Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 4.
(1997)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermdHet boek behouden
[pagina 277]
| |
Pierre N.G. Pesch
| |
[pagina 278]
| |
schappij der Nederlandse Letterkunde (in bruikleen in de Universiteitsbibliotheek Leiden). In deze bespreking komen de drie collectiebeschrijvingen tezamen aan de orde. Centraal staat de vraag: hoe presenteren bibliotheekcollecties zich aan de buitenwereld? | |
Bibliotheca RosenthalianaEen van de belangrijkste bijzondere collecties van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam wordt gevormd door de Bibliotheca Rosenthaliana. Het tweehonderdste geboortejaar van Leeser Rosenthal (1794-1868), de grondlegger van deze collectie, was de aanleiding voor de uitgave van dit boek en een daaraan gekoppelde expositie. Wie was Leeser Rosenthal? Hij werd geboren in 1794 in Polen uit een zeer welvarende familie van rabbi's en leraren. Het grootste deel van zijn leven woonde hij in Hannover; bij zijn dood liet hij een bibliotheek na van 5200 banden, inclusief 32 handschriften en 12 incunabelen. Deze collectie omvatte hebraica en judaica op het gebied van religie, literatuur en geschiedenis. Zijn zoon George Rosenthal - bankier in Amsterdam - wilde de collectie van zijn vader onderbrengen in de Kaiserliche und Königliche Bibliothek in Berlijn, maar Bismarck wees het voorstel daartoe van de hand. De onderhandelingen met andere bibliotheken in Europa en Amerika leidden evenmin tot een positief resultaat. Verbazingwekkend lijkt mij: ten tijde van het overlijden van Leeser Rosenthal werd de bibliotheek immers beschouwd als de grootste privé-bibliotheek op dit gebied in Duitsland. Met de verhuizing in 1880 van de Amsterdamse Stadsen Universiteitsbibliotheek naar de voormalige Handboogdoelen, beschikte deze bibliotheek over voldoende ruimte om de Bibliotheca Rosenthaliana te bergen. De erfgenamen schonken de collectie toen aan de Amsterdamse bibliotheek. Nog steeds maakt de inmiddels sterk uitgebreide Bibliotheca Rosenthaliana (nu 100.000 banden gedrukt en 1000 handschriften) deel uit van de Universiteitsbibliotheek. De geschiedenis is niet zonder schokken verlopen: in 1941 transporteerde de Duitse bezetter een deel naar Duitsland. De boeken zouden worden opgenomen in Rosenbergs ‘Institiut zur Erforschung der Judenfrage’. Deze boeken zijn na de oorlog weer naar Amsterdam teruggekeerd. De bibliotheek heeft zich na de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld tot een centrum voor onderzoek naar judaica en hebraica in Nederland. Ook vanuit het buitenland geniet de collectie grote waardering en belangstelling, zoals ook blijkt uit het hier besproken boek. Vijftig specialisten schreven een korte bijdrage naar aanleiding van een handschrift of een druk uit de collectie. Het besproken werk is afgebeeld. De specialisten zijn afkomstig uit vele landen en uit vele disciplines. De bijdragen zijn chronologisch geordend naar het beschreven object: 12 januari 1290 (de Essliner Machzor) tot 1985 (over recente bibliofiele uitgaven van het werk van Saul van Messel (pseudoniem van Jaap Meijer). Deze opzet maakte het mogelijk een breed scala aan onderwerpen door specialisten te laten behandelen. Inhoudelijk diepgravend, want meestal behandelen de auteurs boeken waarover zij in het verleden reeds uitvoeriger hebben gepubliceerd. | |
[pagina 279]
| |
De 54 bijdragen in het boek zijn geschreven vanuit verschillende invalshoeken: de geschiedenis van het (Hebreeuwse en joodse) boek; de geschiedenis van het joodse leven in Nederland en Amsterdam; de filologie van het Hebreeuws. Door de beknoptheid en leesbaarheid van de teksten en door de schitterende illustraties is deze publicatie vooral een bladerboek geworden voor de geïnteresseerde liefhebber van boeken en van hebraica en judaica: een coffee-table book, maar wel van hoog niveau. De fraaie uitvoering onderstreept dit karakter van het boek. Het is daarom wel verbazingwekkend dat de inkting op plaatsen onregelmatig is. Zo zijn in de twee door mij geraadpleegde exemplaren op p. 52 in de linkermarge zelfs enkele letters geheel weggevallen. Als gevolg van de gekozen opzet is informatie over de collectie zelf verspreid geraakt over het hele boek. Dat is jammer. Hierdoor ontbreekt bijvoorbeeld een inhoudelijk overzicht van de collectie. Zo is het mij als lezer niet duidelijk geworden in hoeverre de huidige collectievorming aansluit bij de accenten in de oorspronkelijke collectie van Leeser Rosenthal. Een enkele maal werpt een van de bijdragen in het boek daar wel licht op. Zo behandelt nr. 35 twee jiddische handschriften in de collectie, waardoor bij de lezer de gedachte wordt gewekt dat Leeser Rosenthal ook jiddische boeken verzamelde. Maar nee: deze handschriften zijn later aan de collectie toegevoegd. Dat kan de lezer echter pas vier pagina's verder in het boek concluderen. Daar wordt onder nr. 39 meegedeeld dat Rosenthal geen jiddische teksten verzamelde: hij bezat slechts één jiddisch handschrift. Doordat een algemeen overzicht van de collectie ontbreekt, blijft de lezer met diverse vragen achter. Waarom bijvoorbeeld wilden na de dood van Leeser Rosenthal Duitse en andere buitenlandse bibliotheken de collectie niet overnemen? En beschouwde George Rosenthal het onderbrengen van de boeken in de Amsterdamse bibliotheek uiteindelijk wel of niet als tweede keus? Elke lezer zal door de ‘Treasures of Jewish booklore’ overtuigd raken van de rijkdom en van de gevarieerdheid van de Bibliotheca Rosenthaliana. En dat doel stond - naar ik aanneem - de samenstellers voor ogen. | |
Hoogtepunten uit de Koninklijke BibliotheekIn 1994 presenteerde de Koninklijke Bibliotheek zich als hoeder van een belangrijk deel van het Nederlandse culturele erfgoed met een ‘spiegel van de Nederlandse boekcultuur’. Zo althans wordt het boek door de samenstellers in de inleiding (p. 13) met enige voorzichtigheid aangeduid. Ook hier een selectie uit de collectie: honderd Nederlandse topstukken uit alle perioden worden beknopt beschreven en voorzien van een paginagrote afbeelding in kleur. De honderd hoogtepunten werden bij de verschijning van het boek geëxposeerd in het Museum Meermanno-Westreenianum. (Ill. p. 272). Het boek was de aanleiding tot de expositie en niet - zoals zo vaak - omgekeerd. Niet alleen de titel maar ook alle teksten in het boek zijn tweetalig: in het Nederlands en | |
[pagina 280]
| |
in het Engels. Het boek is overigens in digitale vorm nog steeds te zien op de Internetpagina's van de Koninklijke Bibliotheek.Ga naar voetnoot1 De vaste bezoeker van boekententoonstellingen in Nederland en zeker de lezer van de daarbij verschijnende publicaties komt in Honderd hoogtepunten een aantal oude bekenden tegen. Met name de geïllumineerde handschriften en een deel van de afgebeelde en beschreven boekbanden werden getoond tijdens twee belangwekkende exposities die de Koninklijke Bibliotheek in de jaren tachtig organiseerde. De beschrijvingen van deze objecten in Honderd hoogtepunten zijn grotendeels ontleend aan de toen verschenen catalogi.Ga naar voetnoot2 Overigens zijn alle beschrijvingen in het boek van de hand van medewerkers/specialisten van de Koninklijke Bibliotheek en zijn ze voor het merendeel gebaseerd op literatuurstudie; de vakman zal op zijn eigen vakgebied weinig nieuwe informatie tegenkomen. Het hier besproken boek richt zich echter op een breder publiek dan de vakmensen die de voorafgaande exposities bezochten en de daarbij geschreven catalogi nu onder handbereik hebben. Honderd hoogtepunten is een fantastisch bladerboek geworden. Kennis over de samenstelling van de KB-collectie zal de lezer er in beperkte mate uit opdoen: een beknopte inleiding geeft hoogtepunten en lijnen uit de geschiedenis van de Koninklijke Bibliotheek. Een beeld van het huidige verzamelbeleid van de Koninklijke Bibliotheek wordt geschetst in het artikel in dit Jaarboek over de rol van de Koninklijke Bibliotheek als beheerder van een belangrijk deel van het Nederlands cultureel erfgoed.Ga naar voetnoot3 Verdient het boek het predikaat ‘Spiegel van de Nederlandse boekcultuur’? Zo ja: dan wel van de fraaie boekcultuur. Het gewone tekstboek ontbreekt bijna geheel. Dit sluit waardering voor het gebodene niet uit. Welke boekverzamelaar of boekhistoricus geniet er niet van om te bladeren door fraaie antiquariaatscatalogi en naast vele oude bekenden ook een enkele, maar wel intrigerende, nieuweling te aanschouwen? Zo zal menigeen ook Honderd hoogtepunten hebben doorgekeken: een catalogus van een top-antiquariaat waarin het inlegvel met de prijzen ontbreekt of beter nog achter elk nummer vermeld zou kunnen worden: ‘sold’. Van het boek is een tweede oplage verschenen, wat duidelijk maakt dat het werk ook zijn weg heeft gevonden naar het bredere publiek.Ga naar voetnoot4 Want daarvoor is het toch primair bestemd. En als pr-middel voor de bibliotheek? Daartoe zal de Koninklijke Bibliotheek het boek ongetwijfeld hebben ingezet; ik hoop van harte dat het in deze context zijn uitwerking niet heeft gemist. | |
[pagina 281]
| |
Het dierbare magazijn van de Maatschappij der Nederlandse LetterkundeIn 1995 presenteerde zich wederom een Nederlandse collectie in een met zorg uitgegeven boek: de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Hoewel deze collectie op het terrein van Nederlandse linguïstiek, bellettrie en geschiedenis voor de meeste neerlandici en vaderlandse historici geen onbekende is, leidt zij in zekere zin een verborgen bestaan. De boeken zijn sinds 1876 in bruikleen bij de Leidse Universiteitsbibliotheek en staan in haar magazijnen opgesteld. Leidse studenten neerlandistiek die boeken uit het UB-magazijn met het stempel ‘Maatschappij der Nederlandse Letterkunde’ mogen lenen, zullen niet steeds beseffen uit welke eerbiedwaardige verzameling het geleende afkomstig is. De kern van de collectie gaat terug op de boeken van het Leidse studentengenootschap Minima Crescunt, dat in 1766 werd omgezet in de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De in 230 jaar opgebouwde collectie is inmiddels uitgegroeid tot circa 100.000 banden en is niet alleen opmerkelijk door de gestage stroom van aankopen en schenkingen op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde en van de (vaderlandse) geschiedenis. Opmerkelijk is de verzameling ook door de bijzondere verzamelingen die door particulieren zijn aangelegd en door de Maatschappij als geschenk of als legaat zijn verworven. De opzet van het boek wijkt sterk af van de twee hiervoor besproken werken. Dit verschil wordt al duidelijk bij het doorbladeren: de illustraties in Dierbaar magazijn zijn weliswaar talrijk en in kleur, maar wel aan de tekst ondergeschikt. Veel meer dan de twee andere werken vertelt dit boek een verhaal, of beter gezegd vele verhalen. Het boek opent met de geschiedenis van het verzamelen door de Maatschappij. In 22 hoofdstukken komen verschillende specialisten aan het woord. Zij beschrijven zwaartepunten binnen de collectie die in de loop der jaren zijn gegroeid: zoals de Middelnederlandse handschriften, de collectie plaatsbeschrijvingen en de collectie gelegenheidsgedichten. Maar ook aan collecties die in hun geheel als legaat of geschenk werden ontvangen, zijn diverse bijdragen gewijd: zoals aan de collectie Art Nouveau-boekbanden van Ernst Braches en de Cats-verzameling van De Jonge van Ellemeet (het Museum Catsianum). Door schenkingen en legaten verwierf de Maatschappij ook collecties die niet geheel of geheel niet in de eigenlijke collectie lijken te passen. Ook op dergelijke verzamelingen biedt Dierbaar magazijn een blik. Zo telt de verzameling kinderboeken van A.C. Loffelt weliswaar enige Nederlandse kinderboeken, maar bevat zij daarnaast ook prentenboeken in het Duits, het Frans en het Engels. De bijdragen zijn niet alleen qua onderwerp en omvang, maar ook qua invalshoek en diepgang zeer divers. Enkele zijn toegespitst op de geschiedenis en de samenstelling van de beschreven deelverzameling. Andere auteurs nemen een collectiedeel uit de bibliotheek van de Maatschappij als startpunt voor een beschrijving van de aard en de onderzoeksmogelijkheden van een genre. Zo bevat Dierbaar magazijn brede algemene informatie over plaatsbeschrijvingen (p. 43-52), over almanakken (p. 69-82) en over literaire tijdschriften en tijdschriftjes tussen 1945 en 1965 (p. 157-167). (Ill. p. 272). En de onderzoeker die na lezing van alle essays met de vraag blijft zitten of er wellicht nog | |
[pagina 282]
| |
andere voor hem interessante collecties in de depots zijn opgeslagen, zal met veel belangstelling kennis nemen van het laatste hoofdstuk: een overzicht van de belangrijkste in de loop der jaren verworven collecties. Meer dan de beide hierboven besproken boeken richt Dierbaar magazijn zich tot vakgenoten en aanstaande vakgenoten. En hiermee past deze publicatie in het beleid van de Maatschappij ten aanzien van de bibliotheek. Deze moet - vrij geciteerd naar de woorden van de voorzitter in haar Ten geleide (p. 8) - ter beschikking staan van de leden van de Maatschappij en vergelijkbaar geïnteresseerden. | |
Collectiebeschrijvingen: voor wie en in welke vormDe drie hier besproken collectiebeschrijvingen zijn zeer verschillend, maar hebben één ding gemeen. In hun verantwoording zijn de samenstellers weinig expliciet over de beoogde lezersgroep. Het is overigens de vraag of het publiek zich gedraagt volgens door samenstellers en uitgevers bedachte modellen. Worden boeken als deze niet alle zowel in handen genomen door de geïnteresseerde leek om te bladeren als door de specialist om zijn kennis over de desbetreffende collectie op peil te brengen? Afhankelijk van de opzet van het boek zal de ene gebruikersgroep meer en de andere minder tevreden zijn. Van de drie besproken boeken scoort Honderd hoogtepunten beslist het best bij de leek; de vakman kan genieten van de plaatjes, maar komt betrekkelijk weinig nieuwe informatie tegen. Hij wil weten: welke collecties zijn er en hoe zijn deze samengesteld? Het boek Bibliotheca Rosenthaliana zal zich eveneens in een grote waardering bij de geïnteresseerde leek kunnen verheugen. Anders was er naar alle waarschijnlijkheid ook geen tweede druk nodig gebleken. Dit publiek is zowel afkomstig uit de kring van boekenliefhebbers als uit die van de geïnteresseerden in hebraica en judaica. En de vakman? Die krijgt - zoals gezegd op een wat versnipperde wijze - informatie over inhoud en opbouw van de collectie maar vooral onderzoeksinformatie uit de eerste hand over judaica en hebraica aan de hand van de uit de Amsterdamse collectie gekozen specimina. Het Leidse Dierbaar magazijn stelt aan de geïnteresseerde leek hoge eisen: hij moet heel wat feitelijke en specialistische informatie tot zich nemen. Het boek is geen echt bladerboek. De vakman daarentegen krijgt in Dierbaar magazijn een goed beeld van de samenstelling van de collectie. In ons land bestaat een grote behoefte aan collectiebeschrijvingen voor de potentiële onderzoeker. De Nederlandse bibliotheekwereld is zich hiervan gelukkig steeds meer bewust. Voor de actuele ‘normale’ collectievorming worden instrumentaria ontwikkeld om gebruikers op de hoogte te brengen van de gebieden waarop de bibliotheek verzamelt. Ook moet de gebruiker weten hoe volledig een dergelijk verzamelgebied wordt bijgehouden. Gidsen en Internet-informatie op dit terrein komen langzamerhand ter beschikking. Speciale collecties verdienen een dergelijke ontsluiting eens te meer: gebruikers hiervoor zijn immers afkomstig uit een brede nationale en internationale geleerden- | |
[pagina 283]
| |
wereld. Voor de speciale collecties in het buitenland zijn diverse repertoria beschikbaar. Zo worden de Duitse bibliotheekcollecties buitengewoon uitvoerig beschreven in het Handbuch der historischen Buchbestände in DeutschlandGa naar voetnoot5, waarvan inmiddels 11 banden zijn verschenen. Ook andere landen beschikken over gidsen die een eerste toegang vormen tot de bijzonder collecties, zoals BelgiëGa naar voetnoot6, Groot Brittanië en IerlandGa naar voetnoot7 en de Verenigde Staten.Ga naar voetnoot8 Geen van deze laatstgenoemde drie voorbeelden evenaart de diepgang van het Duitse handboek. Maar voor een eerste oriëntatie op collecties en zwaartepunten zijn de genoemde voorbeelden heel goed bruikbaar. Voor wie zijn weg zoekt in Nederlandse bibliotheken is de Nederlandse bibliotheek- en documentatiegidsGa naar voetnoot9 een onmisbare bron. Per bibliotheek worden niet alleen adresgegevens vermeld, maar ook zwaartepunten in de collecties. Omdat deze gegevens verzameld worden aan de hand van schriftelijke enquêtes en de resultaten hiervan verder niet worden gecontroleerd, zijn aard en abstractieniveau van de bij de verschillende instellingen opgenomen collectiegegevens zeer uiteenlopend. Omdat de Bibliotheek- en documentatiegids zich richt op alle bibliotheek- en documentatie-instellingen is deze oppervlakigheid wat betreft het bijzondere bezit niet verwonderlijk. Enkele jaren gelden verscheen een gids die zich richt op de collecties van wetenschappelijke bibliotheken en archieven in België, Nederland en Luxemburg, samengesteld door Martha Brogan).Ga naar voetnoot10 Deze gids is opgezet als een handboek voor buitenlandse onderzoekers die Nederlandse collecties bezoeken. Derhalve vermeldt het boek dan ook veel praktische informatie over openingstijden etcetera. De beschrijving van collecties is beperkt, te meer omdat Brogan - anders dan de titel doet vermoeden - uitsluitend collecties heeft opgenomen op het gebied van de humaniora en van de sociale wetenschappen. Naast de twee genoemde gidsen is alleen voor de WSF-bibliotheken (openbare bibliotheken met een wetenschappelijke steunfunctie) een overzicht van de speciale collecties verschenen.Ga naar voetnoot11 De onderzoeker die zich verder wil oriënteren moet zich verdiepen in catalogi en publicaties van de individuele instellingen; een dergelijke zoektocht is boeiend, maar wel buitengewoon arbeidsintensief. In 1996 is echter een oud initiatief van de conservatoren oude drukken van de | |
[pagina 284]
| |
Universiteitsbibliotheken en van de Koninklijke Bibliotheek voor een ‘Handboek speciale collecties’ door de KB opnieuw ter hand genomen. In 1997 zal dit Repertorium Bijzondere Collecties door de KB worden uitgegeven. Dan hebben Nederlandse en buitenlandse onderzoekers een compact overzicht van collecties en collectie-zwaartepunten in Nederlandse bibliotheken. De gegevens uit dit repertorium zullen - naar verwachting - ook beschikbaar komen via het Internet. Individuele bibliotheken zullen het Internet steeds meer gebruiken om bekendheid te geven aan aard en samenstelling van hun (bijzondere) collecties. De onderzoeker die, al surfend over het Internet, voldoende informatie verzamelt over speciale collecties op zijn vakgebied: dat is een toekomstbeeld. Maar de kwaliteit en de volledigheid van collectiegegevens op het Internet zullen in snel tempo toenemen. Repertoria in boekvorm zullen minder verschijnen. En de collectiebeschrijvingen op glanspapier en in groot formaat: zullen die verdwijnen? Ook de geïnteresseerde leek zal het Internet steeds meer ontdekken. Bij de Koninklijke Bibliotheek is echter gebleken dat van Honderd hoogtepunten een tweede oplage nodig was, ondanks de veel geraadpleegde digitale versie op het Internet. De digitale vorm verdringt hier het boek nog niet. En gelukkig maar: voor prachtwerken als de hier besproken drie collectiebeschrijvingen is de boekvorm onmisbaar. |
|