Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 15
(2008)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
Jan Gielkens
| |
[pagina 126]
| |
Figuur 1: Portret van Walter Scott door W.F. Wegmeyer in Ivanhoe door Walter Scott Uit het Engelsch vertaald. Nieuwe uitgave. Herzien door M P Lindo. Haarlem: A C. Kruseman, 1851-1852. Privécollectie
| |
Vroege Nederlandse Scott-vertalingenDe lijst van Nederlandse vertalingen die met de ‘Timeline’ gemaakt kan worden, is aanzienlijk maar niet volledig. Zeker zes van de ruim dertig vroege vertalingen ontbreken. De eerste Nederlandse Scott-uitgaven in boekvorm die door samensteller Paul Barnaby (die de bronnen voor zijn kennis niet vermeldt) worden genoemd zijn uit 1824, en wel van de volgende romans: The black dwarf uit 1816,Ga naar voetnoot4 The tale of old mortality uit 1816,Ga naar voetnoot5 | |
[pagina 127]
| |
Quentin Durward uit 1823,Ga naar voetnoot6 Waverley uit 1814,Ga naar voetnoot7 Guy Mannering uit 1815Ga naar voetnoot8 en Ivanhoe uit 1819/1820. De allereerste vertalingen zijn volgens Barnaby in 1822 gepubliceerd door Jacob Geel en Willem Bilderdijk. Geel vertaalde de epische gedichtenreeks Lady of the lake uit 1810,Ga naar voetnoot9 Bilderdijk daaruit het gedicht ‘The Fire-King’.Ga naar voetnoot10 Wat de ‘Timeline’ over het hoofd heeft gezien, is dat al eerder een Nederlandse vertaling van een boek van Walter Scott was verschenen, en wel van diens - in de vorm van gefingeerde brieven geschreven - ooggetuigeverslag van Napoleons laatste oorlogshandelingen, de Slag bij Waterloo. Paul's letters to his kinsfolk, in 1816 in Edinburgh en Londen gepubliceerd, werd door Nicolaas Messchaert (1774-1833) vertaald en in 1817 bij Blussé en Zoon in Dordrecht uitgegeven als Pauls brieven in 1815, van de velden van Waterloo en Quatre Bras tot Parijs. Geschreven aan zijne vrienden. Nederland slaat daarmee geen slecht figuur tegenover andere, grote landen: alleen in Duitsland en Frankrijk waren al eerder dan 1817 vertalingen in boekvorm verschenen, de eerste in 1813 in Frankrijk van Lady in the lake; de eerste roman, zoals al vermeld, eveneens in Frankrijk: Guy Mannering in 1816. Ruim dertig vertalingen in nog geen twintig jaar: het betekent dat de Nederlandse uitgaven van Walter Scotts werk bijna met eenzelfde ritme verschenen als dat waarmee de auteur zijn boeken schreef. Maar niet alle boeken van Scott werden vertaald, en niet alle vertalingen werden door één vertaler gemaakt. Bovendien moesten de Nederlandse vertalingen een inhaalslag leveren: zij begonnen immers pas vanaf 1824 te verschijnen, afgezien natuurlijk van de uitgave uit 1817. De vertaling van Paul's letters to his kinsfolk is overigens niet alleen in The reception of Sir Walter Scott in Europe over het hoofd gezien, ook in de schaarse literatuur over Nederlandse Scott-vertalingen is dat het geval. In 1959 corrigeerde Willem DropGa naar voetnoot11 deel 7 (1948) van het seriewerk Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden van De Vooys, waarin terloops werd beweerd dat de oudste Nederlandse Scott-vertaling uit 1823 dateerde.Ga naar voetnoot12 Drop liet zien dat het hier bedoelde boek, Valerius. Eene Romeinsche geschiedenis, uit de tijden van de vervolgingen der christenen onder de regering van keizer Trajanus, volgens de titelpagina ‘Naar het Engelsch van Walter Scott’, in werkelijkheid van diens schoonzoon en biograaf John Gibson Lockhart was.Ga naar voetnoot13 Dat was overigens in 1823 al bekend, zoals uit het in de maand december van dat jaar gedateerde voorwoord blijkt van het boek dat Drop aanwijst als eerste Nederlandse Scott-vertaling: Ivanhoe, in 1824 door Van Boekeren in Groningen uitgegeven en vertaald door W.L.H. | |
[pagina 128]
| |
Köster Henke. In zijn ‘Voorberigt’ deelt Henke in een - door Drop geciteerde - voetnoot mee: ‘de (...) Valerius wordt in Engeland niet voor een gewrocht van den beroemden scott gehouden, maar van zijnen schoonzoon Mr. lockhart’. Henke plaatste zijn voetnoot bij zijn eigen claim, dat Ivanhoe de eerste Nederlandse Scott-vertaling was. Maar dat was dus niet zo. Ook Polly den Tenter, die in 1984 voor het eerst Nederlandse Scott-vertalingen inventariseerde,Ga naar voetnoot14 vond de echte eerste, Pauls brieven in 1815, niet. Terwijl het bij Valerius van J.G. Lockhart nog ging om een onterechte toeschrijving van een in eerste instantie anoniem verschenen boek, in een aantal andere gevallen was er sprake van welbewuste mystificaties. Nog tijdens het leven van Scott, in 1824, verscheen in Duitsland de roman Walladmor, ‘Frei nach dem Englischen des Walter Scott’ vertaald door Willibald Alexis, die echter, zoals later bleek, de eigenlijke auteur was. Van Boekeren in Groningen, de uitgever van een groot aantal Scott-titels, rook blijkbaar geen onraad en publiceerde een vertaling.Ga naar voetnoot15 Drie andere mystificaties komen uit Frankrijk. Auguste Callet en Javelin Pagnon publiceerden in 1841 onder de naam van Walter Scott Allan Caméron, in datzelfde jaar in een Nederlandse vertaling verschenen bij Thompson in Utrecht: Allan Cameron. Onuitgegeven roman van Sir Walter Scott. Dezelfde auteurs waren in 1843, zich opnieuw verschuilend achter de naam van hun Schotse collega, verantwoordelijk voor Aymé Verd. Een Nederlandse vertaling ‘naar de derde Fransche uitgave’ van dit blijkbaar populaire boek verscheen nog datzelfde jaar bij Van der Mast in Gorinchem.Ga naar voetnoot16 E. de Saint-Maurice Cabany was volgens eigen zeggen de ontdekker van een onuitgegeven manuscript van Scott, dat hij in 1855 in Parijs publiceerde als Moredun. Narration de l'année 1210. Roman posthume et inédit de Sir Walter Scott. De Nederlandse vertaling, door J.B. Rietstap, volgde nog in hetzelfde jaar: Moredun. Een verhaal van omstreeks 1210 door Sir Walter Scott. Voor afgegaan door eene inleiding behelzende de geschiedenis van het handschrift.Ga naar voetnoot17 Het aantal vertalingen en ook het feit dat de markt blijkbaar vruchtbaar genoeg was voor een aantal mystificaties toont aan dat Scott populair was. Ook op een andere manier bleek dat, namelijk uit de manier waarop Nederlandse literatoren in de eerste helft van de negentiende eeuw met Scott omgingen. In zijn proefschrift Scott and his influence on Dutch literature uit 1922 inventariseerde Hendrik Vissink deze verwerking van Scott in de Nederlandse literatuur. Hoofd- en deelhoofdstukken zijn gewijd aan D.J. van Lennep, Jacob van Lennep, Margaretha Jacoba de Neufville, Aarnout Drost, Adriaan van der Hoop jr., Hendrik Arnold Meijer, Nicolaas Beets, W.J. Hofdijk, J.F. Oltmans, A.L.G. Bosboom-Toussaint en H.J. Schimmel. Al deze auteurs haalden hun inspiratie uit Scott, imiteerden hem, baseerden historische romans op zijn werk of vertaalden hem. | |
[pagina 129]
| |
Ivanhoe als historische romanHet boek van Walter Scott met de langste en meest uitgebreide Nederlandstalige vertaalgeschiedenis is Ivanhoe. Deze aanvankelijk anoniem verschenen ridderroman met de ondertitel ‘a romance’ is volgens de titelpagina van de eerste druk uit 1820, maar feitelijk verscheen het boek al in december 1819. Het was in korte tijd geschreven in de zomer van dat jaar, nadat de schrijver in het voorjaar en de vroege zomer zo ziek was geweest dat voor zijn leven werd gevreesd.Ga naar voetnoot18 Ivanhoe vertelt het verhaal van de - fictieve - twaalfde-eeuwse kruisvaarder Sir Wilfred of Ivanhoe, die terugkeert naar Engeland, waar de Saksische ingezetenen zich verzetten tegen de Normandische nieuwkomers, die de macht hebben overgenomen. Ivanhoe steunt de verdreven maar eveneens teruggekeerde koning Richard i, bijgenaamd Leeuwenhart, en moet onderwijl ook nog een keuze maken tussen zijn Saksische geliefde Rowena en de joodse Rebecca. De eerste Nederlandse vertaling van Ivanhoe. A romance verscheen in 1824, de vertaler was W.L.H. Köster Henke, de uitgever Van Boekeren in Groningen. Behalve dat hij nog enkele titels van Scott voor Van Boekeren vertaalde, is er over Köster Henke nauwelijks informatie te vinden,Ga naar voetnoot19 Wolter van Boekeren (1790-1871) was tussen 1813 en 1857 als uitgever in Groningen gevestigd en had een literair, wetenschappelijk en theologisch fonds.Ga naar voetnoot20 Hij was met elf titels de belangrijkste vroege Scott-uitgever. A.C. Kruseman constateerde in zijn Bouwstoffen al dat Van Boekeren ‘romans (...) met smaak wist te kiezen en keurig deed vertalen. Hij was de eerste, die W. Scott hier bekend maakte en de meesten van diens romans, te zamen 28 deelen, uitgaf.’Ga naar voetnoot21 Voor in het eerste deel van de driedelige uitgaveGa naar voetnoot22 in octavoformaat met respectievelijk 267, 291 en 324 bladzijden bevindt zich een titelbladillustratie van Philippus Velijn (1787-1836), die verwijst naar een scène in het boek. Opvallend is de ondertitel van de vertaling: ‘De terugkomst der kruisvaarders’, die de ondertitel van de oorspronkelijke uitgave, ‘a romance’, vervangt. Köster Henke leidt zijn vertaling, zoals al vermeld, in met een ‘Voorberigt’ (p. [iii]-viii), dat vooral bestaat uit een biografische schets, die een groot aantal titels vermeldt, waarbij het woord ‘roman’ telkens met een hoofdletter wordt geschreven: ‘Al deze Romans zijn in eenen waarlijk sierlijken, maar tevens onge- | |
[pagina 130]
| |
zochten, stijl geschreven, en alle Engelsche tijdschriften zwaaijen walter scott, zoo wel ten dezen opzigte, als in het beschrijven zijner karakters, en vooral in de gesprekken, eenparig den grootsten lof toe.’ Köster Henke vindt Ivanhoe dan ook een ‘der beste en meest onderhoudende geschiedkundige Romans, van de eersten der hedendaagsche schrijvers in dit vak, in Engeland niet alleen, maar ik durf bijna zeggen, in Europa.’ De anonieme recensent in de Vaderlandsche letteroefeningen kan ‘niet zeggen, dat onze uitgever eene kwade keuze heeft gedaan, met deze [Ivanhoe] het eerst te geven. De verplaatsing toch in een vroeger, geheel ander tijdperk, waardoor het gansche tooneel, schermen, kostumen, handeling en denkbeelden, nieuw wordt, is hier wel inzonderheid opmerkelijk Engeland onder richard 1, bij zijne terugkeering uit het H. Land, op het laatste der twaalfde eeuw; ziedaar, wat wij hier te beschouwen ontvangen.’ De vertaling van Köster Henke, zo laat de recensent nog weten, ‘is ons zeer goed voorgekomen’. Ivanhoe is dan ook, zo besluit de kritiek, ‘een werk, dat wij gerust durven aanprijzen’.Ga naar voetnoot23 Ook de, eveneens anonieme, recensent in de Boekzaal der geleerde wereld prijst de ‘Overzetter’, want die heeft ‘hier niet eigenlijk eene vertaling, uit eene vertaling’ gemaakt, het boek uit een andere taal dan uit het Engels vertaald dus, maar ‘zich bevlijtigd, om eene getrouwe vertaling te leveren van den, gelijk hij hem niet ten onregte noemt, sierlijken Engelschen Schrijver’. Hij noemt het boek ‘zeer levendig geschreven, onderhoudend en rijk (...). Wie een vriend is van de oude Ridder-Geschiedenissen, zal hier veel genoegen smaken. De vrouwelijke, zoo wel als de mannelijke karakters zijn hier uitstekend geschetst, en men gevoelt, dat de Schrijver geenszins deelde, in de smadelijk verachtende gevoelens, omtrent de nakomelingen, uit het geslacht der Eerstvaderen, abraham, isaäk en jakob, waaraan men zich, niet alleen in vroegere tijden, maar al te onbeperkt plagt over te geven.’Ga naar voetnoot24 Over de oplage van deze Scott-vertaling is niets bekend, maar de verkoop was in de loop van de jaren blijkbaar wel zodanig dat in 1833, eveneens bij Van Boekeren en in dezelfde uitvoering (drie delen in octavo, titelillustratie van Velijn, enzovoort), een herdruk van de vertaling van Köster Henke verscheen, met op de titelpagina de aanvulling ‘Tweede druk’. Dat was een bijzondere gebeurtenis, want herdrukken waren in die tijd zeldzaam.Ga naar voetnoot25 De nieuwe druk van Ivanhoe zou te maken gehad kunnen hebben met het overlijden van Walter Scott in september 1832. Vijf jaar na de herdruk van de vertaling van Henke Köster is er in De gids nog enige aandacht voor Ivanhoe, wanneer het nog prille tijdschrift in zijn tweede jaargang een met ‘Q.’ ondertekende vertaling door Gids- redacteur E.J. Potgieter (1808-1875)Ga naar voetnoot26 afdrukt van ‘Rebeccaas Hymne’, een vier strofen tellend gedicht uit hoofdstuk 39 van de roman. Het gedicht gaat vergezeld van een | |
[pagina 131]
| |
lithografie door de Dordtse kunstenaar H.J. Backer (1804-1845) met de titel ‘Rebecca en de tempelier’ en een voetnoot van de redactie, waarin deze veronderstelt dat de lezers van De gids ‘ten minste ééns Ivanhoe hebben gelezen, schoon de Roman waard is, dat men het driemaal doe’.Ga naar voetnoot27 | |
Herzieningen, bewerkingen en prachtuitgavenDe tweede Nederlandse Ivanhoe-vertaling verscheen in 1851-1852 in twee delen bij A.C. Kruseman in Haarlem. De titelpagina vermeldt dat het boek een ‘Nieuwe Uitgave’ is, ‘Herzien door M.P. Lindo’. Mark Prager Lindo (1819-1877), in Engeland geboren, was sinds 1841 in Nederland actief als pleitbezorger van Engelstalige literatuur, recensent, vertaler en kritisch volger van vertalers en vertalingen. Hij was ook adviseur van uitgever Kruseman bij het opzetten van een reeks ‘Buitenlandsche Klassieken’ in goede vertalingen, en een van de adviezen in dat kader was Ivanhoe niet in zo'n reeks onder te brengen omdat er betere boeken van Scott waren.Ga naar voetnoot28 Maar Kruseman zag commerciële kansen voor IvanhoeGa naar voetnoot29 en liet Prager Lindo de eerdere vertaling van Köster Henke (die evenwel in de tweedelige uitgave niet wordt genoemd) herzien. De hele reeks werd geen succes, en ook de zeven andere romans van Walter Scott die daarin verschenen in een ‘verbeterde vertaling, (...) in plaats van de verouderde, die veelal fabriekswerk was’, liepen niet. De serie werd stopgezet ‘uit gebrek aan zelfs de geringste belangstelling’.Ga naar voetnoot30 Toch kwamen er nog enkele herdrukken van de Lindo-bewerking, niet bij Kruseman maar in 1872 bij S.C. van Doesburgh in Leiden en Joh. IJkema in Delft en later in enkele moeilijk te dateren uitgaven van D. Bolle in Rotterdam.Ga naar voetnoot31 In de uitgave van 1872 werd een lang verslag van Nicolaas Beets (1814-1903) opgenomen, die in augustus 1871 de viering van de honderdste geboortedag van Walter Scott in Edinburgh had bijgewoond. Beets verhaalde over de festiviteiten, waaronder een tentoonstelling, een optocht met figuren uit Scotts romans en een feestelijke bijeenkomst met veel toespraken, onder andere een van Beets zelf Beets werd, zo vertelt hij zelf in alle bescheidenheid, aangekondigd als ‘de vertaler van de werken van Scott (...), terwijl alleen met waarheid had kunnen gezegd worden dat hij zijn talis qualis dichterlijke loopbaan met de uitgave van eenige in Nederduitsche verzen overgebrachte gedichten | |
[pagina 132]
| |
van Scott had aangevangen, en vroeger en later gepoogd hem de openlijke hulde toe te brengen waartoe zijn hart hem drong’.Ga naar voetnoot32 Wederom bij D. Bolle in Rotterdam verscheen in 1893, ‘Met gebruikmaking van de voortreffelijke vertaling van Dr. M.P. Lindo’, een bewerking van de intussen bijna veertig jaar oude versie van Lindo, die op haar beurt bewerkt was door de Leidse hoogleraar Jan ten Brink (1834-1901). In advertenties van de uitgever werd deze uitgave, die vanaf februari 1893 in afleveringen verscheen, aangekondigd als ‘Rijk gebonden’, ‘zoo mooi als nooit in Nederland verscheen’ en als ‘Groote prachtuitgaaf met 157 keurige Illustratiën’.Ga naar voetnoot33 Hoewel de vertaling ook in dezelfde advertenties werd geprezen als ‘voortreffelijke’, zelfs ‘voortreffelijkste allerbeste’ en ‘beroemde’ vertalingGa naar voetnoot34 was een redactie blijkbaar toch noodzakelijk: ‘Hier en daar zijn noodzakelijke wijzigingen aangebracht, taal en stijl zijn doorgaande herzien’, meldde Ten Brink in zijn korte voorwoord op de uitgave in kwartoformaat, die op het felrode linnen inderdaad een uitbundige goudkleurige versiering droeg. De door Bolle uitgegeven Ten Brink-herziening van de Lindo-herziening van de Köster Henke-vertaling was ongetwijfeld bedoeld als commerciële concurrentie voor een nieuwe integrale vertaling van Ivanhoe die in datzelfde jaar 1893 verscheen. De uitgevers van deze als bewerking aangeduide uitgave waren de Gebr. E. en M. Cohen in Arnhem en Nijmegen.Ga naar voetnoot35 De uitgave had, anders dan de Bolle-editie, een octavoformaat, maar ook deze nieuwe uitgave was rijk geïllustreerd, en wel met reproducties van gravures ‘der oorspronkelijke Engelsche uitgave van Marais Ward & Co’. Dezelfde informatie had ook in de boeken van Bolle kunnen staan, want ook hij had geput uit de vanaf 1877 verschijnende Engelse uitgave van de in Belfast en Londen gevestigde uitgever, die dus op zijn beurt weer in Frankrijk had gewinkeld: de illustraties waren van bekende Franse illustratoren als Jules Huyot, Edouard Riou, Henri Scott, Adrien Marie en Frédéric Lix. De zich bewerker noemende vertaler van de Cohen-Ivanhoe was de schrijver en journalist Gerard Keller (1829-1899),Ga naar voetnoot36 die niet alleen Ivanhoe voor zijn rekening nam maar alle vijftien delen van de reeks ‘Walter Scott's werken’ die Cohen tussen 1893 en 1896 uitgaf. Zijn integrale vertaling zou de langst houdbare van alle versies zijn: tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd ze gebruikt, zij het niet altijd net zo volledig als ze oorspronkelijk verscheen. De Cohen-editie werd tot 1919 herdrukt in allerlei formaten en uitvoeringen, en vanaf de jaren dertig herdrukten de Gebrs. Graauw in Amsterdam en Soerabaja Kellers vertaling van Ivanhoeen andere boeken uit de Cohen-reeks, | |
[pagina 133]
| |
ook in allerlei moeilijk te dateren uitvoeringen met conflicterende drukvermeldingen, de laatste vermoedelijk begin jaren vijftig. In 1972 (met een herdruk in 1976) werd deze vertaling bewerkt voor een educatieve uitgave van de Standaard Uitgeverij in Amsterdam en Antwerpen met informatie over het leven in de middeleeuwen aan de hand van Scotts roman. Kellers tekst werd overigens tot op deze laatste uitgave na ongewijzigd herdrukt. Alleen het door Scott gefingeerde voorwoord in de vorm van een ‘Dedicatory Epistle to the Rev. Dr Dryasdust, F.A.S.’ door de al even gefingeerde Laurence Templeton verdween in de herdrukken. Vermoedelijk nog net negentiende-eeuws maar misschien ook van het begin van de twintigste eeuw is een anonieme vertaling die door Uitgevers-Maatschappij ‘Vivat’ in Amsterdam verscheen. Ook de twee Nederlandse bibliotheken die een exemplaar bezitten hebben het moeilijk met de datering: de ene beschrijving zegt ‘ca. 1870’, de andere ‘ca. 1930’. | |
Ivanhoe als jeugdboekNog in de tweede helft van de negentiende eeuw begon de historische roman Ivanhoe een tweede leven, namelijk als jeugdboek. A.C. Kruseman constateerde in zijn Bouwstoffen voor de periode 1870-1879 dat ‘evenals vroeger van [Frederic] Marryat en [James Fenimore] Cooper (...) nu romans van [Edward] Bulwer[-Lytton] en [Charles] Dickens en Walter Scott tot lektuur voor jongelieden [werden] omgeschapen.’Ga naar voetnoot37 Maar eigenlijk was Ivanhoe al een decade eerder, en wel in 1864, voor het eerst ‘voor het onderwijs verkort’, zoals de titelpagina aangeeft, en wel door B. Dingemans voor een uitgave van Van Druten en Bleeker in Sneek.Ga naar voetnoot38 De uitgave waar Kruseman op doelde, verscheen in 1877 bij H.C.A Campagne & Zn. in Tiel onder de titel Richard Leeuwenhart. Naar Walter Scott's roman ‘Ivanhoe’ voor de rijpere jeugd bewerkt, de bewerker bleef anoniem, de illustraties waren gemaakt naar aquarellen van de Duitser Gustav Bartsch. Deze titel werd herdrukt in 1886 en 1911. Was deze bewerking nog van een behoorlijke omvang (286 pagina's), met ruim tweehonderd pagina's minder moest de uitgave het doen die vermoedelijk in 1911 verscheen als deel 48 van de rode reeks ‘Boeken voor jongens en meisjes’ van uitgeverij Hepkema & Van der Velde in Leeuwarden. Van dit boekje verschenen twee herdrukken, een vermoedelijk in 1913, de andere in 1929 als deel 30 van de Kinderbibliotheek van het Leeuwarder nieuwsblad. | |
[pagina 134]
| |
De twintigste eeuwBehalve de regelmatige herdrukken van de Cohen- en de Graauw-uitgaven, de incidentele van de Lindo- en de Ten Brink-bewerkingen en de Friese jeugduitgave was het tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw stil wat Nederlandse Ivanhoe's betreft, vooral ook omdat de nieuwe integrale vertaling die vermoedelijk in 1927 verscheen, een nogal bescheiden plaats op de markt innam. De Amsterdamse uitgeverij Minerva publiceerde de anonieme, illustratieloze vertaling in een simpel groen linnen bandje als onderdeel van een ‘Nieuwe Roman-Serie’ waarin onder andere ook Ben Hur van Lewis Wallace, De kermis der ijdelheid van William Makepeace Thackeray en De laatste davert van Pompeji van Edward Bulwer Lytton werden aangeboden.Ga naar voetnoot39 De jaren veertig van de twintigste eeuw kenden behalve een aantal Graauw-herdrukken een anonieme Ivanhoe-bewerking in 1941 in de Vlaamse ‘Leeslust’-reeks, die wekelijks een ‘in een sierlijk pak gestoken en aan een tot nog toe ongekenden lagen prijs’ (2 franken namelijk) werk uit de wereldliteratuur op krantenpapier presenteerde. In 1948 verscheen een vrij omvangrijke en door Rein van Looy geïllustreerde bewerking bij uitgeverij De Sleutel in Antwerpen en Haarlem. De bewerker was P.J. Schepers, die als inleiding ‘Iets uit de Geschiedenis van Engeland’ toevoegde. Daarin zegt Schepers ‘een hiaat in Scott's overigens volmaakte kennis der geschiedenis te constateren’: de rol die de schrijver ‘aan de Kerk toebedeelt. Hoogmoed, ijdelheid en bandeloosheid zijn de voornaamste eigenschappen harer bedienaren’. Schepers nam in zijn bewerking de vrijheid deze ongerechtigheid te corrigeren. Scotts zin ‘The ladies, in particular, were not disposed to scan too nicely the morals of a man who was a professed admirer of their sex, and who possessed many means of dispelling the ennui which was too apt to intrude upon the halls and bowers of an ancient feudal castle’Ga naar voetnoot40 wordt bij Schepers bondig: ‘Zelfs de edelvrouwen mochten prior Aymer graag en die genegenheid was wederkerig.’ Schepers' kritiek op Scott, dat deze in een boek dat zich op het eind van de twaalfde eeuw afspeelt een franciscanermonnik opvoert, terwijl de franciscaner orde pas in 1209 werd opgericht, vult hij aan met een lijst van menslievende doelstellingen van deze orde. Naar de franciscanen, en vooral naar het feit dat zij strengere zeden in de kerk invoerden, wordt verderop, maar nu in Schepers' bewerking, opnieuw verwezen, zonder dat Scott dat overigens in zijn boek op die plaats doet. Opmerkelijk en in contrast met deze ideologische ingrepen in de tekst is dat een paar jaar eerder, bij de enige Ivanhoe-uitgave die tijdens de Duitse bezetting in Nederland verscheen, de anti-antisemitische strekking van het boek geen reden was om de publicatie te verhinderen.Ga naar voetnoot41 | |
[pagina 135]
| |
Figuur 2: Walter Scott, Ivanhoe. Brussel: Centrale Uitgeversmaatschappij, [1941] Vertaler onbekend. Privécollectie
| |
Van klassieker tot stripboekNieuw voor het Nederlandse taalgebied was in 1948 een Ivanhoe in stripvorm, verschenen bij de Belgische uitgeverij Petitmarteau en bewerkt en getekend door Jacques Blondeau. Nieuw was ook, korte tijd later, dat de motivatie om nieuwe Ivanhoe-boeken te produceren van buiten de boekenwereld kwam. Op 31 juli 1952 ging namelijk in de Verenigde Staten van Amerika de film ‘Ivanhoe’ van regisseur Richard Thorpe in première. De vertoning van het spannende kostuumdrama met spectaculaire zwaardvechtscènes en het romantisch-tragische verhaal over de keuze die de teruggekeerde kruisvaarder Sir Wilfred of Ivanhoe (Robert Taylor) moet maken tussen de joodse schone Rebecca (Elisabeth Taylor) en de al even knappe Saksische Rowena (Joan Fontaine) volgde een klein jaar later in Nederland.Ga naar voetnoot42 De film was in 1952 en 1953 aanleiding voor een aantal herdrukken en nieuwe bewerkingen. Uitgeverij Graauw maakte in verschillende kleuren linnen gebonden heruitgaven met een stofomslag waarop een foto uit de film te zien was. Ook werd Kellers vertaling van Ivanhoe in één band verenigd met een andere Scott-vertaling van diens hand, Kenilworth, en ook deze pil van bijna duizend pagina's kreeg een Ivanhoe-stofomslag. Een andere opname uit de film, die Ivanhoe en Rebecca laat zien, werd afgebeeld op de stofomslagen van | |
[pagina 136]
| |
twee andere uitgaven: een ‘Geheel nieuwe Nederlandse bewerking’, in 1952 uitgegeven door Jacob Leclée bij Strengholt in Amsterdam en Libra in Antwerpen,Ga naar voetnoot43 en een lijvige editie, ‘naverteld’ door C. van Eijsden, bij Ad. M.C. Stok Zuid-Hollandsche Uitgeversmaatschappij in Den Haag (1953). En er verscheen een nieuwe integrale vertaling: die van Elka Schrijver uit 1952, uitgegeven door Ceres in Meppel en Forum in Antwerpen, en ook deze uitgave heeft Ivanhoe en Rebecca op het stofomslag.Ga naar voetnoot44 Nu Ivanhoe dankzij de Amerikaanse spektakelfilm vooral een wapenkletterend avonturenverhaal was geworden, begon de definitieve opmars van de klassieker als jeugd- en kinderboek. Wie in de jaren zestig en zeventig opgroeide liep een grote kans zijn gedrukte Ivanhoe te leren kennen in de bewerking van P. de Zeeuw J. Gzn., die, verschenen in de serie ‘Oud Goud’ van uitgeverij Van Goor Zonen in Den Haag (‘Verhalen uit vroeger tijden opnieuw aan Neerlands jeugd verteld’, bedoeld voor lezers van 10 tot 16), tussen 1954 en 1978 acht drukken kende. Het uiterlijk paste zich in de loop van die ruim twintig jaar enkele keren aan nieuwe boekmodes aan. De eerste druk had een omslag en illustraties van Roothciv (pseudoniem van Victor Rudolf Anselm Joubert van Schoonhoven van Beurden, die veel van De Zeeuws bewerkingen illustreerde), vanaf de derde druk (1962) maakte Reinald van Lamsweerde de omslag- en tekstillustraties, hoewel de zesde en de zevende druk omslagen van Veronica van Vliet hadden en de achtste een gewijzigde van Van Lamsweerde. Al deze drukken worden vergezeld van een kort voorwoord, waarin de bewerking wordt verantwoord: ‘[Ivanhoe] is een zeer lang verhaal, dat door de haastige mensen van onze tijd moeilijk meer gelezen kan worden. Daarom geven we (...) een bewerking die korter is, maar toch het volledige verhaal weergeeft.’ Uitgeverij De Verkenner in Baarn heeft, eveneens in 1954, meer vertrouwen in haar publiek: de scout. In de in samenwerking met het Nationaal Hoofdkwartier van De Nederlandse Padvinders uitgegeven reeks ‘Junior-Jongensboeken’ verschijnt de bijna tweehonderd pagina's dikke (en daarmee haast dubbel zo omvangrijk als de De Zeeuwversie) bewerking van Ben Schmidgall met tekeningen van Rein van Looy. Ruim zeventig bladzijden telt de bewerking van Jan Maes voor de uitgeverij Goede Kinderlectuur in Amsterdam en Rotterdam en Van Gelder in Antwerpen die in 1955 verschijnt. Bijna tien jaar na de eerste Ivanhoe-strip verscheen in 1957 een vertaling door Martin Deelen van een aflevering van de Amerikaanse ‘Classics Illustrated’-reeks, in Nederland uitgegeven door Classics Nederland in Bussum, als deel 38 van de onder het motto ‘Lees feestelijk/Groei geestelijk’ verschenen reeks ‘Illustrated Classics. Beroemde boeken in woord en beeld’. Deze uitgave werd in 1971 en 1974 herdrukt; de laatstgenoemde herdruk werd in een Nederlandse en een Vlaamse editie verkocht bij de tankstations van Gulf. Begin jaren zestig wordt Ivanhoe definitief vooral een jeugdverhaal door de Britse televisieserie (uit 1958-1959) met dezelfde naam, die tussen 21 oktober 1961 en 25 juli 1964 in negenendertig afleveringen door de kro in Nederland wordt uitgezonden.Ga naar voetnoot45 De losjes | |
[pagina 137]
| |
Figuur 3: Walter Scott, Ivanhoe. Bussum. Classics Nederland, 1957. Vertaler Martin Deelen. Privécollectie
op de roman van Scott gebaseerde avonturen van de middeleeuwse ridder, gespeeld door de Britse acteur Roger Moore, de latere James Bond, zorgden voor een stroom bewerkingen in tekst- of stripvorm die weer meer of minder los op de televisieserie gebaseerd waren. De afbeelding van Roger Moore stond, als foto of als getekende variant daarop, op de meeste omslagen van de tientallen Ivanhoe-publicaties die in de eerste helft van de jaren zestig verschenen. Zo was er een serie van tweeëndertig boekjes, telkens 48 pagina's, met Ivanhoe-verhalen in stripvorm, getekend door Otellio Scarpelli en uitgegeven door de Zuid-Nederlandse Uitgeverij in Deurne en Antwerpen en de Centrale Uitgeverij Gianotten in Amsterdam.Ga naar voetnoot46 Dezelfde combinatie van uitgeverijen publiceerde in 1964 een Nederlandse vertaling door Johan Peels van een Franse bewerking door Elisabeth Ciccione met illustraties van Jacques Poirier. De Zuid-Nederlandse Uitgeverij alleen gaf als ‘tv-album’, deel 1 tot 8, een serie door Ronald Fleming (een pseudoniem van de Vlaamse auteur Frank Blauwers) geschreven verhalen met dezelfde afbeelding en dezelfde ‘middeleeuwse’ belettering op het omslag als de tweeëndertigdelige serie. | |
[pagina 138]
| |
Behalve herdrukken, bijvoorbeeld van de bewerkingen van De Zeeuw en Schepers,Ga naar voetnoot47 werden ook nieuwe adaptaties gepubliceerd, zoals in 1962 een vertaling door Cees van Sloten van een Spaanse bewerking met eveneens Spaanse illustraties van Francisco Blanes Aracil; het interessante van deze uitgave was dat de illustraties in deze prozabewerking de vorm van een strip hadden. Een ‘vrije bewerking’ waren de twee deeltjes (Ivanhoe en Ivanhoe vecht voor vrijheid) die Joop Termos in 1963 publiceerde in de ‘Topaas’-reeks van uitgeverij Vanderhout & Co. in Utrecht; een van deze twee pockets, Ivanhoe, verscheen ook (tegelijkertijd?) in de reeks ‘Prisma-Juniores’ van Het Spectrum in Utrecht. Noordster in Amsterdam maakte een boekje met plaatjes voor een toverlantaarn (De avonturen van Ivanhoe. ‘Het toernooi’) en Mulder in Amsterdam gaf niet alleen een serie van vier stripboekjes van telkens 32 pagina's uit, maar ook drie op elkaar lijkende bewerkingen van de hand van Henri van Hoorn (een van de vele pseudoniemen van H.P. van den Aardweg, 1899-1971): de tekst is in alle drie de boekjes dezelfde, net als de illustratie op het omslag, maar een van de drie uitgaven heeft een hardkartonnen omslag, terwijl de andere twee pockets zijn. Een van de pockets heeft, net als het hardkartonnen boek, illustraties van Brienen, in de andere pocket staat slechts één anonieme illustratie.Ga naar voetnoot48 Nog bonter maakt uitgeverij Jeugdland in Heemstede het. Vijf Ivanhoe-uitgaven van deze uitgeverij, allemaal rond dezelfde tijd verschenen, gebruiken dezelfde anoniem bewerkte tekst, maar in drie verschillende lengten. Twee van deze vijf boeken hebben een hardkartonnen omslag, een van de twee telt zeventien hoofdstukken, het andere twaalf, waarbij het laatste hoofdstuk van het dunste boek ruwweg overeenkomt met hoofdstuk 11 van het dikke. De drie andere Jeugdland-uitgaven zijn pockets; ze hebben alledrie dezelfde tekst, maar drie verschillende omslagen. Twee van de drie boekjes verschenen als ‘Jeugdpocket’, het derde als ‘Juniorpocket’; alle drie uitgaven hebben drie illustraties, maar de ‘Juniorpocket’-editie heeft één afwijkende afbeelding. | |
Opnieuw klassiekEr verschijnen naar aanleiding van de Ivanhoe-televisieserie niet alleen bewerkingen voor een jeugdig publiek. In 1961 publiceert L.J. Veen's Uitgeversmaatschappij in Amsterdam een nieuwe integrale vertaling door Margot Bakker. De uitgave verschijnt als deel 48/49 van de reeks ‘Amstel-boeken’, die ‘Klassieken uit de wereldliteratuur’ wilde | |
[pagina 139]
| |
publiceren, zoals de titel van een begeleidend boekje uit 1965 luidt.Ga naar voetnoot49 Het is niet onwaarschijnlijk dat dit de Nederlandse Ivanhoe met de grootste oplage was - en toch is dit pocketboek in geen enkele bij de centrale bibliotheekcatalogus Picarta aangesloten bibliotheek bewaard.Ga naar voetnoot50 Met de twee herdrukken van deze vertaling, uit 1980 (ook bij Veen) en 2000 (bij The Reader's Digest in Amsterdam), is het overigens nauwelijks beter gesteld: drie respectievelijk zeven exemplaren. De tweede helft van de jaren zestig en de jaren zeventig leverden een redelijk constante stroom van herdrukken van eerdere Ivanhoe-uitgaven op, maar ook enkele nieuwe. Zo verschenen er in 1967-1968, 1974 en 1979 stripversies. Uit 1967-1968 is de vierdelige reeks van uitgeverij Nooitgedacht in Hilversum met tekeningen van Otellio Scarpelli. Omstreeks diezelfde tijd verscheen een deel in de ‘Vivo Helden Serie’ met tekeningen van César López Vera en in 1974 verscheen bij Amsterdam Boek in Amsterdam een aflevering uit de serie ‘Wereldberoemde verhalen. Toppers in strip’ met tekeningen van Juan Escandell Torres. De vierde uitgave verscheen bij Holco-Publications in Alkmaar en was van een anonieme tekenaar. In 1979 verschenen ook een uitgebreide bewerking van Marjan Hilverda bij Het Spectrum in Utrecht (die in 1983 als pocket werd herdrukt) en een wat lossere versie door Koos Verkaaik bij Gravidus in Den Haag. Deze laatste uitgave had op het omslag een foto uit een ridderfilm en het opschrift ‘bekend van tv’. Op welke televisieserie dit betrekking had is niet duidelijk, want de eerstvolgende Ivanhoe-reeks op de Nederlandse televisie zou pas in 1982 te zien zijn, drie jaar later dus, een Amerikaanse productie onder regie van Douglas Camfield. Op de publicatie van Ivanhoe-edities in de jaren tachtig had deze serie geen invloed. In 1980 was, behalve een herdruk van de vertaling van Margot Bakker en een Ivanhoe-omnibus van Henri van Hoorn, een strip Ivanhoe en andere verhalen bij Semic in Amsterdam verschenen. Een jaar later leek de vertaling die onder de naam van Paul Schultink bij Van Holkema & Warendorf en de Standaard Uitgeverij in Bussum respectievelijk Antwerpen verscheen een nieuwe integrale vertaling. Een vergelijking leert evenwel dat deze vertaling via Jan ten Brink en Mark Prager Lindo terug te herleiden is tot de allereerste van Köster Henke. Na een herdruk in 1983 van de bewerking van Marjan Hilverda duurde het elf jaar voordat Attie Spitzers een bewerking voor de jeugd maakte voor Hemma in Chevron, en nog eens zes jaar voordat de vertaling van Margot Bakker voor de derde keer verscheen, en wel bij The Reader's Digest in Amsterdam en Brussel. De voorlopig laatste integrale vertaling van Ivanhoe van Walter Scott verscheen in 2006 bij Athenaeum-Polak & Van Gennep in Amsterdam. In voor- en nawoorden kaderden de vertalers Harm Damsma en Niek Miedema hun vertaling in. Behalve op de vertaalgeschiedenis gaan ze ook in op de problemen en de moeilijkheden bij het vertalen van een negentiende-eeuws boek dat de lezer onder andere met anachronistisch taalge- | |
[pagina 140]
| |
bruik
Figuur 4. Walter Scott, Ivanhoe. Vertaald en ingeleid door Harm Damsma en Niek Miedema. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2006. Privécollectie
naar de middeleeuwen verplaatst.Ga naar voetnoot51 Het is, ruw geteld, de tweehonderdste Nederlandse versie van een klassieker die voorlopig het eeuwige leven heeft.Ga naar voetnoot52 | |
[pagina 141]
| |
SamenvattendNederland was vroeg met het vertalen van werk van Walter Scott in boekvorm: al in 1817 verscheen de eerste vertaling. Alleen Frankrijk en Duitsland waren eerder. De faam van de Schotse auteur werd vanaf 1824 ook in Nederland gevestigd met een stroom van vertalingen, waarvan de eerste er een van Ivanhoe was, een historische roman die vijf jaar eerder geschreven was. De Nederlandstalige lezer kon vanaf de eerste vertaling bijna permanent in de boekwinkel terecht voor een recente uitgave van het al snel beroemde en klassieke boek over de Saksische kruisridder. Op gezette tijden verschenen nieuwe of op zijn minst nieuw lijkende vertalingen. Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw waren er ook verkorte bewerkingen voor het jongere lezerspubliek en vanaf de jaren veertig van de twintigste eeuw zelfs versies in stripvorm. Echt populair voor een zeer breed publiek werd Ivanhoe in Nederland door een speelfilm uit 1952 en een kleine tien jaar later door een televisieserie, die behalve boeken ook speldjes, kwartetspellen, briefkaarten, grammofoonplaten en andere parafernalia tot gevolg had. Vanaf de jaren tachtig werd het wat stiller rond het boek, dat langzamerhand weer minder jeugdboek en meer klassieker werd. Uitgevers pasten het uiterlijk van de Ivanhoe-uitgaven steeds aan de behoeften van de tijd aan, en ook waren er telkens weer nieuwe vertalers en bewerkers die tekstgetrouw, bewerkend, inkortend en voortbordurend met de tekst en de inhoud van Walter Scotts boek aan het werk gingen. Nader onderzoek zou kunnen uitwijzen wat de precieze overwegingen van de uitgevers en de vertalers waren, maar bij gebrek aan archiefmateriaal zal dat een moeilijke zaak worden. Om die reden zal er ook maar af en toe iets over verkoopcijfers te vinden zijn. Wie onderzoek doet naar vertalingen, bewerkingen, en dergelijke van een klassieker als Ivanhoe, een onbetwist hoogtepunt uit de negentiende-eeuwse literatuur, verwacht in eerste instantie dat hij het primaire materiaal voor zo'n onderzoek - de boeken - voor het oprapen heeft, bijvoorbeeld in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en in andere grote bibliotheken. Dat dit niet het geval is, is elders al aangetoond: van de bijna tweehonderd bestaande Nederlandse Ivanhoe-versies hebben Nederlandse bibliotheken nog geen derde.Ga naar voetnoot53 Daar zijn redenen voor, zoals de geringe aandacht in de negentiende en een groot deel van de twintigste eeuw voor populaire literatuur (waaronder een groot deel van de Ivanhoe-adaptaties valt), en natuurlijk het niet-verplichtende karakter van het Depot van Nederlandse Publicaties. Beleidsmatige en structurele aandacht voor het opvullen van de leemtes die daardoor zijn ontstaan, zou het onderzoek naar fenomenen als Ivanhoe vergemakkelijken. |
|