Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 2
(1995)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken in ballingschap
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gonnen legertroepen te recruteren. In augustus 1642 brak de Engelse burgeroorlog in alle hevigheid uit. In 1643 werden de bezittingen van degenen die de koning steunden, in beslag genomen. Meer dan 3000 geestelijken werden uit hun functie ontheven.Ga naar eindnoot2 Vanaf dat moment zwermden Engelse royalisten uit over alle landen van Europa: Duitsland, Zweden en Denemarken, Italië, maar vooral Frankrijk en de Republiek. ‘At Paris, at Rome,/ At The Hague they are at home’, schreef hofdichter John Denham, die blijkbaar minder moeite had met zijn ballingschap dan bisschop Bramhall. De Nederlandse Republiek was voor veel Engelsen een vanzelfsprekend toevluchtsoord. Door het huwelijk tussen Willem II (de zoon van Frederik Hendrik) en Mary Stuart (de dochter van Karel I) was het huis van de Oranjes vanaf 1641 gelieerd aan het Engelse koningshuis. Frederik Hendrik steunde in de eerste oorlogsjaren met forse financiële injecties de strijd van Karel I. In Den Haag voerde Elisabeth Stuart - zuster van de Engelse koning - al vanaf 1628 haar Engels georiënteerde hofhouding. Zij was getrouwd met Winterkoning Frederik van Bohemen die in de jaren twintig om politieke redenen zijn vaderland had moeten verlaten en ook in de Republiek was neergestreken. Elizabeth voerde in de jaren veertig onvermoeibaar strijd voor de Engelse koning en bood uitgeweken royalisten onderdak in haar hof. Bovendien woonden er al sinds het begin van de zeventiende eeuw talloze Engelse puriteinen, soldaten en kooplieden in de Republiek, die hun eigen gemeenschappen hadden gevormd. In veel steden bestond een Engelse kerk, waarvan de meeste aan het einde van de zestiende eeuw waren opgericht. Veel van de gevluchte Engelsen zochten en vonden daar hun bescherming. De lotgevallen van de royalistische ballingen in Europa zijn tot nu toe vooral beschreven uit het perspectief van het thuisfront. En het waren voornamelijk de meest vooraanstaande politici en geestelijken die in de schijnwerpers van de geschiedschrijving stonden. Hun individuele belevenissen en vooral hun ontberingen werden door hun latere hagiografen breed uitgemeten. In 1953 suggereerde Paul Hardacre echter dat die jaren in ballingschap van veel grotere betekenis waren dan tot dan toe was erkend. De royalisten kwamen tijdens hun Europese verblijf in aanraking met verschillende mensen en nieuwe ideeën. Zij bestookten het vaderland met propaganda en werkten zo goed en zo kwaad als het kon samen met de achterblijvers. Het herstel van de monarchie in 1660 is onder meer aan hun inspanningen te danken. Hardacre benadrukte dan ook dat deze continentale periode ‘de aanzet was tot het formuleren en verkondigen van invloedrijke principes en tot de invoer van tot dan onbekende ideeën die het Engelse leven op elk mogelijk gebied zouden beïnvloeden’.Ga naar eindnoot3 Tot nu toe is die geschiedenis nog niet geschreven. Het royalistische netwerk in Europa wacht op reconstructie.Ga naar eindnoot4 Hoeveel mensen waagden in de jaren veertig de oversteek? Dat het om honderden ballingen gaat, blijkt bijvoorbeeld uit de gepubliceerde briefwisselingen, maar nauwkeurige aantallen zijn er nog niet. Alleen al meer dan honderd geestelijken verruilden Engeland voor het continent.Ga naar eindnoot5 Wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor soort achtergrond hadden deze personen, wat voor functie hadden zij bekleed en tot welke sociale klasse behoorden zij in Engeland? Verliet alleen de welgestelde toplaag van de Engelse samenleving het vaderland en was de Europese ballingschap vooral een elitaire aangelegenheid of trokken ook mensen uit de lagere sociale regionen uit Engeland weg? Het zijn allemaal vragen die op een antwoord wachten. Over de manier waarop ideeën over politiek, religie en literatuur binnen deze gemeenschap hun weg vonden, is helemaal weinig bekend. De ballingen beseften zelf maar al te goed hoe belangrijk de verspreiding van royalistisch/Anglicaans ideeëngoed voor hen was. De emigranten en de achterblijvers in Engeland onderhielden - voor zover mogelijk - nauwe contacten. Lang niet iedereen had gekozen voor vrijwillige ballingschap. Henry Hammond, een invloedrijk theoloog, weigerde zijn vaderland te verlaten omdat hij geloofde van daaruit meer voor de Anglicaanse kerk te kunnen doen.Ga naar eindnoot6 Hij bleef corresponderen met zijn vrienden die wel naar Europa waren gegaan en kon zodoende hun situatie in de gaten houden.Ga naar eindnoot7 Zeker nu de geestelijken in Engeland uit hun ambt waren ontheven, was het voor de bedreigde Anglicaanse kerk noodzakelijk via drukwerk haar ideeën uit te dragen: ‘Er is nooit meer behoefte geweest aan de drukpers dan nu de preekstoelen tot zwijgen zijn gebracht. Laat alle zonen van de kerk hun taak doen, en wanneer ze niet langer voor de oren kunnen preken, laat ze het voor de ogen doen’.Ga naar eindnoot8 Edward Hyde, rechterhand van Karel II, spoorde diverse vluchtelingen aan tot onderzoek en deed hun ideeën voor boeken en vertalingen aan de hand.Ga naar eindnoot9 In 1654 trachtte Henry Hammond een steunfonds voor berooide geestelijken-in-ballingschap op te zetten, zodat zij ongehinderd door financiële perikelen in alle rust hun boeken konden schrijven.Ga naar eindnoot10 Boeken waren voor de royalisten in den vreemde bijna even belangrijk als het contact met lotgenoten en medestanders. Uit hun uitvoerige correspondenties, zoals bijvoorbeeld die van Edward Hyde en die van John Bramhall, blijkt dat keer op keer. Boeken werden onderling uitgeleend, gekocht, gestolen, gesmokkeld uit en naar Engeland, geschreven, gelezen en gedrukt. Teksten circuleerden binnen de gemeenschap op het continent, maar vonden ook hun weg naar royalisten in Engeland. Het verlangen naar het bedrukte papier was groot. ‘Ik heb nog steeds niet de boeken ontvangen die de drukker aan mijn vrouw heeft meegegeven’, schreef Bramhall in 1654 aan zijn zoon, ‘ze heeft ze al een tijdje geleden opgestuurd naar Rouaan, maar ik heb er niets meer van gehoord. Ik verlang naar ze!’Ga naar eindnoot11 Edward Hyde schreef op 19 september 1653 uit Parijs dat hij graag het boek zou ontvangen dat Claude Salmasius tegen John Milton had geschreven. En kon hij geen catalogus krijgen van al het werk van Salmasius?Ga naar eindnoot12 Het zijn maar een paar voorbeelden uit een eindeloze rij. Bij hun zoektochten naar bepaalde titels maakten de royalisten dankbaar gebruik van hun contacten in de Republiek. Diegenen die daar hun toevlucht hadden gezocht, bevonden zich immers in het Mekka van de boekenwereld. Sommigen bouwden tijdens hun ballingschap omvangrijke bibliotheken op.Ga naar eindnoot13 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Michael Honywood (1597-1681) Het portret werd vermoedelijk geschilderd door Cornelis Johnson.
Lincoln Cathedral Library Het meest pregnante voorbeeld daarvan vormt de gevluchte geestelijke Michael Honywood. Hij bracht tijdens zijn ballingschap in Utrecht een grote bibliotheek bijeen, die niet alleen voor privé-doeleinden werd gebruikt. Want vele vooraanstaande ballingen kwamen naar Utrecht om boeken uit Honywoods verzameling in te zien en te lenen. Deze particuliere collectie zou binnen de royalistische gemeenschap een bijna publieke status krijgen. Dankzij een unieke bron is het mogelijk te reconstrueren hoe de ‘Utrechtse’ bibliotheek van Michael Honywood heeft gefunctioneerd als schatkamer voor geloofs- en lotgenoten.Ga naar eindnoot14 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Michael Honywood: een Engels bibliofiel in UtrechtOp 6 juli 1643 arriveerde balling Michael Honywood in de Republiek. Honywood had in Cambridge theologie gestudeerd en verkeerde nog steeds in die veilige academische wereld toen de burgeroorlog uitbrak. Ook hij maakte de oversteek. Na een kort oponthoud in Leiden vestigde Honywood zich in Utrecht, waar hij logeerde bij zijn vriend William Sancroft. Over de activiteiten van Honywood tijdens zijn Utrechtse periode is nauwelijks iets bekend en het is ondui- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
delijk hoe hij zijn verblijf bekostigde.Ga naar eindnoot15 Na het herstel van de monarchie in 1660 keerde hij naar Engeland terug, waar hij werd aangesteld als deken van de kathedraal te Lincoln. Gedurende zijn academische leven had Honywood boeken verzameld. Onder zijn kennissenkring in Cambridge bevonden zich mensen als Joseph Mede, een vooraanstaand theoloog; de latere bisschop van Londen, Humphrey Henchman en de zojuist genoemde Sancroft. Veel van hun gepubliceerde werk bevond zich ex dono authoris in de bibliotheek van Honywood. Eén van Honywoods vrienden karakteriseerde de verzameling als een ‘vast storehouse of books’, waarin de nadruk vooral op theologisch drukwerk lag. Bij zijn vlucht naar de Republiek liet Honywood zijn collectie onder de bescherming van zijn voormalige college in Cambridge achter. Maar dat kon niet verhinderen dat de nieuwe politieke machthebbers de boeken in 1643 in beslag namen. Dat ze uiteindelijk gespaard zijn gebleven, is vooral te danken aan de inspanningen van Michaels broer Thomas. Deze had al in het begin van de politieke strijd de kant van het parlement gekozen en kon zijn invloed aanwenden om de bibliotheek in 1647 weer terug te kopen. Er is niets bekend over de verblijfplaats van de boeken tijdens Michaels afwezigheid, maar men neemt aan dat hij zijn collectie pas in 1660 weer terug zag. Een leven zonder boeken was voor hem onmogelijk. Al direct bij aankomst in de Republiek begon Honywood met de opbouw van een nieuwe bibliotheek. Deze collectie bracht hij bij zijn terugkeer naar Engeland in 1660 mee. Ook in Lincoln bleef hij zijn verzameling uitbreiden. Na zijn dood in 1682 werd Honywoods complete bibliotheek eigendom van de ‘Dean and Chapter Library’, tot dan toe een vrij magere verzameling van 650 titels. In 1674 was Honywood een campagne begonnen om die bibliotheek onder te brengen in een nieuw gebouw dat uiteindelijk in 1676 gereed kwam. Voor het ontwerp van deze ruimte werd de bekende architect Christopher Wren aangetrokken. De boeken en manuscripten die Honywood later aan de bibliotheek vermaakte, vormen nog steeds het hoofdbestanddeel van de Lincoln Cathedral Library. En de boeken die hij tijdens zijn verblijf in Utrecht kocht, maken op hun beurt een belangrijk onderdeel uit van Honywoods legaat. Die ‘Hollandse’ aankopen tekende hij aan in een notitieboekje dat tegenwoordig in Lincoln Cathedral Library wordt bewaard.Ga naar eindnoot16 Onder de titel ‘A catalogue of books bought for myselfe since my coming out of England, Jul. 6. 1643’ gaf Honywood een uitgebreide beschrijving van zijn aanwinsten: in alfabetische volgorde noteerde hij van elk boek de titel, het formaat, de bindwijze en de prijs. Het notitieboekje werd ook gebruikt als uitleenregister. Daartoe draaide Honywood het om, zodat de laatste verso-pagina van zijn ‘catalogus’ als eerste recto-bladzijde van zijn register kon dienen. Hij registreerde aan wie hij welke boeken uitleende: als een exemplaar werd teruggebracht, zette Honywood een forse streep door de aantekening.
Het aantekenboekje van Michael Honywood is om twee redenen een unieke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bibliotheek van Lincoln Cathedral, die Honywood in 1674 liet bouwen en waarin zijn collectie wordt bewaard.
Lincoln Cathedral Library bron. In de eerste plaats vormt het kasboek de bibliografische weerslag van zeventien jaar verzamelen. Dank zij deze aantekeningen kan de opbouw van zijn ‘Utrechtse’ bibliotheek stap voor stap worden gevolgd. De gedetailleerde beschrijvingen van de aankopen geven een zeldzaam kijkje in bijvoorbeeld de wereld van boekprijzen rond het midden van de zeventiende eeuw.Ga naar eindnoot17 In de tweede plaats opent het uitleenregister de deuren naar Honywoods kennissenkring, zodat we kunnen zien met wie hij tijdens zijn ballingschap in contact stond. Wat voor personen zochten Honywood op om boeken te lenen? In wat voor soort boeken waren deze mensen geïnteresseerd? Met name dit uitleenregister biedt de zeldzame mogelijkheid om de betekenis van een particuliere bibliotheek binnen een bepaald milieu te achterhalen.Ga naar eindnoot18 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aankopen in de RepubliekDe onderzoeker die Honywoods kasboek bestudeert, verkeert in de gelukkige omstandigheid dat de oorspronkelijke collectie nog steeds bestaat. De titels uit het aantekenboek kunnen zodoende worden vergeleken met het bestand van de bibliotheek in Lincoln. Naomi Linnell maakte daar in 1983 een begin mee. Zij vergeleek de eerste 551 aangekochte titels (van het totaal van 1006 titels!) en kon 400 boeken met zekerheid in de bibliotheek identificeren. Honywoods gewoon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te om zijn boeken van een monogram - zijn ineengevlochten initialen - te voorzien, maakt de identificatie nog makkelijker.Ga naar eindnoot19 Ik heb het aantekenboekje van Honywood nog niet in zijn geheel getranscribeerd en ben daarom niet in staat zijn ‘Hollandse’ verzameling grondig te analyseren. Mijn gedeeltelijke transcriptie heb ik vergeleken met de catalogus die Clive Hurst recentelijk van Lincoln Cathedral Library maakte.Ga naar eindnoot20 Vrijwel alle titels uit het aantekenboek kunnen in de catalogus worden teruggevonden; zij dragen volgens de annotatie van Hurst ook bijna allemaal het monogram van Honywood. Behalve deze catalogus verschenen er eerder twee publikaties waarin de Honywood-collectie centraal staat. W.H. Kynaston publiceerde een lijst van Nederlandse uitgaven die Honywood tijdens zijn verblijf in Holland zou hebben gekocht.Ga naar eindnoot21 Hij maakte daarbij echter geen gebruik van het kasboek en het is dan ook niet helemaal duidelijk waarop zijn lijst van 475 titels is gebaseerd: op de aanwezigheid van het monogram, of uitsluitend op het Nederlandse impressum van een boek. Beide criteria sluiten bovendien niet uit dat het gaat om werken die Honywood eerder (dat wil zeggen voor zijn vertrek naar Utrecht) of later (tijdens zijn dekenaat) via Engelse boekhandels of via bestellingen direct in Holland aankocht.Ga naar eindnoot22 Een grote tekortkoming van de lijst is vooral dat Kynaston niet alle pamfletten opnam die Honywood - volgens zijn kasboek - in Nederland kocht. Vergelijking tussen het kasboek en de catalogus van Hurst laat zien dat Honywood bijvoorbeeld de pamfletten lang niet altijd van zijn monogram voorzag.Ga naar eindnoot23 Dat soort drukwerk kocht hij waarschijnlijk eerder om op de hoogte te blijven van de laatste politieke ontwikkelingen dan dat hij ze als een substantiële aanwinst voor zijn bibliotheek zag. Ook in zijn catalogus van buitenlandse boeken in Lincoln Cathedral Library geeft Kynaston geen informatie over de selectie van de titels.Ga naar eindnoot24 Hij laat in het ongewisse of het hier gaat om boeken uit de verzameling van Honywood. Hij noteert welke boeken het Honywood-monogram dragen, maar hij geeft niet aan op welke wijze de andere boeken in de collectie terecht kwamen. Van een groot aantal niet-‘gesigneerde’ uitgaven staat in elk geval vast dat Honywood ze wel degelijk in Nederland kocht. Ook hier gaat het om actueel drukwerk dat wel in het kasboek werd vermeld, maar dat Honywood niet van zijn initialen voorzag. Kortom: geen van de publikaties die tot nu toe aan de bibliotheek zijn gewijd, biedt een goed overzicht van de collectie van Michael Honywood.
Het kasboek van Honywood laat zien dat hij een alleseter was. Actueel politiek drukwerk en incunabelen, theologische werken en kookboeken, medische naslagwerken en boeken op het gebied van de wiskunde, fabels en woordenboeken: zijn aankopen vormen als het ware een dwarsdoorsnee van het aanbod in de Hollandse boekwinkels. De grote hoeveelheid Nederlandstalig drukwerk springt als eerste in het oog. De Dictionary English & Duytsch van Henry Hexham (Rotterdam 1648) die Honywood voor 3 gulden en 5 stuivers kocht, zal hij misschien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarom hebben aangeschaft. The English Schoolmaster, or a grammar to teach a Duytschman the English Tongue (Amsterdam 1646), het eerste werk in zijn soort, zal Honywood ook goed van pas zijn gekomen. Soms schafte hij de Nederlandse vertaling van een oorspronkelijk Engels boek aan, misschien om zo de taal sneller onder de knie te krijgen. De tekst van de Engelse liturgie bezat hij bijvoorbeeld zowel in het Nederlands - een Rotterdamse uitgave uit 1645, gekocht voor 1 gulden 16 stuivers - als in het Frans (La liturgie Anglois, Londen 1616), gekocht voor 2 gulden 12 stuivers. De uitgave van het Munsterse vredesverdrag schafte hij zowel in een Nederlandse als Engelse versie aan. Na een verblijf van een aantal jaren in Utrecht zal Honywood redelijk Nederlands hebben kunnen lezen. Hij deed toen een aantal woordenboeken van de hand, bijvoorbeeld het Spraec-woorden Nederlandsch dat hij ooit voor 6 stuivers bemachtigde.Ga naar eindnoot25 Honywood kocht een aantal uitgaven van Hugo de Groot en Anna Maria van Schurman. De octavo-uitgave van haar Opuscula kocht hij voor 1 gulden en 10 stuivers maar later tekende hij aan dat hij het boek had weggegeven. Ook van andere uitgaven van haar verzamelde werken - de Opera, gekocht voor 3 gulden en de gebonden Opera omnia ter waarde van 1 gulden en 10 stuivers - deed hij afstand. Hij toonde belangstelling voor incunabelen. Voor de beroemde foliant Dat boeck des gulden thronen van Otto van Passau, in 1480 te Utrecht gedrukt door Geeraert Leeu, betaalde hij 10 stuivers. Het lijvige standaardwerk van Emanuel van Meteren Memorien der Belgische Historie (Delft 1599, 2 dln.) kostte hem 13 gulden. Het duurste boek dat Honywood in Nederland kocht, was de Luther-Bijbel uit 1630 (‘Bible Hooghduytsch Stratsburgium’): het boek kostte 29 gulden en 10 stuivers. Honywood kocht de Catalogus librorum (Amsterdam 1647) van de vermaarde Amsterdamse boekhandelaar Hendrick Laurensz voor 2 stuivers en hij liet het boekje bovendien inbinden. De Engelsman moet meerdere malen veilingen in de Republiek hebben bijgewoond. Daarvan getuigen exemplaren van de veilingcatalogi van Johannes Waesberge (Utrecht 1609 1= 16601), de collectie-Cornelis à Schoonderwaert (Utrecht 1651), P. Bellerus (Antwerpen 1658), de weduwe van Johannes Jansonius Brouwer (Amsterdam 1660) en van de enorme verzameling van Adriaan Pauw (Den Haag 1657, 2 dln.). Verder beschikte hij over de catalogus van de ‘Bibliothecae Traiectinae’ (Utrecht 1608). Vanzelfsprekend is zijn voorliefde voor theologische werken. Honywood kocht bijvoorbeeld een editie van de Hollandsche kercken-ordeninge uit 1612 en een nieuwere uitgave uit 1640 (Kercken-ordeningen der Reformerende Kercken der Nederlant inde 4e Nationale Synode gemaeckt). De Statenbijbel bezat hij in de editie van 1637 - aangekocht voor 14 gulden - en in de geannoteerde versie van 1643, ter waarde van 20 gulden. Verder kocht hij uitgaven van het werk van onder andere Luther, Arminius, Rivet en Calvijn. Opvallend is hoeveel boeken - vermeld in het kasboek - uit Lon-dense drukkerijen afkomstig waren, bijvoorbeeld drie werken van bisschop Jeremy Taylour die in 1647 door Richard Royston waren uitgegeven. Het bedrag dat hij ervoor op tafel legde, kan in verhouding tot vergelijkbare boeken hoog wor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den genoemd: rond de twee gulden per stuk. Dat Honywood deze boeken in guldens betaalde, suggereert dat hij ze in Nederland kocht. Maar kon hij dergelijke uitgaven wel in een Hollandse boekwinkel vinden? Of moest hij zich daarvoor toch beroepen op contacten in Engeland? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Actueel drukwerkEen groot gedeelte van Honywoods budget was gereserveerd voor politiek drukwerk. En het merendeel van die pamfletten had betrekking op de situatie in zijn vaderland. In Nederland was er vanaf het begin van de strijd in Engeland veel aandacht voor de ontwikkelingen aldaar. In eerste instantie lag de sympathie van de Nederlandse bevolking bij het Engelse parlement, ondanks het huwelijk tussen Mary Stuart en Willem II in 1642. Het parlement streefde immers naar hervorming van de Anglicaanse kerk en het kwam daarmee op voor de protestantse idealen. Maar nadat Karel I in 1649 door datzelfde parlement ter dood werd veroordeeld, sloeg de publieke opinie in Nederland om. Na de executie van de Engelse koning sympathiseerde men niet langer met Cromwell en de zijnen, maar met het vorstenhuis in ballingschap. De Engelse machthebbers lieten zich veel gelegen liggen aan de steun van de Republiek. Toen stadhouder Willem II - evenals zijn vader Frederik Hendrik vurig tegenstander van het parlement - in 1650 overleed, probeerde Cromwell een Nederlands-Engels bondgenootschap tot stand te brengen. Maar de Haagse onderhandelingen van 1651 liepen op niets uit en de Akte van Navigatie die in datzelfde jaar in Engeland werd uitgevaardigd, leidde zelfs in 1652 tot de eerste Engelse Oorlog. Tijdens die oorlog werd duidelijk dat Karel II die al vanaf 1650 met zijn hofhouding op het continent verbleef, de Republiek politiek én financieel gezien niets te bieden had. Op 8 mei 1654 tekenden Cromwell en de Staten-Generaal een vredesverdrag. De Nederlandse drukpersen stonden in deze periode niet stil. Bijna 20% van het overgeleverde politieke drukwerk was gewijd aan de Engelse ontwikkelingen.Ga naar eindnoot26 Deze pamfletten, keuren en plakkaten werden vooral in Amsterdam en Den Haag gedrukt. Tussen 1638 en 1654 verschenen in Den Haag 169 pamfletten, vijf wekelijkse couranten en 30 plakkaten die op de Engelse zaak betrekking hadden. Amsterdamse drukkers produceerden 270 Engels georiënteerde titels. Vooral in 1649 - het jaar van de koningsmoord - is sprake van een pamflettenexplosie: de ons bekende produktie steeg van 104 titels in 1642 tot 214 in 1649. In de eerste jaren van de Engelse burgeroorlog betrof het Nederlandse drukwerk uitsluitend vertalingen van proclamaties van het Engelse parlement. Dit drukwerk was vooral informatief van aard. Met de executie van Karel I veranderde de toon van de pamfletten. De publieke sympathie lag nu bij het Engelse koningshuis en dat valt aan de vaak verontwaardigde teksten af te lezen. Tijdens de Engelse Oorlog van 1652-1654 is opnieuw een kentering waar te nemen: de pamfletten tonen zich dan vooral anti-Engels.Ga naar eindnoot27 Dit drukwerk vond niet alleen gretig aftrek bij een Nederlands publiek, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vooral ook bij de vele Engelse royalisten die zich in de Republiek hadden verzameld. Het kasboek van Honywood laat zien dat hij daarop geen uitzondering was. Titels als Antwoord op de declaratie van het parlement, The kings declaration from Jersey, uitgaven van de redevoeringen van de gezanten William MacDowell en William Berkley en preken van vooraanstaande Anglicaanse geestelijken als John Bramhall en Henry Leslie vonden volgens het kasboek een plaats in Honywoods bibliotheek. Een gedeelte van dat boekje was zelfs voor dit soort drukwerk gereserveerd: ‘Pamphlets everyday comming out about Engeland’, tekende Honywood op fol. 33r als verzameltitel aan. Hoewel hij een aantal Nederlandstalige pamfletten (zoals ‘2 Dutch dialogues’) aanschafte, kocht Honywood ook een grote hoeveelheid Engels- en Franstalig politiek drukwerk. Enkele titels daarvan waren in Engeland gedrukt. Honywood kocht bijvoorbeeld voor 1 gulden en 5 stuivers The royalist defence (Londen 1648). Hij schafte het veelzeggende Monarchy or no monarchy in England (Londen 1651) aan, waarin de beroemde astroloog William Lilly zijn voorspellingen over de politieke situatie in Engeland uiteenzette. Het boek circuleerde ook in een Nederlandse vertaling uit 1653 - volgens het impressum eveneens te Londen gedrukt - en ook hiervan kocht Honywood een exemplaar. Maar de meeste pamfletten over de Engelse zaak die Honywood tijdens zijn ballingschap kocht, waren afkomstig uit de Republiek zelf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een royalistische uitgever in Den HaagDe drukker die voor het leeuwedeel van deze uitgaven verantwoordelijk was, woonde en werkte vanaf 1646 in Den Haag. Samuel Browne was evenals Honywood een gevluchte royalist.Ga naar eindnoot28 In 1647 betrok Browne een winkelpand dat strategisch was gelegen naast de Engelse kerk in Den Haag. De eerste twee jaar van zijn ballingschap drukte hij nog niet veel, maar in 1649 bracht hij 34 uitgaven op de markt die op de situatie in zijn vaderland betrekking hadden. In zijn ‘Engelsche Druckery’ produceerde hij een gestage stroom royalistisch getinte pamfletten in het Nederlands, Frans, Latijn en Engels. Blijkbaar richtte Browne zich niet alleen op de Nederlandse markt, maar bestemde hij zijn uitgaven ook voor de Engelse ballingen en de vele Franstalige buitenlandse gezanten, ambassadeurs, hovelingen en kooplieden in Den Haag. Zijn uitgaven bereikten bovendien het royalistische publiek in Engeland en Frankrijk. In de jaren 1649-1652 lijkt Browne het monopolie op ‘Engelse’ uitgaven in Den Haag te hebben. Zijn reputatie blijkt uit de diensten die hij aan de overheden leverde. Zo mocht Samuel Browne soms als enige aan het Hof van Holland de Engelse couranten verkopen en werd hij door de Staten-Generaal ingeschakeld als vertaler. De boekwinkel van Samuel Browne moet voor de ballingen in de Republiek een belangrijke ontmoetingsplaats zijn geweest. Niet alleen stonden de planken er vol met Engelse boeken en pamfletten, ook het laatste nieuws werd er besproken. Browne werd regelmatig door vooraanstaande royalisten in Frankrijk of de Republiek ingezet om bepaalde boeken voor hen te kopen. Predikant Robert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Creighton schreef in december 1659 aan Edward Hyde: We hebben op alle mogelijke manieren die ik of Browne of zijn schoonzoon konden verzinnen, gezocht naar de tweede druk van de Historia Pelagiana, maar we hebben het nog niet kunnen vinden. Browne heeft me gezegd dat hij denkt dat het makkelijker in Engeland te krijgen is dan in Leiden waar het werd gedrukt door Louis Elsevier, of dan in Amsterdam. Maar we zullen niet ophouden hier te zoeken, misschien dat we het met een beetje geluk tegen zullen komen.Ga naar eindnoot29 Sommige vooraanstaande royalisten in Frankrijk, Engeland en de Republiek gebruikten de boekwinkel van Browne als postadres, of zij lieten de boekverkoper geld en pakketjes bezorgen.Ga naar eindnoot30 Edward Hyde ontving bijvoorbeeld in september 1659 door bemiddeling van Browne een pakje dat hem was gestuurd door Mary Stuart.Ga naar eindnoot31 De contacten tussen Samuel Browne en de ‘Engelse’ hoven van Mary Stuart en haar tante Elizabeth van Bohemen in Den Haag waren nauw. In 1649 leverde Browne ter waarde van 49 gulden en 12 stuivers drukwerk aan het hof van Mary Stuart en Willem II.Ga naar eindnoot32 Dat contact met het hof van de ‘Princesse Royal’ had Browne waarschijnlijk voor een groot gedeelte te danken aan zijn broer Thomas. Thomas Browne had in Oxford theologie gestudeerd en na het uitbreken van de burgeroorlog was hij, misschien samen met het gezin van zijn broer, naar Den Haag gevlucht. Hij was tijdens zijn ballingschap de persoonlijke kapelaan van Mary Stuart en het contact tussen hem en de prinses was zeer vertrouwelijk. Wanneer Karel II met zijn gevolg in het land was, werd Thomas Browne gevraagd de kerkdiensten te leiden.Ga naar eindnoot33 Zijn hoge positie binnen het hof in ballingschap is gezien de Engelse voorgeschiedenis van Thomas Browne wel begrijpelijk, want hij had bijvoorbeeld eerder als huiskapelaan van de vooraanstaande aartsbisschop William Laud gewerkt. Binnen de royalistische kring op het continent en vooral binnen de Republiek was Thomas Browne een man met veel contacten. Veel gevluchte Anglicaanse geestelijken lieten hun werk door Samuel Browne uitgeven. En het is heel waarschijnlijk dat deze zijn monopoliepositie als ‘royalistisch drukker’ kon vestigen en handhaven, juist dankzij zijn broer. In 1649 gaf Browne Een schoone waerschouwinge om sich voor de Schotse kerck-discipline te hoeden uit, een politiek-theologisch tractaat van John Bramhall. Het Engelse origineel was in datzelfde jaar zonder naam van de drukker verschenen. Hoe het contact tussen auteur en drukker precies tot stand kwam, weten we niet, maar het lijkt erop dat Thomas Browne een belangrijke tussenpersoon was. Hij stond met Bramhall op vriendschappelijke voet, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de persoonlijke opdracht die de bisschop later in twee van zijn werken schreef.Ga naar eindnoot34 In zijn boek trok Bramhall fel van leer tegen de Schotse presbyterianen. De grootste angst van de uitgeweken Anglicaanse geestelijken was dat Karel II met de Schotse kerk een verbond zou sluiten. Bramhalls boek fungeerde als een belangrijk wa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pen in die discussie en de uitgave was uitstekend getimed. Juist in de periode dat het boek verscheen, voerde Karel II namelijk met de Schotse vertegenwoordiging onderhandelingen in Den Haag. De voorman van de Schotten, Robert Baillie, reageerde furieus op Bramhalls geschrift. Zijn woede koelde hij in een pamflet met de spottende titel A review of doctor Bramble (...) his faire warning (z.p. 1649).Ga naar eindnoot35 De oorspronkelijke uitgaven van zowel Bramhall als Baillie werden - alleen voorzien van een nieuw titelblad - in 1661 door Browne onder de titel Three treatises concerning the Scotish discipline gebundeld uitgegeven, aangevuld met een preek uit 1651 van een andere geestelijke in ballingschap. Richard Watson, kapelaan van de gevluchte Lord Hopton, woonde en werkte tijdens de burgeroorlog afwisselend in Frankrijk en de Republiek. In 1650 hield hij een preek voor het Engelse hof in Den Haag. Onder de titel Akolouthos, or a second faire warning gaf Samuel Browne deze tekst in 1651 uit.Ga naar eindnoot36 De ondertitel verwijst ondubbelzinnig naar het geschrift van Bramhall. In zijn tekst koos Watson Bramhalls zijde en verdedigde diens ‘first [warning] against a schismatical & seditious reviewer R.B.G. [=Robert Baillie of Glasgow]’. Watson was geen onbekende auteur in Brownes fonds. Twee jaar eerder, in 1649, had de boekverkoper al zijn Regicidium Judaicum, or a discourse about the jewes crucifying Christ, their King uitgegeven. De vergelijking tussen de gekruisigde Christus en de onthoofde Karel II was een geliefd thema onder royalistische auteurs. Predikant Henry Leslie bijvoorbeeld was wel heel expliciet in de preek die hij op 13 juni 1649 voor Karel II in Breda hield: The martyrdome of King Charles, or his conformity with Christ in his sufferings verscheen in hetzelfde jaar bij Samuel Browne. Die uitgave was onmiddellijk een kassucces. In rap tempo zagen in 1649 nog drie herdrukken het licht en Browne gaf bovendien een Nederlandse vertaling uit. Het werk van Richard Watson wordt door kerkhistorici als een van de belangrijkste voorbeelden van Anglicaans gedachtengoed uit deze periode beschouwd, samen met dat van John Bramhall en Robert Creighton. Met deze gevluchte geestelijke was Samuel Browne goed bekend. Creighton, een goede bekende van Michael Honywood, woonde eveneens in Utrecht maar vertoefde regelmatig in Den Haag, waar hij er bijvoorbeeld met Browne op uit trok om boeken voor Edward Hyde te kopen. Voor de verzameluitgave van de geschriften van Bramhall, Baillie en Watson schreef Creighton in 1661 een voorwoord. Misschien was het Michael Honywood wel die Browne op het idee bracht de drie teksten op deze manier op de markt te brengen. Hij kocht blijkens zijn kasboek de drie tractaten in een keer en betaalde apart voor het ‘binding all together’. Het is niet de enige keer dat uitgaven van Samuel Browne in zijn kasboek voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het contact tussen Samuel Browne en Michael HonywoodMisschien gaat het te ver om te stellen dat Samuel Browne de vaste boekverkoper van Honywood was. Maar hij speelde wel een heel belangrijke rol bij de totstandkoming van Honywoods bibliotheek. Vrijwel alle ‘Engelse’ pamfletten uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het kasboek waren door Samuel Browne uitgegeven, waaronder ook een gedeelte van de ‘pamphlets comming out every day about England’. Op een andere bladzijde tekende Honywood aan dat hij voor twee gulden diverse ‘small pamphlets at the Hague’ had gekocht, waarschijnlijk in de boekwinkel van Browne. In de bibliotheek in Lincoln bevinden zich niet alleen een aantal unieke exemplaren van Brownes drukken, maar zijn fonds is over het algemeen zeer goed in de collectie vertegenwoordigd. Voor 1 gulden en 15 stuivers verkocht Samuel Browne aan Honywood de laatste druk van de Eikon Basilike, een boek dat door de royalistenkring als een bijbel werd gekoesterd.Ga naar eindnoot37 De Eikon was volgens de overlevering door Karel I geschreven en verscheen een paar dagen na diens terechtstelling op de markt. Het boek sloeg in als een bom. Aanvankelijk werd het boek door de royalistische uitgever Richard Royston in Londen gedrukt, maar na een paar maanden liet het parlement een publikatieverbod uitvaardigen. Royston dook onder, maar zorgde er wel voor dat andere Londense drukkers de uitgave overnamen. Hij liet deze nieuwe oplagen bovendien verschijnen met een vals adres: dat van Samuel Browne te Den Haag. De boekverkoper moet bij royalisten èn hun tegenstanders in het vaderland een zekere reputatie hebben gehad. Wat vormde een veiliger dekmantel voor Londense drukkers dan de suggestie dat deze boeken uit het royalistisch bolwerk Den Haag gesmokkeld waren? De uitgaven van de Eikon die Samuel Browne werkelijk zelf uitgaf, waren zeker ook bestemd voor de Engelse markt. Samuel Browne bleef niet lang de enige drukker die de Eikon Basilike in Nederland uitbracht, maar hij was wel de eerste. In maart 1649 verscheen zijn eerste Engelstalige druk, in april gevolgd door de tweede. In die maand verkreeg Browne van de Staten Generaal een negenjarig privilege voor het drukken, verspreiden en verkopen van de Eikon in het Engels, Latijn, Nederlands en Frans. Nederlandse vertalingen heeft Browne echter nooit gedrukt, waarschijnlijk omdat hij zijn publiek zocht binnen het royalistische milieu in Holland, Frankrijk en Engeland.Ga naar eindnoot38 Michael Honywood kocht zestien exemplaren van het boek in wisselend formaat, die hij in kalfsleer, in blauw leer of met klemmen liet binden. Achter de meeste aantekeningen staat een * of de aanduiding ‘g.a.’, wat betekent dat hij de boeken niet voor zichzelf kocht, maar ze verkocht of weggaf. Mogelijk voorzag Honywood - al dan niet in opdracht - bekenden in Engeland van het verboden boek.
Michael Honywood kocht niet alleen boeken bij Browne, hij verkocht de boekverkoper ook exemplaren uit zijn bibliotheek. Op een tussenstaatje in zijn kasboek (fol. 25r) maakte hij de balans op. Tussen zijn aankomst in de Republiek in 1643 en de zomer van 1648 had hij 520 gulden en 18 stuivers aan boeken uitgegeven. Daar stond tegenover dat hij tussen 1648 en 1657 voor zo'n 220 gulden aan boeken had verkocht. Van ‘Mr. Browne’, dat wil zeggen Samuel, incasseerde hij veertig gulden voor de verkoop van Engelse boeken. Tweemaal bracht Honywood boeken in op een Haagse veiling. Bij een veiling in 1657 wist hij voor bij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
na honderd gulden te verkopen.Ga naar eindnoot39 Tijdens de openbare verkoop van de bibliotheek van ‘Dr. Bealus’ liet hij boeken meeveilen die 61 gulden en 8 stuivers opleverden. Predikant William Beale overleed in de winter van 1651 en de veiling zal waarschijnlijk in 1652 hebben plaatsgevonden. Uit dat jaar is maar één Haagse veilingcatalogus bekend. Samuel Browne veilde toen in zijn nieuwe winkel op het Binnenhof een anonieme collectie van ‘verscheidene belangrijke en zeldzame boeken in het Hebreeuws, Arabisch, Grieks, Latijn, Italiaans, Frans, Spaans en Engels’.Ga naar eindnoot40 Het moet hier wel gaan om een veiling van de boeken van Beale. De hoeveelheid Engelse boeken in de catalogus is veelzeggend: 189 Engelstalige werken op een totaal van 1639 titels, dat wil zeggen bijna 12%.Ga naar eindnoot41 Veel uitgaven in het Frans en Latijn hadden betrekking op de Engelse geschiedenis, zoals bijvoorbeeld Buchanans Historia Scotia (Edinburgh 1582). Vrijwel alle klassieke auteurs waren in de catalogus vertegenwoordigd. Nederlandstalige uitgaven ontbraken op een paar kaartboeken en het Treur-Toneel der doorluchtige Mannen na. De meeste boeken dateren uit de 16e eeuw en het betreft hier dus een veiling van tweedehands gebonden boeken. Blijkbaar kocht Samuel Browne regelmatig boeken op uit bibliotheken van uitgeweken Engelsen zoals Michael Honywood, of nam hij hele collecties over, bijvoorbeeld van de overleden William Beale. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het uitleenregister van HonywoodTijdens zijn verblijf in Utrecht vertrouwde Honywood aan bijna honderd verschillende mensen zijn boeken toe. De uitleningen zijn niet gedateerd. Honywood noteerde de naam van de lener en liet daaronder wat ruimte over om titels van boeken op te schrijven. Wanneer de boeken werden teruggebracht streepte hij de aantekening door. Dat maakt het soms erg moeilijk om de namen en - de zeer verkorte - titels te identificeren. De meeste mensen leenden incidenteel: zij namen tussen de één en twaalf titels mee. Anderen maakten zoveel gebruik van de bibliotheek dat de voor hen gereserveerde ruimte in het opschrijfboekje niet voldoende was. Hun namen komen daarom een aantal malen in het register voor. Honywood leende zijn boeken aan lotgenoten; zijn leners maakten allen deel uit van de Engelse gemeenschap in de Republiek. Al naar gelang hun achtergrond kunnen zij als volgt worden ingedeeld:
De meeste mensen leenden, zoals gezegd, incidenteel eens een boek. Een aantal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
echter kan als ‘grootverbruiker’ worden gekarakteriseerd: binnen elke groep zijn dat er één of twee. De meeste boeken leende Honywood uit aan de geestelijke William Beale; deze nam in totaal 62 boeken mee. Ook Robert Creighton was een fanatiek bezoeker (minstens 27 boeken). Onder de militairen vinden we kapitein Ogles (minstens 15 boeken), kolonel Grey (8 boeken) en kapitein Skelton (9 boeken) als uitschieters terug. En onder de hovelingen en politici scoorde Lord Culpepper hoog (minstens 26 boeken). Helaas is de achtergrond van grote leners als Mr. Teynt (minstens 17 boeken) en Mr. Manly (minstens 20 boeken) niet bekend.Ga naar eindnoot43
Honywood onderhield nauw contact met andere uitgeweken geestelijken. Sommigen, zoals Richard Madan, Malachi Harris en Lewis Morgan, waren werkzaam in een Engelse kerkgemeenschap. Madan was predikant van de Engelse kerk in Amsterdam. Hij nam uit Honywoods verzameling twee Engelse en één Nederlandse grammatica mee. Harris preekte in 1643 en 1644 in de Engelse kerk te Utrecht, maar kwam in aanvaring met de classis die hem ervan beschuldigde ‘paapse’ diensten te houden. Na een strijd van twee jaar werd hij ten slotte door Frederik Hendrik als predikant van Mary Stuart aangesteld. Lewis Morgan was tussen 1644 en 1659 verbonden aan de Engelse kerk in Nijmegen. Hij leende van Honywood een grammatica van het Welsh. Ook de broer van Samuel Browne bezocht de bibliotheek. Thomas Browne nam uit de Utrechtse bibliotheek onder meer een verzameling ‘Small Treatises bound together in 40’ mee, een geschiedenis van Schotland en verder de Scripta Anglicana (Basel 1577, fol.) van Martin Bucer. Vooraanstaande Anglicanen als John Bramhall en Richard Watson maakten regelmatig van de bibliotheek gebruik. Bramhall koos vijf theologische werken uit Honywoods verzameling. Twee daarvan hadden betrekking op de Schotse kerk, namelijk de twee delen van The Discipline of the Kirk of Scotland (Londen 1641) en The Scottish Liturgy. Richard Watson kreeg via Samuel Browne zijn gewenste titels te leen, waarschijnlijk omdat hij op dat moment als kapelaan van Lord Hopton in Parijs verbleef. Van zijn zes geleende boeken handelden er vijf over de politieke en religieuze situatie van Schotland. Hij koos dezelfde boeken als Bramhall en daarnaast leende hij nog twee verslagen van de onderhandelingen tussen koning Jacobus I en de Schotse geestelijkheid en een Declaration of the Kirk of Scotland concerning the patrimony (Londen 1640). Bramhall en Watson moeten deze boeken wel gebruikt hebben voor hun eigen geschriften die bij Samuel Browne in Den Haag verschenen: de Faire warning van Bramhall (z.p. 1649) en Watsons reactie Akolouthos or a second faire warning (Den Haag 1651). Het is een mooi voorbeeld van de betekenis van Honywoods bibliotheek voor auteurs in ballingschap. Ook William Beale interesseerde zich voor de Schotse kerk: hij leende bijvoorbeeld ‘Psalms & sermonbooks of Scotland’. De episcopale inrichting van de Engelse kerk lag hem aan het hart, getuige titels als Thomas | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een pagina uit het uitleenregister van Honywood.
Lincoln Cathedral Library, Ms. 276 Bilsons The perpetual government of Christes church (Londen 1593) en het meer recente Episcopacie by divine right (Londen 1640) van Joseph Hall, bisschop van Norwich. Hij las preken van de Engelse theologen Hugh Latimer, George Downame, Richard Bancroft en John Hooper, werken die in de zestiende eeuw in Londen waren gedrukt. Verder leende hij enkele natuurwetenschappelijke werken, woordenboeken en teksten van klassieke auteurs. Honywood was zeer goed bevriend met de Schotse theoloog Robert Creighton. Ook Creighton maakte veelvuldig gebruik van de bibliotheek van zijn vriend. Mogelijk had hij die boeken nodig voor zijn werk. Hij had in 1652 een betrekking gevonden als huisonderwijzer voor de zoon van Sir Ralph Verney, een vooraanstaand royalist. Verney zelf reisde tijdens zijn ballingschap door heel Europa, maar zag graag dat zijn zoon Edmund een goede opleiding kreeg. Het gewest Holland, en met name Utrecht met zijn jonge universiteit, leek hem een geschikte plek. Een baan als leraar was onder de Engelse ballingen zeer gewild | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omdat dit vaak de enige mogelijkheid was wat geld te verdienen. Creighton kreeg de aanstelling omdat hij een goede reputatie had: hij was als hoogleraar Grieks verbonden geweest aan Trinity College, Cambridge, en had daarnaast als kapelaan voor Karel I en als kanunnik te Lincoln gewerkt. Op het lesprogramma van Edmund Verney stond onder andere Frans, rekenen en schrijven, muziekles en Grieks. De werken van klassieke auteurs die Creighton uit Honywoods bibliotheek haalde, dienden wellicht als lesboeken.Ga naar eindnoot44 Hij leende ondermeer de verzamelde werken van Seneca, Tertullianus, Aristoteles en Livius. Naast theologische werken van onder anderen Calvijn en de voormalige aartsbisschop James Ussher, leende Creigton werk van Hugo de Groot: diens Animadversiones in animadversiones Andreae Riveti (Parijs 1642) en Apologeticus eorum qui Hollandiae (...) 1618 (Parijs 1640). Honywood kreeg regelmatig militairen op bezoek, zoals kolonel Edward Grey die tijdens de oorlog in Delft verbleef, en kapitein John Skelton die in Breda gelegerd was. Skelton had een duidelijke voorkeur voor ‘vakliteratuur’. Hij leende John Bossewells Worke of armorie devyded into three bookes (Londen 1572, 2 dln.), John Fernes, The blazon of gentrie, devided into two parts (Londen 1586, 2 dln.) en The booke of honour and armes (Londen 1590, 2 dln.) van William Segar. Edward Grey was in zijn keuze wat breder georiënteerd. Hij leende onder meer een prekenbundeltje en de verzamelde geschriften van koning Jacobus I (Londen 1620, fol.); een aantal pamfletten (‘Small Treatises in 40’), de verzamelde gedichten van John Donne (Londen 1633) en een boek over de Engelse kerkgeschiedenis. Ook Henry Oldenburgh, de latere oprichter van de Royal Society, vinden we onder de leners genoemd. Hij zocht acht boeken uit, waaronder het omvangrijke Lexicon pentaglotticon (Hannovia 1612, fol.) van Valentin Schindler. Zijn bijzondere interesse gold blijkbaar het werk van theoloog Henry Hammond, een van de centrale figuren binnen de Anglicaanse kerk. Oldenburgh leende drie van Hammonds boeken die in de jaren veertig door de royalistische drukker Royston waren uitgegeven. Nicholas Oudart, persoonlijk secretaris van Mary Stuart, nam een psalmbundel en een Nederlandse grammatica mee naar Den Haag. John Lloyd, kamerheer van Karel II, leende een theologische verhandeling. John Culpepper, een van de grotere leners, was een vooraanstaand politicus. Hij reisde in het gevolg van Karel II over het continent en verbleef bij tijd en wijle in de Republiek. Net als veel andere leners verdiepte Culpepper zich tijdens zijn ballingschap in de geschiedenis van zijn vaderland. Hij leende drie beroemde Engelse kronieken, de Annales rerum Anglicarum (Londen 1615, fol.) van William Camden, William Martyns The historie and lives of twenty Kings of England (Londen 1615, fol. 2 dln.) en Samuel Daniels The collection of the history of England (Londen 1634, fol.). Culpepper had grote belangstelling voor het werk van Francis Bacon. Diens The essayes or councels, civil and morall (Londen 1625), Certain miscellany workes (Londen 1629) en Sylva sylvarum, or a natural historie (Londen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1627) werden door Honywood op zijn naam geboekt. Verder nam hij de verzamelde gedichten van John Donne mee naar huis.
Honywood registreerde meer dan 512 uitleningen. Naar sommige auteurs en titels was veel vraag, want deze boeken werden keer op keer uitgeleend. Zij weerspiegelen de belangstelling van de Engelse ballingen voor bepaalde genres, thema's en schrijvers. Het is opvallend dat die interesse niet strikt groepsgebonden is. De geestelijken uit het register vertonen een vrij ‘monogaam’ leengedrag: zij kozen overwegend theologische werken. Maar die werken werden ook aan militairen en hovelingen uitgeleend. Want de grootste belangstelling gold juist dit soort drukwerk: preken, theologische tractaten en werken over de Engelse en Schotse kerkinrichting. Deze teksten waren voor de royalistische gemeenschap buitengewoon actueel, bijvoorbeeld toen Karel II in 1651 onderhandelingen voerde met de Schotse kerk. Een groot aantal bezoekers van Honywoods bibliotheek nam kronieken van Engeland mee naar huis. De drie genoemde werken die Culpepper leende, behoren tot de meest favoriete titels uit het uitleenregister. Ook deze boeken zullen ten dele een propagandistische en bevestigende functie voor de ballingen hebben gehad. Populair waren ook pamfletten met veelzeggende titels als The royalist defence en The loyalist convert. De rechtszaak en executie in 1641 van Thomas Wentworth, vertegenwoordiger van Karel I in Ierland, hield Engeland maandenlang in de ban. Jaren later was het verslag van zijn proces nog steeds gewilde lectuur onder Honywoods bezoekers. Voor literatuur bestond minder belangstelling: alleen de gedichten van Donne werden geboekt. Maar ook naar het werk van Francis Bacon was vaak vraag.Ga naar eindnoot45 Veel mensen maakten dankbaar gebruik van de vele woordenboeken en grammatica's die Honywood had verzameld. Die belangstelling ligt voor de hand: de leners leefden immers in ballingschap en moesten zich vertrouwd maken met een andere taal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitOmdat de collectie van Honywood nog steeds als eenheid bestaat, is het mogelijk de genoemde titels in het register in die bibliotheek terug te vinden. Dat betekent dat niet alleen de titels kunnen worden geïdentificeerd, maar dat we ook precies weten welke edities de leners in handen hebben gehad. Het is opvallend dat vrijwel alle uitgeleende boeken in Engeland waren gedrukt en dat het daarbij bovendien vaak om zestiende-eeuwse drukken gaat.Ga naar eindnoot46 Honywoods belangstelling voor recent drukwerk zoals die uit het kasboek blijkt, weerspiegelt zich niet in de uitleningen. Het nieuws vernam men elders, bijvoorbeeld in de winkel van Samuel Browne waar de laatste pamfletten en kranten verkrijgbaar waren. Honywoods verzameling fungeerde eerder als een openbare handbibliotheek. Daar vond men de boeken die men nodig had voor studie of werk en boeken die van belang waren voor de verspreiding van royalistisch gedachtengoed. John Bramhall verwoordde in 1658 hoe belangrijk de Honywood-collectie voor zijn werk was. In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een verantwoording bij de verzameluitgave The Church of England defended in two treatises (Den Haag/Londen 1658) gaf hij aan welke boeken hij bij het schrijven van de verhandelingen gebruikt had. Een van die boeken was Antiquitates Brittanica, geschreven door John Day en in 1572 in Londen verschenen. Maar Bramhall kwam via Honywood een oudere editie op het spoor. Sinds de publikatie van deze verhandeling heb ik in de bibliotheek van mijn goede vriend Michael Honywood (die ik met opzet noem zodat diegenen die het boek willen zien dat ook kunnen) een oude Engelse vertaling gevonden, gedrukt in 1544.Ga naar eindnoot47 Een grondige analyse van de bibliotheek en de ‘catalogus’ van Michael Honywood laat niet alleen een boekverzamelaar aan het werk zien, zijn notities geven ons ook de kans om een gemeenschap te leren kennen, waarin boeken een cruciale rol speelden. |
|