Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
Lesley Monfils
| |
[pagina 68]
| |
Portret van Balthasar Bekker ‘Monothe-ist’ (1691) door de Dokkumse conrector Johannes Hilarides (1648-1725). Exemplaar: bijgebonden in Amsterdam, ub 2455 B 25
| |
Een ongeplande hypeAanvankelijk waren 750 exemplaren van de eerste twee ‘Boeken’ (= delen) als gezamenlijke uitgave in octavoformaat gedrukt bij Bekkers Friese uitgever Hero Nauta. Nog voordat het boek te koop was, raakte de controversiële strekking ervan bekend. Tijdens de winter van 1690/1691 verspreidde zich vanuit Friesland een geruchtenstroom, waarbij de auteur van atheïsme en Spinozisme werd beschuldigd. Bekker zag zich genoodzaakt de Voorrede en het eerste hoofdstuk van Nauta's editie tot tweemaal te herzien, wat de verschijning met enkele maanden heeft vertraagd. Tegelijkertijd raakte Bekker in conflict met Hero Nauta. Hierop kwam hij met zijn Amsterdamse uitgever Daniel van den Dalen overeen om de eerste twee Boeken (nogmaals herzien) opnieuw te laten drukken, ditmaal als afzonderlijke kwartodelen. De octavodruk en de eerste kwarto-editie werden vrijwel tegelijkertijd, na 20 april 1691, landelijk verspreid.Ga naar voetnoot3
Balthasar Bekker betreurde de manier waarop zijn boek ‘in de wereld’ was gekomen. Hij kon ook nauwelijks vermoeden hoe het zijn ‘papiere-kind’Ga naar voetnoot4 verder zou vergaan, nu het eenmaal op eigen benen moest staan. Wel hield hij, als een goede vader, de groeistadia van zijn jongstgeborene nauwkeurig bij. Om de authenticiteit te erkennen, voorzag hij alle exemplaren van elke nieuwe oplage die de persen van Daniel van den Dalen verliet | |
[pagina 69]
| |
van zijn handtekening. Uiteindelijk verschenen alleen al van Boek 1 binnen twee jaar zes kwartodrukken met een totale oplage van circa 8.000 exemplaren. ‘By any reckoning De Betoverde Weereld was a bestseller,’ schrijft Jonathan Israel.Ga naar voetnoot5 De vraag is nu of al deze exemplaren ook even snel over de toonbank gingen. Op een gegeven moment zal de markt wat kopers/lezers betreft verzadigd zijn geweest, zodat de exemplaren van latere drukken vermoedelijk in de magazijnen van de boekverkopers bleven liggen. Aangezien we over vrij gedetailleerde gegevens beschikken omtrent de oplagen van de diverse edities op verschillende tijdstippen, is het mogelijk om een beeld van de vroegste verspreiding te schetsen. Van Daniel van den Dalens kwarto-editie van Boek 1 zijn zes drukken bekend. In 1691 verschenen vier drukken: K[warto]1/1 (gedateerd: 16 maart 1691), K1/2 (26 mei 1691) en K1/3 en K1/4 (beide gedateerd: 16 maart/26 mei/1 augustus 1691).Ga naar voetnoot6 De gezamenlijke oplage lag rond de 5.000 exemplaren. In 1693 zouden nog twee drukken volgen: K1/5 en K1/6, met dezelfde datering als K1/4. De oplage van deze laatste drukken ligt samen rond de 3.000 exemplaren, waarmee de totale oplage van de kwartodruk op 8.000 exemplaren komt. Voor Boek 2 geldt eenzelfde drukgeschiedenis.Ga naar voetnoot7 Zoals gezegd werden de octavo-editie (Boek 1 en 2 samen) en de afzonderlijke kwartodruk van Boek 1 (K1/1) van De betoverde weereld vrijwel gelijktijdig, na 20 april 1691, verspreid. Tijdens het kerkelijke onderzoek in juni 1691 lag de herdruk stil, als concessie van Bekker aan de Amsterdamse kerkenraad.Ga naar voetnoot8 Hierdoor bleken veel kerkenraadsleden niet over een exemplaar te beschikken, waardoor men gebruik moest maken van uittreksels. Op 23 juli 1691 werd de zaak overgedragen aan de synode van Noord-Holland. Nu de zaak niet meer onder de kerkenraad viel, voelde Bekker zich ontslagen van zijn eerdere belofte om de druk op te schorten.Ga naar voetnoot9 Vanaf 16 augustus volgden de deels herziene herdrukken K1/2-6.Ga naar voetnoot10 De octavo-editie en het grootste deel van de eerste kwartodruk van Boek 1 (samen circa 2.000 exemplaren) waren tussen mei en juli 1691 vrijwel uitverkocht.Ga naar voetnoot11 De tweede kwartodruk liet op zich wachten, terwijl voor de overgebleven octavo-exemplaren inmiddels woekerprijzen werden gevraagd. Bekkers boek was tijdens de zomer van 1691 dus nog steeds schaars en veelgezocht. Dit blijkt ook uit het feit dat de pamflettenstrijd | |
[pagina 70]
| |
vanaf september 1691 pas goed op gang kwam, toen de herdrukken op de markt kwamen. Door deze ongeplande ‘hype’ moet een sneeuwbaleffect aan bestellingen zijn opgetreden, zodat Daniel van den Dalen in staat was om druk na druk op de pers te leggen. Een hypothetisch voorbeeld kan dit distributiemechanisme illustreren. Als vijftig boekhandelaren elk vijfentwintig exemplaren bestellen (bij elkaar een complete druk van 1.250 exemplaren) en deze binnen twee maanden kwijtraken, kan de drukker verzekerd zijn van nabestellingen van deze verkopers en andere collega's. Bovendien zal hierbij een vertragend effect optreden: pas wanneer alle boekhandelaren van exemplaren zijn voorzien en de vraag bij het publiek afneemt, zullen deze herdrukken stoppen. Met andere woorden, de boekhandel vormt een ‘stuwmeer’ tussen de drukker/uitgever en de koper. Een dergelijke vorm van overproductie lijkt een rechtstreeks gevolg van het ruilhandelsysteem en de strenge beperkingen die in de zeventiende-eeuwse boekhandel werden gehanteerd. Boekhandelaren hadden geen recht op retour, de winkelvoorraad vormde een groot deel van hun kapitaal.Ga naar voetnoot12 Het hierboven geschetste mechanisme deed zich in het geval van De betoverde weereld in extreme mate voor, doordat de vraag naar dit boek dankzij de aanvankelijke schaarste explosief toenam. Hierdoor kon Daniel van den Dalen in korte tijd enkele drukken opleggen, zonder dat de vraag aan de zijde van de boekverkopers afnam. Zelf schrijft Bekker dat de kwartodrukken ‘[...] eer verkocht of verseid, dan gedrukt waren [...]’.Ga naar voetnoot13 Het vermoeden rijst dan dat de eerste twee kwartodrukken van samen 2.500 exemplaren inderdaad snel zijn uitverkocht, terwijl de resterende vier drukken (samen 5.500 exemplaren) langere tijd op kopers zullen hebben gewacht. Dit vermoeden wordt versterkt doordat van de eerste kwartodruk een groot aantal exemplaren in Nederlandse bibliotheken wordt aangetroffen.Ga naar voetnoot14 Het zou tot 1715 duren voordat Andries van Damme een nieuwe uitgave op de markt bracht. Vallen dergelijke vermoedens ook te verifiëren? Halverwege de negentiende eeuw gold de octavo-editie als ‘très rare’.Ga naar voetnoot15 De kwarto-editie was, en is nog steeds, aanzienlijk minder zeldzaam. Hiervan worden tegenwoordig gemiddeld drie à vier exemplaren per jaar aangeboden. Gezien de totale oplage van beide edities (750 octavo's op 8.000 kwarto's) zou je het aantal octavo-exemplaren in een maximale verhouding van 1 op 10,7 verwachten. Voor het Nederlandse bibliotheekbezit ligt deze verhouding inderdaad rond de 1:10 - vier octavo's tegen 46 kwarto-exemplaren. Maar hoe lag deze verhouding kort na verschijning van De betoverde weereld? Hoeveel lezers hadden een octavo-exemplaar in de kast staan en hoeveel lezers een kwarto-uitgave? En belangrijker: wat was het totale aantal kopers van De betoverde weereld? Dit valt na te gaan door het aantal octavo- en kwarto-exemplaren te tellen dat in veilingcatalo- | |
[pagina 71]
| |
gi van particuliere bibliotheken wordt aangeboden in de periode 1691-1751. In deze periode overleden de vroegste bezitters van De betoverde weereld, onder wie Balthasar Bekker zelf († 1698). Als het vermoeden klopt, dat een tweede kwartodruk na 16 augustus snel was uitverkocht, terwijl de overige vier kwartodrukken op de plank bleven liggen, verwacht je een verhouding van 750:2.500, oftewel 1 octavo op 3,3 kwarto's in het bezit van vroege kopers. Aan de hand van de aangetroffen verhouding octavo/kwarto kan dus een schatting worden gemaakt van het totale aantal verkochte kwarto-exemplaren. De 750 octavo-exemplaren waren in 1691 immers volledig uitverkocht, terwijl de totale oplage van de kwarto-editie (8.000 exemplaren) bekend is. Bovendien valt na te gaan in hoeverre de octavo-editie inderdaad buiten Friesland is verspreid, in tegenstelling tot wat Bekker en in navolging van hem Knuttel en anderen dachten. Ten slotte valt er iets te zeggen over wie het boek zoal in zijn bezit heeft gehad. De octavodruk van De betoverde weereld. Leeuwarden: Hero Nauta, 1691. Exemplaar: Leeuwarden, Tresoar A 2376
| |
Onderzoek veilingcatalogiOnder leiding van J.A. Gruys en H.W. de Kooker worden in het kader van het project Book Sales Catalogues of the Dutch Republic 1599-1800 Nederlandse boekveilingcatalogi verfilmd uit het bezit van ruim twintig Nederlandse en een aantal buitenlandse bibliotheken, waaronder de Bibliothèque Nationale de France, de Herzog August Bibliothek, de | |
[pagina 72]
| |
Nationale Bibliotheek van St. Petersburg en de British Library. In juli 2003 waren er 3.369 catalogi verfilmd. Hieronder bevinden zich 766 veilingcatalogi van particuliere collecties uit de periode 1692-1751. Elke catalogus is voorzien van een idc-nummer, naar de uitgever van de microfiches.Ga naar voetnoot16 Daarnaast is een belangrijke catalogus geraadpleegd die nog niet is verfilmd, de Catalogus [...] Balthasaris Bekker (Amsterdam 1698).Ga naar voetnoot17 Ook het octavo-exemplaar van de ub Amsterdam, waarvan de herkomst bekend is, is in dit onderzoek betrokken.Ga naar voetnoot18 De catalogus van Bekkers zwager, Bernardus Fullenius, aan wie De betoverde weereld is mede-opgedragen, vermeldt geen exemplaren van dit boek.Ga naar voetnoot19 Deze catalogi heb ik onderzocht op aanwezigheid van octavo- en kwartodrukken van De betoverde weereld (Boek 1). Het doel is om de verhouding tussen het aantal octavo- en kwartodrukken te bepalen, en aan de hand daarvan het aantal verkochte kwartoexemplaren van De betoverde weereld Boek 1 te bepalen. Omdat het onderzoek zich richt op de vroege bezitters van De betoverde weereld, is voor een ruime periode van zestig jaar gekozen. Exemplaren die in 1691 zijn aangekocht kunnen veertig jaar of later op een veiling worden aangeboden. Het is uiteraard onvermijdelijk dat exemplaren in deze zestig jaar een of meer keren van eigenaar zijn gewisseld. Dit zal voor de gekozen periode weinig invloed hebben op de verhouding octavo/kwarto-exemplaren. Het onderzoeksresultaat toont bovendien aan dat het absolute aantal vermeldingen per jaar over deze periode vrij constant is. Doordat het onderzoek zich in eerste instantie richt op relatieve aantallen, en niet op de reconstructie van particuliere collecties, is een belangrijk, door Bert van Selm gemaakt voorbehoud met betrekking tot veilingcatalogi-onderzoek hier niet van toepassing. Een veilingcatalogus hoeft niet het volledige bezit van een persoon te bevatten: ‘Het document had en heeft [...] een heel ander doel: het realiseren van een zo hoog mogelijke opbrengst.’Ga naar voetnoot20 Een voorbeeld is het exemplaar van De betoverde weereld dat in 1692 werd aangeboden in de veilingcatalogus van de predikant Theodorus Colvius. Colvius was al in 1687 overleden, het betrof dus een ingestoken boek. Ongetwijfeld zijn meer exemplaren op deze manier van eigenaar gewisseld. Op de verhouding tussen de aangeboden edities heeft dit vanzelfsprekend geen invloed. Een reële beperking is dat dit onderzoek zich uitsluitend tot in Nederland verspreide exemplaren beperkt. Jonathan Israel vermeldt aan de hand van contemporaine veilingcatalogi diverse Nederlandstalige exemplaren van De betoverde weereld in Duitse, Zweedse, Deense en zelfs Italiaanse particuliere bibliotheken.Ga naar voetnoot21 Helaas valt niet op te maken om welke edities het hier gaat. Dat er inderdaad internationale belangstelling bestond voor De betoverde weereld blijkt onder meer uit recensies van de Nederlandse uitgave in de geleerdentijdschriften Bibliothèque universelle et historique (september 1691) en | |
[pagina 73]
| |
Acta eruditorum (1692) en uit de Duitse, Franse en Engelse vertalingen die vanaf 1693 zouden verschijnen. Alleen in Engeland bleef de belangstelling voor Bekkers werk achter.Ga naar voetnoot22 Bekkers criticus Everard van der Hooght hield de oplage van De betoverde weereld nauwlettend in de gaten. Op 28 juli 1692 schreef hij verontwaardigd dat de ‘Roomsch-gezinde Landen’ exemplaren van de tot dan toe vier verschenen kwarto-edities ‘met geheele pakken trokken’.Ga naar voetnoot23 Van der Hooght doelde hiermee, kennelijk bij wijze van schimpscheut, op de afzet in de Zuidelijke Nederlanden. In dit verband is het opmerkelijk dat er in Belgische bibliotheken nauwelijks exemplaren van De betoverde weereld aanwezig zijn, in tegenstelling tot het protestantse gedeelte van Duitsland. De Rotterdamse uitgever en boekhandelaar Reinier Leers (1654-1714), die met zijn eigen uitgaven, waaronder het tijdschrift Histoire des ouvrages des sçavans (1687-1709) en het werk van de vroege Verlichtingsfilosoof Pierre Bayle (1647-1706), vooral de Franstalige markt bediende, bood uitsluitend de Franse vertaling aan, Le monde enchanté (Amsterdam 1694).Ga naar voetnoot24 Hoe groot de vroege buitenlandse interesse voor de Nederlandstalige edities van Bekkers werk was, valt moeilijk te schatten. Dat het om hoge aantallen ging lijkt onwaarschijnlijk, ook vanwege de vertalingen die al vrij snel op de markt kwamen. De door Israel aangetroffen exemplaren zullen dan ook eerder uitzonderingen zijn geweest dan het topje van een ijsberg. Boekenveilingen waren in de zeventiende eeuw aan strenge regels gebonden. Om concurrentie met de lokale boekhandel te voorkomen, mochten in Leiden, Amsterdam en Den Haag uitsluitend boeken worden geveild van personen die in de betreffende stad of ommelanden waren overleden. Om deze bepalingen te ontduiken werden echter ook collecties ‘van buiten’ anoniem aangeboden, of zelfs onder gefingeerde namen. Bovendien werden boeken vanuit afgelegen plaatsen zoals Middelburg in grotere steden als Leiden en Den Haag geveild, in de hoop op een hogere opbrengst. Vooral Leiden ontwikkelde zich als een centrum voor veilingen van geleerdenbibliotheken.Ga naar voetnoot25 Hoewel de bepalingen per stad konden verschillen, geeft de plaats van veiling een goede indicatie over de nabije woonplaats van de overledene. Van de aangetroffen exemplaren van De betoverde weereld in de catalogi van particuliere veilingen heb ik een database gemaakt, gesorteerd op editie (octavo of kwarto), eigenaar en jaar van veiling. Om tot een goede schatting van de verhouding octavo-/kwartodrukken te komen, wordt van de kwarto-editie alleen Boek 1 geteld. Afzonderlijk vermelde exemplaren van de Boeken 2-4 zijn niet meegeteld. | |
[pagina 74]
| |
ResultatenGa naar voetnoot26Het onderzoek naar 766 particuliere boekenveilingen uit de periode 1692-1751 lijkt het vermoeden te bevestigen dat slechts een deel van de 8.000 kwarto-exemplaren het lezerspubliek bereikte: in 249 catalogi van particuliere veilingen uit deze periode blijken in totaal 65 octavo- en 227 kwarto-edities van De betoverde weereld voor te komen. De verhouding octavo/kwarto is daarmee 1:3,5. Omgerekend komt dit op 750 octavo's en 2.619 verkochte kwarto-exemplaren. De gezamenlijke verkoop van de eerste twee edities (octavo en kwarto) betrof daarmee ‘slechts’ 3.369 exemplaren. Van de kwarto-editie zijn zodoende ruim 5.000 van de 8.000 exemplaren (meer dan 60%!) tussen de wal en het schip beland. Deze exemplaren moeten dus in magazijnen van boekverkopers door het hele land hebben gelegen, niet in de laatste plaats bij Daniel van den Dalen zelf. Over deze restantpartij valt meer te vertellen. | |
‘De laatsten druk’ (Amsterdam 1715)In 1715, bijna 25 jaar na de eerste publicatie, leek de oorspronkelijke oplage van De betoverde weereld voldoende uitgeput om een nieuwe editie op de markt te brengen. Dit gebeurde door Daniel van den Dalens collega/opvolger Andries van Damme, die zich vanaf 1696 op hetzelfde Amsterdamse adres als Van den Dalen had gevestigd: ‘Op 't Rockin, bezyden de Beurs’. De titelpagina van Van Dammes editie vermeldt ‘de laatsten druk’ en het jaartal 1715. Drie pagina's verder vinden we de volgende mededeling: ‘nb. Het regt van dese Copye, heeft daniel vanden dalen verkogt aan andries van damme, den 14 August 1706.’Ga naar voetnoot27 Bij een dergelijke transactie waren meestal ook restantexemplaren van het betreffende boek inbegrepen. Dat was ook hier het geval: Van Dammes editie betreft namelijk een titeluitgave. Samen met het ‘regt van dese Copye’ had Andries van Damme de resterende exemplaren van De betoverde weereld (Boek 1-4) van Daniel van den Dalen overgenomen die hij, voorzien van nieuwe titelpagina's, opnieuw op de markt bracht. Het hoofdwerk van de Boeken 1 en 2 van deze heruitgave bestaat uit de laatste drukken van Van den Dalen: K1/6 en K2/6. Van deze uit 1693 daterende drukken zijn respectievelijk zes en twee oorspronkelijke exemplaren overgeleverd. Voor het voorwerk van de heruitgave, Bekkers ‘Toe-eigen-brief’ en de Voorrede, zijn varianten in verschillende combinaties gebruikt.Ga naar voetnoot28 Daarnaast bevat Van Dammes heruitgave een oorspronkelijke druk van Bekkers samenvatting Naakte uitbeeldinge (Amsterdam: Daniel van den Dalen 1693), die tussen de Voorrede en Boek 1 is meegebonden. Van de vermelding op de titelpagina is dus geen woord gelogen: het betrof inderdaad ‘de laatsten druk’ - die uit 1693! Hiermee is een deel van de 5.381 onverkochte exemplaren terecht. We mogen aannemen dat Van Damme een voldoende aantal exem- | |
[pagina 75]
| |
plaren van deze druk in zijn bezit had om zijn ‘heruitgave’ te rechtvaardigen. Als het om circa 1.000 exemplaren ging (de oorspronkelijke oplage van editie K1/6 bedroeg naar schatting 1.500 exemplaren), resteerden er nog 4.381 onverkochte exemplaren van eerdere drukken. Een deel hiervan moet bij collega-boekhandelaren hebben gelegen. Maar het gegeven dat Van Damme zijn heruitgave pas negen jaar na zijn aankoop van het kopijrecht op de markt bracht, doet vermoeden dat hij in de tussentijd eerst nog resterende exemplaren van de vorige drukken heeft verkocht.Ga naar voetnoot29 De vraag naar Bekkers boek zal na 1700 zijn afgenomen, maar als we aannemen dat Van Damme hiervan tussen 1706 en 1715 nog zo'n honderd exemplaren per jaar heeft kunnen wegzetten, komen we op een totaal van ongeveer 1.000 stuks. Als deze aanname klopt, had Van Damme in 1706 dus een restantpartij van ruim 2.000 exemplaren (inclusief editie K1/6) van Daniel van den Dalen overgenomen. Van den Dalen was dan met zo'n 2.000 exemplaren blijven zitten, een kwart van de oplage. Van de 6.000 exemplaren die hij aan de boekhandel had verkocht, zou meer dan een derde (ruim 2.500 exemplaren) het lezerspubliek bereiken - iets meer dan een vierde van de totale kwarto-oplage. Dit betekent dat er bij de boekverkopers nog steeds een kleine 3.500 onverkochte exemplaren circuleerden. Daniel van den Dalen had met 6.000 verkochte exemplaren van De betoverde weereld bepaald geen slechte zaken gedaan. Dat zijn uitgeverij floreerde, blijkt uit het feit dat van de circa 125 uitgaven uit zijn Amsterdamse periode (1673-1698) ruwweg twee derde van na 1691 dateert. Ook zijn boekhandel moet ruim voorzien zijn geweest, doordat hij zijn uitgaven kon ruilen tegen verschillende titels van collega-drukkers en boekhandelaren. Deze rijk gesorteerde winkelvoorraad zal uiteindelijk een probleem zijn geworden. Voor verkoop aan particulieren was deze voorraad veel te groot. Het alternatief was om partijen boeken onder collega's te verkopen door middel van fonds- en voorraadveilingen. Maar door de eerder genoemde beperkingen met betrekking tot boekenveilingen in de tweede helft van de zeventiende eeuw raakten boekhandelaren hun voorraad steeds moeilijker aan collega's kwijt. Zo mochten voorraden ongebonden boeken alleen nog worden geveild bij het overlijden van een boekhandelaar of bij een faillissement. Een andere mogelijkheid was om een winkelvoorraad in één keer te verkopen, waarna de handelaar verplicht was zijn zaak voor drie jaar te sluiten.Ga naar voetnoot30 Het lijkt erop dat Daniel van den Dalen op een creatieve manier van deze laatste mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, in samenwerking met zijn jongere collega Andries van Damme. Tussen 1698 en 1700 organiseerde Van den Dalen ten minste drie veilingen, waarop hij zijn gebonden en ongebonden boeken aanbood.Ga naar voetnoot31 Hij was duidelijk van plan om zich uit de Amsterdamse boekhandel terug te trekken. Mogelijk had Andries van Damme de Amsterdamse boekwinkel van Van den Dalen overgenomen of fungeerde hij als ‘zetbaas’. Afgezien van een gezamenlijke uitgave van de werken van Jacob Cats (Amsterdam, Utrecht 1700) had Daniel van den Dalen sinds 1698 niets meer uitgegeven op zijn Amsterdamse adres. Op 5 | |
[pagina 76]
| |
juli 1700 deelde de Opregte Leydse Courant mee dat ‘Daniel van den Dalen voorleden Meij tot Leijden op de Garemarkt bij 't Levendaal is komen te woonen.’Ga naar voetnoot32 In dezelfde maand kondigde Andries van Damme een veiling buiten de Amsterdamse stadspoorten aan, ‘aan den Overtoom ende Brackegront’.Ga naar voetnoot33 Hierop volgden protesten van Amsterdamse boekverkopers, die meenden dat Van Damme de regels ontdook door het restant van Van den Dalens boeken te verkopen. Hoewel deze laatste ontkende, reageerden de burgemeesters met een dreigement, waarop de veiling werd afgeblazen.Ga naar voetnoot34 Het is duidelijk dat Andries van Damme en Daniel van den Dalen, die naast zakenpartners ook zwagers waren, hier de mazen van de wet verkenden: ‘Van Damme's actie was een van de eerste waaruit blijkt dat er behoefte bestond aan veilingen buiten de boekhandelssteden met hun stringente regelgeving.’Ga naar voetnoot35 Daniel van den Dalen schreef zich, wijs geworden, pas op 10 april 1702 in bij het Leidse gilde als vrijmeester boekverkoper.Ga naar voetnoot36 Hier zou hij tot 1714 actief zijn als boekhandelaar en drukker/uitgever. Andries van Damme bleef in Amsterdam, waar zijn weduwe in 1727 het bedrijf overnam. | |
LezerspubliekNaar hedendaagse maatstaven zou een boek als De betoverde weereld in de categorie ‘populair-wetenschappelijke non-fictie’ vallen. Het verscheen in het Nederlands in een gotische letter, waardoor het voor grote groepen geletterden toegankelijk was. Daarmee was het allesbehalve een ‘volksboek’, al was het maar omdat het grootste gedeelte van de bevolking in de Republiek functioneel analfabeet was.Ga naar voetnoot37 Onder de vroegste bezitters van De betoverde weereld blijken zich voornamelijk predikanten/theologen, juristen, historici en magistraten te bevinden. | |
[pagina 77]
| |
Deze beroepsgroepen, overwegend universitair geschoolden, komen overeen met de gebruikelijke sociale klasse die in zeventiende-eeuwse boekenveilingcatalogi is vertegenwoordigd: ‘de intellectuele burgerlijke elite’.Ga naar voetnoot38 Dat predikanten van diverse pluimage met circa 27% zijn vertegenwoordigd, mag niet verbazen. Van het totale aantal aan particulieren verkochte exemplaren (ruim 3.300 voor de octavo- en de kwarto-editie samen) moeten er zodoende circa 900 in het bezit zijn geweest van predikanten. Dit is een hoge score; het totale aantal gereformeerde predikanten in de Republiek lag in de jaren 1675-1725 rond de 1450.Ga naar voetnoot39 Hierbij is een onbekend aantal doopsgezinden, remonstranten, luthersen en katholieken buiten beschouwing gelaten.Ga naar voetnoot40 Daarentegen zal zich onder de ‘anonieme’ veilingen een evenredig aandeel predikanten hebben bevonden, waardoor het absolute aantal exemplaren in bezit van predikanten/theologen nog hoger zal uitvallen. Het is bekend dat Bekkers voorstanders zich voor een deel juist in een lagere sociale klasse bevonden, die van ongestudeerde burgers. Toen in 1693 Johannes vander Waeyens De betooverde weereld [...] ondersogt en wederlegt verscheen, liet Bekker de verdediging over aan vier studenten die behoorden tot ‘kooplieden, handwerxlieden en die sich met de pen geneeren’.Ga naar voetnoot41 Gezamenlijk schreven zij als antwoord De leeraar van de Hoge School door voedsterlingen van de kerk ondersocht en wederleid. Zynde aanmerkingen van ongestudeerde personen op het boek van den professor van der Wayen tegen de Betoverde Weereld van B. Bekker uitgegeven (Amsterdam 1694).Ga naar voetnoot42 Dit boek van ruim 600 pagina's deed qua omvang niet onder voor dat van Vander Waeyen. Over het boekenbezit van deze lagere middenklasse zijn traditioneel weinig gegevens bekend. Onder hen zullen zich ongetwijfeld enkele bezitters van De betoverde weereld hebben bevonden, maar van dergelijke ‘handwerxlieden’ zijn weinig veilingcatalogi bekend, terwijl onderzoek naar boekenbezit in boedelbeschrijvingen gewoonlijk weinig specifieke gegevens oplevert.Ga naar voetnoot43 De idc-database vermeldt, naast diverse ‘burgers’, onder meer veilingcatalogi van een brouwer en een medaillist.Ga naar voetnoot44 Deze laatste, Johannes Smelzing (?-1695?), is de maker van de herdenkingspenning van Balthasar Bekker die rond 1692 naar een ontwerp van Ericus Walten werd geslagen. Bij geen van deze ambachtslieden wordt De betoverde weereld aangetroffen, al is het ontbreken hiervan in het geval van Smelzing twijfelachtig.Ga naar voetnoot45 Voor velen uit de lagere klassen zal De betoverde weereld een te duur en te geleerd boek zijn geweest. Deze groep zal zich eerder van Bekkers ideeën op de hoogte hebben gehouden door middel van de samenvattingen die in pamfletvorm verschenen of door preken | |
[pagina 78]
| |
door voor- en tegenstanders, die op hun beurt weer aanleiding gaven tot nieuwe geschriften.Ga naar voetnoot46 Uit de pamfletten blijkt bovendien dat exemplaren van De betoverde weereld gretig werden uitgeleend, al had dit ook te maken met de tijdelijke schaarste van het boek in de zomer van 1691. Van de ‘burgers’ of ‘inwoners’ die wel in het bezit van Bekkers boek waren, is het weer moeilijk te bepalen tot welke maatschappelijke klasse zij precies behoorden. Afgaande op het type boeken dat in enkele van deze catalogi wordt aangeboden (bijvoorbeeld kunstboeken en Franse bellettrie) zullen dit voor een deel rijke kooplieden en ambteloze adellijke personen zijn geweest. Concluderend kunnen we zonder overdrijving stellen dat minimaal 60% van de gereformeerde predikanten in de Republiek De betoverde weereld in huis had. Toch maakte deze groep van circa 900 lezers nog geen derde van het totale lezerspubliek uit. Ruim twee derde van de lezers behoorde tot overige, hoog opgeleide, beroepsgroepen, waarvan juristen, magistraten en hoogleraren in uiteenlopende disciplines het grootste deel uitmaakten. Dit betekent dat De betoverde weereld een breder publiek trok dan geestelijken alleen. | |
Geografische verspreidingUit het onderzoek blijkt dat zowel de octavo- als de kwartodrukken door de hele Republiek zijn verspreid: van Groningen en Friesland tot aan Deventer, Amsterdam, Leiden en Den Haag.Ga naar voetnoot47 Dit is vooral belangrijk in verband met de verspreiding van de octavo-editie. Het beeld, dat de vrijwel volledige octavo-editie in de winter van 1690-1691 in Friesland zou zijn uitverkocht, zoals Bekker meende, berust op een misvatting. Het grootste deel van deze editie (waarschijnlijk rond de 700 exemplaren) is, getuige Nauta's privilege van 20 april 1691, pas na die datum landelijk verkocht. Dat Bekker hiervan aanvankelijk niet op de hoogte was, zoals uit zijn Voorrede voor de kwarto-editie blijkt, heeft twee oorzaken. Na de vorstperiode van februari/maart 1691 ontving hij slechts 26 exemplaren (zonder privilege!) van Nauta, terwijl een boekhandelaar die 50 exemplaren had besteld, nul op het rekest kreeg.Ga naar voetnoot48 Uit deze ogenschijnlijke schaarste aan exemplaren in Noord-Holland en de groeiende geruchtenstroom, concludeerde Bekker dat Nauta's editie in enkele weken moest zijn uitverkocht. Wat hij niet wist (en later verzweeg) was, dat Nauta zijn oplage onder zich hield totdat diens octrooi-aanvraag door de Staten-Generaal in Den Haag was gehonoreerd. Ondertussen zette Bekker zijn Amsterdamse uitgever Daniel van den Dalen aan het werk voor de eerste kwartodruk, die op 16 maart 1691 gereedkwam en na 20 april werd verspreid. | |
[pagina 79]
| |
Afgezien van het ‘Beright’ voor in deze editie, waarin hij Nauta's octrooi nietig verklaart, is Bekker nooit op deze kwestie teruggekomen. Het is niet uitgesloten dat in de tussentijd een schikking was getroffen tussen de auteur en zijn Friese uitgever. Latere onderzoekers zoals Knuttel en Wumkes namen Bekkers versie van de gebeurtenissen klakkeloos over, zodat deze tot op de dag van vandaag als de standaardversie geldt.Ga naar voetnoot49 Het ‘Beright’ waarmee Bekker reageerde op Hero Nauta's privilege van 20 april 1691 in de octavo-editie (De betoverde weereld 1, fol Pi2v). Uit het feit dat dit bericht in alle kwartodrukken voorkomt, volgt dat de kwarto-editie na deze datum werd verspreid
| |
Enkele vroege bezittersHoewel het nooit helemaal zeker is of de in veilingcatalogi aangeboden exemplaren van De betoverde weereld hebben toebehoord aan de vermelde persoon, wordt dit des te aannemelijker wanneer de voormalige eigenaar bekend stond als een voor- of tegenstander van Bekker, of wanneer deze een bijzondere relatie met de auteur onderhield. Een goed voorbeeld van zo'n vroege bezitter is de wiskundige en astronoom Christiaan Huygens (1629-1695). Huygens bezat de octavo-uitgave van de eerste twee Boeken van de Betoverde weereld en de kwartodrukken van de Boeken 3 en 4, die twee jaar voor zijn dood verschenen. Het is niet ondenkbaar dat deze octavo een geschenk van Bekker zelf was. In 1689 had deze al een exemplaar van zijn Brief aan Bernhardus Fullenius [...]Ga naar voetnoot50 aan Huygens gestuurd, waarin Bekker zich mengde in de wiskundige polemiek tussen zijn schoonvader Bernhardus Fullenius en Lieuwe Willems Graaf. Uit deze periode is | |
[pagina 80]
| |
een korte briefwisseling tussen Bekker en Huygens overgeleverd, waaruit blijkt dat Bekker Huygens in Den Haag heeft bezocht.Ga naar voetnoot51 Van de vier (!) exemplaren uit de collectie van Johannes Six zijn er twee in een Franse band, waarvan één op ‘groot papier’.Ga naar voetnoot52 Hieruit mag worden afgeleid dat Bekker op goede voet stond (of probeerde te komen) met deze Amsterdamse magistraat. Een andere vroege bezitter, Bekkers heetgebakerde tegenstander Johannes vander Waeyen (1639-1701), vond het kennelijk niet de moeite om zijn vier kwartodelen in twee banden te laten binden. Zijn exemplaren zijn slechts ‘ingena(e)yd’.Ga naar voetnoot53 Het octavo-exemplaar dat hij van de auteur zelf had ontvangen en waarin hij zijn aantekeningen voor de weerlegging van De betoverde weereld maakte, komt in deze catalogus niet voor.Ga naar voetnoot54 Van de predikanten zou het interessant zijn om hun geloofsrichting te achterhalen. Bekker werd zowel door voetianen als coccejanen bestreden,Ga naar voetnoot55 terwijl hij tevens remonstranten en doopsgezinden onder zijn lezers kon rekenen. Interessant zijn verder de zes exemplaren van De betoverde weereld, waaronder de Duitse en de Franse vertaling, in Bekkers eigen veilingcatalogus.Ga naar voetnoot56 Het betreft voor een deel luxe-exemplaren in ‘fr.[anse] band’ en op groot papier.
Catalogus [...] Librorum [...] Balthasaris Bekker. Amsterdam: Daniel van den Dalen en Andries van Damme, 1698, in Jacob van Sluis, Bekkeriana. Leeuwarden 1994
| |
[pagina 81]
| |
Conclusie: bestseller of winkeldochter?Tussen 1691 en 1751 zijn van de verschillende edities (octavo en kwarto) van De betoverde weereld ruim 3.300 exemplaren aan particulieren verkocht. Is het daarmee de onverbiddelijke zeventiende-eeuwse bestseller, zoals Jonathan Israel beweert? Misschien kunnen we beter spreken van een ‘surprise hit’. Israels stelling dat de 750 exemplaren van de octavo-editie samen met de eerste 5.000 exemplaren van de kwarto-editie ‘sold out in two months’Ga naar voetnoot57 blijkt alleen al gezien de drukgeschiedenis van de kwarto-editie onhoudbaar. Tussen mei en september 1691 was slechts een gedeelte van de eerste kwartodruk verspreid. Toch mogen we met circa 3.300 verkochte exemplaren nog steeds van een verkoopsucces spreken, zeker wanneer we aannemen dat het totale aantal inwoners van de Republiek ver onder de twee miljoen lag, waarvan hooguit de helft kon lezen en een nog kleiner deel tot de doelgroep behoorde.Ga naar voetnoot58 Aan de andere kant zagen we dat er sprake was van een flinke overproductie. Dit laatste lijkt een structureel nevenverschijnsel van het zeventiende-eeuwse uitgeversbedrijf te zijn, met zijn ruilhandel en beperkende maatregelen. Het gevolg daarvan is dat een grote oplage nog jarenlang onverkocht kan blijven.Ga naar voetnoot59 Het is zelfs de vraag of het begrip ‘bestseller’ wel van toepassing is op het zeventiende-eeuwse uitgeversbedrijf, al bestaan er wel degelijk voorbeelden van zeventiende-eeuwse steady sellers, zoals het werk van Jacob Cats aantoont. Het verschil met De betoverde weereld is dat de vraag naar het werk van Cats zich over een veel langere periode uitstrekt. Lisa Kuitert oppert dat de commissiehandel met recht op retour, die pas in de loop van de achttiende eeuw in Nederland werd geïntroduceerd, de moderne bestseller echt mogelijk heeft gemaakt. Door het recht op retour liep de boekhandelaar minder risico, waardoor hij een gevarieerd en actueel assortiment kon aanbieden. Hiermee ontstond een ‘open’ klimaat, waardoor nieuwe auteurs en genres grotere kansen kregen.Ga naar voetnoot60 Deze ontwikkeling had ook een keerzijde. In de negentiende eeuw ‘[t]he sale-or-return system had led to a gradual, almost guaranteed sale of a large number of mainstream publications, though generally in small print runs’.Ga naar voetnoot61 Toch lijkt in het geval van De betoverde weereld niemand echt de dupe te zijn geweest van de geconstateerde overproductie. Het risico was verspreid over een grote groep boekhandelaren. Daniel van den Dalen zal er zeker geen verlies op hebben geleden. Van | |
[pagina 82]
| |
Andries van Dammes heruitgave kan men zich afvragen hoe succesvol die is geweest; pas in 1739 durfde de Deventer uitgever Marinus de Vries een ‘echte’ herdruk van De betoverde weereld aan.Ga naar voetnoot62 De resterende 3.400 exemplaren lagen vermoedelijk lange tijd als winkeldochter bij de kleinere boekhandel. Het hangt van de grootte van deze laatste groep af of het om tientallen of honderden exemplaren per boekverkoper ging. Afgaande op Van den Dalens krantenadvertenties, beschikte deze rond 1700 over ten minste zeventien directe handelscontacten, die op hun beurt hun lokale collega's zullen hebben bevoorraad.Ga naar voetnoot63 |
|