Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 4.
(1997)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermdHet boek behouden
[pagina 119]
| |
Otto S. Lankhorst
| |
[pagina 120]
| |
Europa worden gerekend en valt buiten het door ons te behandelen terrein.Ga naar voetnoot3 Bibliotheken in voormalige Duitse gebieden (Silezië, Pommeren, West- en Oost-Pruisen) komen wel ter sprake. Het te bestrijken gebied is groot en in veel plaatsen is nog geen onderzoek naar Nederlands erfgoed gedaan. Ik beperk me hier tot het maken van enkele opmerkingen en hoop over enige tijd na het maken van expedities in nog niet bezochte bibliotheken en archieven uitgebreider te berichten. Ook blijven uit Nederland afkomstige kunstwerken buiten beschouwing, die in Oost-Europa zijn terechtgekomen, zoals de ‘Poolse ruiter’, die A. Bredius, in 1897 ‘ontdekte’ op het kasteel van graaf Tarnowski tijdens zijn reis door Polen, Galicië en Rusland op zoek naar schilderijen van Rembrandt en diens leerlingen. Naarmate in de komende jaren meer Nederlandse onderzoekers de Oost-Europese archieven en bibliotheken gaan bezoeken, die voor westerse bezoekers decennia lang zo moeilijk toegankelijk waren en waarvan de collecties over het algemeen nog slecht ontsloten zijn, zullen er zeker meer ontdekkingen worden gedaan. Want het staat vast dat in de voorbije eeuwen veel boeken en handschriften, uit Nederland afkomstig, in Oost-Europese bewaarplaatsen zijn terechtgekomen. | |
Erfgoed over de grenzenOp verschillende wijze en langs diverse kanalen zijn manuscripten en drukwerk uit Nederland in Oost-Europa beland. De belangrijkste weg is die van de particuliere verzamelaar geweest. In de zeventiende en achttiende eeuw floreerde de internationale boekhandel in de Republiek. Atlassen, wetenschappelijke werken, geleerdentijdschriften, geïllustreerde uitgaven, maar ook efemeer drukwerk als toneelstukken, disputaties, gazettes en catalogi werden bij de boekverkopers in de Hollandse steden gekocht of besteld. Veel van de boekhandelscorrespondentie is aan Nederlandse zijde verloren gegaan. Speurwerk zal zeker nog vondsten opleveren van de zijde van de klanten in Oost-Europa, die rechtstreeks bij Hollandse boekverkopers of via intermediairs hun bestellingen plaatsten. Oost-Europa was met name via de ‘Buchmessen’ van Frankfurt en Leipzig een belangrijk afzetgebied voor de boekverkopers uit de Republiek. De Leipziger boekverkoper Caspar Fritsch schreef in 1737 aan zijn vriend Prosper Marchand te Den Haag: ‘Cette place cy [=Leipzig] (a la verité) a un commerce d'une fort grande etendue: la Pologne, la Hongrie, les Terres hereditaires de l'Empereur, Petersbourg, | |
[pagina 121]
| |
[pagina 122]
| |
[pagina 123]
| |
etc’.Ga naar voetnoot4 Ook de Franse boekverkopers waren zich goed bewust van de afzetmogelijkheden in deze streken. In de woorden van de Parijse libraire Antoine Briasson: ‘Il y a beaucoup de bonnes abbayes en Silésie et en Pologne (...), il y a des amateurs aussi dans ces pays et en Bohême, des universités, des savants et des riches à livres’.Ga naar voetnoot5
De resultaten van enkele onderzoeksreizen naar Oost-Europese bibliotheken in de afgelopen jaren kunnen illustreren hoe Nederlands erfgoed ver van huis terechtkwam. Zo ontdekte K. Bostoen bij zijn onderzoek in de universiteitsbibliotheek van Wroclaw (voorheen Breslau) via ex-librissen in aldaar aangetroffen Nederlandse veilingcatalogi de naam van de verzamelaar Hiëronymus Scholz, luthers predikant en geleerde in het achttiende-eeuwse Breslau.Ga naar voetnoot6 Dit vormde de aanleiding voor een uitgebreider onderzoek, dat gaande is, door de Poolse studente A. Frank naar Silezische boekenbezitters van Nederlandse boeken.Ga naar voetnoot7 J. Konst inventariseerde in de Bibliotheek van de Academie van Wetenschappen te Gdansk (voorheen Dantzig) (Biblioteka Gdanska Polskiej Akademii Nauk) de aldaar aanwezige oudere Nederlandse literatuur en ontdekte via provenanceonderzoek dat een deel daarvan afkomstig is uit de collectie van Johann Uphagen (1731-1802). Uphagen heeft een flink aantal Nederlandse boeken aangeschaft in 1754, toen hij tijdens zijn ‘grand tour’ ook de Republiek bezocht.Ga naar voetnoot8 Inventarisatie van Nederlandse veilingcatalogi in de Nationale Openbare Bibliotheek van Rusland te Sint Petersburg bracht aan het licht dat een groot aantal Nederlandse veilingcatalogi uit de zeventiende en achttiende eeuw vermoedelijk afkomstig is uit het bezit van Gottfried Balthasar Scharff (1676-1744), luthers predikant te Swidnic (voorheen Schweidnitz in Silezië).Ga naar voetnoot9 Na de dood van Scharff zijn deze catalogi vervolgens terechtgekomen in de bibliotheek van de gebroeders Zaluski, zoals blijkt uit notities op titelbladen in het karakteristieke handschrift van Johann Daniel Janocki, de bibliothecaris van de gebroeders Zaluski. De broers Andrzej en Józef Zaluski hadden een rijke collectie boeken en manuscripten aangelegd, mede dankzij de reizen die zij | |
[pagina 124]
| |
maakten in West- en Zuid-Europa. Józef verbleef van 1734 tot 1737 als diplomaat in Rome en vervolgens in Lunéville aan het hof van de uit Polen verjaagde troonpretendent Stanislaw Leszczynski. Van daaruit maakte hij reizen naar onder meer de Republiek, Denemarken, Engeland en Zweden, waar hij boekwinkels en boekenveilingen bezocht. In 1747 werd de bibliotheek van de broers in Warschau voor het publiek opengesteld. Deze in 1795 vanuit Warschau als oorlogsbuit naar Sint Petersburg meegevoerde Biblioteka Rzeczypospolitej Zaluskich vormde het begin van de Keizerlijke Openbare Bibliotheek. In Roemenië heeft de afgelopen jaren F. Postma speurwerk verricht in een groot aantal bibliotheken, met name op zoek naar Franeker academisch drukwerk. Een van de bibliotheken die hij bezocht was de Teleki-bibliotheek in Tîrgu Mureş (Hongaars: Marosvárárhely). De collectie van de Hongaarse graaf Sámuel Teleki (1739-1822), kanselier van Zevenburgen in Wenen, bevat veel Nederlands materiaal. In de jaren dat Teleki kanselier van Zevenburgen te Wenen was, kon hij de boeken via zijn boekhandelsrelaties aldaar uit de Republiek laten komen, maar zijn eerste contacten waren rechtstreeks gelegd tijdens zijn studiereis als twintigjarige door West-Europa, waarbij hij in totaal 365 boeken bij Hollandse boekverkopers kocht.Ga naar voetnoot10 Hoezeer boeken en handschriften uit de Republiek via rechtstreekse contacten in Oost-Europa zijn terechtgekomen, heeft Postma vooral aangetoond voor de studenten uit Hongarije en Zevenburgen die in groten getale vanaf 1623 in de Republiek, met name aan de Universiteit van Franeker kwamen studeren. Zij namen niet alleen hun eigen werk mee terug naar huis, maar ook ander wetenschappelijk werk, volgens de verplichting door hun Collegium opgelegd. Tijdens de reizen die Postma de afgelopen jaren in Roemenië maakte op zoek naar de huidige verblijfplaatsen van de vroegere Collegium-bibliotheken, kwam hij veel titels tegen van Franeker academisch drukwerk, die werden opgenomen in de door hem en J. van Sluis samengestelde bibliografie van de Franeker Universiteit.Ga naar voetnoot11 Na de eerste drie reizen kon hij reeds meedelen, dat hij 1000 Franeker titels had gevonden, waaronder circa 140 unica.Ga naar voetnoot12 Via diezelfde studen- | |
[pagina 125]
| |
ten uit Hongarije en Zevenburgen was, zo hadden Postma en Van Sluis reeds eerder vastgesteld, ook veel handschriftelijk materiaal (alba amicorum en collegedictaten) in buitenlandse bibliotheken (in dit geval Hongaarse) terechtgekomen.Ga naar voetnoot13 Ongetwijfeld zal ook van de andere universiteiten in de Republiek het nodige academisch drukwerk, dat hier te lande slecht bewaard is gebleven, in Oost-Europese bibliotheken zijn terug te vinden. Met name efemeer drukwerk, zoals disputaties, couranten en catalogi hebben in het buitenland grotere overlevingskansen gehad dan in ons eigen land dankzij een zorgvuldiger bewaarbeleid in de bibliotheken van instellingen en van particulieren. Zo kon mevrouw M. Ahsmann van de Leidse juridische disputaties uit de periode van het begin van de universiteit tot 1630 er slechts 268 in Nederlandse bibliotheken localiseren tegenover 438 in buitenlandse bewaarplaatsen.Ga naar voetnoot14 Voor wat betreft de boekhandelscatalogi kan gewezen worden op bijna 400 unieke, niet elders aangetroffen catalogi in de Nationale Openbare Bibliotheek van Rusland te Sint Petersburg.Ga naar voetnoot15 En in Praag, in de Strahov Bibliotheek, zijn door J. van der Waals unieke catalogi gevonden, zoals de veilingcatalogus van de bibliotheek van de Deventer predikant Jacobus Revius uit 1659 en een interessante serie catalogi van Arkstee en Merkus voor de Buchmessen uit de jaren 1745-1759. (Ill. p. 121) Het merendeel van Nederlands drukwerk is via particulieren in Oost-Europa terechtgekomen: aankopen en bestellingen van studenten, geleerden, bibliofielen. Hun verzamelingen zijn sindsdien veelal in grotere openbare collecties opgenomen. Mevrouw L.I. Kiseljova heeft bijvoorbeeld voor de collectie elzeviers in de Bibliotheek van de Academie van Wetenschappen te Sint Petersburg uiteengezet hoe deze collectie tot stand is gekomen uit het bijeenbrengen van een groot aantal afzonderlijke verzamelingen van geleerden en geletterden.Ga naar voetnoot16 Hier moet ook de collectie boeken en handschriften van graaf Johannes Pieter van Suchtelen worden genoemd. Deze bibliofiel, in 1751 geboren te Grave, was in 1783 in het Russische leger getreden en had aldaar carrière gemaakt. Aan het einde van zijn leven was hij gezant voor Rusland te Stockholm. Na de dood van Van Suchtelen in 1836 werd zijn bibliotheek voor 100.000 roebels gekocht door tsaar Nicolaas I voor de Keizerlijke Bibliotheek te Sint Petersburg. Daarmee werd de bibliotheek verrijkt met niet alleen een groot aantal oude drukken (waaronder 1000 incunabelen en 100 elzeviers), maar ook met een belangrijke verzameling autografen. | |
[pagina 126]
| |
Tot de autografencollectie van Van Suchtelen, thans in de Nationale Openbare Bibliotheek van Rusland, behoren er meer dan 1000 toe aan Noord-Nederlanders: staatslieden, dichters, geleerden, militairen.Ga naar voetnoot17 Naast particulieren zijn er ook overheidsinstanties geweest die boeken en kranten uit de Republiek lieten komen en hebben bewaard. Met name de Franstalige gazettes die in deze Hollandse steden verschenen, waren een belangrijke nieuwsbron voor de buitenlandse regeringen. En dat verklaart de aanwezigheid van jaargangen van de Gazette de la Haye, Gazette d'Utrecht, Gazette d'Amsterdam en de Nouvelles extraordinaires de divers endroits uit Leiden in het Moskouse Staatsarchief (TsGADA), alwaar het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ondergebracht. Maar evengoed zijn er ook Nederlandstalige kranten te vinden: jaargangen van de Amsterdamsche courant, de Cours van coopmanschappen tot Amsterdam, Oprechte Haerlemsche courant, 's-Graven-haegsche courant. Vanuit het Centre d'Etude du 18e siècle aan de Université Paul Valéry te Montpellier wordt een enquête gehouden onder Russische en Oekraïnse bibliotheken en archieven naar de aanwezigheid van niet alleen Franstalige, maar ook naar die van een twintigtal Nederlandstalige titels. Hopelijk levert die navraag gegevens op die kunnen helpen bij het aanvullen van de lacunes van ons oude courantenbezit, zoals die te constateren zijn in de Centrale catalogus van dagbladen.Ga naar voetnoot18
Portret van graaf Johannes Pieter van Suchtelen door L. Sparre. In: J.R. Danielson, Finska kriget och Finlands krigare, 1808-1809. Helsingfors 1897.
Van twee Petersburgse bibliotheken van overheidsinstellingen is bekend dat zij rechtstreeks bestellingen plaatsten bij Nederlandse boekverkopers, maar bij verder speurwerk zal dat ongetwijfeld ook voor andere Oost-Europese bibliotheken kunnen worden vastgesteld. De Bibliotheek van de Academie van Wetenschappen in Sint Petersburg heeft met name in de beginjaren van haar bestaan (1725-1745) directe contacten gehad met boekverkopers in Amsterdam en Den Haag voor leveranties van | |
[pagina 127]
| |
wetenschappelijke werken.Ga naar voetnoot19 En baron Korff, de bibliothecaris van de toenmalige Keizerlijke Bibliotheek te Sint Petersburg bestelde bij de Amsterdamse antiquaar Frederik Muller boeken voor de collectie ‘Rossica’ van zijn bibliotheek.Ga naar voetnoot20 Slechts een topje van de ijsberg kwam hier ter sprake. Er zijn in de jaren twintig en dertig van deze eeuw weliswaar ook veel boeken teruggekomen uit Oost-EuropaGa naar voetnoot21, maar zeker is dat in veel bibliotheken in Rusland, in Polen, in de Baltische staten en in de Balkanlanden, in Nederland gedrukte boeken, tijdschriften, kranten en ander drukwerk aanwezig zijn. De vraag wat er op de planken staat, is echter niet zo gemakkelijk te beantwoorden. In bibliotheken in voormalige communistische landen waren de catalogi van het westerse boekenbezit niet voor iedereen vrij toegankelijk en mijn ervaring heeft mij geleerd dat ook in de postcommunistische tijd er nog steeds een zekere geheimzinnige sfeer rond de catalogi hangt, waardoor het soms moeilijk is met zekerheid vast te stellen of een bepaalde publicatie al dan niet aanwezig is. Zo lukte het mij niet om enkele door de Elzeviers uitgegeven dissertaties die wel vermeld staan in een negentiende-eeuwse gedrukte catalogus, ook daadwerkelijk in de Nationale Openbare Bibliotheek van Rusland te Sint Petersburg te localiseren.Ga naar voetnoot22 | |
BibliotheekcatalogiIn de West-Europese bibliotheken waar de catalogi in het afgelopen decennium meer en meer zijn geautomatiseerd, heeft de cataloguszaal met kaartenbakken haar centrale plaats in het hart van de bibliotheek verloren. In de Oost-Europese bibliotheken is het merendeels nog niet zover. Op speurtocht naar uit Nederland afkomstige manuscripten | |
[pagina 128]
| |
of boeken is het voor de onderzoeker van het allerhoogste belang om in die cataloguszaal zijn weg te vinden in de veelheid van verschillende kaartenbakken. Drukkerscatalogi zullen zelden aanwezig zijn om hulp te bieden. Wel kunnen op Duitse leest geschoeide ‘Sachkataloge’ uitkomst bieden; niet alleen voor het opsporen van materiaal over een bepaald onderwerp, maar ook van een bepaald genre documenten. Zo kunnen er rubrieken voorkomen waarin de aanwezige boekhandels- en veilingcatalogi per land zijn terug te vinden oftewel de beschikbare kranten en tijdschriften. Soms is er een afzonderlijke catalogus per taalgebied, zoals in de Nationale Openbare Bibliotheek van Rusland te Sint Petersburg, waar de ladebakken nrs. 72 en 73 van de sectie ‘Belles-Lettres’ de Nederlandstalige letterkundige werken bevatten, die door mevrouw I. Weekhout in 1993 werden gedepouilleerd en als titellijst uitgegeven.Ga naar voetnoot23 (Ill. p. 122) Er zijn gedrukte catalogi uitgegeven van deelcollecties van Oost-Europese bibliotheken die van belang zijn voor uit Nederland afkomstige boeken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de bibliotheken van tsaar Peter de Grote, opgenomen in de Bibliotheek van de Academie van Wetenschappen te Sint Petersburg, en van Voltaire in de Nationale Openbare Bibliotheek van Rusland te Sint Petersburg.Ga naar voetnoot24 Voor Elzevier-collecties in Oost-Europese bibliotheken verschenen enkele catalogi: voor de Keizerlijke Bibliotheek (thans Nationale Openbare Bibliotheek van Rusland) te Sint PetersburgGa naar voetnoot25, voor de bibliotheek van de Koninklijke Bibliotheek te WarschauGa naar voetnoot26;, voor het Keizerlijke Museum Roumiantzoff te MoskouGa naar voetnoot27 en voor de Openbare Historische Bibliotheek eveneens te Moskou.Ga naar voetnoot28 Voor de 223 elzeviers in de Bibliotheek Batthyaneum te Alba-Iulia (Roemenië) bestaat een handgeschreven catalogus.Ga naar voetnoot29 Recentelijk meldde de Universi- | |
[pagina 129]
| |
teitsbibliotheek van Tartu (Estland) dat zij een collectie elzeviers bezit, bestaande uit ‘241 high class prints Of 1590-1710’.Ga naar voetnoot30 Ongetwijfeld zal in de komende jaren het aantal catalogi van het oude bezit van Oost-Europese bibliotheken (in boekvorm en/of via het Internet raadpleegbare online databestanden) snel toenemen. Te hopen is dat daarbij de nodige zorg wordt besteed aan de provenances van de beschreven boeken. In veel Oost-Europese landen zijn bibliotheken resultaat van confiscaties en samensmeltingen. Onmiskenbaar bestaat er echter binnen deze bibliotheken meer eerbied dan in West-Europa voor handschriftelijke aantekeningen in boeken, op grond waarvan de herkomst kan worden afgeleid. Een recent voorbeeld van een catalogus met een inleiding over de geschiedenis van de collectie en met notities over de vroegere bezitters is die van de buitenlandse oude drukken in de Universiteitsbibliotheek van Debrecen (Hongarije).Ga naar voetnoot31 Tot nu toe zijn van het oude bezit in de Oost-Europese bibliotheken de incunabelen het best ontsloten. Via het Open Bibliotheek Netwerk (OBN) is overal in Nederland de ISTC raadpleegbaar: de Incunable Short-Title Catalogue, het door de British Library ter beschikking gestelde databestand van in de vijftiende eeuw met losse letters gedrukte boeken. Daarin is inmiddels het bezit van een groot aantal Oost-Europese bibliotheken opgenomen. Binnen enkele minuten is te achterhalen dat dit bestand thans de titels bevat van in totaal 607 incunabelen die in Deventer werden gedrukt en dat er daarvan 72 aanwezig zijn in Sint Petersburg, 45 in Praag, 35 in Wroclaw, 20 in Boedapest, 17 in Kiev, 14 in Krakow, 12 in Moskou, 10 in Poznan, 5 in Brno en in Warschau, 4 in Lublin, 3 in Riga, 2 in Olomouc, in Ceske Budejovie Krajskn, in Plzen en in Vilnius, 1 in Slupsk en in Tartu. Een apart probleem vormen de collecties boeken die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Russische bibliotheken zijn terechtgekomen, als oorlogsbuit meegenomen uit Duitsland.Ga naar voetnoot32 Het zou daarbij gaan om ruim drie miljoen boeken, die deels in de jaren 1946-1949 onder bibliotheken in Moskou en Leningrad zijn herverdeeld en deels nog liggen opgeslagen in een magazijn te Moskou.Ga naar voetnoot33 De inventarisatie van deze boeken zal nog wel enige tijd op zich laten wachten. Ook boeken uit Nederland zijn in Rusland terechtgekomen. Zo zijn er in de Nationale Bibliotheek van Wit-Rusland te Minsk boeken aangetroffen afkomstig uit het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, de Economisch-Historische Bibliotheek en het Institut Français d'Amster- | |
[pagina 130]
| |
dam.Ga naar voetnoot34 In 1992 keerde een vijfhonderdtal boeken uit Moskou naar Nederland terug. Het betrof boeken van onder andere de Literaire Sociëteit De Witte, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, de Theosophische Vereniging, het Damesleesmuseum en de Joodse HBS in Amsterdam, die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers in beslag waren genomen. Via Minsk waren zij in de M.I. Rudomino Bibliotheek voor Buitenlandse Literatuur te Moskou terechtgekomen.Ga naar voetnoot35 | |
OnderzoeksreizenDe inventarisatie van Nederlands cultureel erfgoed in Oost-Europese bibliotheken is in het verleden ook vanuit Nederland ter hand genomen. De eerste initiatieven daartoe kwamen van particulieren. Rond 1840 verbleef François Bleeck van Rijsewijk twee jaar als gouverneur in Sint Petersburg.Ga naar voetnoot36 Hij maakte van de gelegenheid gebruik om in de Keizerlijke Bibliotheek te werken. Daarbij ging zijn aandacht vooral naar de Nederlandse handschriften, waarvan hij een lijst opstelde die hij na terugkeer in Nederland aan de Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut toezond, op wiens suggestie de lijst werd afgedrukt in de Berigten van het Historisch Gezelschap te Utrecht.Ga naar voetnoot37 Bleeck van Rijsewijk vermoedde terecht dat de Keizerlijke Bibliotheek ook ‘een belangrijke verzameling van Hollandse gedrukte boekwerken’ bevatte, maar hij had in de Russische bibliotheken moeten constateren dat catalogi ontbraken: men moet het betreuren, dat het den Russen dikwijls meer te doen is geweest om te hebben, dan wel om van het verkregene een doelmatig gebruik te maken. Overal vindt men alles in schoone kasten ten toon gesteld, doch er ontbreken catalogi, en zonder deze verliest eene bibliotheek zoo niet geheel, dan toch grootendeels haar nut.Ga naar voetnoot38 Enkele jaren later kwam in de Commissie van Geschiedenis en Oudheden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde de lijst van Bleeck van Rijsewijk opnieuw ter sprake. In weerwil van de al te korte titelopgaven werd de inhoud van de lijst toch zo belangrijk geoordeeld, dat de commissie wilde proberen in Sint Petersburg aanvullende informatie te verkrijgen. Daartoe werd de medewerking verkregen van Willem Leo- | |
[pagina 131]
| |
nard Welter, predikant van de Nederduitse gemeente in de Russische hoofdstad.Ga naar voetnoot39 Deze stuurde een door hem opgestelde lijst van Nederlandse handschriften, aanwezig in de Keizerlijke Bibliotheek, die als bijlage werd afgedrukt in de Handelingen van de Maatschappij. Daarop staan onder meer vermeld een meetkundig geschrift van de hand van Willem Frederik van Nassau, een evangeliarium uit 1467, afkomstig uit het Begijnhof te Haarlem, en een reisverslag van een zekere Herfst over Sint Petersburg naar Walachije en terug (1770-1773).Ga naar voetnoot40 Van overheidswege werd in de eerste helft van de negentiende eeuw een aanvang gemaakt met het opsporen van buitenlands archiefmateriaal dat van belang was voor de Nederlandse geschiedenis. Een eerste missie werd ondernomen naar Parijs om de handschriften uit de Koninklijke Bibliotheek, die tijdens de Franse overheersing in beslag waren genomen, terug te vorderen. Op 18 april 1816 keerden twee kisten met de kostbare manuscripten uit Parijs in Den Haag terug.Ga naar voetnoot41 De eerste Nederlandse historicus die door de regering naar het buitenland werd gestuurd voor archiefonderzoek was G. Groen van Prinsterer, die sinds 1831 belast was met het toezicht over het Koninklijk Huisarchief. In 1836 bezocht hij, voorzien van een maandelijkse toelage van duizend gulden in een periode van zes maanden Parijs, Besançon, Stuttgart, Baden en Kassel op zoek naar documenten van belang voor zijn uitgave van de Archives ou correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau.Ga naar voetnoot42 In 1838 kreeg L.P.C. van den Bergh, de latere rijksarchivaris, een subsidie om onderzoekingen naar gegevens over de Nederlandse geschiedenis te doen, in de archieven van Rijssel en | |
[pagina 132]
| |
Parijs.Ga naar voetnoot43 In 1848 ontving R.C. Bakhuizen van den Brink een bedrag van vijfhonderd gulden van de regering, maar het betrof hier louter een aanmoediging om het op eigen instigatie ondernomen onderzoekswerk in de archieven van Wenen en Brussel naar documenten over de Nederlandse geschiedenis af te ronden. Pas vanaf 1886 werden nieuwe onderzoeksreizen op kosten van de regering ondernomen: door P.J. Blok naar Duitsland, Oostenrijk, Engeland, Frankrijk en Italië (1886-1900); door H. Brugmans naar Engeland (1892); door G. Busken Huet en J.S. van Veen naar Parijs (1897-1899); door G.W. Kernkamp naar Zweden, Noorwegen, Denemarken en de Duitse Oostzeesteden (1903-1909); door C.H.T. Bussemaker naar Spanje en Portugal (1905); door G. Brom naar Italië (1908-1914) en door A. Hulshof naar Rostock (1909).Ga naar voetnoot44 Voor de Oost-Europese bibliotheken en archieven werd van overheidswege één onderzoeksexpeditie ondernomen: in 1890 reisde C.C. Uhlenbeck, kort tevoren gepromoveerd op een proefschrift over de verwantschapsbetrekkingen tussen de Germaanse en Baltoslavische talen, in opdracht van de regering naar Sint Petersburg, Dorpat en Moskou.Ga naar voetnoot45 Het was op instigatie van jonkheer Victor de Stuers, hoofd van de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het Departement van Binnenlandse Zaken, dat de reis werd ondernomen om ‘daardoor eenigermate den sluier van diepe onwetendheid op te lichten, die ten onzent over de Russische geschiedenis en de bronnen ter beoefening daarvan gespreid ligt’.Ga naar voetnoot46 Voor de Nederlandse handschriften in de Keizerlijke Bibliotheek van Sint Petersburg verwees Uhlenbeck naar de hierboven vermelde catalogi van Bleeck van Rijsewijck en van Welter; voor de Franse handschriften naar de catalogus van G. Bertrand: Catalogue des manuscrits français de la Bibliothèque de St. Pétersbourg. Paris 1874. Van het bezit van de bibliotheek van het Museum Roumiantzoff te Moskou noteerde hij slechts de titels van enkele incunabelen. Uhlenbeck werkte vooral in het Archief van het Ministerie van Marine te Sint Petersburg (een maand) en in het Archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Moskou (drie maanden). Laatstgenoemd archief was ‘slechts’ vijf dagen in de week geopend, maar Uhlenbeck kreeg toestemming om 's zaterdags en 's zondags en op feestdagen bij de directeur van het archief, baron Bühler, thuis te werken. De door Uhlenbeck gevonden gegevens in | |
[pagina 133]
| |
de twee archieven verwerkte hij in een chronologisch overzicht, dat de periode 1600-1796 bestrijkt. De informatie gaf hij in de vorm van regesten, soms gelardeerd met langere citaten uit de desbetreffende documenten.
Inmiddels lijkt de tijd weer rijp om van overheidswege het inventariseren van Nederlands cultureel erfgoed in buitenlandse bibliotheken en archieven te bevorderen. In 1994 publiceerde de subcommissie Bibliothecaire Voorzieningen van de Commissie Geesteswetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen het rapport Het verstoorde evenwicht. De wetenschappelijke literatuur- en bibliotheekvoorziening in Nederland. Daarin werd in de paragraaf 6.9 ‘Het erfgoed in het buitenland van een rijke handelsnatie’ gesteld: De inventarisering en beschrijving (en vervolgens het overbrengen van unica op andere informatiedragers) is een taak, die in het kader van het STCN-project ter hand genomen dient te worden, en wel in een lange termijn project van omvang.Ga naar voetnoot47
Christianus C. Uhlenbeck (1866-1951), die in 1890 een onderzoeksexpeditie ondernam naar Sint Petersburg, Dorpat en Moskou. In: Jaarboek der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1951-1952. (UB Nijmegen).
De Short-Title Catalogue, Netherlands (STCN), de nationale retrospectieve bibliografie voor de periode 1540-1800, is inderdaad een belangrijk hulpmiddel bij het opsporen en beschrijven van Nederlands drukwerk uit die periode in buitenlandse bibliotheken. Immers, de STCN, die inmiddels ook zijn werkzaamheden is begonnen voor de periode van de achttiende eeuw, zal meer en meer antwoord kunnen geven op de vraag naar de uniciteit van bepaalde boeken. Samenwerking met de STCN vond reeds plaats bij de missie die M. de Niet ondernam naar drie voormalige Oost-Duitse bibliothekenGa naar voetnoot48 en ook bij de inventarisatie van Nederlandse drukken in de Universiteitsbibliotheek van Wroclaw door mevrouw A. van der Eijk en R. Mulder.Ga naar voetnoot49 Toekomstige reizen van onderzoekers, al dan niet van overheidswege gesteund, zullen dan ook voor wat betreft de inventarisatie van gedrukt materiaal van vóór 1800 in nauwe samenwerking met het STCN-bureau moeten plaatsvinden. Bij elke inventarisatie in een buitenlandse bibliotheek blijft vereist hetgeen altijd nodig was: tact en geduld om de juiste personen te benaderen; inzicht in de wijze waarop de desbetreffen- | |
[pagina 134]
| |
de collectie is verworven en verwerkt; doorzettingsvermogen in het noteren van gegevens van soms slecht leesbare catalogusfiches; en bovenal het bezit van hetgeen pater B. Kruitwagen O.F.M. ooit noemde het ‘zesde zintuig, een soort bibliografische voelhorens’ om uit een menigte titels of boeken het bijzondere te weten onderscheiden. Allereerst lijkt het wenselijk om een expeditie te ondernemen naar bibliotheken en archieven in de Baltische landen en voormalig Oost-Pruisen. Wat is er nog aanwezig aan Nederlandse boeken en handschriften in Riga, Tartu, Tallinn, Vilnius, Kaliningrad? Volgens de laatste editie van 1995 van de World guide to libraries bevat de Universiteitsbibliotheek van Kaliningrad een half miljoen boeken. Welk gedeelte daarvan is afkomstig uit de rijke vooroorlogse Staats- und Universitätsbibliothek Königsberg, die met de bibliotheek van Breslau als de belangrijkste in de voormalige Duitse gebieden werd beschouwd?Ga naar voetnoot50 Deze en vele andere vragen zijn voorlopig nog niet beantwoord. Zoals die naar de huidige vindplaats van de boeken die A. Bredius op zijn tocht honderd jaar geleden op kasteel Podhorce, dat sinds kort in bezit was genomen door prins Sanguszkow, stadhouder van Galicië, zag liggen: Binnen getreden meent men te droomen. Alles, meubels, de gehele installatie tot in de kleinste details staat hier onaangeroerd (...). Op antieke lezenaars liggen hier de oudste atlassen, ook hollandsche, van Mortier en Schenk en ouderen.Ga naar voetnoot51 |
|