acties op papier vast te leggen en te verzenden: Les mystères de Paris van Eugène Sue, L'amour en La femme van Jules Michelet, Madame Bovary van Gustave Flaubert, Germinie Lacerteux van Edmond en Jules de Goncourt, L'Assommoir van Emile Zola, de
artikelen van Anatole France La Guerre sociale en tenslotte La Nausée van Jean-Paul Sartre.
En precies deze boeken zijn het en de daaromheen gerezen discussies die in hun ‘gelaagdheid’ (de ‘inner circle’ enerzijds en de ‘common reader’ anderzijds) de verschuivingen in de conventies aan het licht brengen. Het moge een voor de hand liggende conclusie zijn, dat die ‘common reader’ steeds flink achter loopt bij de auteurs zelf en hun min of meer gelijkwaardige critici en collega-auteurs, het wordt hier dan toch maar overtuigend door Smith Allen neergezet. Uiteraard waren er ook boeken die minder spraakmakend waren en frequenter geleend en gelezen werden, zoals van Féval, Chatrain, Malot en Verne onder de Derde Republiek, maar juist waar discussie ontbrandde zijn de partijen nu eenmaal duidelijker te onderscheiden.
Samenvattend bewonder ik dit boek omdat het problematiseert zonder in het vruchteloze puur beschouwende te vervallen, omdat het breed is zonder diepgang te missen en tevens uitmunt door accuratesse zonder ooit pietluttig te worden. De Nederlandse lezer kan hooguit een keer de wenkbrauw optrekken als hij terloops verneemt dat L. van Deyssel schreef onder het pseudoniem K.J.L. Alberdink Thijn. Aan zijn vreugde over dit prachtige boek zal dat maar weinig afdoen.
Zo'n boek als dat van Smith Allen illustreert ook mooi hoe nuttig en noodzakelijk grensoverschrijdingen zijn teneinde een zo veelomvattend verschijnsel als leescultuur in het vizier te krijgen. Enkele jaren geleden slechts bracht het Haarlemse Frans Hals-museum een mooie tentoonstelling met bijbehorende catalogus In het licht van het lezen, maar de toelichtingen waren zeer summier en de nadruk lag meer op het kunst- dan op het cultuurhistorische vlak. Nee, dan zo'n boek als van Fritz Nies. Bahn und Bett und Blütenduft: eine Reise durch die Welt der Leserbilder. Darmstadt 1991. (Wissenschaftliche Buchgesellschaft). Zou in Nederland met zijn rijke schilder- en tekentraditie niet iets vergelijkbaars mogelijk zijn, waarbij ik dan denk aan E. van Uiterts proefschrift over Vincent van Gogh in creative competition. Zutphen 1983, in het voetspoor waarvan Ernst Braches dat kleine, maar mooie opstel schreef over Van Goghs ‘Stilleven met boeken, Venus en drie rozen’ in de afscheidsbundel voor dr M. Feiwel (Historische sprokkelingen uit de Universiteit van Amsterdam, 1985)?
In dat huis met de vele woningen dat ‘leescultuur’ heet, staan nog heel wat kamers leeg...
D. van Lente en O. de Wit, ‘Papier, druk en communicatie’, in: Geschiedenis van de techniek in Nederland. Dl. 2. Zutphen, Walburg pers, 1993.
A. Martino. Die deutsche Leihbibliothek. Geschichte einer literarischen Institution (1756-1914). Wiesbaden, Harrassowitz, 1990.
James Smith Allen. In the public eye. A history of reading in modern France, 1800-1940. Princeton New Jersey, Princeton University Press, 1991.