nuntius Lagonissa op 23 oktober 1631 vanuit Brussel een brief naar de Mechelse aartsbisschop Boonen.Ga naar voetnoot6 Astrologische voorspellingen waren volgens Lagonissa ‘schadelijk voor het Christendom en ontwrichtten de menselijke geest.’Ga naar voetnoot7 Toch werd er in Zuid-Nederlandse almanakken gezocht naar een evenwicht tussen die twee uitersten. De fusie tussen astrologie en religie kon immers dienst doen als een effectief middel om het katholieke geloof in de Zuidelijke Nederlanden nieuw leven in te blazen. Volgens de laatzestiende- en vroegzeventiende-eeuwse almanakken gebruikte God zo de conjuncties van de hemellichamen om de gelovigen te wijzen op de gevaren van hun zonden. In dit artikel worden de Antwerpse almanakken van Jan Franco Sr. van naderbij bekeken. Daarin treffen we sporen aan van het discours dat de aartshertogen, in samenspraak met de katholieke Kerk, gebruikten om de gelovigen herop te voeden. We onderzoeken daarom de religieus-politieke echo's van dat discours in de Antwerpse almanakken van Jan Franco Sr. tussen 1598 en 1621. Eerst wordt nagegaan hoe de betrokkenen zoals drukkers, auteurs en publiek, het productieproces bepaalden. Daarna komt de inhoud van de almanakken aan bod. Aan de hand van de astrologische voorspellingen in de Prognosticatien of de Ephemeris Metheologica wordt vervolgens de manier geanalyseerd waarop de inhoud van almanakken gekleurd werd door de politieke en religieuze verwachtingen van de auteur, diens drukkers en lezers. | |
Almanakken, van ruw product naar succesvol handelswaarOm een beter begrip te krijgen van de manier waarop de Antwerpse almanakauteur Jan Franco Sr. zijn confessionele discours aan zijn lezers bezorgde, gaat dit artikel eerst dieper in op de manier waarop de vroegmoderne almanak in het algemeen in de Nederlanden geproduceerd en geconsumeerd werd. De beide aspecten zijn aan elkaar verwant. In almanakken vloeide het gedachtegoed van de producenten en van de kopers samen. Om een zo groot mogelijk publiek te plezieren, moest de inhoud van de almanak op de verwachtingen van de lezers worden afgestemd. Omgekeerd vonden de producenten en hun opdrachtgevers in de vroegmoderne almanak een uiterst geschikt medium om het wereldbeeld van hun lezers te beïnvloeden.Ga naar voetnoot8 Vroegmoderne almanakken bestonden in verschillende formaten, waarbij plakalmanakken en boekalmanakken de meest voorkomende waren. De boekalmanakken waren meestal niet groter dan een handpalm, waardoor hun gebruikers ze altijd met zich | |
[pagina 11]
| |
mee konden dragen. De plakalmanak, vergelijkbaar met de moderne muurkalender, was vooral voor huiselijk gebruik bedoelde.Ga naar voetnoot9 In dit artikel gaat het vooral om boekalmanakken. Plakalmanakken waren veel beknopter en spitsten zich vaak enkel toe op praktische informatie voor het dagelijkse leven. Een politiek of religieus discours vinden we daarin dan ook minder terug. Figuur 1. Het titelblad (fol. 1r) van de almanak, en de eerste bladen van de ephemeris en kroniek van Jan Franco Sr. uit 1599. Antwerpen, Erfgoed-bibliotheek Hendrik Conscience, k 104242: 1599, 1-3
De volgorde van de rubrieken in de vroegmoderne boekalmanak lag grotendeels vast. Het eerste onderdeel werd gevormd door de kalender of almanak.Ga naar voetnoot10 Deze bevatte ook allerlei astrologische en natuurkundige informatie. Zo duidde de kalender aan wanneer maans- en zonsverduisteringen zouden plaatsvinden en gaf hij medisch advies op basis van de stand van de hemellichamen. Vroegmoderne Antwerpse kalenders hadden meestal een uitgesproken religieus karakter. De lezer werd op een eenvoudige maar efficiënte manier geïnformeerd wanneer paaszondag plaats- | |
[pagina 12]
| |
vond, wanneer welke heilige gevierd werd en hoe lang de paus al regeerde. Ten slotte bevatte de kalender vaak praktische lijsten met markten, feestdagen en watertijdingen in verschillende steden.Ga naar voetnoot11 Na de kalender volgde een prognosticatie, een voorspelling van wat er in het komende jaar gebeuren zou. De almanak eindigde met een korte kroniek, die terugblikte op het verleden. De almanakken van Jan Franco Sr., waar dit artikel op focust, volgen allemaal het hierboven geschetste patroon. Almanakauteurs waren vaak artsen of chirurgijns en droegen met trots titels als ‘stadsdoctoor’ of ‘vermaerde medecijn doctoor’. Hoe langer hun titel, hoe meer indruk ze hoopten te maken op potentiële kopers.Ga naar voetnoot12 De koppeling tussen astrologie en medische wetenschappen hoeft niet te verwonderen. Artsen en chirurgijns werden verondersteld de astrologische wetenschappen te beheersen omdat men aannam dat de stand van de hemellichamen invloed had op de gezondheid. Zo konden chirurgijns op basis van de astrologie vaststellen wanneer het meest geschikte ogenblik was om over te gaan tot ingrepen als aderlaten of amputatie.Ga naar voetnoot13 Hun beroepservaring leende zich dan ook uitstekend tot het schrijven van almanakken. Het productieproces van de almanak begon in de zomermaanden, wanneer de auteurs hun teksten afleverden bij de boekdrukkers. Niet elke drukker hield zich bezig met almanakproductie; maar voor hen die dat wel deden zorgde de handel voor een vast jaarlijks inkomen waarmee ze hun andere opdrachten konden financieren. De almanakproducenten in het zestiende- en zeventiende-eeuwse Antwerpen waren meestal gevestigd ‘in de Cammerstrate’ of ‘op de Lombaardenvest’.Ga naar voetnoot14 Vanaf oktober werd begonnen met het drukken, en eind november kwamen de laatste vellen van de pers. Daarna werden ze te koop aangeboden.Ga naar voetnoot15 Almanakken vonden hun weg naar de consument op drie verschillende manieren. In de eerste plaats gebeurde dat via de reguliere boekhandel, hetzij de winkel van de boekdrukker zelf, hetzij een boekverkoper met wie hij een overeenkomst had. Niet ingebonden almanakken kon men vanaf een halve stuiver kopen.Ga naar voetnoot16 Een tweede verspreidingskanaal werd gevormd door gilden, die een deel van de jaarlijkse almanakoplage aankochten en verspreidden onder hun leden. Ten slotte brachten ook marskramers en reizende kooplieden almanakken aan de man. Zij waren in de zestiende en zeventiende eeuw gekende figuren onder de stedelijke bevolking. Zo dook de almanakverkoper regelmatig op als personage in het rederijkerstoneel.Ga naar voetnoot17 De marskramers kochten een voorraad almanakken bij reguliere boekverkopers. Hun winkels waren vaak gevestigd op drukke routes waar veel rondreizende marskramers passeerden.Ga naar voetnoot18 De marskramers trokken via | |
[pagina 13]
| |
vaste routes van stad tot stad om onder andere op jaarmarkten hun waren te verkopen. Naast almanakken droegen ze ook ander goedkoop drukwerk en kleiner huisraad met zich mee, zoals kousen, knopen en linten.Ga naar voetnoot19 De rol van de reizende marskramers in de almanakdistributie is niet te onderschatten. Toch waren veel stedelijke overheden niet erg gelukkig met hun onofficiële handelszaken, omdat zij de almanakken vaak aan een lagere prijs verkochten dan de reguliere boekverkoper. Tot het midden van de zeventiende eeuw hadden de ambulante verkopers echter vrij spel, aangezien stedelijke besturen er niet in slaagden de almanakdistributie volledig te reguleren.Ga naar voetnoot20 In 1630 sloegen het Antwerpse boekverkopersgilde en de stedelijke overheid de handen ineen en beslisten dat ongebonden almanakken enkel nog tegen een vastgestelde prijs aan de marskramers verkocht mochten worden. Als nieuwjaarsgeschenk was de almanak bijzonder in trek. De meeste almanakken werden dan ook gekocht tijdens de winter, hetzij bij boekverkopers, hetzij bij marskramers.Ga naar voetnoot21 De almanak bereikte in de Nederlanden een relatief grote groep kopers. Volgens Jeroen Salman beschikte één gezin op vier in de zestiende- en zeventiende-eeuwse Noordelijke Nederlanden over een almanak.Ga naar voetnoot22 Jan Franco Sr. hield daarbij in zijn dedicatie vooral de elite en de sociale middenklasse voor ogen.Ga naar voetnoot23 Zo wenste hij in 1599 de ‘edele, seer voorsichtighe ende discrete mijn heeren den gouverneur, amptman, en de magistraet der princelijke stadt Bruessel in't generael ende elck in't particulier voor een salich nieu jaer’.Ga naar voetnoot24 Franco richtte zich in zijn voorwoorden rechtstreeks tot de Brusselse stedelijke elite. Almanakken werden wel vaker besteld door het stadsbestuur, wat de inhoud van die almanakken sterk kleurde.Ga naar voetnoot25 Als de prognostica niet in goede aarde vielen bij hun ambtelijke lezers, dan riskeerden de producenten zelfs een berisping, boete of soms ook een verbod op de verspreiding van hun lucratieve goed. Herman Pleij schrijft dat de Antwerpse edities in de zestiende en zeventiende eeuw het stedelijke ‘favoriete zelfbeeld bijna schaamteloos onthullen’.Ga naar voetnoot26 | |
[pagina 14]
| |
Jan Franco Sr. en zijn almanakkenOver Jan Franco Sr. is weinig bekend. Hij werd geboren in Eersel - in de huidige provincie Noord-Brabant - en week later uit naar Brussel, waar hij woonde ‘by de Spieghel-Brugghe, by de St. Goericx Kercke’. Daar was Franco Sr. stadsdokter ‘voor de Princelijcke stadt van Bruessel.’Ga naar voetnoot27 Als officiële stadsarts werd hij in die hoedanigheid aangesteld door de magistraat. Vermoedelijk bestond zijn taak onder andere uit het geven van bijstand aan gevangenen bij tortuur, de controle op andere artsen en apothekers in de stad en adviseerde hij het stadsbestuur bij epidemieën. Hoewel Franco Sr. dus te Brussel woonde en werkte en zijn almanakken berekend waren op de meridiaan van Brussel, liet hij ze drukken in Antwerpen.Ga naar voetnoot28 Vanaf het einde van de vijftiende eeuw al was Antwerpen uitgegroeid tot één van de belangrijkste drukkerscentra in Europa. In de zestiende eeuw genoot Antwerpen bovendien een hoog aanzien in het internationale handelsverkeer, wat zorgde voor een extra impuls voor de ontwikkeling van het Antwerpse boekbedrijf.Ga naar voetnoot29 Na de val van Antwerpen in 1585 stagneerde de drukkersactiviteit in de stad kortstondig. Maar al snel veroverde de stad opnieuw een sleutelpositie binnen het boekbedrijf in de Zuidelijke Nederlanden, met name als belangrijk protagonist in het herstel van het katholieke geloof in die regio.Ga naar voetnoot30 Uit de periode tussen 1598 en 1621 zijn minstens vijftien almanakken bewaard die Franco's naam dragen. Zij werden uitgegeven bij Arnout 's Conincx die vanaf 1579 als drukker actief was in de Antwerpse Kammenstraat.Ga naar voetnoot31 Hij vroeg naar alle waarschijnlijkheid de privileges voor het drukken van de almanakken van Jan Franco Sr. aan bij zowel de Raad van Brabant als de Geheime Raad. Die laatste was één van de drie collaterale raden die Karel v had ingesteld om het bestuur in de Habsburgse Nederlanden te centraliseren. De Geheime Raad was daarbij bevoegd voor bestuurs- en juridische zaken.Ga naar voetnoot32 Vanaf 1531 was een tweevoudig drukkersprivilege in de Spaans-Habsburgse Nederlanden een gebruikelijke procedure. Bij de Raad van Brabant kregen drukkers het voorrecht om in lokale gebieden hun werken te verspreiden. Voor een uitbreiding van de distributie, richtten de drukkers zich dan weer tot de Geheime Raad. Op die manier veralgemeenden ze de privileges voor de gehele Nederlanden, met uitzondering van het prinsbisdom Luik.Ga naar voetnoot33 Toch bleek het niet zo makkelijk voor Arnout 's Conincx om het privilege voor het drukken van de almanakken van Jan Franco Sr. te behouden. Verscheidene andere druk- | |
[pagina 15]
| |
kers wilden een graantje meepikken. In de jaren 1602 en 1604 verloor Arnout 's Conincx na een lange discussie tijdelijk het voorrecht aan de bekende Antwerpse drukker Hiëronymus i Verdussen.Ga naar voetnoot34 Zijn overwinning was echter van korte duur: al in 1606 kreeg Arnout 's Conincx opnieuw het privilege van de Geheime Raad om het volgende jaar de almanakken van Franco Sr. te drukken, zowel in het Frans als in het Nederlands.Ga naar voetnoot35 Jan Franco Sr. bleef tot zijn dood, rond het jaar 1611, verbonden met de drukkerij van Arnout 's Conincx.Ga naar voetnoot36 Figuur 2. Brief van Arnout 's Conincx bij de aanvraag van het privilege voor de almanak van Jan Franco voor het jaar 1613. Brussel, ara, Geheime Raad onder het Spaans Bewind, Dozen 1276/99. Foto Cara Janssen
| |
[pagina 16]
| |
Franco's naam bleef echter nog jaren na zijn overlijden doorleven in almanakken. In 1612 richtte Arnout 's Conincx een verzoek aan de Raad van Brabant en de Geheime Raad. Jan Franco Sr. had voor zijn dood ‘gecalculeert ende in geschrift ghestelt [...] den almanach voor deeses ende [het] comende jaer.’Ga naar voetnoot37 Bovendien had Franco Sr. ook nog eens twaalf kopieën overgedragen van ruwe schetsen van almanakken voor de jaren die daarop volgden, zodat 's Conincx die naar eigen zeggen elk respectievelijk jaar in druk kon omzetten.Ga naar voetnoot38 De astroloog-dokter had klaarblijkelijk zijn voorzorgen genomen. Volgens de brief van Arnout 's Conincx had Jan Franco Sr. enkele jaren geleden dus ook al berekeningen en voorspellingen gemaakt voor de jaren 1612 tot 1624. Uit diezelfde brief bleek dat die calculaties echter verre van volledig waren en dus moesten aangevuld worden door ‘sijne erfgename’ en Johannes Regius, ‘liefhebber der consten van astrologie’.Ga naar voetnoot39 De personen die volgens 's Conincx geschikt waren om die zaak af te handelen, waren een vakkundig astroloog (Regius) en de zoon van Jan Franco: ‘Ian Franco [Jr.], sone van wylen M. Ian Franco van Eerssel’.Ga naar voetnoot40 Die gegevens bieden ons meteen meer duidelijkheid over het vaak onduidelijk auteurschap van de Franco-almanakken van na 1613. Vooral de titelpagina's van de eerste jaren na zijn overlijden vermeldden Jan Franco Sr. als eerste en meest opvallende auteur. Toch vermelden ze ook de verdiensten en toevoegingen van Johannes Regius of Jan Franco Jr., volgens Arnout 's Conincx de enige rechtmatige opvolgers van Jan Franco Sr. als almanakauteur. Er dook echter concurrentie op in de persoon van de Antwerpse almanakauteur Jan Baptist Austruies. Deze droeg zijn almanak voor het jaar 1618 op aan zijn collega, ‘de overleden doctoor M.I. Franco [Sr.]’.Ga naar voetnoot41 Bovendien beweerde diezelfde Austruies in diezelfde almanak dat hij de ‘cosijn van den overleden M. Jan Franco’ was.Ga naar voetnoot42 Deze verwijzingen werden niet in dank afgenomen door 's Conincx en co. In hun almanak voor het jaar 1614 bestempelden ze Austruies als kwakzalver en zakkenvuller. Austruies' almanakken waren volgens hen niet te vertrouwen.Ga naar voetnoot43 Dit getouwtrek zegt veel over de reputatie en populariteit van Jan Franco Sr. binnen het milieu van de almanakproducenten, waar hij een hoge status moet genoten hebben als voorspeller en berekenaar. Drukkers als 's Conincx en Verdussen waren zich uitermate bewust van het commerciële potentieel van de almanakken van Jan Franco Sr. Andere almanakauteurs maakten na Franco's dood handig gebruik van zijn populariteit bij het publiek. De consequente verwijzingen naar Jan Franco Sr. op de titelbladen van de almanakken uit de periode tussen 1612 en 1621 geven aan dat zijn ‘naam en faam’ deel | |
[pagina 17]
| |
uitmaakten van een strategie om hun eigen reputatie bij de lezers te vergroten.Ga naar voetnoot44 Op die manier werd Franco Sr., vooral na zijn dood, een ‘brand-name author’ waar zowel drukkers, auteurs als publiek hun voordeel uit haalden.Ga naar voetnoot45 De naam klonk niet enkel vertrouwd in de oren, maar gaf ook een gevoel van betrouwbaarheid dat de prognosticatie ‘altijdt de waerheydt propheteert.’Ga naar voetnoot46 In 1621 verscheen de laatste almanak onder zijn naam.Ga naar voetnoot47 Figuur 3. Titelbladen van de almanakken van Jan Franco Jr. en J. Regius voor het jaar 1613 en 1614. Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, K 104242: 1613,2 en K 104242: 1614,2
| |
[pagina 18]
| |
Het boekbedrijf in Antwerpen (1598-1621) in relatie tot religie en politiekHet katholieke karakter van de Habsburgse Nederlanden was voor de bewindvoerders in de Nederlanden een belangrijk strijdpunt. De aartshertogen profileerden zich als één van de vroomste machthebbers in Europa. Volgens Luc Duerloo mag daarbij niet worden getwijfeld aan hun zuiver religieuze motivatie. Maar ook hun politieke intenties speelden een belangrijke rol.Ga naar voetnoot48 Albrecht en Isabella besteedden veel aandacht aan de promotie van een hernieuwd katholiek geloof Zo promootten ze de aanbidding van heiligen en van de eucharistie, sponsorden ze lokale bedevaartsoorden en legden ze de basis voor de Mariaverering die nog eeuwenlang zou standhouden. De aartshertogen gingen heel doordacht om met hun keuze voor actiepunten. Zo konden bijvoorbeeld niet alle heiligen een even belangrijke plaats innemen in het beeldprogramma. Vooral diegenen die de band met de Bourgondisch-Habsburgse dynastie versterkten, kwamen in aanmerking.Ga naar voetnoot49 Op die manier ontwikkelde zich onder de aartshertogen een identiteit die de Habsburgse traditie nauw verbond met het katholieke geloof. Het Antwerpse boekbedrijf werd sterk beïnvloed door dat katholiek-Habsburgse discours. Onder het aartshertogelijk bewind diende het Antwerpse drukkersmilieu het katholieke geloof. Het protestantse boekbedrijf verdween na de val van Antwerpen in 1585 definitief uit de Scheldestad.Ga naar voetnoot50 Drukkers die zich niet met het katholieke beleid konden verzoenen, kregen de kans om de stad te verlaten.Ga naar voetnoot51 Aanvankelijk bracht die massale emigratiestroom de Antwerpse boekproductie een zware slag toe, maar al snel herleefde het boekdrukkersgilde. Goedkope stichtelijke werkjes, devotieprenten, liturgische drukken en wetenschappelijke humanistische werken domineerden de boekenmarkt. Met die ommezwaai bevestigde Antwerpen zijn reputatie op de Europese markten. Door hun katholieke imago vonden Antwerpse drukken hun weg naar steden als Parijs, Keulen en Madrid. Het orthodoxe religieuze karakter vormde een belangrijk verkoopargument.Ga naar voetnoot52 De economische voorspoed die dat internationale boekverkeer voortbracht was meer dan welkom.Ga naar voetnoot53 Die religieuze orthodoxie drong ook door in de almanakken van Jan Franco Sr. en Jr. Op de slotpagina van de almanak uit 1613 stond de uitdrukkelijke bevestiging dat ‘dese prognosticatie niet in houdende dat teghen die catholijcke religie is.’ Bovendien werd vermeld dat de almanak - zoals gebruikelijk bij vroegmodern drukwerk uit de Zuidelijke Nederlanden - gelezen en goedgekeurd was door een geestelijke censor, in dit geval de Antwerpse kannunik Egbertus Spitholdius.Ga naar voetnoot54 Die vermeldingen waren het resultaat van twee aartshertogelijke ordonnanties die een jaar eerder, in 1612, in Antwerpen | |
[pagina 19]
| |
waren uitgevaardigd. Het eerste document, uit maart 1612, bepaalde dat een Antwerpse drukker die in aanmerking wilde komen voor een octrooi een uitdrukkelijk bewijs moest afleveren waarin ‘hy hebbe doen blycken van zyne catholycke, apostilicke, roomsche religie.’Ga naar voetnoot55 Bovendien kregen kerkelijke censoren na 1609 steeds vaker de opdracht om alle drukwerk met een religieuze inhoud aan controle te onderwerpen.Ga naar voetnoot56 Opnieuw getuigde de ordonnantie van een katholieke-Habsburgse identiteit die de aartshertogen nastreefden in het culturele leven van hun Zuidelijke Nederlanden. Het aartshertogelijke bestuur maakte de kwaliteit van de inhoud van het drukwerk tot één van haar grootste prioriteiten. Vooral ‘onbekwaamheid, bijgeloof, gevaarlijk geachte spotternijen en zedeloosheid’ moesten daarbij tot een minimum worden gereduceerd.Ga naar voetnoot57 Toch bleef populair drukwerk moeilijk te reguleren en vooral almanakken waren blijkbaar een doorn in het oog van het vorstelijke paar. Hun quasi-anoniem en speculatief karakter zorgde ervoor dat vormen van kritiek soms niet opgemerkt werden door de censuur. Vooral de prognostica en de kronieken waren daarbij verdacht. De aartshertogen waren zich bewust van dat gevaar. Met een tweede Antwerpse ordonnantie in juli 1612 probeerden ze het bedrog aan banden te leggen. In het document klaagden ze onder andere over de twijfelachtige geloofwaardigheid van almanakken en prognostica. Die maakten vaak melding van ‘vele gefingeerde ende gedroomde toecamende geschiedenissen die in 't minste geen apparentie der waerheyt en hebben’.Ga naar voetnoot58 Voortaan mochten er dan ook geen almanakken meer worden gedrukt die de naam gebruikten van een reeds overleden auteur, ‘daermede het gemeyn ende simpel volck wordt verabuseert en de bedrogen’.Ga naar voetnoot59 Opnieuw draaide het daarbij om controle. Overleden auteurs konden zich immers niet meer verantwoorden voor hun uitspraken, waardoor de echte auteurs ongestraft hun gang konden gaan.Ga naar voetnoot60 De verordening zorgde voor discussie bij de Antwerpse almanakauteurs. Kort na de uitvaardiging van de ordonnantie in juli 1612, werd in het voorwoord van een prognosticatie voor het jaar 1613 gealludeerd op de achterdocht die het document uitstraalde. Het fragment benadrukte stellig dat de prognostica van Jan Franco Sr. in het verleden niets anders dan de waarheid hadden voorspeld. In zijn wellicht laatste prognosticatie, berekend voor het jaar 1612, had Jan Franco Sr. immers voorzien dat ‘in Duytslant en de Turckije groote Princen en de Potentaten metter doot ghedreycht waren’.Ga naar voetnoot61 In januari 1612 hadden verscheidene instanties ook werkelijk ‘gelijc wy aldaer ooc seyden, als met | |
[pagina 20]
| |
trompetten over onse Nederlanden vercondicht, namelijk de doot van de Keyserlijcke maiestyt van Duytslant’, Rudolf ii.Ga naar voetnoot62 De beschuldigingen van misleiding waren volgens de voorrede dan ook ongegrond. Figuur 4. Fragment uit de voorrede van de ephemeris voor het jaar 1613 (fol. 1v en 2r). Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, K 104242:1613,2
Desalniettemin leken almanakproducenten ook hun voordeel te halen uit deze ogenschijnlijk strenge controlemaatregelen. Zij gebruikten het katholieke reveil als een belangrijk onderdeel van hun marketingstrategie. Dat een werk niets anders dan het katholieke geloof diende, was het vermelden waard. De diverse verwijzingen naar een zuivere en onschuldige katholieke inhoud moest de lezers, maar ook de censor, ervan overtuigen dat ze een leesproduct in handen hadden dat diende tot ‘een verheughinghe van veel menschen’.Ga naar voetnoot63 De katholieke opvoedkundige waarde vormde volgens de producenten de grote troef van hun almanakken. Het werk van Jan Franco Sr. vormde daarop geen uitzondering. | |
[pagina 21]
| |
Geen vrede zonder geloof: religieuze identiteiten in de almanakken van Jan Franco Sr. (1598-1621)De opbouw en het productieproces van elke almanak werden sterk bepaald door de verwachtingen van drukkers, auteurs en lezers. Maar ook de inhoud van de werkjes stond niet los van de visie van die betrokkenen. De prognosticatie vormde het belangrijkste onderdeel van de Antwerpse almanak in de zestiende en zeventiende eeuw. Toch ging het er niet enkel om de juiste sterrenkundige voorspellingen te maken. De prognosticaties waren hét middel bij uitstek om de nieuwsgierigheid van lezers naar mogelijk boosaardige of vredelievende astrologische verschijnselen te koppelen aan de politieke en religieuze denkbeelden van de samenstellers, drukkers en lezers van de almanakken. Ook Jan Franco Sr. zette zo de sterren naar zijn hand. Om beter te begrijpen hoe de almanakken van Jan Franco Sr. tussen 1598 en 1621 inspeelden op de politiek-religieuze context moeten we eerst kijken naar de manier waarop zestiende- en zeventiende-eeuwse Antwerpse almanakken omgingen met de posities van sterren en planeten en de astrologische verklaringen daarvan. Het christendom heeft sinds zijn prille begin steeds een moeilijke relatie met de astrologie gehad. Voorspellingen gebaseerd op sterren en planeten werden gezien als concurrenten van de almacht van God. Toch werden deze eeuwenoude kerkelijke bezwaren in de almanakken van de zestiende en zeventiende eeuw op een voortreffelijke manier weerlegd. Daarbij was niet alleen voor God maar ook voor de sterren een hoofdrol weggelegd. God beheerste immers zowel de aarde als de sterren. De sterren vormden dan ook een integraal deel van het goddelijke plan. Zowel het menselijke handelen als de loop van de geschiedenis werden door de goddelijke voorzienigheid bepaald. Sterren en planeten kregen daarbij ook allerlei karakteristieken toegekend die vaak teruggingen op de leer van Ptolemaeus. Daarbij werden de hemellichamen verondersteld in één van de twaalf ‘hemelhuizen’ te wonen.Ga naar voetnoot64 De Antwerpse almanakken besteedden in hun betoog voornamelijk aandacht aan vier planeten: Venus, Mars, Jupiter en Saturnus.Ga naar voetnoot65 Als Jupiter of Venus aan de hemel verscheen, was er hoop en waren de inwoners van de Nederlanden volgens de almanakauteurs meer geneigd ‘tot treves dan tot orloghe’.Ga naar voetnoot66 Jupiter symboliseerde daarbij het Christendom. Logischerwijs stond hij dan ook in voor het ‘vermeerderen d'eendrachtichet van de christelijcken gheloove’ en beschermde hij goede stervelingen die als ‘leerlingen tot Godes eeren, altijt sinen lof vermeeren.’Ga naar voetnoot67 Venus was dan weer ‘van natuere vrouwelijc’ en gaf ‘in alle dinck vrede.’Ga naar voetnoot68 Maar in perioden van oorlog namen Mars en Saturnus de bovenhand. Wanneer zij | |
[pagina 22]
| |
samen verschenen pakten donkere wolken zich samen boven de Nederlanden. De auteur van Der Schaepsherder Kalengier verwoordde dan ook nauwgezet de kwade intenties van die planeten en hun aardse volgelingen: Met yser, met stale menighertiere, smeden mesmakers ich segt u bloot, hier mede winnen si haer broot. Met rooven sin hen oock gheneeren. Met bramstichten dat si menigen deeren. Moorden si gerne met orloge ende destructie. Met loosheden so al tijt om gaen, bedriegbende ijegelijc wilt dit verstaen.Ga naar voetnoot69 Toch bestond er één oplossing om de Nederlanden snel uit die benauwde situatie te redden, want ‘als't God belieft, dan [zou] het pays zijn’.Ga naar voetnoot70 God had de sterren in handen en naar gelang Zijn wens verplaatste Hij de sterren en planeten over de aarde. Vóór 1585 werd dat principe in de Antwerpse almanakken aanvaard als een vaststaand gegeven. De lezer en de almanakproducent konden enkel hopen dat God de Nederlanden eindelijk wat meer vrede en rust bezorgde. Zo hoopte de almanakauteur Valentijn van Goorle dat ‘God[...] dese grooten schandalen die ons dit jaer schijnen te dreyghen [wil remedieren]’.Ga naar voetnoot71 In het licht van het Beleg van Antwerpen en de daaropvolgende reconciliatie onder Alexander Farnese in 1585 veranderde de toon van de prognostica enigszins. Onder invloed van het katholieke reveil dat in de Scheldestad zijn intrede deed, voegden de samenstellers van de prognostica vanaf 1585 steeds vaker een extra dimensie aan het discours toe.Ga naar voetnoot72 God zou volgens prognosticator Jan Verniers niet ingrijpen totdat de gelovigen zich zouden ‘bekeren tot penitentie’.Ga naar voetnoot73 Pas dan kon er ook voorspoed komen ‘dat welck ons wil gonnen Godt den vader, Godt den sone en de Godt den heyligen geest.’Ga naar voetnoot74 | |
De aartshertogen als vredebrengers (1598-1609)De aartshertogen profileerden zich als enthousiaste voorstanders van een nieuwe vrede. Albrecht, die sinds 1596 de positie van landvoogd bekleedde, was het niet eens met de keuze van Filips iii om de oorlog in de Nederlanden voort te zetten. Hij pleitte voor toenadering tot de Noordelijke Staten in de hoop het wapengeweld een halt toe te roepen. Maar deze roep om vrede mocht niet baten. De oorlog duurde voort en de tegenslagen volgden elkaar op voor de Spaans-Habsburgse soldaten in de Nederlanden. Op | |
[pagina 23]
| |
de koop toe teisterden rond de eeuwwisseling misoogsten en een pestepidemie de Lage Landen.Ga naar voetnoot75 De bevolking en de residerende soldaten belandden in een uitzichtloze situatie. De wijdverspreide ideeën over het aanbreken van de eindtijd rond de eeuwwisseling boden een plausibele verklaring voor het heersende onheil. Het apocalyptische denken van de zestiende en zeventiende eeuw wordt vooral toegeschreven aan protestantse gemeenschappen. De Bijbelse profeten en apostelen hadden voorspeld dat bij het aanbreken van het einde der tijden een grote crisis de aarde zou treffen. In de ogen van velen waren de religieuze omwentelingen die in het zestiende-eeuwse Europa werden ingezet daar een duidelijke voorbode van.Ga naar voetnoot76 Maar de voorspellingen in laatzestiende- en zeventiende-eeuwse almanakken laten zien dat de draagwijdte van een katholiek geïnspireerde, Habsburgse variant niet mag worden onderschat. De Spaans-Habsburgse bewindvoerders Karel v en Filips ii zagen zichzelf als machthebbers van het laatste imperium op aarde. Zij hadden een goddelijk mandaat gekregen voor hun universele en christelijke bewind. Ook hun trouwe onderdanen behoorden volgens die retoriek tot de uitverkoren groep. Het was hun belangrijkste taak om het ware, katholieke geloof tot de laatste snik te verdedigen. In de ogen van Karel v en Filips ii dwarsboomden de gereformeerde kerken dat goddelijke plan.Ga naar voetnoot77 Ook de aartshertogen droegen bij hun komst naar de Nederlanden een gelijkaardige boodschap uit. Sporen daarvan zijn terug te vinden in de Antwerpse almanakken van Jan Franco Sr. Bijbelse profeten doken regelmatig op in prognostica. De auteurs gebruikten profetische uitspraken als autoriteiten die hun eigen voorspellingen kracht moesten bijzetten of verantwoorden. Zo greep Jan Franco Sr. in zijn almanakken regelmatig terug naar de profeten Daniël en Ezechiël. Zij hadden volgens hem reeds in een ver verleden aangetoond dat de Nederlanden te maken zouden krijgen met ‘lang-bloedige oorloge, peste ende dierentijt om onse sonden alle te straffen, soo Daniël verhaelt in zijn 3. Capittel’.Ga naar voetnoot78 Maar tussen 1598 en 1610 werden die onheilspellende uitspraken steeds explicieter verbonden aan de verwachting van de Apocalyps. De perikelen in de Nederlanden waren daarvan volgens de auteurs een voorbode. Jan Franco Sr. voorspelde dat het jaar 1601 ‘een beroerlijcke nieuwe jaer’ zou worden met veel oorlog en twisten.Ga naar voetnoot79 Maar de goede, katholieke gelovigen konden troost vinden in de gedachte dat God hen sneller dan de rest van de aardse bevolking uit hun lijden zou verlossen. Franco Sr. beloofde dat, zoals de profeten reeds hadden aangegeven, ‘Hij om zijn uitvercorene de dagen vercorten sal’.Ga naar voetnoot80 Aangezien de tijd van de laatste grote monarchie was aangebroken zou de verlossing niet lang meer op zich laten wachten. Dit discours paste voortreffelijk in de eschatologische visie die over de hele Spaanse-Habsburgse bezittingen werd gepropageerd. Ook de Habsburgse monarchen maakten een duidelijk onder- | |
[pagina 24]
| |
scheid tussen de uitverkorenen met hun goddelijke missie ter verdediging van het katholieke geloof en zij die daar geen deel meer van uitmaakten. Die ongelovigen zouden volgens Franco Sr. bij het aanbreken van de eindtijd dan ook niet kunnen rekenen op Gods tussenkomst. Ze zouden wegkwijnen in hun zonden.Ga naar voetnoot81 De boodschap van Jan Franco Sr. was duidelijk. Iedereen die in de Habsburgse Nederlanden trouw bleef aan het katholieke geloof en de Spaanse vorst mocht deel uitmaken van de uitverkorenen. Die identiteit deelden zij bovendien met alle inwoners van het Spaans-Habsburgse rijk. Op die manier werd aan de hand van eschatologische verwachtingen in de almanakken van Franco Sr. een gevoel van Spaans-Habsburgse eenheid gepropageerd. Dat discours moest alle koninklijke bezittingen in verbondenheid brengen met het legitieme katholieke Spaanse bewind. Zij waren als groep door God uitverkoren om een goddelijke missie over de wereld uit te dragen. Toch zou 1601 volgens Jan Franco Sr. zo'n treurig jaar worden dat hij helemaal geen toekomst meer zag voor dit aardse tranendal. Voor december 1601 beklaagde hij er zich dan ook over dat het ‘een zeer verdrietich jaer [was] gheweest’.Ga naar voetnoot82 Zij die nog vriendschap en liefde konden koesteren, mochten zich gelukkig prijzen. Zelfs de wereldlijke machthebbers konden in zijn ogen het tij niet meer keren. Bij de stervelingen op aarde lag geen redding meer besloten. Enkel in God konden de inwoners van de Nederlanden nog vertrouwen hebben.Ga naar voetnoot83 Maar het was niet allemaal kommer en kwel. In 1600 had Franco Sr. zich nog enthousiast uitgelaten over het huwelijk tussen Albrecht en Isabella. Dit huwelijk werd in de Nederlanden met veel vreugde onthaald en werd beschouwd als een belangrijk keerpunt. De sterren hadden al lang voorspeld dat de Nederlanden in de nabije toekomst opnieuw met vreugde overladen zouden worden. Dat moment was volgens Franco Sr. aangebroken in 1599, zoals hij naar eigen zeggen ook eerder al had voorspeld. In 1598 had de hemel het ‘coninclijcke houwelijck ende alliancien, door sijn geluckige radiatien te voren, schoon openbaer vertoont’.Ga naar voetnoot84 Zo had Franco Sr. het dan ook genoteerd in zijn prognosticatie voor het jaar 1599. Maar die blijdschap nam gedeeltelijk toch weer eschatologische proporties aan. De wanhoop in het apocalyptische denken maakte rond de eeuwwisseling plaats voor een ongemakkelijke vreugde. De maatschappij zag de veranderingen rond de eeuwwisseling als indicatoren dat Christus weldra naar de aarde zou terugkeren en een duizendjarig rijk zou stichten. Er restten de wereld nog slechts enkele decennia. Als directe voorloper van het vredesrijk zouden die eindjaren volgens de voorspellingen dan ook in schoonheid worden afgesloten.Ga naar voetnoot85 Op dat element speelden ook de prognostica duidelijk in. De komst van Albrecht werd beschouwd als dat vreugdevolle keerpunt in de Nederlanden. | |
[pagina 25]
| |
Bij zijn beschrijving van de aartshertog wond Jan Franco Sr. er in 1600 geen doekjes om: Onsen nieuwen gouverneur, die den oprechten medecijn ende dat schoon licht is, die alle zijnder andersaten siekten genesen, ende alle hun duysterheyt met sijnen ghepresenteerden ende geaccepteerden peys verlichten can: dwelc uwe vrome stadt, sijne maeistijt getrou, so hertelijc begeert heeft. Dat is Albertus, die van u so lange verwacht.Ga naar voetnoot86 Albrecht zou volgens Franco Sr. in hoogsteigen persoon beterschap voor de Nederlanden brengen. Hij en zijn echtgenote werden door de prognostica dan ook als voldoende verheven aanzien om het langverwachte vredesproces in de Lage Landen definitief in te zetten. Het verwachtingspatroon van de inwoners van de Zuidelijke Nederlanden werd in dat discours bovendien opnieuw bevestigd. Zoals al eerder vermeld verwachtte het publiek dat de aartshertogen het tij in de Nederlanden zouden keren. De oorlog moest plaats maken voor vrede. Hoewel vooral Isabella daarmee werd vereenzelvigd, werd die vredesverwachting ook gedeeltelijk op Albrecht geprojecteerd. Hij kon dan wel gelauwerd zijn om zijn militaire moed, als ideale soeverein zou hij toch vooral de vrede in de Nederlanden moeten verdedigen. Maar de prognosticatie uit 1600 plaatste uitdrukkelijk Albrecht in het middelpunt. Geruggensteund door zijn vrouw, ‘hertoginne ende princesse die den conincx van Spaignen dochter is’, moest Albrecht dan ook op vrede inzetten.Ga naar voetnoot87 Jan Franco Sr. weerspiegelde daarnaast ook het verwachtingspatroon van de Brusselse stedelijke ambtenaren die hij in zijn voorwoord had aangesproken. Margrit Thøfner benadrukt dat die verwachting naar aloude gewoonten vooral een illustratie moet zijn geweest van een wederkerig sociaal contract tussen de monarch en zijn stedelijke onderdanen. De steden in de Zuidelijke Nederlanden beloofden in ruil voor de inwilliging van hun eisen en verwachtingen hun onvoorwaardelijke trouw en steun aan de aartshertogen. In 1599 werd daarbij ingezet op de vraag naar vrede in de Nederlanden.Ga naar voetnoot88 Franco Sr. liet zich in zijn schrijven dan ook duidelijk leiden door de wensen van zijn aangewezen lezers. Prognostica speelden indirect in op die ambtelijke verwachtingen. Als de prognostica om eender welke reden niet in goede aarde vielen bij hun ambtelijke lezers, dan riskeerden de producenten een berisping, boete of zelfs een verbod op de verspreiding van het lucratieve goed. Dat moest koste wat kost worden vermeden. De almanakken voorzagen de drukkers immers van jaarlijkse winsten waarop hun bedrijf dreef en waarmee de andere opdrachten konden worden gefinancierd.Ga naar voetnoot89 Commerciële overwegingen bepaalden dus ook na 1598 nog de politiek-religieuze voorkeuren.Ga naar voetnoot90 Maar de vredesverwachtingen kwamen ook de aartshertogen goed uit. Met die vre- | |
[pagina 26]
| |
deswens konden ze zich distantiëren van het recente verleden, dat enkel oorlog had voortgebracht. Bovendien verdedigden ze op die manier hun eigen legitimiteit en autonomie. De aartshertogen kregen de kans om te bewijzen dat het anders en beter kon. God en het volk hadden hen opgedragen de trieste tijden te beëindigen. De hoop op vrede bleek niet helemaal tevergeefs. In tegenstelling tot hun voorgangers slaagden de aartshertogen er in 1609 ook in de Habsburgse Nederlanden met vrede en vreugde te overladen, door de afkondiging van het Twaalfjarig Bestand. | |
BesluitAntwerpse drukkers en auteurs van prognostica lieten zich tussen 1598 en 1621 vooral leiden door commerciële overwegingen. Het werk moest een zo groot mogelijk bereik kennen en zoveel mogelijk geïnteresseerden aantrekken. Onenigheid tussen drukkers over te verkrijgen privileges voor almanakken kwamen dan ook veelvuldig voor. Daarbij lieten ze hun blik vooral vallen op almanakken van auteurs die een zekere naamsbekendheid genoten. De almanakken van Jan Franco Sr. boden aanzienlijke mogelijkheden, niet alleen voor drukkers, maar ook voor auteurs. Zij konden die naamsbekendheid gebruiken om hun eigen reputatie te verbeteren. De inhoud van de prognostica werd vormgegeven op basis van twee principes. Ten eerste moesten de prognostica in de lijn van de interesses van de lezers liggen.Ga naar voetnoot91 Zo speelde Jan Franco Sr. in 1600 handig in op de vredesverwachting die zo gekoesterd werd in de Habsburgse Nederlanden. Ten tweede bepaalden hun betrekkingen tot de religieuze en politieke overheden het wereldbeeld dat zij aan hun lezers wilden aanreiken. Jan Franco Sr. vleide in zijn almanakken het Brusselse stadsbestuur. In 1601 opende hij zijn voorrede zo met woorden van waardering aan de stedelijke ambtenaren. Het was voor zowel de drukkers als de auteur belangrijk dat die ‘edele, zeer wijse en de voorsichtige heeren’ hun almanak konden appreciëren.Ga naar voetnoot92 Hun oordeel was gedeeltelijk bepalend voor de reputatie van de almanak van Jan Franco Sr. De voorspelling van vrede, gecombineerd met een ondubbelzinnige katholieke boodschap, was in de periode tussen 1598 en 1621 het beste argument om succes te bereiken in het almanakkencircuit.Ga naar voetnoot93 |
|