Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 7
(2000)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |||||||
L.G. Saalmink
| |||||||
[pagina 110]
| |||||||
kinderen, ook nog uit 1778.Ga naar voetnoot3 De prentjes, één bij elk gedicht uit de Proeve, het Vervolg en het Tweede vervolg (uit 1782) waren dus afzonderlijk verkrijgbaar.Ga naar voetnoot4 Vervolgens werden de drie bundeltjes (Proeve, Vervolg en Tweede vervolg) in 1787 samengevoegd in een verzamelbundel met de titel Kleine gedichten voor kinderen en in een eerder artikel heb ik aangetoond dat daarvan, ondanks het gelijkblijvende jaartal 1787, een aantal opeenvolgende, van elkaar afwijkende drukken (van verschillend zetsel) bestaat.Ga naar voetnoot5 De achttiende-eeuwse drukken van de kindergedichten, voor zover voorzien van plaatjes, hebben derhalve eigenlijk twee uitgevers: Van Terveen voor de tekst en Allart voor de plaatjes. Bij de veiling van het fonds van Allart in 1818 is Van Terveen ‘eigenaar geworden (...) van het kopijregt van de platen tot de Kindergedichten’ zoals hij in het Voorberigt van den uitgever voor de nieuwe uitgave van 1821 heeft geschreven.Ga naar voetnoot6 Verder laat hij daarin weten dat hij heeft besloten de platen ‘op nieuws door den bekwamen Zeelander te laten graveren, met inachtneming van de tegenwoordige kleederdragt, en verdere uiterlijkheden.’ Op grond van de hoofdtooi worden de plaatjes in de eerdere uitvoering die ‘met de steekjes’ genoemd, en de plaatjes in de latere uitvoering die ‘met de hoedjes’. Behalve het Voorberigt van den uitgever bevatten de Kleine gedichten voor kinderen met het jaar 1821 ook een tweede Voorberigt (van Van Alphen), zoals dat ook in de edities-1787 is opgenomen en dat begint met de woorden: ‘Het genoegen, dat mijne landgenooten in deze kleine gedigten voor kinderen betoond hebben’. Van Terveen heeft vanaf 1824 ook talrijke, meestal gedateerde schooluitgaven (zonder plaatjes) op de markt gebracht. Deze hebben weer het Voorberigt, zoals dat ook in de Proeve van 1778 voorkwam (‘Zie daar eenige kleine gedichten, ten behoeve van kinderen opgesteld’), en omdat niet ieder gedicht op een nieuwe pagina begint, is het aantal pagina's van 104 in de ‘luxe’-uitgaven teruggebracht tot 72. Van Alphens kindergedichten waren dus nog steeds populair, en de vraag is nu of er van de Kleine gedichten met het jaar 1821 ook verschillende edities zijn uitgekomen, net als dat met de edities met het jaar 1787 het geval is, of hebben de schooluitgaven de duurdere uitvoering verdrongen?Ga naar voetnoot7 | |||||||
[pagina 111]
| |||||||
StamboomWanneer we een aantal exemplaren met het jaartal 1821 met elkaar vergelijken, zien we dat het Voorberigt van den uitgever ook voorkomt als Voorberigt van de uitgevers (meervoud), waarbij ook in de tekst het enkelvoud door het meervoud is vervangen. Begint de eerste zin van het Voorberigt in de eerste redactie aldus: Door aankoop uit het fonds van wijlen den Heer J. Allart, eigenaar geworden zijnde van het kopijregt van de platen tot de Kindergedichten van Mr. H. van Alphen, ben ik te rade geworden, in de tweede redactie staat er ‘eigenaars’ en ‘zijn wij te rade geworden’. In de waarschuwing tegen nadrukken aan de keerzijde van de Franse titelpagina staat aanvankelijk ‘zijnde de echte achter het Voorberigt door den Uitgever onderteekend’. Later wordt dit ‘door de Uitgevers’. In het Voorberigt van Van Alphen zelf, dat eindigt met de woorden ‘De egte exemplaren van dezen afdruk zijn allen geteekend’ is in de exemplaren met de enkelvoudige redactie de handtekening (met de pen) ‘J.G. van Terveen’, terwijl in de exemplaren met het meervoud de handtekening meestal is ‘J.G. van Terveen en Zoon’. Op de gegraveerde titelpagina blijft echter steeds in druk staan ‘J.G. van Terveen’. Omdat de firmanaam J.G. van Terveen en Zoon pas voorkomt vanaf 1828,Ga naar voetnoot8 ligt het voor de hand dat de exemplaren met de tekst in het meervoud en de langere firmanaam niet éérder dan in dat jaar gedateerd kunnen worden. Uit de omstandigheid dat in bovenstaande citaten de variante vormen echt/egt voorkomen (‘zijnde de echte’, ‘egte exemplaren’), blijkt al dat er drukken met het jaar 1821 zijn, waarin de spelling-Siegenbeek (1805) nog nauwelijks is toegepast, maar er zijn ook drukken, waarin deze ‘nieuwe’ spelling met grotere consequentie is doorgevoerd: daar staat dan conform Siegenbeek ‘echte exemplaren’.Ga naar voetnoot9 In alle drukken met het jaar 1821 zijn (incidenteel) varianten aangebracht, en fouten ontstaan of verbeterd. De varianten kunnen uiteraard niet van Van Alphen afkomstig zijn, want die is in 1803 overleden. Maar variantenonderzoek naar tekstuele, spelling- en interpunctieverschillen maakt het wel mogelijk de volgorde van verschillende drukken vast te stellen. De werkwijze is globaal als volgt: druk A verschilt op een aantal plaatsen van de drukken B, C en D (en volgende). De varianten die in druk B zijn aangebracht, worden dus in beginsel overgenomen in druk C en D. Druk C heeft zelf ook weer een aantal nieuwe varianten die worden overgenomen in druk D, en zo verder. De positie van een zekere druk in de stamboom wordt bepaald doordat hij enerzijds meer overeenkomsten met zijn voorganger heeft dan zijn opvolgers, anderzijds doordat hij minder verschillen met zijn opvolgers heeft dan zijn voorganger | |||||||
[pagina 112]
| |||||||
Voorberigt van den uitgever, met een tekst in de eerste persoon enkelvoud (‘ik’).
Voorberigt van de uitgevers, met een tekst in de eerste persoon meervoud (‘wij’).
| |||||||
[pagina 113]
| |||||||
Er moet bij voorkeur sprake zijn van varianten met een zekere onderscheidende waarde, dus drukfouten die gemakkelijk hersteld kunnen worden en slechts in één druk voorkomen of kleine incidentele interpunctieverschillen kunnen moeilijk de doorslag geven. Het gaat erom dat er een beeld ontstaat van varianten die op een bepaalde opeenvolging van drukken wijzen, en die volgorde mag niet weersproken worden door varianten die in een andere richting wijzen. Ik heb een zeer uitvoerige lijst van varianten aangelegd, maar kortheidshalve zal ik de volgorde van de diverse drukken steeds met behulp van enkele gevallen demonstreren. Op een aantal plaatsen heeft de druk die ik 1821-A zal noemen, een andere redactie dan de andere (latere) 1821-edities (B C D E F G H). Zo komt in Klaartje en Keetje in druk A driemaal ‘verveelen’ voor, terwijl dat in de andere drukken in overeenstemming met de spelling-Siegenbeek ‘vervelen’ is, en in de Brief van Carel aan zijn zusje Caatje staat in A ‘geduurig weeten’, waar de andere drukken conform Siegenbeek ‘gedurig weten’ hebben. In druk A staat in De kleine zängster abusievelijk ‘bemindt’ en in Het lijk ‘Geloofd het’; de andere drukken hebben hier de correcte lezing ‘bemint’ en ‘Gelooft het’. Dit betekent dus dat druk A aan de andere 1821-drukken voorafgaat.Ga naar voetnoot10 Het ligt voor de hand dat druk 1821-A volgt op de laatste druk met het jaartal 1787, die ik in mijn artikel over de 1787-edities 1787-G heb genoemd en omstreeks 1818 heb gedateerd. Toch is dat niet het geval, want uit typische Siegenbeek-vormen als ‘snoeijen’, ‘bloeijen’, ‘groeijen’ blijkt dat in 1787-G de spelling-Siegenbeek is doorgevoerd, zij het ook nog niet consequent.Ga naar voetnoot11 In druk 1821-A en 1821-B komen de bedoelde ‘ij’-vormen niet voor, en de drukken 1821-A en 1821-B kunnen dus niet op druk 1787-G berusten. Maar er is wel een aantal gevallen waarin druk 1821-A overeenkomt met 1787-F-G, maar afwijkt van 1787-A-E; zo staat er in Alexis in 1787-A-E ‘doorgaands’ en in 1787-F-G en 1821-A ‘doorgaans’. Derhalve kunnen ook de drukken 1787-A-E niet als kopij voor 1821-A hebben gediend, en omdat ook 1787-G niet als zodanig kan hebben gefungeerd, is het aannemelijk dat druk 1821-A is gebaseerd op 1787-F. Druk 1821-B heeft aan de ene kant vormen als ‘snoeien’, ‘bloeien’, ‘groeien’ gemeen met 1821-A, aan de andere kant komt hij op enige hiervoor genoemde plaatsen overeen met de drukken 1821-C-H (bijvoorbeeld ‘vervelen’ in plaats van ‘verveelen’ in Klaartje en Keetje in druk A). Daarom volgt druk 1821-B op druk 1821-A. Bovendien hebben de twee exemplaren van druk B die ik heb gezien geen plaatjes en een ander titelvignet (drie engeltjes) dan de geïllustreerde uitgaven (die hebben als vignet | |||||||
[pagina 114]
| |||||||
Titelpagina van een druk met het jaartal 1821, uitgegeven door J.G. van Terveen.
Tielpagina van een ongedateerde druk, uitgegeven bij J.G. van Terveen en Zoon. Part. coll. Foto UB Amsterdam.
een zuil met harp en hoorn van overvloed).Ga naar voetnoot12 Maar het voorwerk van druk B komt overeen met een exemplaar van druk A. Andere exemplaren van druk A (A1) hebben echter weer een afwijkend voorwerk. Zo staat in het Voorberigt van den uitgever (p. [III]-VI) in A1 ‘afbeeldsel’. In A staat daarentegen ‘afbeeldsel,’ (met een komma).Ga naar voetnoot13 Het voorwerk van druk A is dus tweemaal gezet, en toen Van Terveen een nieuwe uitgave op de markt wilde brengen, deze keer zonder illustraties, moest de tekst van de gedichten opnieuw worden gezet, maar was van het voorwerk nog een gezette tekst beschikbaar. Het idee om ook een uitgave zonder plaatjes uit te brengen, is blijkbaar pas later ontstaan, want aangezien de buiten-de-tekst-illustraties geen deel uitmaken van de collatie, was het ook mogelijk geweest een uitgave zonder plaatjes te verzorgen, zonder de tekst van de gedichten opnieuw te laten zetten, hetgeen bij latere drukken ook is gebeurd. In de derde druk met het jaartal 1821 (C) is een groot aantal redactionele wijzigingen in de tekst doorgevoerd. De spelling-Siegenbeek is voor het eerst consequent (zij het niet met ijzeren consequentie) toegepast, maar er zijn ook talrijke andere in- | |||||||
[pagina 115]
| |||||||
grepen van taalkundige aard, waarvan overigens in latere drukken (door slordigheid) weer kan worden afgeweken. Ik noem hier enige belangrijke categorieën veranderingen en geef daarnaast in Bijlage I een aanvullend lijstje:
De bepaling van het grammaticaal geslacht door Siegenbeek had eveneens enige aanpassingen tot gevolg. Omdat ‘mug’ volgens Siegenbeek vrouwelijk is, wordt er naar dat insect in De onbedagtsaamheid niet meer verwezen met het persoonlijk voornaamwoord ‘hij’ maar met ‘zij’ (zie verder Bijlage I). Door het grote aantal wijzigingen dat in druk C is aangebracht, zijn er op vele plaatsen verschillen ontstaan tussen AB enerzijds en C anderzijds. Ik heb dan ook maar één plaats gesignaleerd waarin C overéénkomt met AB en verschílt van DEFGH. Van De bedelaar luiden de vier laatste regels in AB: Een vroom en eerlijk mensch draagt dikwijls siegte kleeren,
Ik wil dan ook de deugd in arme menschen eeren.
Die met veragting op hem ziet,
Doet naar 't bevel van Jesus niet.
De voorlaatste regel is in de drukken DEFGH geworden: ‘Die met verachting op hen ziet’ (cursief van mij), waardoor correct wordt verwezen naar het eerst in aanmerking komend (en dus het laatst in de tekst voorkomend) substantief: ‘menschen’. In C staat evenals in AB nog ‘hem’. Hierdoor is aangetoond dat C voorafgaat aan DEFGH en volgt op AB. Druk D is de volgende in de rij. Dat blijkt uit Het geschenk, waar in de drukken ABCD staat ‘Zo verlangde’, terwijl de redactie in de drukken EFGH is ‘Zoo verlangde’.Ga naar voetnoot15 Voorts is in Jantje en het konijn in de drukken ABCD de tekst correct ‘in onzen tuin’, terwijl die passage in EFGH minder juist luidt ‘in onze tuin’ want ‘tuin’ is (ook volgens Siegenbeek) mannelijk. Druk E is de eerste druk die het meervoudige Voorberigt van de uitgevers heeft, maar het tweede Voorberigt (van Van Alphen) is nog met de pen ondertekend door J.G. van Terveen (en niet door J.G. van Terveen en Zoon). Dat druk E volgt op D en vóór FGH komt, kan uit de volgende variante lezingen worden afgeleid. In Claartje | |||||||
[pagina 116]
| |||||||
bij de schilderij van hare overledene moeder staat in CDE: ‘Uw’ moeder zal haast sterven’ (in AB: ‘Uw moeder’ zonder apostrof na ‘Uw’), terwijl de tekst in FGH luidt: ‘Uw’ moeder gaat haast sterven’. In De goede eerzugt luidt de tweede regel in de drukken ABCDE: ‘Ik heb den prijs verloren’, maar in FGH staat ‘de prijs’, een minder correcte redactie, want het woord ‘prijs’ is volgens Siegenbeek mannelijk. Vervolgens neemt druk F in de stamboom de plaats in ná druk E en vóór de drukken GH. Dit blijkt onder meer uit Claartje bij de schilderij van hare overledene moeder, waar in de drukken CDEF gesproken wordt over ‘godvrucht’ (in AB ‘godvrugt’), terwijl de drukken GH de lezing ‘godsvrucht’ hebben (en zo ook komt het woord bij Siegenbeek voor). In de Brief van Carel aan zijn zusje Caatje staat in de laatste regel ‘dezen brief’ (lijdend voorwerp), maar de drukken GH hebben minder juist ‘deze brief’, want ‘brief’ is volgens Siegenbeek mannelijk. De voorlaatste 1821-druk is G. In de drukken 1821-ABCDEFG staat in De vegtende jongens ‘geen lust in slaan’, terwijl in de druk H staat ‘geen lust in 't slaan’. De drukken ABCDEFG hebben in Flipje, de vader, en de tuinman ‘doorgaands’, waar druk H ‘doorgaans’ heeft (deze laatste vorm in overeenstemming met Siegenbeek). Hieruit volgt dus dat druk G ná ABCDEF komt en dat druk H de laatste van de gedateerde 1821-drukken is. | |||||||
DateringEr is geen reden aan het jaartal 1821 van druk A te twijfelen; de daarop volgende drukken BCD hebben het Voorberigt van den uitgever (in het enkelvoud) en de ondertekening ‘J.G. van Terveen’. In druk C is de spelling-Siegenbeek doorlopend toegepast en zijn veelvuldig andere (taalkundige) tekstwijzigingen aangebracht. In 1823 ontving de firma Van Terveen een brief van een zekere E.V.D.J. (dat is Een Vriend Der Jeugd), die erop aandrong dat Van Terveen een goedkope schooluitgave op de markt zou brengen, wat inderdaad in 1824 is gebeurd.Ga naar voetnoot16 In de eerste schooleditie wordt ook de spelling-Siegenbeek gehanteerd, blijkens onder meer de vormen ‘wichtjes’, ‘gedichtjes’, ‘kusje’ in Aan twee lieve kleine jongens, dit in overeenstemming met druk 1821-C, maar in afwijking van de drukken 1821-A-B (‘wigtjes’, ‘gedigtjes’, ‘kusjen’). En in De eenzaamheid staat er in druk 1821-C en in de schooleditie-1824 ‘zoo als het bij mij leit’, terwijl de drukken 1821-A-B hebben ‘zo als het bij mij leid’. Hieruit kan dus afgeleid worden dat druk 1821-C ook omstreeks 1824 moet worden gedateerd. De drukken 1821-F-G-H hebben het Voorberigt van de uitgevers (in het meervoud) en de ondertekening ‘J.G. van Terveen en Zoon’. Omdat de uitgebreide firmanaam | |||||||
[pagina 117]
| |||||||
Tweede Voorberigt (door Van Alphen), met een ondertekeningg door de uitgever: J.G. van Terveen.
Tweede Voorberigt (door Van Alphen), met een ondertekeningg door de uitgevers: J.G. Terveen en Zoon.
pas vanaf 1828 voorkomt, kunnen deze drie drukken niet eerder dan 1828 worden gedateerd. Druk D heeft het Voorberigt in het enkelvoud en de ondertekening ‘J.G. van Terveen’. Er bestaan echter van deze druk ook ongedateerde exemplaren (Di) die, afgezien van het voorwerk, van hetzelfde zetsel zijn vervaardigd als druk D. Voor het afdrukken van D en Di is dus hetzelfde zetsel gebruikt, maar het is mogelijk dat de afgedrukte vellen (in een kartonnen uitgeversbandje) al naar gelang de behoefte in partijen op de markt werden gebracht. Want beide exemplaren (zonder plaatjes maar met het titelvignet met de drie engeltjes) die ik van de ongedateerde druk Di heb gezien, hebben het Voorberigt van den uitgever (in het enkelvoud). Eén exemplaar heeft het impressum ‘J.G. van Terveen’ en ook de ondertekening in het enkelvoud, maar het heeft een kartonnen uitgeversbandje waarop werken van Van Alphen te koop worden aangeboden door ‘J.G. van Terveen en Zoon’. Het andere heeft het impressum ‘J.G. van Terveen en Zoon’ en zo is ook de ondertekening van het tweede Voorberigt. Uit deze verwarrende gegevens kan worden afgeleid dat de drukken D en Di aan de boekhandel zijn aangeboden ten tijde van de overgang naar de nieuwe firmanaam, dus vanaf 1828 en enige jaren daarna. Druk E heeft het Voorberigt van de uitgevers maar de ondertekening is nog ‘J.G. van Terveen’. Deze druk moet dus zeker ook na 1828 worden gedateerd, maar blijkbaar was men er zich ook toen nog niet helemaal van bewust, dat een Voorberigt in het meervoud vergezeld moet gaan van een meervoudige ondertekening. | |||||||
[pagina 118]
| |||||||
Druk F kan vanwege de aan het begin vermelde gedateerde opdracht aan Mattheus Wilhelmus Nimmo niet later dan van 1837 zijn. Daarnaast bestaat er ook van druk F een ongedateerde uitgave (F1) zonder plaatjes, die op het omslag een lijst van leverbare werken van Van Alphen bevat. Vermeld wordt de vierde druk van de Gronden mijner geloofs-belijdenis, die in 1835 is uitgegeven. Druk F is dus verschenen tussen 1835 en 1837. Ook van druk G bestaat een ongedateerde uitgave (G1) en het enige mij daarvan bekende exemplaar bevat een eigendomsverklaring uit 1841. Druk G moet dus zijn verschenen tussen 1837 en 1841. Ook van druk H bestaan exemplaren zonder jaartal, eveneens zonder plaatjes (H1), en op het achteromslag hiervan wordt de ‘Nieuwe uitgave, met gekleurde Plaatjes, in Prachtband’ geadverteerd. Hiermee wordt bedoeld een uitgave die door Van Terveen vanaf 1851 op de markt is gebracht, met zes gelithografeerde gekleurde plaatjes en met een nieuw voorbericht (‘De Uitgevers vertrouwen met de uitgave van dit Boekske, thans, wat het uiterlijke aangaat, meer gewijzigd naar den tegenwoordigen smaak en met nieuwe plaatjes voorzien, aan het tegenwoordige geslacht geen' ondienst te doen’). Druk H moet dus na 1851 worden gedateerd.Ga naar voetnoot17 Het is denkbaar dat er nog meer nieuwe of variante drukken te voorschijn komen, maar uit de hier gepresenteerde gegevens over de drukgeschiedenis van de 1821-drukken blijkt dat Van Terveen acht verschillende edities met het jaartal 1821 heeft uitgegeven, met plaatjes en met het vignet met de zuil van overvloed, ook al klopte dat jaartal gaandeweg al lang niet meer. Daarnaast heeft hij van een aantal van die edities een andere uitgave verzorgd, zonder plaatjes en met het vignet met drie engeltjes, aanvankelijk ook met het jaartal 1821 en van nieuw zetsel vervaardigd (druk B), maar later zonder vermelding van een jaartal en vervaardigd van hetzelfde zetsel als de ‘tweelingdruk’. | |||||||
Waarom?Waarom heeft Van Terveen bij het uitbrengen van nieuwe (geïllustreerde) drukken steeds het jaartal 1821 gehandhaafd, zoals hij ook al gedaan had met de drukken met het jaar 1787? Volgens Van Dokkum heeft de uitgever over de uitgaven met het jaar 1787 ‘hiervoor zelf in een brief aan Prof. Clarisse als reden opgegeven, dat dit geschiedde om zijn concurrenten, die toch reeds tot nadrukken geneigd waren, niet nog begeeriger te maken’.Ga naar voetnoot18 Nu waren er inderdaad, zoals ik elders zal aantonen, ook in de | |||||||
[pagina 119]
| |||||||
jaren dat de edities-1821 zijn verschenen, nog nadrukken in omloop die (zogenaamd) waren uitgegeven bij J. Wortman in Amsterdam, maar de zeer frequent herdrukte schooluitgaven die vanaf 1824 zijn uitgegeven bij Van Terveen, hebben heel vaak wel een jaartal op de titelpagina, dus als Van Terveen de nadrukkers niet wijzer wilde maken dan ze al waren, deed hij dat niet erg consequent. Mogelijk zijn er boekverkopers geweest die zich erover verbaasden, dat zij jaar in jaar uit bij elke nieuwe bestelling van de geïllustreerde uitgave boekjes met het jaar 1821 kregen geleverd, maar het is vermoedelijk een te modern standpunt te veronderstellen, dat er kopers waren die zich in laten we zeggen 1840 erover verheugden een leuk ‘oud’ boekje te hebben aangeschaft, hetzij teleurgesteld waren omdat ze een ‘verouderd’ werkje in huis gehaald hadden. De eenvoudigste verklaring voor het handhaven van het jaar 1821 op de verschillende drukken is, dat er nu eenmaal een gegraveerde titelpagina (met de zuil van overvloed) met dat jaar voorhanden was en dat de uitgever er niet voor voelde (telkens) dat jaar (en vanaf 1828 ook de uitgeversnaam) te laten veranderen. En zo lag er vanaf zeker tijdstip ook een gegraveerde titelpagina (met de drie engeltjes) zonder jaar gereed voor de uitgave zonder plaatjes.
En waarom dat moeizame, tijdrovende en, toegegeven, voor de lezer lastig te volgen proces van het vaststellen van de verschillen tussen de drukken en de volgorde daarvan? H. Pomes heeft in zijn proefschrift over de kindergedichten van Van Alphen uit 1908 meegedeeld dat hij was begonnen de verschillende uitgaven, die ons in handen of waarvan ons titel en jaartal voor ogen kwamen, aan te tekenen, met de bedoeling, aldus 'n overzicht samen te stellen, dat, zo al geen volledig, dan toch 'n enigszins betrouwbaar beeld van 't debiet der gedichtjes zou geven. We hebben deze poging evenwel op moeten geven. Deze arbeid vereist 'n ervaren bibliograaf, die bovendien meer materiaal tot z'n beschikking heeft dan wij konden bereiken. Gemakkelik zal zijn taak niet zijn.Ga naar voetnoot19 Aan het begin van zijn bibliografische artikelenreeks in Het boek van 1917 en 1918 heeft Van Dokkum deze uitspraak ook aangehaald, en hij kwam ‘tot de slotsom, dat de quaestie niet zoo ingewikkeld is als ze aanvankelijk scheen.’ Maar Van Dokkum heeft met betrekking tot de drukken met het jaar 1787 en 1821 weinig meer gedaan dan signaleren, dat er daarvan verschillende uitgaven hebben bestaan (met verschillend vignet). Het is daarom nodig op dat punt meer helderheid te verschaffen, want bij oppervlakkige waarneming zou gedacht kunnen worden, dat er na het grote succes van met name de Proeve alleen nog uitgaven van de drie bundeltjes samen voor kinderen uit de gegoede burgerij zijn verschenen in 1787 en 1821, en dat pas vanaf | |||||||
[pagina 120]
| |||||||
1824 met de goedkope schooledities een revival begon voor een nieuw lezerspubliek van gewone schoolkinderen. Hoewel er naast de duurdere uitgaven van Van Terveen vanaf het begin ook goedkope nadrukken door andere uitgevers zijn uitgebracht, hebben de schooledities zeker bijgedragen tot de instandhouding van het succes van Van Alphen. Maar vanaf 1787 tot het midden van de negentiende eeuw is Van Terveen ook zijn 1787- en 1821-drukken voor een beter gesitueerd publiek met regelmaat blijven herdrukken. Van Terveen was inmiddels ook eigenaar geworden van het kopijrecht van een Franse en een Duitse vertaling (voor de Nederlandse markt) en ook na 1850 zag hij nog mogelijkheden genoeg voor Van Alphen, want toen bracht hij onder meer nog de uitgave met zes gelithograveerde gekleurde plaatjes uit en een uitgave met talrijke houtsneeplaatjes tussen de tekst. J.P. Kleyn heeft in een brief uit 1796 aan A.C.W. Staring geschreven, dat hij zich een opmerking herinnerde die ik eens van v. Alphen heb gehoord. De proef op een vers is bij mij, zeide hij, dat ik er géén woord, ik laat staan een regel of couplet uit kan schrappen, of het geheel is bedorven.Ga naar voetnoot20 Als de bemoeienis van Van Alphen zich ook uitstrekte tot de herdrukken van zijn kindergedichten, heeft dat bij zijn leven nauwelijks geleid tot ingrijpende wijzigingen waarvoor alleen de auteur verantwoordelijk kan zijn. Maar variantenonderzoek, ook van drukken die na de dood van de auteur zijn verschenen, kan eveneens antwoord geven op de vraag hoe een veelvuldig herdrukte tekst in de loop der jaren aan de lezer werd aangeboden. Want niet alleen de vorm waarin het boek werd gepresenteerd kan veranderen, ook de tekst kan worden aangepast. De kindergedichten hebben weliswaar in (vrijwel) elke druk die bij Van Terveen is verschenen, kleine wijzigingen ondergaan, maar de tekst is daardoor niet wezenlijk veranderd. In de periode dat de 1821-drukken zijn verschenen, zijn er geen ernstige drukfouten opgetreden die (in een volgende druk) niet of verkeerd zijn hersteld, en er zijn geen regels weggevallen, dit in tegenstelling tot de nadrukken bij andere uitgevers, waar dit wel het geval is. Wel is vanaf druk 1821-C de spelling-Siegenbeek consequent doorgevoerd en zijn er andere taalkundige veranderingen aangebracht. We kunnen niet weten of Van Alphen zou hebben ingestemd met de spelling-Siegenbeek, maar het is begrijpelijk dat een tekst voor schoolgaande kinderen wordt aangepast aan de in zwang zijnde spelling. Er hebben dus ook nooit correcties plaats gevonden om de tekst met gewijzigde omstandigheden of nieuwe pedagogische inzichten in overeenstemming te brengen. Zo is in Het hondjen de regel ‘Mij geeft men vleesch en brood en wijn’ (cursief van mij) nooit veranderd, ook al komen deze woorden uit de mond van een kind, maar ‘wijn’ is dan ook het rijmwoord voor de regel: ‘Maar kan een beest zo dankbaar | |||||||
[pagina 121]
| |||||||
zijn’.Ga naar voetnoot21 Alleen is in de schooluitgaven in drie gedichten met het oog op het declameren een variant voor meisjes opgenomen. In Het geweten bijvoorbeeld kunnen meisjes de passage ‘en dat ik nooit een man, / Zoo doende, worden kan’ vervangen door ‘En dat mij niemand dan, / Zoo doende, achten kan’. Deze meisjesvarianten zijn echter nooit in de andere uitgaven overgenomen. Dit is een duidelijke indicatie dat de tekstfiliatie van de schooluitgaven en die van de andere uitgaven langs gescheiden lijnen zijn gaan lopen. Van Terveen heeft in 1838, 1857 en 1871 ook de verzamelde Dichtwerken van Van Alphen uitgegeven,Ga naar voetnoot22 en hoewel hij er in 1851 niet in is geslaagd in een juridische procedure aan te tonen dat hij werkelijk het kopijrecht van de kindergedichten bezat,Ga naar voetnoot23 is het hem wel gelukt (zo goed als) monopolist te worden voor de verkoop van Van Alphen-uitgaven. Het fonds van Van Terveen heeft echter naar mijn indruk altijd een algemeen karakter behouden; kennelijk heeft de firma er ondanks het kassucces van de kindergedichten niet naar gestreefd op het terrein van schoolboeken of kinderliteratuur een zware positie in titelaanbod te verwerven. Niettemin had Van Terveen, ofschoon oplagecijfers ontbreken, alleen al met de kindergedichten gedurende tal van jaren een belangrijke troef in handen. | |||||||
Bijlage IWijzigingen in de tekst na de invoering van de spelling-Siegenbeek Geen vocaalverdubbeling: speelen → spelen (maar leeren blijft leeren); suffix -jen bij verkleinwoorden → -je: kusjen → kusje; oogjens → oogjes; gebruik accent circonflexe: weer → weêr; C → K bij eigennamen of vreemde woorden: Coosjen → Koosje; clavecimbaal → klavecimbaal; abricoozen → abrikozen; weglatingsteken bij russenklanken: kleedren → kleed'ren; weglatingsteken als naamvalsaanduiding: mijn ondeugd → mijn' ondeugd; bij mij zelf → bij mij zelv'; naamval bij persoonlijke voornaamwoorden: Van hun → Van hen; aaneenschrijven: te vrede → tevreden; niet aaneenschrijven: datge → dat ge; | |||||||
[pagina 122]
| |||||||
koppelteken bij substantief met achtergeplaatst adjectief: moeder lief → moeder-lief; gebruik van -t bij gebiedende wijs meervoud: Kom vallen → Komt vallen; weglaten van -t bij gebiedende wijs enkelvoud: Stoort → Stoor; gebruik van kapitaal bij verwijzing naar het Opperwezen: hem → Hem. In De zingende Willem wordt de regel ‘Prijst u de morgen, ach mogtze mij leeren’ (‘u’ is het Opperwezen, ‘morgen’ is onderwerp) ‘Prijst U de morgen, ach mögt hij mij leeren’, want volgens Siegenbeek is ‘morgen’ mannelijk. In een paar gevallen wordt door het gebruik van ‘moog’’ in plaats van ‘mag’ duidelijk aangegeven dat de aanvoegende wijs is bedoeld. Zo wordt in Het tederhartige kind de regel ‘Mag bevrijd zijn van mijn smart’ veranderd in ‘Moog’ bevrijd’. In Gods goedheid is de passage ‘groeit geen kruid noch plant’ veranderd in ‘groeit noch kruid noch plant’. Het lijkt inderdaad juister de combinatie ‘geen ... of’, hetzij de combinatie ‘noch ... noch’ te gebruiken. Twijfelachtig naar hedendaagse maatstaven is de verandering van het betrekkelijk voornaamwoord ‘dien’ in ‘wien’ in de regels ‘De Schepper, dien 't ons past te vreezen’ in De verwelkte roos en ‘Die God, dien hij hier heeft gevreesd’ in Het lijk, omdat ‘dien’ hier grammaticaal gezien lijdend voorwerp is. | |||||||
Bijlage IIFingerprintAlle drukken hebben de collatieformule *4 A-D12 E2 (104) p. In de drukken A-B heeft alleen het eerste blad van de katernen A-D een katernsignatuur. Bij de drukken C-H komt bij de katernen A-D om de acht pagina's een katernsignatuur (A op p. 5, A2 op p. 13, A3 op p. 21, B op p. 29 etcetera). Ik vermeld alleen de exemplaren die ik heb gezien. Bij de ongedateerde drukken moet de jaar-en-formaat-aanduiding 000012 zijn (in plaats van 182112). Ter identificatie geef ik bij elke druk een bij mijn weten voor die druk uniek kenmerk. | |||||||
1821-AFingerprint (A, A1) 182112 a1=a2 *2 $Kin - b1 A pe - b2 D er$ Exemplaren: UB Leiden: 1202 G 20 (Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Dl. 1 (Leiden 1887) kol. 427). Aan dit exemplaar ontbreekt fol. E2 (p. 103-104). | |||||||
1821-A1Exemplaren: Zeeuwse Bibliotheek Middelburg (ZBM): 765 N 67; UB Groningen: M.v.O. B 249 Kenmerk: In Het lijk staat in deze druk ‘Geloofd het tog’ in plaats van ‘Gelooft’ in de andere drukken. | |||||||
1821-BFingerprint 182112 a1=a2 *2 $Kin - b1 A el - b2 E2 TER.$ Exemplaren: Koninklijke Bibliotheek Den Haag (KB): 1090 H 45 (ongeïll., met stempel: Nationale Bibliotheek, aan dit exemplaar ontbreekt de signatuur op A1 r wegens tekstverlies); ZBM: 766 D 41 (ongeïll.) Kenmerk: In De ledigheid staat in deze druk ‘Moederlief’ in plaats van ‘Moeder lief’ of ‘Moeder-lief’ in de andere drukken. | |||||||
1821-CFingerprint 182112 a1=a2 *2 Kin - b1 A en - b2 E2 ER.$ Exemplaren: KB: 1090 E 105 | |||||||
[pagina 123]
| |||||||
Kenmerk: In De bedelaar staat in deze druk ‘met verachting op hem ziet’ in plaats van ‘met veragting op hem ziet’ of ‘met verachting op hen ziet’ in de andere drukken. | |||||||
1821-DFingerprint (D, D1) 182112 a1=a2 *2 $Ki - b1 A len - b2 E2 TER.$ Exemplaren: ZBM: 764 H 48 (dit ex. is wel gedateerd, maar bevat geen plaatjes en wel het vignet met de drie engeltjes); Rotterdamsch Leeskabinet: BX 15:77; particulier bezit 1821-D1 (ongedateerd) Exemplaren: particulier bezit (2 exx.); het Voorberigt van den uitgever is in de gedateerde druk (D) anders dan in de ongedateerde (D1); in de voetnoot op p. V staat in D ‘Verzen’ en de custode is ‘dit’, terwijl in D1 ‘verzen’ staat en de custode ‘zul-’ is Kenmerk: In deze druk is in Klaartje bij de schilderij van hare overledene moeder in de regel ‘Vaarwel, vaarwel dan, Klaartje!’ de letter t in ‘Klaartje’ niet of nauwelijks afgedrukt. | |||||||
1821-EFingerprint 182112 a1=a2 *2 Kin - b1 A ele - b2 E2 llem. Exemplaren: Stadsbibliotheek Haarlem: 80 E 41 Kenmerk: In deze druk begint het gedicht Mietje bij het clavecimbaal met ‘Die liefeijke toonen’ in plaats van ‘liefelijke’ in de andere drukken. | |||||||
1821-FFingerprint (F,F1) 182112 a1=a2 *2 Kin - b1 A ele - b2 E2 llem Exemplaren: UB Amsterdam (UBA): 1249 J 33 1821-F1 (ongedateerd) Exemplaren: Nederlands Openlucht Museum Arnhem (NOM): 371.6 M 15; particulier bezit (aan dit ex. ontbreekt het laatste blad met de katernsignatuur E2; het bevat wel vier plaatjes) Kenmerk: In de inhoudsopgave staat ‘Do zingende Willem’ in plaats van ‘De’ in de andere drukken. | |||||||
1821-GFingerprint (G, G1) 182112 a1=a2 *2 ,$zij - b1 A el - b2 E2 .$A Exemplaren: KB: 8 H 29 (Catalogus der muziekbibliotheek van D.F. Scheurleer. 2de vervolg. 's-Gravenhage 1910, 109); KB: 30 H 74 (Emma Dronckers, Catalogus van Nederlandsche en Vlaamsche populaire boeken: verzameling F.G. Waller. 's-Gravenhage 1936, nr. 149); NOM: 371.6 M 3 1821-G1 (ongedateerd) Exemplaren: particulier bezit (dit ex. is incompleet en bevat een eveneens incomplete set plaatjes, merkwaardigerwijs met ‘de steekjes’, maar zonder de gegraveerde bijschriften) Kenmerk: In deze druk staat in de inhoudsopgave ‘Welkomsgroet aan Klaartje voor haar kleine zusje’ in plaats van ‘Welkomgroet van’ in de andere drukken. De fingerprint van 1821-G is gelijk aan die van 1821-H, maar uit de posities van andere signaturen ten opzichte van de daarboven staande tekst en uit de varianten blijkt dat we hier met twee verschillende drukken te doen hebben | |||||||
1821-HFingerprint (H, H1) 182112 a1=a2 *2 ,$zij - b1 A el - b2 E2 .$A Exemplaren: UBA: 496 G 42 (dit ex. bevat slechts ii plaatjes); UBA: 2452 E 3; UB Utrecht: | |||||||
[pagina 124]
| |||||||
Rariora Z oct 920B (dit ex. bevat de tekst van de gedichten, de illustraties en het portret van de editie-1821-H, maar het voorwerk is dat van de eerste schooleditie (Utrecht 1824), waarvan op de titelpagina het jaartal is weggekrabd. Op de titelpagina is in handschrift vermeld: ‘Gedrukt te Utrecht, bij de Wed. G. Post en Zoon’) 1821-H1 (ongedateerd) Exemplaren: UBA: 497 G 23; KB: 1090 E 103; particulier bezit Kenmerk: In deze druk begint het gedicht Het lijk met ‘Hijn lieve kinders’ in plaats van ‘Mijn’ in de andere drukken. |
|