Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 21
(2014)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Ad Leerintveld
| |
[pagina 76]
| |
dergelijk Repertorium en zijn we - voor de collectie van de kb - aangewezen op de algemene catalogus. Zoeken we in de kb-catalogus ‘geavanceerd’ op ‘handschriften’ met titelwoord ‘lied?’ en jaren ‘1600-1625’ (we beperken ons tot het eerste kwart van de zeventiende eeuw) dan krijgen we meer dan 400 treffers. Hieronder zijn niet alleen titels van de bronnen, maar ook aparte titelbeschrijvingen van afzonderlijke liederen uit veel van deze bronnen. Ontdubbelen we deze beschrijvingen dan houden we 28 bronnen over: 28 handschriften met liederen. Eenzelfde zoekactie met als titelwoord ‘chanson’ levert niet méér op. In dit artikel wordt betoogd dat beide media, de gedrukte én de geschreven bronnen, voor de studie van het lied in het eerste kwart van de Gouden Eeuw in samenhang met elkaar van belang zijn. De in oplage gedrukte liedboeken kenden een grotere verspreiding en zorgden zo voor een grote populariteit voor de erin opgenomen liederen.Ga naar voetnoot7 Maar juist de persoonlijk neergeschreven liederen die in unieke handschriften bewaard zijn gebleven, kunnen ons inzicht verschaffen in de receptie van een lied en de circulatie ervan in bepaalde kringen. In het vervolg van deze bijdrage zal de samenhang van liedhandschriften uit het eerste kwart van de zeventiende eeuw uit de collectie van de kb met gedrukte bronnen duidelijk worden gemaakt. | |
Verschijningsvormen van liederen in handschriftDe aangetroffen handschriftelijke bronnen kunnen naar verschijningsvorm ingedeeld worden in vier categorieën. De eerste groep wordt gevormd door op een los blad geschreven liederen. Het ‘Liedeken van de Hollantsche tuin’ op de wijse ‘Waer is nu mijn vrijheijt’, is daar een voorbeeld van.Ga naar voetnoot8 Het is een hekeldicht waarin de moord op de tuinman van de Hollandse tuin - Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) - aan de kaak wordt gesteld. We komen liederen in handschrift ook tegen in gedrukte boeken. Vaak zijn ze achterin bijgeschreven. Bij het gedrukte boek zijn dan blanco bladen meegebonden. Een fraai voorbeeld ervan is het liedboek van Elisabeth Reid dat achter een exemplaar van Hoofts Emblemata Amatoria uit 1611 zes liederen bevat.Ga naar voetnoot9 Ook achterin exemplaren van Den nieuwen Lust-hof uit 1602 vinden we bijgeschreven liederen, waaronder één van | |
[pagina 77]
| |
Hooft, namelijk het lied van Aegle (incipit: ‘Ick schou de werelt aen’) uit zijn toneelstuk Theseus en Ariadne.Ga naar voetnoot10 De aanwending van gedrukte werken als basis voor een eigen verzameling geschreven teksten zien we ook bij alba amicorum. Bundels van bijvoorbeeld Andrea Alciato (1492-1550) of Claude Paradin (ca.1510-1573) werden doorschoten of uitgebreid met blanco bladen en zo als album amicorum gebruikt.Ga naar voetnoot11 Figuur 1. Liedboek van Elisabeth Reid. Gebonden in rood fluweel versierd met zilverdraad, [S.l.],1617. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, kw 76 H 4. Foto Koninklijke Bibliotheek
De derde verschijningsvorm van het handgeschreven lied in de kb-collectie is het volledig geschreven album amicorum. We vinden liederen vooral in alba die door vrouwen zijn aangelegd, de zogenoemde vrouwenalba, een specifiek subgenre waarvoor de laatste tijd meer aandacht is gekomen.Ga naar voetnoot12 Deze aandacht gold vooral alba uit de zestiende | |
[pagina 78]
| |
eeuw. Er zijn evenwel ook alba van vrouwen die zijn aangelegd aan het einde van de zestiende eeuw, waaraan in de zeventiende eeuw liederen zijn toegevoegd. Een mooi voorbeeld is het album van Hiskia van Harinxma thoe Slooten.Ga naar voetnoot13 En uit het eerste kwart van de zeventiende eeuw zijn ook vrouwenalba overgeleverd. Twee voorbeelden uit vele zijn het album amicorum van Margaretha van DuvenvoirdeGa naar voetnoot14 en het album van Jeanne van Horne, vroeger ook wel bekend als album van de gravinnen van Egmond.Ga naar voetnoot15 Beide alba zijn fraai en kostbaar ingebonden, dat van Margaretha van Duvenvoirde in leer met goudstempeling en vergulde en geciseleerde sneden met op het voorplat ‘Marguerite de / Duvenvoirde’ en het achterplat ‘Honneur passe / richesse. 1609’. Het album van Jeanne van Horne zit in een goudbruine fluwelen band, geborduurd met gouddraad en lovertjes.Ga naar voetnoot16 Figuur 2. Album amicorum van Marguerite de Duvenvoirde. [S.l.], 1609-1621. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, kw 135 J 52. Foto Koninklijke Bibliotheek
De grens tussen deze alba en de vierde verschijningsvorm, die van het liedboek, is lastig te trekken. Het fraaie liedboek van Anna Steyn is namelijk ook luxueus ingebonden in fluweel en met goud- en zilverdraad geborduurd. Het lijkt een album amicorum, toch is het eerder een liedboek.Ga naar voetnoot17 Anna Steyn heeft in eerste instantie deze bundel niet zelf aangelegd. Zij heeft de liederen niet zelf verzameld, genoteerd of anderen gevraagd dat te doen, een praktijk die typisch is voor vrouwenalba, maar de bundel is aangelegd | |
[pagina 79]
| |
door Cornelis van Beresteyn en haar aangeboden. Mogelijk heeft ze daarna anderen liederen laten toevoegen. De vierde categorie bestaat dus uit liedboeken, handschriftelijke bundels met liederen. Een voorbeeld van dergelijke bundels in de kb-collectie is het liedboek van P.L.V.W., een wederom zeer fraai ingebonden boekje daterend uit het tweede decennium van de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot18 Maar ook het liedboek van Isaac Massa (1586-1643) is een voorbeeld,Ga naar voetnoot19 alsmede de Bundel meest minnedichten met wijsaanduidingen o.a. van Pieter Cornelisz. Hooft (1581-1647), dichter die sinds 1897 in de collectie is opgenomen met een wel erg ruime datering.Ga naar voetnoot20 In het vervolg van deze bijdrage wordt elke categorie (1. Afzonderlijke liederen, 2. Liederen bijgeschreven in gedrukte werken, 3. Liederen in alba amicorum en 4. Liederen in bundels) nader besproken met de bovengenoemde voorbeelden als casestudies. | |
Afzonderlijke liederenHet ‘Liedeken van de Hollantsche tuin’ heeft in de kb-catalogus Reinier Telle als auteur gekregen. Met zijn naam eronder is het lied opgenomen in Den herstelden Apollos Harp uit 1663.Ga naar voetnoot21 Daar draagt het het jaartal 1619, het jaar van de executie van Oldenbarnevelt, eerder een datering van de historische context dan van het ontstaan van het lied. Het is de vraag of dit hekeldicht wel van Telle kan zijn. Hij is in 1618 gestorven en heeft dus de executie van Oldenbarnevelt op 13 mei 1619 niet meegemaakt.Ga naar voetnoot22 Het handschrift ‘Liedeken op de Hollantsche tuin’ heeft deel uitgemaakt van de pamflettencollectie van de kb en is door W.P.G. Knuttel in zijn pamflettencatalogus opgenomen bij andere kritische teksten over de ‘Vervolging der Remonstranten’.Ga naar voetnoot23 Het lied was populair, het is ook gedrukt in een pamflet uit 1621, waar het gevoegd is bij gedichten op de ontsnapping op 27 maart 1621 van Hugo de Groot uit Loevestein.Ga naar voetnoot24 In een Leids exem- | |
[pagina 80]
| |
plaarGa naar voetnoot25 van de gedrukte bundel Den Bloemhof van de Nederlantsche jeucht, de tweede druk uit 1610, is dit lied in handschrift bijgeschreven als nummer acht in een reeks van elf. Figuur 3. Clément Marot, ‘Jeune beauté, bon esprit, bonne grace’, geschreven in het liedboek van Elisabeth Reid, 1618. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, kw 76 H 4, fol 2r. Foto Koninklijke Bibliotheek
Het lied dat de wijsaanduiding ‘Waer is nu mijn vrijheijt’ heeft geleverd voor het hekelende lied over het lot van de Hollandse tuinman Oldenbarnevelt is bekend van een planodruk die gedateerd wordt op ca. 1600. Het is slechts een strookje, losgeknipt van een vel met meer liedjes.Ga naar voetnoot26 Het handschrift met het ‘Liedeken op de Hollantsche tuin’ dat als een afzonderlijk lied in de kb-collectie wordt bewaard, kan op verschillende manieren in verband gebracht worden met gedrukte werken. Zo is de melodie bekend van een planodruk, is de tekst van het hekeldicht in 1621 in een gedrukt pamflet verspreid en levert een latere uitgave in druk (in Den herstelden Apollos Harp) de (kennelijk foutieve) auteursnaam Reinier Telle op. | |
[pagina 81]
| |
Bijgeschreven liederenHet liedboek van Elisabet Reid hoort tot de tweede categorie van de hier onderscheiden verschijningsvormen. Het is vreemd dat aan deze in de Emblemata Amatoria van P.C. Hooft bijgeschreven liederen niet meer aandacht is besteed. Eigenlijk geldt dat ook voor de gedrukte liederen achter in de bundel. Porteman heeft van de emblemata een klassiek geworden editie vervaardigd, zonder evenwel voldoende aandacht aan de liederen te besteden, zoals hijzelf in een artikel in het Hooftjaar 1997 aangaf.Ga naar voetnoot27 Het eerste geschreven lied in de bundel van Elisabeth Reid is een Frans chanson dat begint met de regel ‘Jeune beauté, bon esprit, bonne grace’.Ga naar voetnoot28 Het lied lijkt ondertekend met krullerige initialen die helaas niet tot een naam zijn te herleiden. In deze ondertekening is het jaartal ‘1618’ genoteerd. De kb-catalogus noemt Jan Pietersz. Sweelinck (1562-1621) als de auteur van dit lied. Dat is strikt genomen niet juist. Sweelinck heeft deze tekst op muziek gezet. De woorden zijn van de Franse dichter Clément Marot (1496-1544).Ga naar voetnoot29 Sweelincks uitgave verscheen in Antwerpen in 1598.Ga naar voetnoot30 Deze zelfde tekst van Marot is ook opgenomen in het album amicorum van Clara van Beers, dat inscripties bevat uit de periode 1588-1607.Ga naar voetnoot31 Het lied ‘Jeune beauté, bonne esprit, bonne grace’ is tweemaal in handschrift aangetroffen in een amoureuze context; eenmaal in de bundel liefdesemblemen van P.C. Hooft en eenmaal in een album amicorum van een vrouw. In deze context treffen we veel gezongen lyriek aan. De veronderstelling dat Marots tekst populair is geworden door de meerstemmige muziek, bijvoorbeeld uit de gedrukte bundel van Sweelinck, lijkt dan ook niet al te gewaagd. | |
Liederen in alba amicorumHet album amicorum van Margaretha van Duvenvoirde (1593-1660) bevat uit de periode 1609-1621 65 inscripties waaronder 28 chansons. Een zekere J. van Berchem schreef in | |
[pagina 82]
| |
1618 in haar album het zeven strofen tellende lied ‘Aux plaisirs, aux delices bergeres’.Ga naar voetnoot32 Deze tekst is met muziek van de Franse zanger, componist en kapelmeester onder koning Hendrik iv, Pierre Guédron (ca. 1570-ca. 1620), opgenomen in de vijfde bundel (uit 1614) uit de reeks zeer populaire luitboeken die de Franse luitspeler en muziekmeester Gabriel Bataille (1575-1630) tussen 1608 en 1613 te Parijs uitgaf onder de titel Airs de différents autheurs mis en tablature de luth.Ga naar voetnoot33 Als wijsaanduiding is deze compositie van Guédron in het eerste kwart van de zeventiende eeuw bekend geworden door liederen van Hooft, namelijk ‘Amaril had ik haar uit uw tuitje’ en ‘Rozemond, hoort gij spelen noch zingen?’Ga naar voetnoot34 Overigens komt ‘bijna een kwart van de melodieën die Hooft voor zijn liederen gebruikte’ ook voor in de luitboeken van Bataille. Ze circuleerden al voor 1608 in handschrift of mondeling, zodat Hooft ze ‘tijdens zijn reis door het zuiden opgedaan’ kan hebben.Ga naar voetnoot35 Het album amicorum van Jeanne van Horne bevat 38 liederen, waaronder tweemaal het lied ‘Ayant aimé fidelement, un amant qui mest infidelle’ dat ook is overgeleverd in de eerste bundel Airs de Cour van Bataille.Ga naar voetnoot36 Verrassenderwijs komen we dit lied ook tegen in het liedboek van Elisabeth Reid dat hiervoor besproken is.Ga naar voetnoot37 Ook bij deze categorie van in alba amicorum geschreven liederen zien we dwarsverbanden tussen de handschriftelijke overlevering en de gedrukte. Liederen uit de populaire gedrukte bundels met Airs de Cour leiden een tweede leven in de amoureuze wereld van vriendinnen en vrienden die we kennen uit de alba amicorum. | |
Liederen in liedbundelsDe meeste liederen in handschrift zijn overgeleverd in liedboeken. Twee bundels worden hier wat uitvoeriger voorgesteld: het liedboek van Isaac Massa en een bundel met liederen van onder anderen P.C. Hooft. Het liedboek van Isaac Massa, de bekende Haarlemse reiziger en handelaar op Rusland, een van de eerste contactpersonen tussen onze Republiek en Moskou die het vertrouwen wist te winnen van tsaar Boris Godunov en diens zoon Feodor ii, is sinds 1955 in de kb.Ga naar voetnoot38 Dit liedboek verdient meer aandacht dan het tot op heden kreeg. Het is name- | |
[pagina 83]
| |
lijk een uitzonderlijk rijk handschrift dat Massa begin zeventiende eeuw deels eigenhandig heeft gevuld met liederen die hem interesseerden. De verzameling was kennelijk ook beschikbaar voor anderen om uit over te schrijven, getuige deze waarschuwing op fol. 23v: Figuur 4. Liedboek van Isaac Massa, [S.l.] [begin en midden 17de eeuw]. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, kw 75 A 2/11, fol. 23v. Foto Koninklijke Bibliotheek
Of ghij woudt yet, wie dat ghij sijt
Van't geen dat hier in is geschreven
Gaen schrijven uijt, so let met vlijt
Dat ghij doch al de woorden even
en sillaben, alsoo naer maeckt
Dat ghij daer niet verlengt noch cortet
op dat den sin, die 'r is geraeckt
Noch oock de maet, gecrenct en wordet
[Als u, wie u ook bent, iets
van hetgeen hierin is geschreven
wilt uitschrijven, let er dan naarstig op
dat u alle woorden en lettergrepen
precies zo kopieert.
| |
[pagina 84]
| |
Dat u daar niet gaat verkorten of verlengen
opdat de bedoeling die men ermee had
en ook de maat geen geweld wordt aangedaan.]
Het boek is later door Massa's broer Christiaan (1595-1675?) uitgebreid met teksten uit de latere zeventiende eeuw, onder andere met kopieën van Huygens' Heilige Dagen, diens nieuwjaarsgeschenk uit 1645 voor Leonore Hellemans, de vrouw van P.C. Hooft. Hij noteerde bijvoorbeeld op fol. 102v een vertaling in het Nederlands van een door P.S. (= Petrus Scriverius 1567-1660) in het Latijn geschreven vers. Dit gedicht was alleen bekend als onderschrift bij een portretgravure van Isaac Massa uit 1635 door Adriaen Matham naar een portret in olieverf door Frans Hals.Ga naar voetnoot39 In het vervolg komen alleen de bijdragen aan de orde uit het begin van de zeventiende eeuw, de tijd dat Isaac Massa het liedboek in bezit had. Uit deze periode heeft Massa tamelijk veel Franse ‘chansons’ in zijn bundel opgenomen. De allereerste bijdrage, het chanson ‘Cruelle departye/ Malheureux jour/ Que ne suis je sans vye/ Ou sans Amour’ is verrassenderwijs ook geschreven in het album amicorum van Jeanne van Horne dat eerder de revue passeerde.Ga naar voetnoot40 Opmerkelijk aan deze verzameling is dat veel teksten erin ook voorkomen in gedrukte liedboeken als Den nieuwen Lust-hof (1602),Ga naar voetnoot41 Den bloemhof van de Nederlandtsche jeucht (1608 en 1610)Ga naar voetnoot42 of uit de Nederduitse poemata (1616) van Daniel Heinsius.Ga naar voetnoot43 Ook oudere teksten als een lied van Jan van der NootGa naar voetnoot44 nam Massa op in zijn verzameling. Van Hooft is er ook een lied in de collectie terechtgekomen: volgens Louis Grijp een van de populairste contrafacten van de zeventiende eeuw, namelijk ‘Windeken daer het bosch aff drilt’ op de melodie ‘Vluchtige nimf’.Ga naar voetnoot45 Van dit lied kennen we een gedrukt unicum: een strook van een planodruk.Ga naar voetnoot46 Deze druk is niet geda- | |
[pagina 85]
| |
teerd, maar moet gezien de vorm stammen uit het begin van de zeventiende eeuw. Het lied is een onderdeel van de Granida, Hoofts herderspel dat in het handschrift ervan de datum 1605 heeft en voor het eerst werd gedrukt in 1615.Ga naar voetnoot47 Figuur 5. P.C. Hooft, ‘Windeken daer het Bos afdrilt’. [Amsterdam], [ca. 1616], Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, KW 1700 D 1 [39]. Linkerdeel van in stroken opgemaakt plano. Foto Koninklijke Bibliotheek
Hooft komen we ook tegen in de catalogustitel die eind negentiende eeuw is gegeven aan het laatste liedboek dat hier besproken wordt: Bundel meest minnedichten met wijsaanduidingen o.a. van Pieter Cornelisz. Hooft (1581-1647), dichter. In zijn uitgave heeft Stoett in een voetnoot dit handschrift genoemd.Ga naar voetnoot48 Tuynman en Van der Stroom hebben in hun moderne editie bij de desbetreffende gedichten deze bundel als bron aangegeven. Het zijn ‘Als Jan Siburch sou beleesen’ (p. 24-26), ‘Het vierich stralen van de Son’ (p. 101-102), ‘Gij lodderlijcke Nymphe soet’ (p. 121-123), ‘Elck prijst sijn lieff naer sijne gis’ (p. 134-138) ‘Ach amorilles // zeght wat u wil is’ (p. 174-176). Deze liederen zijn ook te vinden in de gedrukte bundels als Den Bloem-Hof van de Nederlantsche Jeught (1610), de Emblemata amatoria (1611) en Apollo (1615) en andere.Ga naar voetnoot49 | |
[pagina 86]
| |
Figuur 6. P.C. Hooft. ‘Als Jan Siburch sou beleesen’, in: Bundel van voornamelijk minnedichten door Pieter Cornelisz. Hooft (1581-1647) en anderen. [Z.pl., 17de eeuw]. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, kw 133 G 15, p. 24-25. Foto Koninklijke Bibliotheek
Het handschrift heeft meer liederen, ook van Hooft.Ga naar voetnoot50 Deze blijven hier evenwel buiten beschouwing omdat ze in een andere hand later in deze bundel zijn genoteerd. Het eerste deel van de verzameling, tot aan p. 280, vertoont een vroeg-zeventiende-eeuws, krullerig, ruim en naar rechts hellend schrift in verschillende handen, daarna wordt het een overwegend rechtopgaand gedrongen schrift. Kan het eerste deel gedateerd worden op 1610-1620, het tweede deel stamt uit 1640-1660. Curieus is het dat we in dit laatste deel een afschrift van het Wilhelmus aantreffen.Ga naar voetnoot51 In de hier besproken geschreven liedbundels uit het eerste kwart van de zeventiende eeuw valt hetzelfde patroon te herkennen als in de andere categorieën. De aanlegger van de bundel verzamelde zelf (en liet anderen meeverzamelen zoals Isaac Massa deed) wat hij op schrift wenste te bewaren. Vaak zijn deze liederen overgenomen uit de gedrukte liedboeken die in de eerste decennia van de zeventiende eeuw zeer populair waren.Ga naar voetnoot52 | |
ConclusieDe collectie moderne handschriften van de kb bevat een schat aan liederen. Er valt nog veel te ontdekken en bekend te maken, bij voorkeur via de Nederlandse Liederenbank en het project Dutch Songs Online, dat uiteraard voortgezet moet worden. | |
[pagina 87]
| |
Uit de hier gegeven voorbeelden is duidelijk geworden dat beide media, het handschrift en de druk, voor de studie van het lied in het eerste kwart van de zeventiende eeuw belangrijk zijn.Ga naar voetnoot53 Handschriften bevatten teksten die ook in druk circuleerden. Ze noemen daarnaast wijsaanduidingen die we kennen uit gedrukte liedboeken, en andersom. In de handschriften vinden we liederen die populair zijn geworden via muziekbundels als die van Bataille en Sweelinck. Juist deze muziekboeken blijken, ook voor de erin opgenomen teksten, een inspiratiebron te zijn geweest voor de adellijke of patricische liefhebbers die liederen en melodieën uit deze gedrukte bronnen overnamen in hun vaak prachtig uitgevoerde en luxe gebonden alba amicorum en persoonlijke collecties. In de adellijke en gegoede milieus van de Nederlanden bloeide rond 1600 een op Frankrijk georiënteerde muziekcultuur.Ga naar voetnoot54 De studie van het lied in het eerste kwart van de Gouden Eeuw is gebaat bij een onverdeelde aandacht voor de bronnen ervan in handschrift en druk. Onderzoek naar bijvoorbeeld de eigentijdse populariteit van de liederen van P.C. Hooft is anders niet mogelijk. De in deze bijdrage besproken voorbeelden - met opzet gekozen uit het oeuvre van Hooft - bewijzen dat.Ga naar voetnoot55 |
|