Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 15
(2008)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |||||||||||||
Piet Buijnsters
| |||||||||||||
FamilieachtergrondMr. Ferdinand Casper Koch werd op 4 augustus 1873 te Rotterdam geboren als enig kind van Caspar Johannes Koch (1847-1900) en diens eerste vrouw Maria Sara Johanna van Stolk (1850-25 augustus 1873).Ga naar voetnoot2 Zijn moeder heeft hij dus nooit gekend. Zijn grootvader van vaderskant was de in 1820 te Zürich geboren Ferdinand Koch, medeoprichter van de op 10 april 1851 gestichte Rotterdamse commissionairsfirma Koch & Vlierboom. Deze | |||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||
Figuur 1: Mr. Ferdinand Casper Koch op latere leeftijd. Ongedateerde portretfoto, circa 1945 Gemeentearchief Rotterdam, inv nr P 005814-1
laatste vervulde ook sinds 1847 tot zijn dood in 1903 de functie van Zwitsers consul, respectievelijk consul-generaal, een ambt dat lang in handen van de familie Koch is gebleven. Op kerkelijk gebied behoorden de Kochs vanouds tot de Église wallonne. De vader van Ferdinand Casper hertrouwde in 1877 met Jkvr. Annette Lucie van Rappard (1857-1928), uit welk huwelijk nog twee kinderen geboren werden: Johanna Maria (1877-1931) en Willem Ernst (1878-1950). Dit betekent dat met Ferdinand Casper, die zelf uit twee huwelijken geen kinderen kreeg, deze Zwitserse tak van de familie Koch uitstierf. Na zijn rechtenstudie in Leiden trouwde F.C. op 28 juni 1900 met de vijf jaar jongere Rotterdamse Gerardina Johanna Christina Knottenbelt, die eveneens uit een bekend zakengeslacht afkomstig was. Het echtpaar woonde eerst aan de Westersingel 9, later in het kapitale pand Westersingel 86 te Rotterdam. | |||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||
Amateur-historicus te Rotterdam, bevriend met Willem de VreeseUit niets blijkt dat mr. F.C. Koch een baan in de advocatuur of binnen de rechterlijke macht zelfs maar overwogen heeft. In plaats daarvan kwam hij in 1904 vrijwillig werken op het Rotterdams gemeentearchief hetgeen hij jarenlang is blijven doen. Zijn voornaamste bezigheid daar was het toegankelijk maken van bepaalde archiefbestanddelen. Zonder twijfel werd hij vanaf het begin gedreven door een sterke historische belangstelling, die zich speciaal richtte op zijn geboortestad Rotterdam. Zo publiceerde hij tussen 1915 en 1948 in het Rotterdamsch jaarboekje een hele serie artikelen over Rotterdam in de Franse tijd en onder de Bataafse Republiek.Ga naar voetnoot3 Ze presenteren een strikt zakelijk dagaan-dag verslag met veel namen en feiten, maar zonder enig persoonlijk commentaar op of analyse van de gebeurtenissen. Eenmaal echter, in het Rotterdamsch jaarboekje van 1922, schemert er iets door van Kochs fascinatie voor uniformboeken, namelijk wanneer hij in een zeldzame voetnoot verwijst naar ‘het bekende prachtwerk bij Maaskamp te Amsterdam uitgegeven’: Uniformes des Gardes d'Honneur des différens corps dans les sept départemens de la Hollande [1811].Ga naar voetnoot4 Hij moet een van de weinigen zijn geweest die dit even kostbare als zeldzame boek in zijn kast had staan. Want deze amateurhistoricus zonder vast beroep was al vroeg in stilte begonnen met het aanleggen van een omvangrijke verzameling van boeken en prenten. Aanvankelijk vooral voor studiedoeleinden, later meer vanuit bibliofiel oogmerk. Ook munten, historiepenningen en andere antiquiteiten wekten zijn blijvende interesse. In de Jaarverslagen van het Gemeentearchief Rotterdam over de jaren 1935-1940 komt Koch niet meer voor als vrijwilliger, al zal hij nog enige tijd een regelmatige bezoeker van de leeszaal zijn gebleven. Wel wordt hij in de verslagen soms genoemd als schenker van boeken en prenten. Het is de eerste maal dat de mecenas Koch even publiek in beeld komt. Een ander teken van Kochs betrokkenheid met de stad Rotterdam was zijn lidmaatschap van de gemeenteraad voor de chu van 4 september 1923 tot 6 september 1927. Gedurende die raadsperiode had hij ook zitting in de archiefcommissie. Een karikatuurtekening in het Rotterdams nieuwsblad van 5 maart 1926 refereert aan deze activiteit van mr. F.C. Koch in de lokale politiek. Uit de tekstballon bij zijn mond (‘Mijnheer de Forrrrsitter’) en het onderschrift (‘Tenor Koch zingt den uitslag van de stemmingen voor’) leid ik af, dat hij een opvallend hoge stem met Duits klinkende intonatie had. Een ongedateerde portretfotoGa naar voetnoot5 uit veel later tijd toont ons een ingehouden maar niet onvriendelijk kijkende oude heer met puntbaardje. | |||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||
Figuur 2: Mr. Ferdinand Casper Koch (1873-1957) in de lokale politiek. Karikatuurtekening in het Rotterdams nieuwsblad van 5 maart 1926. Gemeentearchief Rotterdam, inv.nr. P 005814-2
Achter de schermen heeft Koch als commissielid nog een belangrijke rol gespeeld bij de benoeming in 1919 van de Gentse professor Willem de Vreese tot directeur van de Rotterdamse stadsbibliotheek. De Vreese, geleerde van formaat en hartstochtelijk flamingant, had tijdens de Eerste Wereldoorlog, zo luidde het verwijt, met de Duitse bezetter gecollaboreerd door bepaalde wetenschappelijke en politieke bestuursfuncties te accepteren.Ga naar voetnoot6 Hij vluchtte naar Nederland en werd in 1919 door de teruggekeerde Belgische regering bij verstek ter dood veroordeeld. Koch deelde De Vreeses Vlaamse gezindheid en spande zich ondanks lokale tegenstand in om hem benoemd te krijgen: ‘wij zullen niets nalaten wat ons doel kan bevorderen’.Ga naar voetnoot7 Uit dit zakelijk contact ontstond algauw een hartelijke vriendschap, die door wekelijkse bezoeken over en weer op peil werd gehouden en die tot De Vreeses dood in 1938 standhield. Zo stuurde Koch op 4 januari 1921 aan De Vreese f 60 ‘voor de Vlaamsche zaak’,Ga naar voetnoot8 terwijl de ‘beste Professor’ soms als corrector van Kochs artikelen voor het Rotter- | |||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||
damsch jaarboekje optrad. ‘Bij ontstentenis van onze Zaturdagsche Conferenties’Ga naar voetnoot9 schreef Koch, als hij 's zomers met zijn vrouw lange buitenlandse reizen maakte, geregeld lange brieven of ansichtkaarten, waarin hij De Vreese in Rotterdam deelgenoot maakte van zijn belevenissen. Zo schrijft hij op 30 september 1929 vanuit München: ‘Het bezoek aan de boekhandelaars leverde wel iets maar niet veel bijzonders op. Het beste zijn eenige mij onbekende Orange portretten. Verder eenige uniformboeken.’ Maar een dure miskoop à 150 Zwitserse francs voor de facsimile-uitgave van Erasmus' Encomium Moriae met tekeningen van Holbein probeerde hij in 1931 via De Vreese handig door te schuiven naar de Rotterdamse stadsbibliotheek, waar het ‘beter past dan in mijn verzameling’.Ga naar voetnoot10 En dan zet Koch in september 1941 opeens een dikke streep onder zijn Rotterdams verleden door te verhuizen naar Den Haag, waar hij voor het grootste deel van zijn verdere leven zou blijven wonen.Ga naar voetnoot11 Mogelijk heeft hij zich in het in mei 1940 door Duitse bombardementen verwoeste Rotterdam niet meer gelukkig gevoeld, hoewel hij er zeker geen Duitslandhater door geworden is. Maar zijn verhuizing was niet enkel een verandering van lokale aard. Ze betekende ook het definitief einde van de amateurhistoricus Koch, al zaten enkele vervolgartikelen voor het Rotterdamsch jaarboekje blijkbaar nog in de pijplijn. Met de studie was het nu afgelopen, voortaan kocht hij alleen voor zijn plezier boeken die het verzamelen waard waren. Het duidelijkste bewijs van deze koerswijziging vormt de veiling van zijn ‘moderne bibliotheek (Geschiedenis, Land- en Volkenkunde) wegens vertrek’ op 12-13 februari 1942 bij de firma A. van Witsen, Oude en Nieuwe Boekhandel, Schiekade 135, te Rotterdam.Ga naar voetnoot12 De auctie, die plaatsvond in de bovenzaal van café Belvédère, Noordsingel 39, bevatte van Koch zelf ruim zevenhonderd kavels met bij elkaar tweeduizend boeken. Opvallend is slechts kavel nummer 1009: een enorme verzameling tinnen soldaatjes ‘in 220 spanen dozen uit de fabrieken van Heinrichsen te Nürnberg, Allgeyer te Fürth enz.’ Intussen wijst deze auctie tevens op een goed contact van Koch met de joodse veilinghouder Abraham van Witsen: destijds, na en naast de firma H. Berkelouw de voornaamste antiquaar in Rotterdam. Het ‘Zwitserleven’ van de rentenierende Koch verliep schijnbaar rimpelloos tot de dood van zijn vrouw Gerardina Knottenbelt op 31 maart 1944 te Wassenaar. Geruime | |||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||
tijd later, op 25 april 1951, hertrouwde de bijna 78-jarige weduwnaar te Voorburg nog met de Westfaalse Emilie Turra (1909-1981), kind van een ongehuwde moeder.Ga naar voetnoot13 Was zij tevoren misschien als huishoudster bij hem in dienst geweest? Ik weet niet hoe deze late verbintenis bij de familie Koch is gevallen, maar gedeelde boekenliefde kan nooit het trait d'union van dit echtpaar zijn geweest, te oordelen naar wat antiquaar Nico Israel over zijn contact met hen losliet: ‘Koch is op veel latere leeftijd getrouwd met een Oostenrijkse (sic!). Zij was een heel aardige vrouw, maar iemand die absoluut niet begreep waar Koch mee bezig was’.Ga naar voetnoot14 | |||||||||||||
Verzamelaar uit de losse polsTwee vragen dringen zich nu meteen op: hoe kon mr. F.C. Koch als ambteloos burger zich zulke grote uitgaven permitteren, en wat verzamelde hij? Beginnen we met het eerste. Koch stamde uit een bemiddeld geslacht van bankiers, reders en ondernemers, langs familiale banden weer verbonden met andere havenbaronnen.Ga naar voetnoot15 Hij had via de firma Koch & Suermondt (voortzetting sinds 1884 van Koch & Vlierboom) belangen in enkele Oost-Indische Cultuurmaatschappijen. In de telefoongids van 1949 staat hij vermeld als ‘Pres. Comm. Oost-Java Rubber Mij enz’.Ga naar voetnoot16 Verder overleefde hij ruimschoots zijn ouders, halfzus en halfbroer, zodat daardoor al veel familiegeld zich bij hem ophoopte. Maar er schijnt nog een bijzondere reden voor F.C. Kochs rijkdom te zijn geweest. Volgens de Haagse antiquaar Max Elte, die Koch zeer goed gekend heeft, was deze aan het eind van de Eerste Wereldoorlog van bemiddeld plotseling schatrijk geworden door de theehandel. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog zouden drie schepen met een lading thee, die vanuit de Oost op weg waren naar Rotterdam, vanwege de neutraliteitspolitiek van de Nederlandse regering onderweg aan de ketting zijn gelegd. Toen ze na afloop van de oorlog hun bestemming bereikten zou de lading door de hier heersende schaarste aan thee kapitalen hebben opgebracht. ‘Elte zei dat hier de oorsprong van het Koch-fortuin lag.’Ga naar voetnoot17 Enige ondersteuning vindt die suggestie in het feit dat mr. F.C. Koch in een in 1987 uitgegeven gedenkboek voor de Hamburgse antiquaar Ernst Hauswedell kortweg als ‘Teehändler aus Rotterdam’ wordt aangeduid.Ga naar voetnoot18 | |||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||
Wat hier allemaal van waar zij, heb ik niet kunnen verifiëren. Feit is dat deze verzamelaar als een van de weinigen in de economische crisisjaren na de beurskrach van 1929 bleef kopen. Volgens antiquaar Paul Valkema Blouw, destijds werkzaam bij de firma J.L. Beijers te Utrecht, was het ‘in de periode van 1934 tot 1940 voor het oude boek een hopeloze toestand. Er was vrijwel geen belangstelling. Mensen die in die tijd gekocht hebben, hebben daar zeer veel profijt van gehad. Luza, Koch, dat waren (toen) zo'n beetje de grote verzamelaars.’Ga naar voetnoot19 En zeker niet tot ieders genoegen. Door zijn hoge koopopdrachten op veilingen was Koch voor Nijhoffs chef-antiquariaat H.E. Kern in 1938 een ware spelbederver: ‘De commissies van F.C. Koch zijn doodelijk voor vele liefhebbers of handelaren.’Ga naar voetnoot20 Voor een antwoord op onze tweede vraag - wat F.C. Koch verzamelde en wat voor type collectioneur hij was - zijn we aangewezen op de spaarzame getuigenissen van antiquaren die hem nog gekend hebben en op de veilingcatalogi van zijn boeken. Wat helaas ontbreekt zijn eigenhandige documenten over zijn ontwikkeling als verzamelaar, de samenstelling en de omvang van zijn collectie, zijn koopgedrag, alsook zijn contacten met handelaars en andere verzamelaars. In elk geval was Ferdinand Casper niet de enige Koch met een boekverzameling. Ook zijn oom Ferdinand jr. (1851-1915) en neef Ferdinand Henri Martin (1885-1973) lieten voor hun bibliotheek een ex libris maken.Ga naar voetnoot21 Mijn indruk is dat Koch begon met het kopen van historische vakboeken en naslagwerken, maar geleidelijk een uitgesproken bibliofiele verzamelaar werd. John Landwehr herinnert zich uit zijn tijd (1945-1949) bij antiquariaat Martinus Nijhoff in Den Haag, dat Koch altijd vroeg naar ‘exemplaren op groot papier en naar werken met oudgekleurde illustraties’.Ga naar voetnoot22 Voor hem was het beste niet goed genoeg. De Amsterdamse topantiquaar Nico Israel, die na de Tweede Wereldoorlog een internationale klantenkring voor kostbare boeken bediende, tekent een scherper profiel: ‘Koch was meer een verzamelaar uit de losse pols; hij vond iets leuk of hij vond iets niet leuk. Hij was ook veel meer een pingelaar. Ik herinner me dat één van de eerste boeken die ik aan Koch verkocht een schitterend exemplaar was van een De Jode-atlas.Ga naar voetnoot23 En daarmee hééft hij me toch het leven zuur gemaakt. Ik heb alsmaar mijn poot stijf gehouden zo van “mijnheer Koch, dat is die atlas waard”. Het ging om een paar duizend gulden en hij heeft hem uiteindelijk toch gekocht, maar met veel pijn en moeite. Maar met Koch kon ik goed opschieten. Hij was een man met een enorme verzameling en het was een plezier om bij hem thuis te zijn in de bibliotheek met die grote verzameling uniformboeken, de schitterende collectie atlassen, topografie, reisjournalen, enz.’Ga naar voetnoot24 Hiermee is gelijk al gezegd waar de kern van Kochs bibliotheek lag. | |||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||
Omgekeerd kocht Nico Israel bij hem ook ‘een van de zeldzaamste reisboeken die er bestaan: [Levinus] Hulsius' reizen [1599vv.] compleet met alle 26 stukken en in 17de-eeuwse leren banden’.Ga naar voetnoot25 Een bewijs dat mr. F.C. Koch onder bepaalde omstandigheden best afstand kon doen van een door hem verworven boek. Er zijn meer indicaties in die richting. | |||||||||||||
Een lichtgeraakte mecenasHoe gretig verzamelaar Koch ook was en hoezeer hij daarbij bedacht was op prijskorting, het heeft hem blijkbaar nooit belet om met gulle hand links en rechts boekgeschenken uit te delen. En dat waren bepaald niet de goedkoopste boeken. Als zodanig past hij in een nu vrijwel verdwenen traditie van bibliofiel mecenaat. Dat begon eigenlijk al, naar we zagen, in de tijd dat hij op het Rotterdams archief werkzaam was. Zijn bereidheid om aan publieke instellingen boeken uit zijn eigen verzameling te doneren nam sterk toe, toen hij - kinderloos en inmiddels rond de zeventig - naar Den Haag was verhuisd. Daar kwam hij als bibliofiel verzamelaar vanzelf ook meer binnen de invloedssfeer van de Koninklijke Bibliotheek. Zo schonk hij in juli 1945 aan de kb het magnifieke album amicorum van Bernardus Paludanus (1550-1633), dat hijzelf in november 1922 voor f 2400 bij Martinus Nijhoff N.V. in Den Haag had gekocht. Een maand later volgt een niet minder prestigieus geschenk: het vierdelige reisjournaal uit de jaren 1764-1769 van Joan Raye (1737-1823), edelman bij de Ambassade van de ‘Verheven Porte’, met uitslaanbare gouaches van topkwaliteit.Ga naar voetnoot26 Deze gulheid beperkte zich niet tot bibliotheken en musea. Zo schonk hij op 25 september 1947 aan zijn neef, landbouwkundig ingenieur ir. Willem van Leeuwen (*1912) een schitterend exemplaar van de beroemde Friese atlas van Bern. Schotanus à Sterringa, Uitbeelding der Heerlijkheit Friesland (Amsterdam, François Halma, 1718). Onder zijn ex libris schreef hij deze dedicatie: ‘Aan Willem van Leeuwen als herinnering aan het eerste bezoek aan de verzamelingen op 25 september 1947 van Oom Ferd. C. Koch.’Ga naar voetnoot27 Maar de voornaamste begunstigde werd toch het Legermuseum in Leiden (thans te Delft), niet verwonderlijk voor iemand die op grote schaal uniformboeken en andere militaria verzamelde. Het contact van Koch met het Legermuseum is waarschijnlijk pas ontstaan in de jaren veertig onder het directoraat van kolonel b.d. M.C. van Houten, die in februari | |||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||
1953 overleed.Ga naar voetnoot28 In 1941 werd Koch donateur voor f 25, op 20 februari 1948 donateur voor het leven. In de periode 1947-1951 volgden kostbare schenkingen van diverse militaria en boeken over uniformkunde. Zo in 1947: Flavius Vegetius Renatus, De re militari, [Erfurt, Hans Knapp, circa 1530], Roberto Valturio, De re militari, Parijs 1534 en opnieuw van Flavius Vegetius Renatus, Du fait de guerre, Parijs, Chrestian Wechel, [1536]. In 1953 was er een wisseling van de wacht met de benoeming van luitenant-kolonel C.A. Hartmans (1885-1975) tot directeur van het Legermuseum. Hij zou dat blijven tot 1960, juist de periode waarin F.C. Koch kwam te overlijden. De verwachting van Hartmans was misschien dat hij op den duur zijn hele collectie militaria aan het Legermuseum zou legateren, maar dat is nooit gebeurd. Na 10 april 1951 is er van Koch daar zelfs niets meer binnen gekomen. Waarom niet? In het archief van het Legermuseum is daarover niets te vinden, maar er deden destijds al verschillende geruchten de ronde. Luisteren we opnieuw naar Nico Israel: ‘Hij [F.C. Koch] was een man die gauw op zijn teentjes getrapt was. Je moest erg met hem oppassen, een man met een gebruiksaanwijzing. Vandaar ook dat het Legermuseum zijn collectie militaria niet heeft gekregen. Op een gegeven moment werd daar een tentoonstelling georganiseerd en de samenstellers waren vergeten Koch uit te nodigen. Zoiets was het, en daarmee was het voorbij.’Ga naar voetnoot29 Ook antiquaar Max Elte heeft mij bij diverse gelegenheden verteld dat Koch zich door het Legermuseum gebruuskeerd voelde en daarom van geen schenking meer wilde weten. In elk geval moet de nieuwe directeur Hartmans zijn irritatie hebben gewekt. Volgens een medewerker van het Legermuseum omdat Hartmans bij Koch met al te duidelijke bedoelingen de deur plat liep.Ga naar voetnoot30 Op 31 maart 1957 overleed ‘na een geduldig gedragen lijden’ Ferdinand Casper Koch te 's-Gravenhage, zonder dat over zijn verzamelingen iets beslist was. Het wachten was nu op de veilingen die ongetwijfeld zouden komen. | |||||||||||||
Postume veilingenAls Koch in 1957 overlijdt, zijn er met Van Stockum's Antiquariaat (Den Haag), Menno Hertzberger (Amsterdam) en de firma J.L. Beijers (Utrecht) in Nederland diverse goede veilinghuizen actief, die dolgraag Kochs bibliotheek geveild zouden hebben. Maar de hoofdprijs ging naar de firma Hauswedell te Hamburg. Dat had een dubbele reden. Allereerst was het een fiscale zaak.Ga naar voetnoot31 Voor in het buitenland behaalde opbrengst hoefden de erfgenamen geen belasting te betalen. Bovendien bleek men in Hamburg bereid tegen een zogenaamd nultarief te veilen, een eis die de Nederlandse veilinghouders verontwaardigd van de hand hadden gewezen.Ga naar voetnoot32 Een en ander betekende dat de erven Koch | |||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||
zonder veilingkosten de volle hamerprijs uitbetaald kregen, dat wil zeggen zonder aftrek van de gebruikelijke courtage of andere veilingkosten. Een tweede reden om de Koch-bibliotheek bij Hauswedell in Hamburg te laten veilen was wel diens jarenlange met kleine attenties onderhouden vriendschap met de verzamelaar en zijn Duitse vrouw. Dr. Ernst Ludwig Hauswedell (1901-1983) gold in het naoorlogse Duitsland als de onbetwiste grootmeester op het gebied van het bibliofiele boek.Ga naar voetnoot33 Hij was al sinds 1927 als uitgever, antiquaar en verzamelaar prominent aanwezig. Zijn boek- en kunstveilingen aan de Fontenay 4, later Pöseldorferweg 1 te Hamburg trokken kopers uit heel de wereld. Hauswedell zelf was een uiterst dynamische figuur, tegelijk een charmeur in de goede zin van het woord. Zijn vriendschappelijke relatie met Nederlandse collega's - Max Elte, A.L. van Gendt, Nico Israel - was voor hem geen reden om deze grote vis te laten schieten. Het binnenhalen ervan is echter niet in één keer gebeurd. Op vrijdag 27 november 1959 werd een eerste portie van de ‘Bibliothek F.C. Koch, Den Haag’ geveild, samen met de collectie van cartograaf Leo Bagrow (1881-1957) uit Stockholm. Het door mij geconsulteerde catalogusexemplaarGa naar voetnoot34 bevat geen namen van kopers of prijzen, maar de rubrieken ‘Kostüme’ (136-153) en ‘Militaria’ (154-207) zullen grotendeels van Koch afkomstig zijn geweest. Zeker is dat wel voor de Nederlandse boeken, die ook in andere sectoren voorkomen, zoals onder de rubriek ‘Münzen und Medaillen’ als nummer 208 de tiendelige Beschrijving van Nederlandsche historie-penningen. Ten vervolge op het werk van G. van Loon, Amsterdam 1821-1869. Pas op woensdag 11 december 1974 volgt te Hamburg het tweede, belangrijkste deel van ‘Die Bibliothek F.C. Koch, Den Haag’, waaraan nu een aparte, rijk geïllustreerde catalogus is gewijd. Op het omslag prijkt een gekleurde afbeelding van Maaskamps Uniformes des Gardes d'Honneur. Deze Auktion 203 vindt plaats onder gezamenlijke directie van Ernst Hauswedell en zijn jonge compagnon en opvolger Ernst Nolte. Volgens het ultrakorte voorwoord van de catalogus heeft Hauswedell ook in de tussenliggende Auktionen 145 (23-24 mei 1966) en 191 (22-23 mei 1973)Ga naar voetnoot35 nog ‘Werke der Sammlung [Koch]’ geveild, maar die laten zich nu moeilijk meer traceren. Zou daartoe bijvoorbeeld ook uit veiling 191, nummer 643: J. Blaeu's Groote Atlas, oft Werelt-Beschryving, Amsterdam 1648-1665, negen foliodelen in vijftien perkamenten banden, behoord hebben? Maar concentreren we ons op de veiling der veilingen, die van 11 december 1974. Grote vraag daarbij is: wie was of wie waren de inbrenger(s)? Het schijnt dat Kochs weduwe, Emilie Turra, inmiddels met de familie Koch gebrouilleerd was. Dat verklaart misschien waarom dit tweede (hoofd)deel zo lang op zich heeft laten wachten. Nederlandse antiquaren doen net alsof ze geen weet hebben van die veiling, maar tot hun verrassing treffen ze elkaar die dag in Hamburg allemaal voor een heftig biedgevecht om de schatten van Koch. De zaal aan de Pöseldorferweg zit dan ook tjokvol met | |||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||
Figuur 3: Vooromslag van de catalogus van de veiling op 11 december 1974 bij Hauswedell & Nolte te Hamburg van ‘Die Bibliothek F.C. Koch, Den Haag’ met een gekleurde afbeelding van Maaskamps Uniformes des Gardes d'Honneur. Exemplaar Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, Verz Cat. 13251
Nederlandse antiquaren als Max Elte (firma Meijer Elte, Den Haag), de concurrerende broeders Max en Nico Israël, Dolf van Gendt, Hans Marcus, Anton Gerits, H.J. Hanselaar (Minerva, Den Haag), Bob Loose, Simon Emmering, Gerben Dijkstra (De Tille, Leeuwarden), Gijsbers en Van Loon uit Arnhem en ‘Bas’ Hesselink van het nog jonge antiquariaat Forum te Utrecht. Zij moeten het opnemen tegen Duitse, Belgische en Franse rivalen als Siegfried Brumme (Mainz), Das Bücherkabinett (Hamburg), Tulkens, Van Loock en Moorthamers (alledrie Brussel), Braunschweig en Loeb (beiden Parijs), aangevuld met de onzichtbare commissiegevers. Bijna alle taxaties blijken lachwekkend laag, zodat sommige boeken drie- tot tienmaal zoveel opbrengen. En dan zegt dat nog niet alles, omdat verschillende heftig begeerde titels na afloop onder de Nederlandse vakbroeders moeten worden ‘afgemaakt’, dat wil zeggen: opnieuw onderling toegeslagen. Weinig items blijven onverkocht. | |||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||
De catalogus bevat de nummers 1500 tot en met 2062, conform de veilingstrategieGa naar voetnoot36 van Hauswedell & Nolte om het publiek niet door een overvloedig aanbod in slaap te doen sukkelen ‘slechts’ 562 items, aldus gerubriceerd: 1. Atlanten, Ansichtenwerke, Topographien (1500-1650); 2. Reisen (1651-1722); 3. Seefahrt, Schiffahrt, Schiffsbau (1723-1755); 4. Geschichte (1756-1896); 5. Trachten, Festlichkeiten, Leichenbegängnisse (1897-1923); 6. Militaria, Waffen (1924-1951); 7. Uniformwerke (1952-2062). Eveneens volgens de huisstijl blijft Hauswedells annotatie bewust uiterst karig, zodat deze catalogus geen moment het karakter krijgt van een wetenschappelijk naslagwerk. Zowel kwantitatief als kwalitatief ligt het accent op atlassen, topografie en uniformboeken. Het feit dat onder de atlassen de Groote Atlas van Blaeu ontbreekt, versterkt het vermoeden dat die al in mei 1966 door Hauswedell geveild is. Grootste Nederlandse kopers: het toenmalige koningskoppel Elte-Nico Israel, op afstand gevolgd door Hans Marcus, Loose en Van Gendt. Maar ook Hesselink weet links en rechts op flink wat boeken beslag te leggen. Die blijken ook voor antiquariaat Forum een gouden investering, want de hausse voor antiquarische boeken is in 1974 nog niet voorbij. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag moet zich tevredenstellen met de aankoop voor dm 1200 van nummer 1697: [C. de Houtmans], Iournael Vande Reyse der Hollandtsche Schepen ghedaen in Oost Indien, Middelburg 1598. Blijkens een aantekening van Koch op het voorste schutblad verwierf hij dit boek door bemiddeling van de firma Martinus Nijhoff te Den Haag op een veiling bij Sotheby's Londen op 30 november 1946 voor f 890.Ga naar voetnoot37 Ik beperk me verder tot slechts enkele prijsnoteringen om de toon aan te geven:
Daarentegen deden moderne biografieën en studies, die in grote partijen van vijftien tot 35 stuks werden aangeboden, hooguit een paar honderd dm per kavel. Na afloop liep veilingmeester Ernst Hauswedell snel naar een achterin gezeten dame toe en zei met een lichte buiging: ‘Sie sind reich geworden, gnädige Frau.’Ga naar voetnoot38 | |||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||
Figuur 4: Titelpagina van: [C de Houtmans], Iournael Vande Reyse der Hollandtsche Schepen ghedaen in Oost Indien, Middelburg 1598. Exemplaar. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 1700 C 8
Daarmee leek het doek gevallen. Totdat in 2003 bij het Haagse Venduehuis der Notarissen in drie achtereenvolgende veilingen (juni, oktober en december) plotseling weer een honderdtal F.C. Koch-boeken opdook.Ga naar voetnoot39 Ze waren, naar veilingmeester Jelle S. Pijpers bericht,Ga naar voetnoot40 afkomstig van een echtpaar J. uit Zoetermeer, van wie de man een favoriet neefje van F.C. Koch was, die hem deze boeken geschonken had. Waarom waren die dan niet in Hamburg bij Hauswedell geveild? ‘Nee, daarvoor waren, zei een kritische antiquaar, deze exemplaren zijns inziens niet mooi of bijzonder genoeg.’ Maar er zaten nog genoeg stukken bij die het veilen meer dan waard bleken: een band met 42 grote handgekleurde litho's van Russische officieren en manschappen van de keizerlijke gardes uit circa 1850, door Koch in 1917 via de firma Martinus Nijhoff in 1947 voor f 918 bij een Basels antiquariaat gekocht; een Nederlandse Guicciardini (Arnhem 1614); Ambrosius Richshoffers West Indianische Reise Beschreibung uit 1677; Joh. Siegmund Wurffbains Vierzehen Jährige Ost-Indianische Krieg- und Ober-Kaufmanns-Dienste uit 1686, de Exercises Militaires met etsen van Jacques Callot (1592-1635) en de Reize van Zeeland over de Kaap de Goede Hoop naar Batavia (Leiden 1793) door Johan Splinter Stavorinus. | |||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||
Figuur 5: Ex libris en aantekening van Koch op het voorste schutblad van Iournael Vande Reyse der Hollandtsche Schepen ghedaen in Oost Indien, met herkomstgegevens. Exemplaar: Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 1700 C 8
Lezen we het verslag van Pijpers: Ik had het rustig opgebouwd. In de juni-veiling iets, in de oktober-veiling een beetje meer spannends en nu, in de Kunst- en Antiekveiling van 17 tot en met 19 december de leukste dingen. Op de kijkdagen en op de momenten dat ik er de echte kenners alleen over kan spreken vraag ik wat men zoal van mijn taxaties vindt. Goed hoor, zeggen ze, héél realistisch. Dat het allemaal opportunistische boeven zijn, dat blijkt al snel op het moment van de waarheid: bij de boekenveiling op 19 december. | |||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||
de directeur vervoegt: ‘Meneer, zegt hij op hoge toon, ik ben vanochtend voor dag en dauw uit Groningen vertrokken om te kunnen bieden op een boekje dat voor 80 euro in de catalogus staat. En dat wordt geveild voor 1000 euro! Wat vindt u daarvan?’ Directeur Wim Duiveman zegt: ‘Dat vind ik schitterend meneer!’ Zo eindigen de lotgevallen van de bibliotheek F.C. Koch met een ware prijsexplosie. Maar daarmee is nog niets gezegd over de verzamelaar Koch. Hij lijkt op zijn specifieke jachtgebied - militaria en uniformboeken - in Nederland een eenling te zijn geweest, zonder duidelijke voorgangers, zonder collega-verzamelaars en ook zonder opvolgers. Dergelijke verzamelaars waren er bij ons echter wel, zij het niet op het niveau van Koch en hoofdzakelijk in adellijke of militaire kring, wat vroeger dikwijls op hetzelfde neerkwam. Zo behoorden luitenant-kolonel b.d. Frederik Jan Gustaaf ten Raa (1851-1926), de tekenaar-officier Willem Constantijn Staring (1847-1916),Ga naar voetnoot41 de schilder van militaire taferelen Jan Hoynck van Papendrecht (1858-1933)Ga naar voetnoot42 en baron Albert Carel Snouckaert van Schauburg (1841-1902)Ga naar voetnoot43 tot ‘een clubje van heren die een passie voor uniformen deelden’Ga naar voetnoot44 en bovendien allemaal iets met boeken hadden. In recenter jaren vormde bijvoorbeeld ook de apotheker dr. F.G. de Wilde (1903-1999) een uniformkundige collectie, die in juni 1992 bij Van Stockum te 's-Gravenhage onder de hamer kwam.Ga naar voetnoot45 Maar van enig contact met Koch is mij niets gebleken. Een uitzondering moet ik maken voor de Nederlandse topografie, waarin Koch een jongere medestander vond in de verzamelaar mr. F.W.D.C.A. van Hattum (1900-1979), die hem voor zijn hulp ook dankt in zijn Bibliografie van Noord-Nederlandsche plaatsbeschrijvingen.Ga naar voetnoot46 Wat F.C. Koch verzamelde had Europees belang, maar sloot door het krijgshaftige vertoon niet erg aan bij de Nederlandse bibliofiele traditie, ook al noemde een hedendaagse collectioneur ‘het verzamelen van militaire boeken een vreedzame hobby’.Ga naar voetnoot47 Onze antiquaren lieten in 1974 al die Duitse, Franse en Russische uniform-boeken dan ook graag aan hun buitenlandse collega's over om zich te bepalen tot de echt-Nederlandse boeken: atlassen, reisjournaals en vooral topografie. In zijn Rotterdamse jaren manifesteerde F.C. Koch zich als amateurhistoricus. Toch wekt de meest eigene Koch-catalogus, Hauswedell 1974, allerminst een geleerde indruk Hier verschijnt een fijnproever, die eerder een fraaie selectie dan bibliografische compleetheid nastreefde. Opvallend in dit verband is het vrijwel ontbreken van naslagwerken, die voor elke wetenschappelijke verzameling het fundament vormen. Geen René | |||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||
Colas, Bibliographie générale du costume et de la mode (Paris 1933), geen Katalog der Lipperheideschen Kostümbibliothek (Berlijn 1896-1905), zelfs geen P.A. Tiele, Nederlandsche bibliographie van land- en volkenkunde (Amsterdam 1884). Het wél aanwezige Uniformenkunde (1890-1921) van Richard Knötel is op zichzelf weer zo'n bibliofiel standaardwerk (taxatie: dm 1200, toegeslagen voor dm 7600!), dat het de algemene indruk niet weerspreekt. Echter, die indruk kan ook bedrieglijk zijn, in zoverre hier alleen de hand van Hauswedell zichtbaar zou kunnen zijn. Het is goed denkbaar dat hij zich heeft willen concentreren op de dure prijsboeken, met weglating van de commercieel minder interessante secundaire literatuur uit Kochs bibliotheek.Ga naar voetnoot48 | |||||||||||||
Bibliofilie in de schaduwNederlandse bibliofilie is (notoire uitzonderingen als Boudewijn Büch daargelaten) bibliofilie in de schaduw. Oorzaak is ‘that curious passion for anonymity’, waarmee een Engelse recensent van de naamloze veiling Ulco Proost op 7-8 november 1967 bij J.L. Beijers te Utrecht in The book collector de spot dreef.Ga naar voetnoot49 Nederlandse boekverzamelaars lopen nu eenmaal niet graag met hun bezit te koop. Ook F.C. Koch leed aan die koudwatervrees. Slechts weinigen kregen gelegenheid om zijn boekenschat, al was het maar van een afstand, te zien. Van contact met andere verzamelaars was geen sprake, terwijl hij over zijn bibliofiele passie nooit iets gepubliceerd heeft. Dat zijn beste boeken eerst lang na zijn dood in het buitenland zijn verkocht, past helemaal in die traditie van zwijgzaamheid. We kennen slechts enkele precedenten uit de moderne tijd van zo'n auctie van een Nederlandse privébibliotheek in het buitenland. Voor het laatst gebeurde dat op 15-17 december 1936 en op 20-22 april 1937, toen nota bene de grote Amsterdamse veilinghouder Anton W.M. Mensing zijn mooiste boeken bij Sotheby's in Londen te koop aanbood. Maar dat gebeurde in tegenstelling tot de veiling-Koch onder veel trompetgeschal, tot ergernis van alle andere Nederlandse veilinghouders. Koch is, voor zover bekend, ook geen lid geweest van enige boekenclub. Door dat betrekkelijke isolement valt hij moeilijk te plaatsen op de kaart van bibliofiel Nederland. Directe invloed op jongere verzamelaars kan hij moeilijk hebben gehad, zelfs niet op zijn speciale terrein van de militaria. Maar zijn boeken getuigen, overal waar ze opduiken, nog steeds van zijn gevoel voor kwaliteit. |
|