Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermdGeschreven gedrukt gedigitaliseerd. Elf eeuwen boekcultuur in de lage landen
[pagina 137]
| |
Arianne Baggerman
| |
[pagina 138]
| |
schetste utopische situatie waarin lezers zich met ‘beredeneerde’ bibliografische samenlijsten onder de arm naar de bibliotheken zouden spoeden, is anno 1999 een gepasseerd station. Men verschaft zich een diversiteit aan informatie via de elektronische snelweg: de ultieme ‘library without walls’.Ga naar voetnoot4 Misschien wordt zelfs het visioen van Borges, in een wat andere gedaante, in rap tempo bewaarheid: ‘When it was proclaimed that the Library contained all books, the first impression was one of extravagant happiness’.Ga naar voetnoot5 Men kan zich echter afvragen of de mogelijkheid zich alle beschikbare kennis met een handomdraai te kunnen toe-eigenen een onverdeeld genoegen zal zijn. Ook de zoekmachines zullen dan terdege moeten worden verbeterd. Die vraag stelde men zich, getuige Betje Wolffs utopie waarin nutteloze kennis wordt uitgebannen en wat overblijft met behulp van registers inzichtelijk wordt gemaakt, reeds in de achttiende eeuw. Haar visie was geïnspireerd door een aantal, niet minder sensationele, ontwikkelingen op het terrein van de communicatie dat zich gedurende de achttiende eeuw had voltrokken: een sterke groei van het titelaanbod en daarmee samenhangende veranderingen op het terrein van de boekdistributie, de toename van recenserende tijdschriften, van publieke leesbibliotheken en van leesgezelschappen en de introductie van een aantal lijvige encyclopedische naslagwerken waardoor men het toenemende aanbod aan kennis de baas trachtte te blijven. Wanneer we ons oor te luisteren leggen bij een aantal achttiende-eeuwse auteurs schiep de toename van nieuwe informatie niet zozeer een gevoel van euforie maar veeleer de behoefte deze stroom van informatie beheersbaar te maken. Om de informatie te systematiseren, indexeren, snoeien en desnoods het teveel aan informatie te verbranden: Het wezenlyke van wie weet hoe veel folianten en dikke quartijnen ziet men in een dun twaalfje. Van alle de nu afgekeurde werken, en de menigvuldige exemplaren, hebben we een soort van brandstof weten te fabriceren, daar we voor eenige eeuwen genoeg aan zullen hebben. Hoe veele heldendichten, met aanhangende huwelyks- en andere verzen, in vergulde banden, zyn in een dikke wolk den held nagevoert.Ga naar voetnoot6 Verscheuren kan natuurlijk ook. De achttiende-eeuwse journalist Pieter van Woensel meent dat de enorme kwantiteit waarmee boeken op de markt verschijnen onvermijdelijk ten koste gaat van de kwaliteit: ‘Hadt de overstelping van boeken geen ander nadeel, dan dat zij in kommenijen en andere hoeken verscheurt worden, 't kon 'er noch door. Maar evenals een disch, overladen met schootels iemand den honger doet vergaan, zo beneemt de overkropping van boeken den leeslust’. Ook in de utopie van Arend Fokke Simonsz Het toekomend jaar drie duizend uit 1792 wordt gerefereerd aan een toevloed van boeken in zijn eigen tijd. In het jaar 3000 wordt niet langer papier | |
[pagina 139]
| |
verspild aan eendagsvlinders zoals ‘bij ons, voor dertien eeuwen, toen 'er duizenden daaglijks opgezet en binnen weinige dagen afgewerkt, en ter waereld ingezonden werden’.Ga naar voetnoot7 Vanuit het devies ‘nonum prematur in annum’,Ga naar voetnoot8 worden in deze toekomstige wereld alleen nog maar goede ‘doordagte boeken’ uitgegeven waarbij, anders dan in de achttiende eeuw, de inhoud veel belangrijker is dan de vorm: want zo zeer was in 't begin der xixe eeuw de smaak reeds vervallen, dat men niet vroeg wat nut eenig boek behelsde, maar met wat letter, en op welk papier 't gedrukt ware? Het typisch achttiende-eeuwse verschijnsel van de encyclopedie - een veeldelige, overzichtelijke en systematisch of alfabetisch geordende bundeling van informatie over een breed spectrum aan kennisterreinen, geschreven voor een breder dan alleen een geleerdenpubliek - kan worden gezien als een antwoord op de behoefte van de achttiende-eeuwse burger van de toekomst om niet zozeer ‘het meeste, maar [wel] het beste te weten’.Ga naar voetnoot9 Ook de Amsterdamse uitgever Willem Holtrop probeerde in zijn prospectus voor een Nederlandse encyclopedie handig op juist dit verlangen in te spelen. Hij beweerde het werk zodanig te zullen inrichten ‘dat het grootste getal der bezitteren geene andere boeken volstrekt noodig hebbe’.Ga naar voetnoot10 De marketing van Holtrops eerste ‘Vaderlandsche’ encyclopedie en vooral de problemen die deze uitgever ondervond om voor dit Nederlandse monument van geleerdheid een markt te vinden, geven een goede indruk van de mogelijkheden en de beperkingen van de Nederlandse boekenmarkt aan het einde van de achttiende eeuw en zullen daarom in dit artikel centraal staan. Holtrop was niet de enige achttiende-eeuwse uitgever die een poging deed publiek te werven voor een serie boeken die alle andere boeken overbodig zou maken. In 1786, het jaar waarin Holtrop zijn intekening opende, was de Nederlandse markt zelfs min of meer verzadigd van encyclopedieën in allerlei soorten en maten. Het merendeel hiervan was echter, als ze al niet in een vreemde taal waren gesteld, van buitenlandse origine. Zo bestond het van 1724 tot 1731 verschenen achtdelige werk Het algemeen historisch, geograpisch en genealogisch woordenboek van A.G. Luiscïus met name uit lemma's die walen vertaald uit Franse en Duitse naslagwerken. Datzelfde gold voor Van Hoogstratens zevendelig Groot algemeen historisch, geographisch, gene- | |
[pagina 140]
| |
alogisch en oordeelkundig woordenboek uit 1733. Terwijl Egbert Buijs zich met zijn, van 1769 tot 1778 verschenen, tiendelig Nieuw en volkomen woordenboek van konsten en weetenschappen op Engelse naslagwerken baseerde. De van 1768 tot 1778 verschenen herdruk van N. Chomels Huishoudelijk woordenboek vormt hierop een uitzondering. De eerste druk in 1743 behelsde niet veel meer dan een vrij letterlijke vertaling van het Franse origineel. Dankzij de bijdragen van de belezen redacteur en uitgever Alexander de Chalmot en een drietal medewerkers werd de bij hem en zijn Leidse collega Johan le Mair verschenen zevendelige herdruk echter zozeer uitgebreid met
Afbeelding van letterzetters in een drukkerij in Diderots Encyclopédie. In: Recueil de planches de l'encyclopédie, par ordre de matières. Dl. 13 (Paris [enz.] 1784), 24. (Den Haag, KB: 693 A 6).
Nederlands materiaal en typisch Nederlandse onderwerpen, dat hij zich verzelfstandigde van het origineel. Op de concurrentie die Holtrop zal hebben ondervonden van deze encyclopedie en dan met name van het, eveneens in 1786 gestarte, negendelige vervolg zal ik nog uitvoerig terugkomen. De overige oorspronkelijk Nederlandse encyclopedieën en naslagwerken waren niet breed, zoals Holtrop van plan was, maar toegespitst op specifieke kennisterreinen. Voor medische kennis kon men te rade gaan bij R. Roukema's Naamboek der beroemde genees- en heelmeesters, voor huishoudelijke informatie kon men J.H. Knoops Beschryving van de moes- en keuken-tuin ter hand nemen en een interesse in ketters kon worden bevredigd met Blussés uitgave van de Aphabetische naamlijst der voornaamste ketteren.Ga naar voetnoot11 Veel geduchtere concurrentie zal Holtrop hebben ondervonden van de grote Franstalige encyclopedieën die ook in de Republiek in omloop waren.Ga naar voetnoot12 In 1750 verscheen in Parijs het eerste deel van wat wel als het monument van de Verlichting wordt getypeerd: Diderots achtendertigdelige in folio-formaat gedrukte Encyclopédie ou dic- | |
[pagina 141]
| |
tionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers. Terwijl directe voorgangers als Bayle, Furetière en Zedler voor de samenstelling van hun encyclopedieën uit de eerste helft van de achttiende eeuw slechts konden terugvallen op een handjevol medewerkers, was de Encyclopédie van Diderot het product van de inspanningen van 135 auteursGa naar voetnoot13 waaronder eminente Verlichte geleerden als Voltaire, De Buffon, D'Alembert, D'Holbach en Rousseau. Anders ook dan de eerder gepubliceerde naslagwerken vertoonde deze encyclopedie een uitgesproken maatschappelijk engagement. In veel van de lemma's vindt men openlijke pleidooien voor economische, religieuze en politieke hervormingen. Meer nog dan de inhoud van deze, met tal van antiklerikale, sceptische, deïstische en zelfs atheïstische passages gevulde,Ga naar voetnoot14 encyclopedie vormden de onderliggende ordeningsprincipes een ondermijning van de traditionele denkschema's. Naar het voorbeeld van Francis Bacon ordenden de encyclopedisten kennis als een boom met een groot netwerk aan vertakkingen. Anders dan hun voorbeeld was filosofie bij hen echter niet een zijtak maar de stam waaraan de ‘geopenbaarde’ theologie, naast onderwerpen als ‘bijgeloof’, ‘waarzeggerij’ en ‘zwarte magie’, slechts een twijg was.Ga naar voetnoot15 Het is dan ook weinig verbazingwekkend dat deze encyclopedie zowel van de kant van de kerk als van de zijde van de staat veel meer tegenwerking heeft ondervonden dan de eerder gepubliceerde naslagwerken. Een aantal medewerkers en de redacteur waren als gevolg van hun intellectuele bijdragen aan dit werk genoodzaakt naar het buitenland te vluchten. De belangrijkste uitgever van het werk, Le Breton, verbleef door zijn illegale distributieactiviteiten van de laatste tien delen een week in de gevangenis. Tegelijkertijd bleek juist deze encyclopedie ook een uiterst lucratieve onderneming. Le Breton zou zijn ontberingen met een, naar de huidige standaard omgerekende, winst van honderdduizenden dollars terugbetaald zien.Ga naar voetnoot16 De in Parijs gevestigde uitgever Charles Joseph Pancoucke die in 1768 het kopijrecht en de koperen platen van de Encyclopédie van Le Breton overnam, werd niet gevangen gezet. Dat gold wel voor een groot deel van zijn oplage. Van 1770 tot 1776 verbleven 6000 sets encyclopedieën achter slot en grendel in de Parijse Bastille.Ga naar voetnoot17 Ook Pancoucke zal echter geen spijt hebben gehad van zijn onderneming. Gezien de oplagecijfers van de verschillende edities werd het de bestseller van de eeuw. Darnton berekende dat voor 1789 in totaal, de kwarto- en octavo-edities meegerekend, 25.000 series en- | |
[pagina 142]
| |
cyclopedieën van Diderot waren gedrukt.Ga naar voetnoot18 Bij de meeste van deze edities was Pancoucke als uitgever of als mede-uitgever betrokken.Ga naar voetnoot19 Hierbij zijn de 1600 exemplaren die in Nederland en een aantal buurlanden van de achtenvijftigdelige, concurrerende Zwitserse Encyclopédie d'Yverdon in omloop zijn geweest niet meegerekend.Ga naar voetnoot20 Deze door F.B. de Félice van 1770 tot 1780 uitgegeven, in kwarto-formaat uitgevoerde, encyclopedie baseerde zich weliswaar op het werk van Diderot, maar vertoonde inhoudelijk zoveel belangrijke verschillen dat ze als een zelfstandig werk wordt beschouwd. Met behulp van de bijdragen van 33 medewerkers, waaronder beroemde Zwitserse geleerden als Albrecht von Haller, Charles Bonnet en Johann Albrecht Euler,Ga naar voetnoot21 voegde De Félice veel nieuwe informatie toe, schrapte lemma's of kortte ze in als de inhoud met name voor Franse lezers van belang was of naar zijn smaak te langdradig. Ook passages die naar zijn overtuiging blasfemistisch waren, werden niet in de Zwitserse encyclopedie overgenomen en vervangen door meer ‘correcte’ theologische uiteenzettingen.Ga naar voetnoot22 Anders dan haar Parijse voorganger is ze, met uitzondering van de delen waarin de platen zijn opgenomen, niet thematisch maar alfabetisch geordend.Ga naar voetnoot23 In de noordelijke landen, waaronder ook de Republiek, zou deze encyclopedie, onder meer vanwege haar veel gematigder theologische standpunten, een heel wat grotere aftrek hebben gevonden dan de Parijse.Ga naar voetnoot24 Darnton verklaart de populariteit van juist dit werk in de Republiek vanuit de identiteit en nationaliteit van de distributeur: de Haagse boekhandelaar Pierre Gosse junior. Deze kocht in 1771 de gehele editie van de Zwitserse encyclopedie op om | |
[pagina 143]
| |
daarmee vervolgens de Nederlandse markt te overstelpen.Ga naar voetnoot25 Toen in 1778 de uitgevers van een herziene kwarto-editie van de Parijse encyclopedie ook de Nederlandse markt verkenden, werden zij geconfronteerd met een complete desinteresse. Het antwoord van de gebroeders Murray uit Leiden dat ze niets van de kwarto wilden weten - ze waren ‘embarrasés de l'édition d'Yverdon, de l'in-folio, et même de l'inoctavo’ - was slechts één uit een reeks afwijzende reacties van de kant van de Nederlandse boekverkopers.Ga naar voetnoot26 Een Rotterdamse boekverkoper vatte de situatie als volgt samen: ‘Les provinces sont tellement farcies d'Encyclopédies que les libraires non plus que les particuliers ne veulent en entendre parler (...). A chaque vente de livres ou il s'en trouvent, les prix déclinent’.Ga naar voetnoot27 Men zou dan ook kunnen beweren dat het van grote moed getuigde dat de Amsterdamse uitgever Willem Holtrop nog geen tien jaar nadien, in 1786, een eigen Nederlandse navolging van Diderots project aankondigde. Hij adverteerde in het voorjaar van 1786 voor een geheel op Nederlandse leest geschoeide encyclopedie die echter zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht niet voor de buitenlandse prachtwerken zou hoeven onder te doen. Blijkbaar zag hij voor een Nederlandstalige, nationale variant nog een gat in de markt. | |
Opkomst en neergang van een Nederlands monument van kennisIn het voorjaarsnummer van een door Holtrop en zijn compagnon Pieter Blussé uitgegeven medisch tijdschrift kondigde hij een veertigdelige encyclopedie in kwartoformaat aan, waarvan elk deel ongeveer 460 bladzijden zou gaan tellen. De inhoud hiervan zou niet simpelweg worden vertaald uit de inmiddels in Engeland, Duitsland en Frankrijk gepubliceerde naslagwerken, maar speciaal op de Nederlandse situatie zijn geënt: ‘Niet geheel-en-al vreemdling zijnde in de Engelsche, Fransche en Hoogduitsche Encyclopédieën, durve ik beweeren, dat eene bloote Nederduitsche vertaaling van eene of meer derzelven, een zeer onvoldoende arbeid, en voor ons altoos gebrekkig werk zoude zijn en blijven.’ Een groot aantal Nederlandse auteurs en wetenschappers was gevraagd hieraan een bijdrage te leveren ‘de beroemdste en meest ervaaren kunstenaaren in ons Vaderland, als: Buys, Vinkeles, Bogerts, Brasser, Philips, Brouwer, de Wit, Saliet, Bendorp, van Jagen, Schenk, Kloekhoff, en anderen’ zouden het werk illustreren. De prijs per deel bedroeg voor intekenaren f 6,-. Wat neerkomt op een totaalbedrag van f 240,- voor de gehele encyclopedie. Daarbij zijn de aparte delen met platen echter niet inbegrepen: ‘Het aantal der plaaten is voor- | |
[pagina 144]
| |
af onmooglijk te bepaalen;
Portret van Willem Holtrop. In: De nagedachtenis van wylen Willem Holtrop, Reg. Mr. van de A. Loge La Chartié, gevestigd in het O. Van Amsterdam. Plegtig gevierd den 10.D. der 7M. 1835. Amsterdam [1835]. (Amsterdam, UB, KVB: 922a).
allen echter zullen geheel nieuw zijn, en elk deel derzelven dikte hebben van die, welke tot de Yverdonsche editie der Encyclopedie behooren. De prijs van zodanig deel voor de inteekenaaren zal weezen f 12,-.’ Om de intekenaren door deze hoge bedragen niet reeds bij voorbaat af te schrikken, belooft Holtrop dat zij hun naam, binnen een maand na aflevering van het eerste deel, nog van de intekenlijst kunnen laten schrappen. Na deze maand zijn zij echter gehouden de gehele encyclopedie af te nemen en na ontvangst van elk deel de prijs hiervoor te betalen. In diezelfde periode verscheen een groot aantal advertenties voor deze encyclopedie in onder andere de Rotterdamsche Courant en in de Oprechte Haerlemse Courant.Ga naar voetnoot28 Het is de vraag hoeveel lezers Holtrops advertenties en prospectussen hebben bereikt. Dat zullen er in ieder geval niet weinig zijn geweest. De Oprechte Haerlemse Courant had gedurende het midden van de achttiende eeuw een gemiddelde oplage van ruim vierduizend exemplarenGa naar voetnoot29 en de Boekzaal, waarin Holtrop eveneens een intekenbericht plaatste,Ga naar voetnoot30 werkte in 1812 met een gemiddelde oplage van 1650 exempla- | |
[pagina 145]
| |
ren.Ga naar voetnoot31 Over de oplage van prospectussen - in de achttiende eeuw gratis bij de boekhandels te verkrijgen - weten we nog weinig. De drukkerskasboeken van Holtrops collega Pieter Blussé geven wel een indicatie.Ga naar voetnoot32 Blussé was niet bepaald krenterig met de opleg. De door hem gratis verspreide prospectussen behoorden met een oplage die kon variëren van 250 tot 3300 exemplaren tot de ware bestsellers in zijn fonds. Oplagecijfers geven echter geen uitsluitsel over de identiteit van de afnemers. Zeker weten we in ieder geval dat ook de uitgever en redacteur van de Yverdonse encyclopedie, De Félice, de prospectus onder ogen heeft gekregen. Hij had het bericht van intekening toegestuurd gekregen van zijn zaakgelastigde Pierre Giraud die hiermee in aanraking was gekomen tijdens zijn verblijf in Keulen.Ga naar voetnoot33 Ondanks de problemen met de Nederlandse taal meende De Félice uit Holtrops toelichting voldoende te hebben begrepen om hem in een brief van ongevraagd advies te kunnen dienen - ‘voici, Monsieur, a ce qu'il me semble la maniere de la conduire’ - maar uiteindelijk toch vooral om hem een aantal zakelijke voorstellen te doen?Ga naar voetnoot34 Die nauwelijks verborgen agenda komt al op de eerste bladzijde van De Félices brief aan de oppervlakte wanneer hij na een reeks complimenten en adviezen aan het adres van Holtrop zijn eigen aantekeningen ten behoeve van een gereviseerde Yverdon in de aanbieding gooit. Samen met de aantekeningen van wijlen Albrecht von Haller - ‘qui était lui meme une Encyclopedie vivante’Ga naar voetnoot35 - en een grote hoeveelheid medische aantekeningen zou dit pakket Holtrop slechts 5000 Louis d'or gaan kosten. Bij deze koop wordt De Félice als editeur gratis bijgeleverd. Holtrop zou in dat geval alleen nog een vertaler dienen in te huren en gebruik kunnen maken van een klein gezelschap Nederlandse auteurs om specifiek Nederlandse informatie aan het geheel toe te voegen. Over de enorme kosten die met de illustraties van zijn Nederlandse encyclopedie gemoeid zijn, hoeft hij zich al evenmin zorgen te maken. De Félice kan hem de originele platen van de Zwitserse encyclopedie aanleveren - ‘car ils peuvent en donner encore 1500 a 2000 sans être retoucher’ - voor één Louis d'or per plaat, een kwart van de originele kostprijs. Los van de enorme besparingen die deze bundeling van krachten Holtrop zou opleveren, bood een dergelijke overname nog een ander belangrijk voordeel. De Félice spreekt uit ervaring wanneer hij benadrukt dat juist een dergelijk volumineus werk met een sterke onderlinge samenhang tussen de delen snel op de markt moet worden gebracht. Hoe langer de onderneming duurt hoe gro- | |
[pagina 146]
| |
ter de kans dat intekenaren onderweg overlijden, hun geld verliezen of om andere redenen afhaken. Hoewel hierover in de brief aan Holtrop met geen woord wordt gerept, was dit nu precies wat De Félice zelf was overkomen. Voortgedreven door een enorm perfectionisme was hij zolang bezig geweest zijn encyclopedie te vervolmaken dat hij een deel van zijn markt was kwijt geraakt aan Pancouckes goedkopere kwartoen octavo-edities van Diderots Encyclopédie. Daarnaast verloor hij ook een aanzienlijk deel van de oorspronkelijke intekenaren die zich door zijn uitbreidingsdrang naar 58 delen op kosten gejaagd voelden.Ga naar voetnoot36 Dit debacle was waarschijnlijk een van de oorzaken waardoor de financieel aan lager wal geraakte De Félice twee jaar voor zijn overlijden genoodzaakt was met zijn aantekeningen en gravures bij Holtrop aan te kloppen.Ga naar voetnoot37 In het zeer uitgebreide postscriptum op zijn brief aan Holtrop, geschreven nadat hij er eindelijk in was geslaagd een vertaler voor diens prospectus te vinden, wordt onder andere het argument van de tijdsdruk nog wat verder uitgewerkt. Holtrop zou zich door zijn accent op bijdragen van Nederlandse auteurs voor deze nieuwe encyclopedie bloot stellen aan een veel te groot risico. Zelf kon hij indertijd gebruik maken van een omvangrijk reservoir van geleerden uit heel Europa, wat overigens niet kon verhoeden dat hij voortdurend moest inspringen om het werk van auteurs die te laat waren over te nemen of aan te vullen. Dit had, merkte hij fijntjes op, als bijkomend voordeel dat de auteurs, uit angst hun honorarium mis te lopen, harder gingen werken. De Félice zou erin zijn geslaagd het werk in vijf jaar af te ronden maar als hij alleen van zijn auteurs afhankelijk was geweest ‘je n'aurois pas fini l'impression du texte dans 15 ou 20 ans’. Ook Holtrops belofte alleen met Nederlandse graveurs te zullen werken, maakt zijn project in de ogen van De Félice weinig haalbaar. De illustraties zullen, gezien de namen die hij noemt, van een mindere kwaliteit zijn dan die van de Zwitserse encyclopedie en hem minstens tien Louis d'or per stuk kosten; terwijl hij voor slechts één Louis d'or de platen van De Félice zou kunnen overnemen. Tot slot meent De Félice in Holtrops prospectus ook inhoudelijk een zwakke plek te hebben ontdekt: ‘Votre titre porte des Sciences humaines. Il semble par la que vous voulez exclue de votre Encyclopedie les matieres theologiques’. Volgens De Félice zou het ontwijken van theologische uiteenzettingen een gemiste kans zijn op een markt die, zoals de Nederlandse, voor een groot deel werd gevormd door predikanten: ‘le clergé en Hollande est nombreu et en etat d'acheter votre encyclopedie, et il y seroit plus encouragé s'il esperoit y trouver les sciences théologiques bien traitiés.’ Hoewel hij zich ervan bewust is dat het moeilijk is om voor een dergelijke taak een goede theoloog te vinden, ziet hij het niet als een onmogelijkheid een Nederlandse theoloog in te schakelen die bereid is zich in zijn uiteenzettingen te beperken tot een simpele opsomming van godsdienstige rituelen zonder zich op het terrein van de controversen en bijgelovigheden te begeven. Waarna De Félice zich uitgenodigd voelt | |
[pagina 147]
| |
om een boekje open te doen over de problemen die hij zelf op dit terrein heeft ondervonden: ‘C'est la seule branche qui m'a manqué dans la mienne, j'ai eu d'abord un bigot et ensuite un théologien a gros grains’. Liever had hij deze bijdragen zelf geschreven, maar hij was hiervan door tijdgebrek weerhouden. Misschien heeft De Félice evenmin een gelukkige hand gehad bij de keuze van een vertaler voor Holtrops prospectus. De voorgestelde titel van deze Nederduitsche encyclopedie, of Algemeen beredeneerd woordenboek van alle menschelyke kundigheden is inderdaad ontbloot van specifiek theologische connotaties, maar in de tekst van de prospectus wordt wel degelijk ook veel informatie over religie in het algemeen en die van de gereformeerde kerk in het bijzonder toegezegd. Holtrop belooft dat religieuze kwesties zo objectief mogelijk aan de orde zullen worden gesteld omdat het ‘noch met den aart van het werk zelve, en veel minder met onze oogmerken strooke, om samenstellen te vormen, of dezelven te verdeedigen’. Hiertoe heeft hij ‘voortreflijke en beroemde Mannen’ van de ‘Heerschende Kerk, zo wel als die van andere Godsdienstige gezindheden, in ons Land’ bereid gevonden een bijdrage te leveren. De artikelen zullen in hun ‘soort, of volkoomen rechtzinnig [zijn] (...) of volkomen grondig en overeenkomstig met het samenstel, waartoe het behoore’. Hoewel Holtrop - met waarschijnlijk dezelfde doelgroep van dominees voor ogen als De Félice - er alles aan doet de indruk te voorkomen dat zijn encyclopedie omstreden theologische denkbeelden zal bevatten, wekt zijn prospectus tussen de regels door wel degelijk het vermoeden dat dit naslagwerk veel stof zou kunnen doen opwaaien. Een grondige en objectieve behandeling van alle wereldgodsdiensten - in zijn prospectus wordt zelfs de medewerking van ‘etlijke Rabbijnen’ toegezegd - impliceert, binnen een klimaat waarin de gereformeerde staatskerk bijna almachtig is, op zich al een zeker radicalisme. De, tussen haakjes toegevoegde, bijzinnen in het bericht van intekening zullen het rechtzinnig deel van de natie op dit punt weinig gerustelling hebben geboden. Zo dient de belofte van ‘echt- en onpartijdigheid’ op het terrein van de godsdiensten als volgt te worden begrepen: dan dat elk Geleerde met zijne toestemming gerekend worde bekrachtigd te hebben, dat gene, het welk volkoomen met zijne begrippen strooke, of met het stelsel zijner kerke overeenkoome, en alle het overige ten vollen te laaten voor rekening van den steller. Ook Holtrops toevoeging dat alle andere encyclopedieën op dit punt tekort zouden schieten, ‘schoon men echter ook van eenen anderen kant erkennen moete, dat de uitvoering van alle zulke zaaken in geen land veiliger geschieden kunne, dan in ons vrije Vaderland’, zal een aantal orthodoxe predikanten het ergste hebben doen vrezen. De Félice sloeg weliswaar de plank mis toen hij meende dat Holtrop religie zou verwaarlozen - dat had deze prominente vrijmetselaarGa naar voetnoot38 misschien juist beter wel | |
[pagina 148]
| |
kunnen doen - maar met een aantal van zijn andere op- en aanmerkingen sloeg De Félice wel degelijk de spijker op zijn kop. Het is raadselachtig hoe Holtrop het zou moeten klaar spelen om binnen een afzienbare periode een veertigdelige encyclopedie voor een groot deel te vullen met bijdragen van Nederlandse geleerden, terwijl een breed georiënteerde, zeer erudiete, uitgever als De Félice met een veel ruimer Europees netwerk van auteurs zijn project slechts met veel kunst en vliegwerk en vooral veel zelfwerkzaamheid tot een goed einde had weten te brengen.Ga naar voetnoot39 Dat over de haalbaarheid hiervan ook in Holtrops directe omgeving vragen zijn gerezen, blijkt uit de voetnoot die hij in het najaar van 1786 aan zijn prospectus toevoegde. Hierin verzuimt hij nog steeds de namen van de ‘zeer veele Hoogleeraaren’, ‘de voornaamste Nederlandsche Staatsmannen en Regenten’ en ‘verscheidene Godgeleerden’ die hun medewerking hebben toegezegd te onthullen. Hij gaat er nu echter wel toe over een indicatie van het aantal te geven: Pieter van Woensels visie op het Nederlandse lezerspubliek voor encyclopedieën. In: Amurath-Effendi, Hekim-Bachi [= Pieter van Woensel], De Lantaarn voor 1792. 2e dr. Amsterdam 1792, na 102.
(Den Haag, KB: 519 L 22). Niemand denke dat deeze opgaaf vergroot, of wel bezijden de waarheid zij. - Meer dan vijftig Geleerden in ons Vaderland hebben den Uitgeever bij de toezegging van hunne hulp tevens vrijheid gegeeven tot het openbaar vermelden van hunne naamen. Dan, daar een nog grooter getal, in weerwille van herhaalde aanzoeken, die vrijheid niet heeft gelieven toetestaan, heeft men verkoozen om liever geheel geene, dan slechts eene gedeeltelijke naamlijst dier Mecenaaten te geeven.Ga naar voetnoot40 Aangezien De Félice werkte met een ‘bescheiden’ team van 35 medewerkers en Diderot het moest stellen met 135 medewerkers riekt Holtrops suggestie al meer dan 50, anoniem blijvende, wetenschappers te hebben geworven naar een staaltje blufpoker. Mogelijk heeft deze onduidelijkheid twijfel gezaaid onder het publiek, waarvan een gedeelte ook nog eens terughoudend was omdat het verwachtte in deze encyclopedie theologische vrijdenkerij aan te treffen. Na aspirant-intekenaren in een advertentie van 25 november 1786 nog een laatste kans te hebben geboden zich ‘tot het einder deezer maand’ op te geven, is er niets meer van deze eerste Nederlandse encyclopedie vernomen. | |
[pagina 149]
| |
Deze voor Holtrop teleurstellende uitkomst zal de auteur en karikaturist Pieter van Woensel niet hebben verbaasd. In een van zijn tekeningen wordt het Nederlands lezerspubliek verbeeld door een ezel die droefgeestig een stapel encyclopedieën meetorst.Ga naar voetnoot41 Dergelijke prachtwerken zijn in Van Woensels ogen parelen voor de zwijnen. Toch is het te simpel de mislukking van Holtrops initiatief op een desinteresse van het Nederlandse lezerspubliek af te schuiven. De hoogte van de aanschafprijs en de geringe omvang van de Republiek zullen een veel grotere barrière hebben gevormd. Er waren in Nederland relatief weinig mensen die zich de aanschaf van een werk tegen de fenomenale prijs van ten minste f 240,- konden veroorloven. Een groot deel van die markt was reeds afgeroomd door uitgerekend de Franstalige Yverdonse encyclopedie van De Félice waarvan door boekverkoper Gosse 1600 exemplaren zijn afgezet. Dat zal dan ook een van de redenen zijn geweest waarom Holtrop nooit op De Félices voorstellen heeft gereageerd. Opnieuw een markt te kunnen vinden voor nog meer van hetzelfde, hoewel geredigeerd in de Nederlandse taal, zal zelfs Holtrop niet hebben verwacht. Daarbij zou hij na in zijn prospectus zo hoog van de toren te hebben geblazen over zijn authentiek Nederlandse project, wel erg diep in het stof hebben moeten kruipen om vervolgens, zoals De Félice in zijn brief voorstelt, met een nieuwe aankondiging te komen van een gereviseerde Zwitserse encyclopedie met alleen nog wat Nederlandse couleur locale.Ga naar voetnoot42 Holtrop moest het hebben van nieuwkomers op de boekenmarkt, fijnproevers die hun trotse bezit van een Franse encyclopedie in hun boekenkast wilden verrijken met een echte Nederlandse, en van koopkrachtige lieden die het Frans niet machtig waren. Laatstgenoemde groep aspirant-kopers was echter mogelijk al voorzien van het eerder genoemde Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konstwoordenboek onder redactie van uitgever J.A. de Chalmot. Dit werk was weliswaar oorspronkelijk uit het Frans vertaald, zeker niet zo monumentaal als het werk wat Holtrop voor ogen stond, maar wel sterk uitgebreid met tal van specifiek Nederlandse aangelegenheden en de opinies van Nederlandse auteurs.Ga naar voetnoot43 Zo vinden we bij het lemma aardewerk een uiteenzetting over de vervaardiging van Delfts porselein. Het lemma aalmoes wordt beeldend beschreven aan de hand van een citaat uit Justus van Effen en voor de toe- | |
[pagina 150]
| |
passingen van azijn wordt geput uit de werken van Nederlandse geleerden als Boerhaave en Diemerbroek. Het typisch Nederlandse verschijnsel van de bededagen krijgt vier kolommen toebedeeld, terwijl ook het bikkelspel, ‘Hansje in de kelder’,Ga naar voetnoot44 de boonluidenGa naar voetnoot45 en het gezegde ‘botje bij botje’ in dit naslagwerk niet worden vergeten. Dit gezegde heeft De Chalmot mogelijk in 1784 geïnspireerd tot het besluit, alvorens over te gaan tot het drukken van vervolgdelen, de eerste zeven - van 1767 tot 1778 verschenen - delen te verramsjen. In 1784 verscheen in Holtrops Nieuwe Genees- en Huishoudkundige Jaarboeken een uitgebreide advertentie waarin de restantexemplaren van het complete werk met een korting van ongeveer 40% werden aangeboden.Ga naar voetnoot46 Voor f 45,- contant had men de mogelijkheid zich de complete - over een vervolg werd nog niet gerept - encyclopedie aan te schaffen. Deze kopers zullen, toen De Chalmot in 1785 en 1786 begon te adverterenGa naar voetnoot47 voor een nieuwe reeks aanvullende delen, sterker geneigd zijn geweest hierop in te tekenen dan op Holtrops encyclopedie.Ga naar voetnoot48 Daarbij zal De Chalmot door op voorhand de eerste katernen van het vervolg te drukken, op basis waarvan een lovende recensie in de Algemeen Vaderlandsche Letteroeffeningen was verschenen, een groter vertrouwen hebben gewekt in het welslagen van zijn - veel beperktere - onderneming. Niet toevallig wordt in een latere recensie in september 1786, wanneer het eerste deel van het Vervolg compleet is, sterk benadrukt dat De Chalmots ‘yver, gerugsteund door zyne begunstigers (...) een gunstig uitzicht [geeft] dat dit werk (zynde eene geheele Nederduitsche encyclopedie) spoedig zyn volle beslag zal krijgen’. Ook het gegeven dat het werk voor het grootste deel een eenmansonderneming was, hij had slechts te maken met drie medewerkers - ‘zyne begunstigers’ -, zal het vertrouwen in de haalbaarheid van een snelle publicatie van het geheel ten goede zijn gekomen: | |
[pagina 151]
| |
Hansje in de kelder-drinkbeker zoals afgebeeld in: J.A. de Chalmot, Vervolg op M. Noël Chomel Algemeen (...) kont-woordenboek. Dl. 4, na 2800. (Den Haag, KB: 198 D 5).
Te meer, daar hy 'er, volgens zyn bericht van intekening, reeds jaren lang, den voorraad met alle naarstigheid toe verzameld heeft en werkt nog, en laat 'er met allen yver aan werken.Ga naar voetnoot49 Men kan zich echter afvragen of dit beperkte team van medewerkers een bewuste keuze is geweest of dat De Chalmot problemen heeft ondervonden bij de rekrutering van geschikte auteurs, de problemen die De Félice ook voor Holtrop voorzag. In het voorwoord op de eerste zeven delen van het Huishoudkundig woordenboek besluit hij de introductie van zijn medewerkers - Petrus Camper, Augustus Sterk en J.H. Knoop - met de wat zure opmerking: | |
[pagina 152]
| |
Behalve deeze Heeren (...) heb ik niemand gehad, die my in dit zwaarwichtige werk is behulpzaam geweest, uitgezondert echter in de artykelen, Notaris, Substitutie, Testament.Ga naar voetnoot50 Meer dan twintig jaar nadien doet hij in een brief aan Heinemeyer, een Duitser die bezig was een biografisch Nederlands naslagwerk samen te stellen, daarnaast nog een boekje open over het gebrek aan animo van het Nederlandse lezerspubliek voor dergelijke naslagwerken: Ik kan niet anders dan uw voornemen ten hoogsten prijzen met een woordenboek der Geleerden en Schrijvers van ons Gemeenebest (...) te willen in 't licht geeven. De tijdsomstandigheden egter en vooral de weinige aanmoedigingen die men hier thans in zyne ondernemingen ondervindt, doen my vreezen dat het debiet daarvan by ons zeer schraal zal zijn.Ga naar voetnoot51 Als we de aantallen intekenaren op De Chalmots eerste zeven delen en die op zijn Vervolg met elkaar vergelijken wordt zijn teleurstelling begrijpelijk. Terwijl de eerste reeks ongeveer 1000 intekenaren wist te verleiden,Ga naar voetnoot52 vermeldt de intekenlijst van het vanaf 1786 uitgegeven Vervolg - ondanks de goede kritieken en het hierin uitgesproken vertrouwen in de goede afloop - slechts 375 namen.
Het lijkt er al met al op dat Holtrops ambities om een werk op de markt te brengen dat het beroemde Franse voorbeeld zou evenaren en die dus nog heel wat verder gingen dan die van De Chalmot, vele malen te groot waren voor het kleine taalgebied van de Republiek.Ga naar voetnoot53 Als Willem Holtrop een beginneling in het uitgeversvak was geweest of een excentrieke figuur wiens projecten al vaker hadden blijk gegeven van een zekere grootheidswaan, zou zijn inschattingsfout geen andere verklaring behoeven dan naar deze eigenschappen te verwijzen. Hij was echter al zestien jaar als uitgever actief, gespecialiseerd op de nationale markt voor Nederlandstalige lectuur en hierbij bijzonder succesvol. Na zijn opleiding in Dordrecht bij de aanzienlijke uitgeverij A. Blussé en zoon vertrok hij in 1772 naar Amsterdam waar hij door een huwelijk te sluiten met de dochter van boekverkoper Steven van Esveldt, firmant werd van uitgeverij De weduwe van Esveldt & Holtrop. Dit bedrijf werd na 17-79 voortgezet als uitgeverij Willem | |
[pagina 153]
| |
Holtrop. Hierna behoorde Holtrop al snel tot de toplaag van boekverkopers en uitgevers binnen de Republiek. Dit blijkt onder andere uit de frequentie waarmee zijn naam in stoklijsten opduikt en uit het aantal titels dat door hem op de markt werd gebracht. In de periode 1777-1787 waren dat er gemiddeld elf per jaar die varieerden van romans zoals het anonieme De soldaat van fortuin, woordenboeken zoals het tot standaardwerk uitgegroeide Engelse woordenboek van John Holtrop, tijdschriften zoals het tweemaandelijks verschijnende Natuur, Genees- en Huishoudkundige Jaarboeken tot vertalingen van beroemde Verlichte wetenschappelijke werken zoals Montesquieus De geest der wetten.Ga naar voetnoot54 Daarnaast liet hij ook tal van politiek getinte publicaties het licht zien die zonder uitzondering blijk gaven van een hervormingsgezinde patriotse opinie. Het is deze laatste karakteristiek die van invloed kan zijn geweest op de inschattingsfout van een tot dan toe toch zo succesvolle en door de wol geverfde uitgever als Willem Holtrop. Een deel van de verklaring kan immers worden gezocht in het mentale klimaat van de jaren tachtig van de achttiende eeuw. Dat Holtrops ambitieuze plannen, zoals ook die van de eveneens patriotse De Chalmot,Ga naar voetnoot55 juist in het jaar 1786 vorm kregen, het jaar waarin de patriotten de touwtjes van de politieke macht in handen kregen, lijkt geen toeval. Nadat de stadhouder in maart 1786 openlijk was vernederd en een aantal stadsbesturen ertoe was overgegaan de oude regentenkaste door nieuwkomers te vervangen, leek zelfs het onmogelijke waar te kunnen worden. In 1787 toen de orangisten met buitenlandse hulp opnieuw de macht grepen, was niet alleen Holtrops encyclopedie van de baan, maar kwam tevens een eind aan de patriotse euforie. Terwijl de Republiek in de zeventiende en de eerste helft van de achttiende eeuw de functie van wijkplaats voor vervolgde Franse intellectuelen mocht vervullen, was het nu de beurt aan Frankrijk een grote groep Nederlandse radicale patriotten, waaronder Betje Wolff, een schuilplaats te bieden. Holtrops inschattingsfout kan daarnaast zijn veroorzaakt door een vertroebeld zicht op de economische werkelijkheid van het eind van de achttiende eeuw waarmee wel meer van zijn tijdgenoten te kampen hadden. Teleurgesteld over de relatieve economische neergang in deze periode, hoopte men door mentale veranderingen - ‘terugkeer’ naar een morele natie van hardwerkende VaderlandersGa naar voetnoot56 - het zeventiende-eeuwse Hollandse Wonder weer opnieuw leven te kunnen inblazen. De Oeconomische Tak van de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen, een economische herstelbeweging die aanstuurde op een mercantilistische politiek - koopt Nederlandse waar - en pogingen deed koopkrachtige burgers ertoe te verleiden hun kapitaal in de vader- | |
[pagina 154]
| |
landse nijverheid en industrie te investeren, was een meer pragmatische beweging.Ga naar voetnoot57 Maar ook zij baseerde zich op de foutieve vooronderstelling dat de oorzaak van de economische neergang aan interne factoren te wijten zou zijn. Men vergat hierbij te bedenken dat de Gouden Eeuw, toen de Republiek als exportland floreerde, juist met name te danken was aan externe invloeden. Als gevolg van een aantal ongunstige omstandigheden elders - interne religieuze en politieke twisten, oorlogen tussen buurlanden onderling - kon de Republiek niet alleen uitgroeien tot een belangrijk toevluchtsoord voor intellectuelen, maar ook tot een centrale doorvoerhaven voor goederen. Ook de Nederlandse boekhandel, waar veel in het buitenland verboden werken werden geproduceerd en geëxporteerd, heeft hiervan in ruime mate geprofiteerd. Toen de ongunstige omstandigheden elders werden opgeheven, verloor de Republiek deze ‘kunstmatige’ voorsprong en raakte meer en meer op de binnenlandse markt aangewezen. Dat gold eveneens voor de boekhandel. Grote internationaal opererende firma's zoals Elzevier of Blaeu maakten plaats voor een nieuwe lichting, zogenaamde, ‘Hollandse’ uitgevers, waaronder Holtrop en De Chalmot, die pogingen deden de binnenlandse markt intensiever te exploreren.Ga naar voetnoot58 Binnen dit kader kan Holtrops aanzet tot een Nederlandse encyclopedie worden beschouwd als een poging van een nieuw type uitgever de grenzen van een moeilijk in te schatten markt nader te verkennen. Mogelijk is hij niet alleen op een dwaalspoor gebracht door de ideeën zoals die in kringen van de Oeconomische Tak leefden, maar ook door de verwachting een nieuwe markt te vinden onder de aanhang van deze economische herstelbeweging. Dit snel groeiende genootschap - in 1777 telde het reeds 3000 ledenGa naar voetnoot59 - was op zijn hoogtepunt in de jaren tachtig van de achttiende eeuw toen Holtrop zijn encyclopedie lanceerde. Holtrop kan hebben gegokt op een bereidheid onder deze, kapitaalkrachtige, groep in het vaderlands cultuurgoed te investeren; bijvoorbeeld door intekening op een naslagwerk dat niet voor de beroemde Engelse, Duitse of Franse naslagwerken zou hoeven onderdoen. Niet toevallig wordt | |
[pagina 155]
| |
in Holtrops prospectus op dit aspect sterk de nadruk gelegd, zoals ook zijn toespelingen op eventuele mecenassen onderdeel lijken van een bewuste strategie in te spelen op nationalistische sentimenten. Wanneer Holtrop aan het begin van de negentiende eeuw in de Oeconomische Courant, het orgaan van de dan zieltogende Oeconomische Tak, wederom reclame maakt voor een Nederlandse encyclopedie lijkt hij de Nederlandse markt beter te hebben ingeschat.Ga naar voetnoot60 Hij kondigt een nieuwe druk aan van het driedelige Algemeen nuttig en noodzaaklyk stad- en land- huishoudkundig woordenboek voor het daaglyksch leven ‘meer dan 2000 bladzyden, zeer digt gedrukt in groot 12mo’ dat bij ‘veelen’ het gemis zal kunnen vergoeden ‘van het zeer uitgebreid Huishoudelijk Woordenboek van Chomel, welk hier als in het kleen gevonden wordt’. Ook in een eerdere advertentie worden met name de compactheid van het werk en de gunstige prijs-kwaliteitverhouding onderstreept: Indien stedeling en landman, indien huisvader en huismoeder, voor weinig gelds - want het gantsche werk kost niet meer dan f 2,- ieder deel - veel, ja genoegzaam alles, begeeren te weeten, wat hun noodig zy ter gemaklyke, aangename en voordeelige waarneming van ambt, beroep, bedryf, handwerk en huishouding; dan koopen zy zig dit boek, waarvan nu na genoeg 3000 exemplaaren verkogt zyn.Ga naar voetnoot61 Holtrops veertigdelige originele en vernieuwende vaderlandse encyclopedie was gereduceerd tot een driedelige, ook nog eens als ‘kleine Chomel’ gepresenteerde, herdruk van een werkje dat zijn schoonvader reeds meer dan dertig jaar eerder op de markt had gebracht.Ga naar voetnoot62 |
|