Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 9
(2002)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Pauwels
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plannen voor een nieuwe editieOp dat ogenblik achtte Veen de tijd rijp voor een ambitieuzer project. ‘Zou het misschien niet een idee zijn het volgend jaar eens met een complete Editie van Gezelle's Verzen te komen’, schreef hij in september 1902 aan Streuvels. Hij was van plan de zes bundels gedichten die Gezelle zelf had samengesteld en de Laatste verzen opnieuw uit te geven in negen delen (de omvangrijke bundels Tijdkrans en Rijmsnoer zouden in twee delen worden opgesplitst) ‘als monument voor Gezelle’. Hij meende in Nederland zeker vijfhonderd exemplaren van een dergelijke uitgave te kunnen slijten en in een co-editie met De Nederlandsche Boekhandel kon het project winstgevend zijn.Ga naar voetnoot3 De directeur van De Nederlandsche Boekhandel, de Fries Lucas Hendrik Smeding (1866-1941), stond niet principieel afwijzend tegenover die onderneming, maar maakte bezwaar tegen de afmetingen die Veen voorstelde. Die had oorspronkelijk een serie kleine, verzorgde boekjes zoals Laatste verzen (17×11 centimeter) in gedachten, maar volgens Smeding waren kleine boeken niet geschikt voor de Vlaamse markt. ‘Ik vind het noodig er U nu reeds op te wijzen dat men in België, wil men succes hebben, groote boeken moet geven voor weinig geld. Al kunt gij in Holland een dergelijke kleine editie een luxe uitgaaf noemen en er dan naar laten betalen, hier gaat dat niet aan’, verwoordde hij dit frappante smaakverschil tussen Noord en Zuid.Ga naar voetnoot4 Een bijkomende reden was dat men zich in Vlaanderen vooral richtte op de prijsboekenmarkt en aan een verdienstelijke leerling schonk men liefst een kloek boekdeel. ‘Wil men voor Gezelle het prijsboek debiet in het oog houden, dan mag het geen klein boek zijn (...). Er zijn hier reeds zoveel Gezelles met kunst en vliegwerk in het land verkocht, terwijl de leeskracht gering is, zoodat het prijsboeken terrein onze voornaamste bron moet worden’, aldus Smeding. Hij stemde in met de plannen van zijn Amsterdamse collega, maar vroeg zich af of het succes van Verzen de markt niet had verzadigd: ‘Deze uitgebreide bloemlezing is zoo flink en tevens goedkoop, dat ik niet te veel succes zie om nu dadelijk een volledige editie te kunnen brengen’.Ga naar voetnoot5 De onderhandelingen met de erven-Gezelle verliepen vlotter. Streuvels bedong namens hen 2.000 frank honorarium, waarvan de eerste helft in juni 1904 en de tweede helft in december 1904 werd uitbetaald.Ga naar voetnoot6 Streuvels had nog een bijkomende eis: hij wilde Gezelles vertaling van The Song of Hiawatha, het bekende indianenepos van de Amerikaanse dichter Henry Wadsworth Longfellow (1807-1882), aan het corpus toevoegen. In 1886 had Gezelle een vertaling van dat werk gepubliceerd bij het Davidsfonds, maar die maakte geen deel uit van de Verzamelde werken die vanaf 1892 ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schenen.Ga naar voetnoot7 Veen vond dat in eerste instantie geen goed idee en stelde een compromis voor: ‘Beter ware het wanneer de complete gedichten mede loopen dat deeltje later te geven als supplement’.Ga naar voetnoot8 Streuvels en de Gentse filiaalhouder van De Nederlandsche Boekhandel, Gerard van Oest, maakten in die periode namelijk plannen voor een bibliofiele editie van de vertaling en Veen, die op de hoogte was van hun nooit gerealiseerd voornemen, had allicht geen zin om een concurrerende uitgave op de markt te brengen.Ga naar voetnoot9 Na herhaald aandringen kreeg Streuvels toch zijn zin. De vertaling van The Song of Hiawatha maakte volwaardig deel uit van de editie, die daardoor uit tien delen bestaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OvernameperikelenNa het akkoord van de Vlaamse zakenpartner én de erven-Gezelle, stond nog één hinderpaal de totstandkoming van een nieuwe editie in de weg, namelijk de bestaande editie van de Verzamelde werken door de Roeselaarse uitgever Jules de Meester. Tussen 1892 en 1897 had De Meester de volledige poëzie van Gezelle uitgegeven in zes delen.Ga naar voetnoot10 Gezelle had daarbij het auteursrecht op zijn werk afgestaan aan de uitgever, vermoedelijk zonder daar zelf groot financieel voordeel mee te doen. Executeur-testamentair Streuvels merkte in een brief aan zijn vriend Emmanuel de Bom in dat verband plastisch op: ‘en weet nu ook dat de goedwillige menschen, die Gezelle altijd zoo goed zorge droegen, er voor gezorgd hebben dat we geen schrijversrecht overerfden: alles blijft in handen van den aartsjood D[e] M[eester]’. De Leuvense hoogleraar geneeskunde en Gezelle-intimus Gustaaf Verriest (1843-1918) had in mei 1900, door bemiddeling van de erven-Gezelle, zowel de rechten als de volledige oplage van die editie gekocht van De Meester. Na de verkoop aan Verriest bleven de boeken echter in West-Vlaanderen en werden vandaar, onder toezichtJules de Meester (1857-1933), de ‘definitieve’ uitgever van Gezelle. Foto: amvc-Letterenhuis, Antwerpen.
van de Kortrijkse geneesheer Emiel Lauwers (1858-1921), voort geëxploiteerd.Ga naar voetnoot11 De plannen van Veen konden alleen slagen als de oude editie, waarvan hij via Streu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vels reeds exclusief exploitant in Nederland was geworden, van de markt verdween. Smeding had dat tegenover Veen zelfs als uitdrukkelijke voorwaarde gesteld: ‘de Hr Smeding van den Ned. Boekhandel te Antwerpen koopt alleen op conditie dat de oude Editie verdwijnt’.Ga naar voetnoot12 Veen stelde daarop aan Streuvels voor om alle resterende boeken zelf te kopen. ‘Ik leg ze dan bij mij op zolder en gaat er af en toe nog wel iets af’.Ga naar voetnoot13 Maar de exclusiviteit die Streuvels aan Veen had beloofd, bleek spoedig niet zo waterdicht. Veen kreeg een advertentie van de katholieke boekhandelaar De Haas uit Amsterdam in handen, waarin hij de volledige editie van De Meester aanbood tegen de prijs van zes gulden. Veen, die voor de reeks acht frank (of vier gulden) had moeten betalen, voelde zich door zijn Roeselaarse collega bedrogen. De Meester had nochtans een eenvoudige verklaring voor de feiten: ‘Van Uw uitsluitelijk dépot in Amsterdam wist ik geen letter’.Ga naar voetnoot14 Ook tegenover Streuvels riep De Meester onwetendheid in als excuus: ‘Ik heb gevraagd aan de firma Dehaas van Amsterdam de onverkochte exempl. terug te zenden. Deze firma had ik, onwetend van uwe schikkingen in Holland, aangesteld om den verkoop van deze boeken te vervorderen’.Ga naar voetnoot15 Bovendien beklaagde hij zich over de reclame-onkosten die hij en De Haas reeds in Nederland hadden gemaakt. In een brief aan Streuvels reageerde Veen korzelig: ‘De Heer de Meester wist toch dat ik de exploitant was voor Holland en kan hij best begrijpen dat het niet te pas kwam om op dat terrein nog eens te vissen vooral niet nadat hij zoo'n enorme som gekregen had voor de Gezelle's Dichtwerken. Ik geloof hem een oolijke knaap’.Ga naar voetnoot16 Dit was het eerste conflict uit een lange rij tussen De Meester en Veen, respectievelijk de uitgever van Gezelle tijdens diens leven en de uitgever van Gezelle na diens dood. Tijdens de volgende jaren zou hun relatie in toenemende mate worden gekenmerkt door wederzijds onbegrip, tegenwerking en afgunst. ‘Ik geloof dat er bij de M[eester] een soort begrijpelijke jaloesie is in zake het succes Gezelle’, schreef Veen later aan een medewerker.Ga naar voetnoot17 In januari 1903 droeg Verriest zijn rechten op het werk van Gezelle over aan Streuvels: ‘Onder[ge]teekende Prof Dr Verriest te Leuven, verklaart by dezen af te staan aan Mr Frank Lateur te Avelghem, al zyne rechten op bezit en uitgave van Guido Gezelle's werken, rechten die hem zyn overgedragen geworden door Julius De Meester, drukker en uitgever te Rousselaere’.Ga naar voetnoot18 Tien dagen later verkocht Streuvels de resterende oplage van de editie-De Meester aan Veen voor 1.831,50 frank. Volgens Streuvels had Smeding in extremis nog geprobeerd om Veen dit zaakje af te snoepen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ik begrijp Smeding in zekere zin niet daar ik hem duidelijk opgaf dat ik de voorraad zou koopen waardoor deze van de markt was. Of hij nu gedacht heeft mij in zekere zin voor te zijn, dan is dit niet fair’.Ga naar voetnoot19 De boeken werden per schip naar Amsterdam gestuurd en half maart meldde Veen de ontvangst ervan. Nu de oude editie van de markt was, stond niets de totstandkoming van een nieuwe editie in de weg. De handige Veen zag trouwens alsnog verkoopmogelijkheden voor de restanten van de editie-De Meester: ‘Er komt bij mij echter een idee wat jammer het zou zijn gedurende een paar jaar Belgie voor de distribution de prix te moeten missen, en kom ik dus eens met een ideetje, of wij, zolang de nieuwe editie b.v. van een der deelen er niet is, de oude voor de distribution zoudt kunnen verkoopen’.Ga naar voetnoot20 Hij verzocht Smeding om de Vlaamse boekhandelaars uit eigen naam te benaderen, die daarmee zonder veel enthousiasme instemde.Ga naar voetnoot21 Veen, die de editie-De Meester zogezegd had gekocht om de markt vrij te maken, bracht diezelfde editie dus enkele weken later opnieuw op de Vlaamse (prijsboeken-)markt onder de naam van De Nederlandsche Boekhandel! Hij bleef tot 1913 ook zelf de oude editie verkopen in Nederland, vaak voorzien van een goedkope band in linnen of karton.Ga naar voetnoot22 Zo beschermde hij in elk geval de investeringen in zijn eigen editie, want hij vertrouwde de Vlaamse zakenpartners - inclusief de erven-Gezelle vertegenwoordigd door zijn eigen auteur Streuvels - niet helemaal: ‘het is beter dan in handen van Lateur’.Ga naar voetnoot23 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UitvoeringIn februari 1903 informeerde Veen naar de producten en prijzen van de Engelse papierfabrikant Spalding & Hodge, gevestigd aan de Drury Lane te Londen. Het was het begin van drukke onderhandelingen over de aankoop van het papier voor de Dichtwerken. Na uitgebreide deliberatie bestelde hij tweehonderd riem Antique Wove van 24 kilo per riem, bestaande uit vellen van 27 bij 34 inches.Ga naar voetnoot24 De goede raad van Smeding indachtig (‘groote boeken voor weinig geld’) motiveerde hij bij de onderhandelingen zijn wensen als volgt: ‘I want a thick book and I believe this antique laid makes a thick book’.Ga naar voetnoot25 Bij Spalding & Hodge, waar men de specifieke vereisten van de Vlaamse boekenmarkt niet kende, vond men dat een vreemde overweging: ‘if the paper is required for book work, it is not always economy to pay a low price per lb, as so much heavier paper needs to be ordered in order to produce the same thickness as a better quality of paper would produce in lighter weight’.Ga naar voetnoot26 Bij het productieproces | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liep trouwens een en ander mis en het papier bleek iets zwaarder dan verwacht,Ga naar voetnoot27 zodat Veen voor dezelfde prijs niet alleen dikke, maar ook zwaardere boeken kreeg. In januari 1904 bestelde hij nog een supplement van zestien riem identiek papier.Ga naar voetnoot28 Het papier voor de omslagen werd in mei 1903 afzonderlijk besteld bij Van Gelder, namelijk zeven riem van 26 kilo per riem.Ga naar voetnoot29 Inmiddels had hij Smeding de opdracht gegeven om uit te kijken naar een kunstenaar die voor een gepast bandontwerp kon zorgen. Smeding koos voor zijn stadsgenoot Alfred van Neste, die zeker vóór eind februari een ontwerp zou klaar hebben.Ga naar voetnoot30 Na herhaald aandringen van Veen, moest Smeding hem eind februari tot zijn spijt melden: ‘Artisten zijn toch altijd artisten, ook in hun beloften. Ik ben heden bij Mr Van Neste geweest en vond hem met een carton voor zich waarop de beginschets getrokken was. Er was bij hem iets tusschen gekomen, waar een artist niet tegen kan’.Ga naar voetnoot31 Pas begin maart leverde Van Neste de gevraagde bandontwerpen af en kon de publicatievolgorde worden bepaald. Veen wilde de reeks openen met een commercieel aantrekkelijke titel: ‘Ik wilde gaarne met Rijmsnoer of Tijdkrans beginnen als het U hetzelfde is’.Ga naar voetnoot32 Op dat ogenblik genoten nog niet alle bundels van Gezelle even grote bekendheid in Nederland en kon een goed verkopend deel als locomotief dienen voor de minder bekende delen uit de reeks. Veen zou trouwens, in tegenstelling tot De Nederlandsche Boekhandel, geen afzonderlijke delen verkopen en had dus nog meer belang bij een voorspoedige start van de serie. Hij dacht zelfs de reeksnummers van de afzonderlijke titels in die zin aan te passen: ‘Mijn idee was niet om Rijmsnoer of Tijdkrans te betitelen deel 6 & 7 of 4 & 5 maar wel degelijk als deel I & II’.Ga naar voetnoot33 De erven-Gezelle wensten echter de traditionele volgorde te respecteren, zodat het publicatieritme werd vastgesteld zoals in onderstaande tabel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Dichtwerken werden gezet naar de oude editie van Jules de Meester en de Laatste verzen uit 1901. De hele reeks werd gedrukt door G.J. Thieme te Nijmegen, de vaste drukker voor Veens literaire uitgaven. De oplage werd vastgesteld op 1.700 exemplaren per titel, waarvan 950 onder het adres van L.J. Veen en 750 onder dat van De Nederlandsche Boekhandel. De bedrukte vellen werden vervolgens per boot of per trein vanuit Nijmegen naar Amsterdam verstuurd, waar 400 Veen-exemplaren en 600 DNB-exemplaren werden ingenaaid door A.W. Tenthoff. Bij binderij J. Brandt & Zoon werden de overige 550 Nederlandse en 150 Vlaamse exemplaren ingebonden. Met het oog op het Vlaamse koperspubliek moesten wel enkele specifieke aanpassingen worden doorgevoerd. De eerste wijziging betrof de aanduiding van de twee delen van Rijmsnoer, die ingenaaid als zelfstandige publicaties op de markt kwamen, maar ingebonden slechts één boek vormden. Volgens Smeding maakten ‘die dubbele deelen der gebonden exemplaren de zaak ingewikkeld voor den Vlaming’. Op de band mochten de reeksnummers evenmin worden vermeld, omdat een dergelijke aanduiding de verkoop van afzonderlijke delen kon hinderen. Bovendien moest ook de vermelding van drukkerij Thieme op de achterkant van de titelpagina worden weggelaten ‘omdat wij hier niet de naam moeten hebben, dat wij in Holland laten drukken’. Deze fictie werd echter slechts bij de eerste twee delen aangehouden. De volgende delen verschenen met vermelding van boek-, courant- en steendrukkerij G.J. Thieme, Nijmegen. Toen het tiende en laatste deel, Laatste verzen, in druk ging, bleek er nog een aanzienlijk papierrestant te zijn. Veen gaf Thieme daarom de opdracht 2.330 exemplaren te drukken, namelijk 1.700 exemplaren voor de gewone reeks en 630 exemplaren met als titel Laatste verzen. Derde druk. Het papier van de exemplaren van de ‘derde druk’ werd iets ruimer afgesneden (20×15 cm in plaats van 21×17 cm) en ingebonden bij J. Brandt & Zoon. Veen betaalde 84 frank extra honorarium aan de erven-Gezelle.Ga naar voetnoot34 Hij liet de bedrukte vellen ongevouwen liggen in het magazijn van Brandt en bracht pas eind 1906 de zogenaamd nieuwe druk van de Laatste verzen op de markt.Ga naar voetnoot35 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reclamecampagne en verkoopL.J. Veen stond bekend om zijn doelgerichte reclamecampagnes. Het publiciteitsoffensief rond Gezelle was in feite begonnen een jaar vóór het verschijnen van het eerste deel van de Dichtwerken. In juni 1902 had Veen reeds een geschenkboekje over Gezelle uitgegeven. Het betrof eigenlijk een herdruk van drie artikelen van de jonge criticus Carel Scharten uit De Nederlandse spectator op een papierrestant uit het magazijn van Thieme. De uitgever en de boekhandel hebben vermoedelijk drieduizend | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Links
Omslag van Laatste verzen, naar een tekening van Alfred van Neste. Antwerpen (enz.) [1905]. 214×170 mm. Rechts Band van Kerkhofblommen, naar een tekening van Alfred van Neste. Amsterdam [1904]. 217×172 mm. Dit exemplaar bevat niet deel II van de Dichtwerken, maar de schooluitgave van Kerkhofblommen. exemplaren gratis onder hun klanten verspreid in een poging ‘tot de populariteit bij te dragen’.Ga naar voetnoot36 Ter promotie van de Dichtwerken heeft Veen bij Thieme ook een prospectus laten drukken op een papierrestant van een prospectus voor het werk van Streuvels, waarvan nog meer dan acht riem in het magazijn van de drukkerij lagen.Ga naar voetnoot37 De oplage bedroeg maar liefst 17.000 exemplaren!Ga naar voetnoot38 Van eind 1903 tot 1914 gaf Veen bovendien ook jaarlijks een zelfstandige publicatie uit waarin hij zijn fonds voorstelde aan potentiële kopers. De oplage van Het jaar [1904-1914] schommelde rond de 30.000 exemplaren. Vanzelfsprekend werd daarin - met aankondigingen, foto's en de integrale tekst van verscheidene gedichten - ruim aandacht besteed aan Gezelle. Een deel van de oplage van Het jaar 1904 was bestemd voor De Nederlandsche Boekhandel, maar volgens Smeding moest daaruit de rubriek ‘Moderne Bibliotheek’ met werk van een aantal Nederlandse predikanten worden verwijderd. ‘Dit zou het heele boeltje in de war sturen en het prachtige reclameboek “het jaar 1904” zou onmiddellijk op de Belgische index van verboden literatuur komen. Is die rubriek er uit, (...) dan is het geschikt voor iedereen. Dit is noodig, omdat zoowel de Streuvelsboeken als de Guido Gezelle werken voor een groot gedeelte door Katholieken gekocht worden’.Ga naar voetnoot39 Titelpagina van de schooluitgave van Kerkhofblommen. Amsterdam [1906.] 212×166 mm.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veen verkocht in eerste instantie geen afzonderlijke delen van de editie. De volledige reeks kostte tien gulden ingenaaid en veertien gulden gebonden. Vanaf 1906, nadat de volledige reeks was verschenen en alle intekenaars hun boeken hadden ontvangen, verkocht hij ook afzonderlijke exemplaren. De Nederlandsche Boekhandel deed dat vanaf het begin, maar beloonde wel de intekenaars op de volledige reeks. Die betaalden 1,60 frank voor een ingenaaid en 2,75 frank voor een gebonden deel (voor de ‘dubbele’ delen Tijdkrans en Rijmsnoer 4,50 frank), terwijl de incidentele koper respectievelijk 2,00 frank en 3,25 frank per deel betaalden (en 5,50 frank voor de dubbele delen). De verkoop van afzonderlijke delen bracht Smeding trouwens in de problemen. Omdat bepaalde delen populairder waren dan andere, kon hij na enige tijd geen complete reeksen meer aanbieden. Smeding stelde Veen de volgende oplossing voor: ‘Zooals u weet hebben wij van Kerkhofblommen meer verkocht dan van de andere Gezelledeelen. U dacht er over een Schooleditie te maken. Ons dunkt dat dit te combineeren is’.Ga naar voetnoot40 In 1906 verscheen er een schooluitgave van Kerkhofblommen onder redactie van Caesar Gezelle, neef van Guido en eveneens priester-dichter. Smeding bestelde duizend exemplaren onder het impressum van De Nederlandsche Boekhandel, waarvan 135 uitgevoerd exact zoals het deel uit de Dichtwerken. Veen gaf drukker Thieme dan ook volgende instructies: ‘Den titel van die 135 ex moet worden als van het ex uit de 10 dl editie met den naam van ned boekhandel te Antwerpen’.Ga naar voetnoot41 Later heeft Veen ook ‘Nederlandse’ exemplaren van de schooluitgave op de markt gebracht als deel van de Dichtwerken. Uit de inventarisatie van de magazijnvoorraden voor de brandverzekering van Veen blijkt dat de Nederlandse oplage van de Dichtwerken goed werd verkocht. Van de complete oplage van 950 exemplaren had Veen er eind 1904 nog 265 en eind 1905 nog 156 in het magazijn.Ga naar voetnoot42 De verkoop aan Vlaamse kant liep echter minder hard. In juni 1904 beklaagde Smeding zich bij Veen over de slechte resultaten in Vlaanderen. Hij kreeg slechts een vijfde van zijn 750 exemplaren geplaatst en bleef dus met 600 exemplaren dood kapitaal zitten. Hij verzocht Veen die exemplaren terug te nemen, ‘want er zou een kolossale steen van ons hart afgewenteld zijn, als u ons in deze ter wille waart’.Ga naar voetnoot43 Veen weigerde laconiek: ‘[het] is toch zeker uw idee ook niet geweest om dit boek te beschouwen als een koop die in een of twee jaar direct weg moest. Als dit zoo ging dan was Belgie 100% beter dan Holland’.Ga naar voetnoot44 Toen de verkoop anderhalf jaar later nog niet begon te lopen, heeft Veen alsnog 125 stel, waarvan 75 gebonden, van DNB overgenomen.Ga naar voetnoot45 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitDe Dichtwerken werden tijdens de eerste twee decennia van de vorige eeuw in verschillende formaten en uitvoeringen herdrukt. In 1905 werden er, na moeizame onderhandelingen met Jules de Meester, drie delen proza aan toegevoegd en vanaf 1913 volgden vier delen gelegenheidspoëzie, verzameld en uitgegeven door Caesar Gezelle. Zodoende kwam onder impuls van een Amsterdams uitgever het zeventiendelige verzameld werk van een Vlaams auteur tot stand. In tegenstelling tot eerdere uitgevers, bijna allen West-Vlamingen die zich toespitsten op de regionale markt,Ga naar voetnoot46 slaagde hij erin om Gezelles poëzie over heel het Nederlandse taalgebied te verspreiden. Daarbij speelde hij handig in op de toenemende aandacht die Gezelle in de Nederlandse, niet-katholieke literaire kritiek postuum te beurt viel. Onder meer door invloedrijke bijdragen van Pol de Mont, Willem Kloos en Albert Verwey,Ga naar voetnoot47 de talrijke voordrachten van Hugo Verriest én het succes van Stijn Streuvels was er in Nederland een publiek ontstaan voor de poëzie van een West-Vlaams priester-dichter. Veen hield Gezelle bovendien permanent op de Nederlandse markt in de vorm van bloemlezingen, schooluitgaven, geschenkboekjes, semi-bibliofiele edities en almanakken.Ga naar voetnoot48 Die strategie heeft bijgedragen tot het succes van de Dichtwerken en kon op termijn ook voor de Vlaamse markt niet zonder gevolgen blijven, want ‘door het succes van Gezelle in Holland is G[ezelle] nu in Belgie bij veel menschen bekend geworden die vroeger niet aan G[ezelle] dachten’.Ga naar voetnoot49 De Amsterdamse grachtengordel is dus voor de populariteit van Gezelle in Nederland én Vlaanderen een bepalende factor geweest. |
|