Jaarboek Letterkundig Museum 7
(1998)– [tijdschrift] Jaarboek Letterkundig Museum– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Paul van Capelleveen
| |
[pagina 60]
| |
Herbert Granville FellMet de band van Praeludiën kan P.C. Boutens zich hebben willen afficheren als een ‘lyric poet’. De band is oorspronkelijk ontworpen door Herbert Granville Fell (1872-1951) en een eerste toepassing daarvan is afgebeeld bij een artikel van J.W. Gleeson White in The Studio van oktober 1894.Ga naar eind4 Tot 1910 was Fell voornamelijk werkzaam als illustrator voor verschillende uitgevers. Zijn voornaamste opdrachtgever was J.M. Dent & Co., wiens werkterrein voor een deel precies dat van Fell besloeg: sprookjes en bijbelvertellingen. Een voorbeeld daarvan is The Book of Job (1896), waarvan de bloem- en diermotieven zwaar beïnvloed waren door de Japanse esthetiek. Wie nu een indruk wil krijgen van zijn werk kan de vroege jaargangen van het Engelse kunsttijdschrift The Studio willekeurig openslaan: de redactie ruimde de kolommen met regelmaat in voor zijn werk, dat een modieus samengaan van pre-Rafaëlitische, symbolistische en art nouveau-achtige kenmerken vertoonde. Het is puur illustratief en in niets extreem. Hij ontwierp, als iedere ontwerper in de jaren negentig van de vorige eeuw, enkele ex libris, een uithangbord en boekbanden, maar werkte in de eerste plaats als tekenaar en schilder.Ga naar eind5 Fell schreef ook artikelen, zoals in augustus 1903 een artikel in The Studio over de ‘vellucent’ boekband, een term die is samengesteld uit de woorden ‘vellum’ en ‘translucent’. Aan een zekere populariteit ontbrak het hem niet: zo werd hij ingehuurd om matig verkopende boeken in een nieuwe jas te steken.Ga naar eind6 Maar als zijn naam nu sporadisch opduikt, is dat steevast in verband met W.B. Yeats: band en titelpagina van de eerste uitgave van Yeats' Poems (1895) zijn door Fell ontworpen. Het is een notoire band geworden, waarover gezegd is dat het een demonstratie is van een rijpe en ingehouden verbeelding.Ga naar eind7 De Ierse dichter zelf dacht daarover, net als veel anderen, heel anders. In een op ‘japanese vellum’ gedrukt exemplaar van de eerste druk, in 1904 geschonken aan zijn Amerikaanse weldoener John Quinn, schreef Yeats: ‘Van de man die dit maakte, zag ik een prachtige tekening op een tentoonstelling,Ga naar eind8 maar naderhand heeft Dent hem met allerlei klussen opgezadeld en toen hij dit maakte, was hij al opgebrand. Ik haat deze karakterloze engel van hem.’Ga naar eind9 Eigenlijk had Yeats gewild dat Charles Shannon het bandontwerp zou maken, zoals deze dat in 1893 had gedaan voor Oscar Wilde's | |
[pagina 61]
| |
toneelstuk Lady Windermere's Fan, maar daarvan is niets gekomen. Voor de herdrukken van Poems werd H. Granville Fells ontwerp - na verhit overleg - niet opnieuw gebruikt; daarvoor werd op verzoek van Yeats de ontwerpster Althea Gyles ingeschakeld. Het Nederlandse publiek maakte in 1905 kennis met het werk van Fell: in Ali Baba en de veertig roovers droeg Fell 25 zwart-wit tekeningen bij.Ga naar eind10 Vanuit ons perspectief, een eeuw later, was Fell slechts één van de vele eclectici zonder ruggengraat en vallen zijn kwaliteiten in het niet bij het werk van de belangrijke vernieuwers van die tijd: de robuuste Walter Crane, de decadente Aubrey Beardsley en de renaissancistische kameleon Charles Ricketts. Na zijn periode als illustrator werkte Fell als kunstredacteur voor uiteenlopende tijdschriften als The Ladies Field, The Strand Magazine, The Queen en, van 1935 tot zijn dood in 1951, voor The Connoisseur, en schreef hij over andere illustratoren in The Print Collector's Quarterly. | |
The Lyric PoetsDe Londense uitgever J.M. Dent (1849-1926) koesterde de Arts and Craftsbeweging en vooral het werk van William Morris en T.J. Cobden-Sanderson. Hij volgde een opleiding tot boekbinder en in zijn jonge jaren werkte hij in de werkplaatsen van Rutherford in Darlington en Hipkins in Londen. Des te meer bevreemding wekt het dat Dent nooit luxe banden ontwierp in die door hem bewonderde stijl. Wel kregen de door hem aangetrokken kunstenaars een goed idee van wat de uitgever voor ogen stond: bijna altijd legde hij hen, met het contract voor een omslagontwerp, een schets van het omslag voor.Ga naar eind11. Of Fell ook een dergelijke behandeling moest accepteren, is niet bekend. Uitgeverij J.M. Dent & Co. heeft Fells omslag gebruikt voor de reeks The Lyric Poets. De redactie van de reeks werd gevoerd door Ernesr Rhys, die later de befaamde en veeldelige reeks Everyman's Library voor Dent zou redigeren. Over de langdurige samenwerking met de uitgever schreef Rhys niet zonder humor. ‘Het eerste project dat ik aandroeg, was een reeks lyrische dichters - handzame boekjes die alleen de beste gedichten zouden bevatten. Hij toog aan het werk met een aanstekelijk enthousiasme. Een verkoopsucces werd het niet: het lettertype was te klein en de lichtblauwe en de vergulde bandjes waren te mooi voor dagelijks gebruik. | |
[pagina 62]
| |
Intussen was wel de fraaiste Engelse lyriek bijeengebracht: Burns, Wordsworth, Shelley, Campion en anderen. De reeks opende met The Prelude to Poetry, een verzameling opstellen en apologieën van dichters over hun vak. Voor J.M.D. was het werk enerverend en menigmaal liep de discussie hoog op.’Ga naar eind12 Een typerend strijdpunt was de vraag of sonnetten onder de lyriek vallen. De 14 delen verschenen tussen november 1894 en maart 1900, steeds in twee uitvoeringen: een goedkope, in lichtblauw linnen, met goudopdruk, prijs 2s.6d., en een luxe in heel perkament, ook met goudopdruk, prijs 5s.Ga naar eind13 Het is de luxe band van Fell die voor de luxe edities van Praeludiën werd gebruikt. Niet alleen voerde Dent deze deeloplage van de reeks The Lyric Poets uit in perkament, de delen werden bovendien voorzien van een rood leeslint en van een striksluiting met rode linten. De gelijkenis met de in soepel perkament gebonden exemplaren van Praeludiën is frappant, des te meer, omdat ook hier het voor- en achterplat zijn voorzien van overhangende zijden die de frontzijde voor een deel afdekken (soms de helft, soms de hele frontzijde), net als bij Praeludiën (waarvan de editie op Japans papier een geheel afgedekte frontzijde heeft). De kleur van de Engelse linten is wijnrood, die van Praeludiën eveneens. (Meestal echter zijn de linten verdwenen, of afgebroken, of vervangen.) Net als bij Praeludiën is het achterplat van de delen uit The Lyric Poets onbedrukt en van alle genoemde boeken is de kop verguld. (Bij Praeludiën vertonen, waarschijnlijk de latere, bindoplagen varianten.) Deze band is niet gebruikt voor exemplaren van de eerste en tweede druk van Praeludiën die in linnen danwel in papier zijn gebonden. Daarvoor zijn twee andere ontwerpen benut. | |
Het ontwerpHet binnenwerk van Praeludiën vertoont in tegenstelling tot de band nauwelijks overeenkomsten met de reeks The Lyric Poets. De Dent-delen werden gedrukt door Turnbull and Spears in Edinburgh; ze zijn gezet uit een onbekende letter. De titelpagina's doen bepaald negentiende-eeuws aan, met een portret als frontispiece er tegenover. Binnen een smal, floraal kader is de muze van de poëzie, zittend en spelend op de lier, afgebeeld. Zij is rechtsboven geflankeerd door een naakte, gevleugelde amor. Daartussen, linksboven, is in getekende letters de titel in rood en de redactionele verantwoor- | |
[pagina 63]
| |
ding in zwart gedrukt. Onder de muze is het impressum, in dezelfde letters, in rood vermeld. Links naast de muze is de signatuur H&SC zichtbaar (waarschijnlijk de signatuur van de graveur of het graveerbedrijf), rechts de letter ‘F’ van Fell. Het Engelse vlechtwerk met ranken en hartvormige bladeren van het viooltje dat het omslag siert, is op de titelpagina veel smaller en luchtiger en bevat daar ook bloemen (het omslag heeft alleen knoppen). Van andere bloemen zijn sierranden als vignetten boven en onder de inleiding en de gedichten opgenomen. Deze reeks is een van de eerste waarmee J.M. Dent zich manifesteerde als een uitgever die zowel de idealen van de Arts and Crafts-beweging in acht nam, als de commerciële zijde van het bedrijf, door in tegenstelling tot The Bodley Head grote oplagen te vervaardigen. Het betekent ook de eerste aanzet tot vervlakking van diezelfde idealen. Een andere reeks van Dent uit deze periode, de Bon-Mots, geïllustreerd met grotesken van Aubrey Beardsley, is speelser, maar de delen zijn wat betreft bandmateriaal en papierkeuze veel goedkoper uitgevoerd. De reeks The Lyric Poets is weliswaar met een zekere fabrieksmatige zorgeloosheid in serie vervaardigd, toch is de luxe oplage gedtukt op diverse fraaie gevergeerde papiersoorten.Ga naar eind14 Van de eerste druk van Praeludiën zijn de meeste exemplaren gedrukt op Hollands papier van Van Gelder Zonen; enkele exemplaren werden gedrukt op Japans papier. De tweede dtuk is een verhaal apart. | |
De eerste druk van PraeludiënDe titelpagina van Praeludiën houdt geen verband met het ontwerp van de in perkament gebonden exemplaren. Wat dit betreft lopen de opvattingen die ten grondslag liggen aan de Nederlandse en de Engelse uitgave niet uiteen: in beide gevallen is gepoogd een mooi boek te maken, zonder te streven naar een boek als eenheid in absolute zin. Wel oogt de Nederlandse titelpagina, met zijn bescheiden eenvoud, betekenisvol moderner dan het in lettertype en ornamentatie Victoriaans gestemde voorheeld. Hoewel slechts enkele jaren verliepen tussen The Lyric Poets (1895-1900) en de bundel van Boutens, bevinden we ons daarmee duidelijk in een ander typografisch tijdperk. Het moet overigens gezegd worden dat het bij Joh. Enschedé en Zonen uit de Fleischmann gezette binnenwerk een weliswaar rustige indruk maakt, | |
[pagina 64]
| |
minder opdringerig en deftiger, maar dat toch de plaatsing van de strofen zowel saai als willekeurig is te noemen. Het wit tussen de strofen is in de laatste katernen, ouderwetser gewoonte, evenredig verdeeld, in de eerste katernen is standaard de interlinie tussen de strofen zeer ruim en worden strofen afgebroken om op de volgende pagina te worden vervolgd (bijv. p. 22-23); de beginregels van de gedichten registeren niet met elkaar; en vanwege de smalle zetspiegel worden de regels storend en veelvuldig afgebroken, zodat kwatrijnen soms het aanzien krijgen van een ingestort sextet. Het is wel zo dat Boutens zulke uiteenlopende versvormen bezigde, dat men in bijna geen enkel formaat zijn dichtregels niet ergens moest afbreken: de Verzamelde werken en de Verzamelde lyriek zijn daarop fraaie uitzonderingen. Het zetwerk van The Lyric Poets is, vergeleken met Praeludiën, eleganter en compact. Van Praeludiën werden de exemplaren op Japans papier gebonden in perkament, bedrukt in goud naar het ontwerp van Fell. Sommige exemplaren op Van Gelder Zonen kregen dezelfde band, andere werden eenvoudig in wit linnen gebonden, dat bedrukt werd in grijs. Die laatste exemplaren hebben op het voorplat een tekstblok in grijze inkt dat op het eerste gezicht een fotografische uitvergroting van het overeenkomstige deel op de titelpagina lijkt. Er is echter een ander ornament toegepast dan op de titelpagina: een yvormig blad in plaats van een dubbelkruis, en bovendien is er een andere letter gebruikt. Dit zou, naar aanwijzingen van drukker of uitgever, door de binder kunnen zijn gedaan, net als de rugopdruk, eveneens in grijs: auteursnaam en titel in een kleine, afwijkende, schreefloze letter. Het voorplat is ontworpen als een tekstpagina; de band is niet als één geheel ontworpen. Het bindwerk is zorgvuldig, met boven- en onderaan een kleurig (paars/geel) kapitaal. De kopsnede van deze exemplaren op Van Gelder Zonen, is niet verguld, in tegenstelling tot die van de in perkament gebonden exemplaren. De laatsten hebben geen kapitaal. Ook de wijze van naaien verschilt per deeloplage (het aantal naaigaten en binnensteken varieert), wat niet wegneemt dat het bindwerk van alle exemplaren in dezelfde binderij heeft plaatsgevonden. De naam van de binder is onbekend, maar het zou een aan Enschedé gelieerde firma kunnen zijn. Boutens heeft misschien het ontwerp voor de perkamenten band aange- | |
[pagina 65]
| |
dragen. In 1901, de tijd dat de gedichten van Praeludiën ontstonden en werden gerangschikt, maakte hij een reis naar Engeland, waar hem delen van de reeks onder ogen kunnen zijn gekomen.Ga naar eind15 Maar in de reconstructie van Boutens' bibliotheek worden geen delen van The Lyric Poets genoemd.Ga naar eind16 Als hij dit ontwerp heeft voorgesteld, is daarvan geen spoor achtergebleven. Van een correspondentie tussen Boutens en Dent is geen bewijs. Ook is geen briefwisseling bewaard van Boutens' uitgever Maison Blok of zijn latere uitgever P.N. van Kampen met de oorspronkelijke uitgever J.M. Dent.Ga naar eind17 Maison Blok gaf zulke luxueus uitgevoerde bundels in de regel niet uit; wel zag het drukwerk er zeer verzorgd uit. Ook de drukker, Joh. Enschedé en Zonen, zal zich niet in de eerste plaats om de band bekommerd hebben. De binder en Boutens komen als enige instigatoren in aanmerking. De binder zou het als een voorbeeld hebben kunnen tonen. Het meest waarschijnlijk is dat Boutens aan de uitgever zijn wil om deze band na te volgen heeft opgelegd. De aldus in perkament gebonden exemplaren zijn kennelijk een privé-onderneming van hem geweest: er is geen prijs voor vastgesteld, ze waren niet in de handel. Voor de overname van het Fell-ontwerp is allicht geen toestemming gevraagd: die gewoonte om Engelse ontwerpen over te nemen in Nederland en, omgekeerd, Nederlandse ontwerpen in Engeland, is een oude: voorbeelden gaan terug tot de periode 1850-1860.Ga naar eind18 Bij wie het initiatief voor deze imitatie ook lag, de band is in elk geval nauwkeurig nagevolgd. Op het omslag is de sierrand tot aan het binnenkader gelijk; daarbinnen is de nieuwe titel en auteursnaam in andere letters getekend, wel zijn de regels uitgevuld met identieke kleine hartvormige ornamenten. Dit gebeurde in Engeland ook met de verschillende delen van de reeks The Lyric Poets, door een foto bij te werken, waarvan een nieuwe foto werd gemaakt, die als basis diende voor een nieuw cliché. Niets wijst er op dat er twee losse cliché's zijn gebruikt. Het titelschild op de rug van Praeludiën is uiteraard aangepast en onderaan de rug is de uitgeversnaam verwijderd. In plaats van J.M. Dent staat er nu een ster (bij de tweede druk komt er een ster bij) en de pennenstreken daaronder, die & Co. aan beide zijden omgeven, zijn ook verwijderd om te worden vervangen door andere versieringen, die er overigens voor zorgen, dat het oorspronkelijke ontwerp zijn balans niet heeft verloren. De indruk is er nog steeds een van luchtigheid en natuursymboliek. Ook het | |
[pagina 66]
| |
Voorplat van deel 12 uit de reeks The Lyric Poets, gebonden in perkament, 1898. Midden rechts is het striklint zichtbaar.
Titelpagina van deel 12 uit de reeks The Lyric Poets.
Titelpagina van de eerste druk van Praeludiën (1902) (Bibliografie. la.)
Titelpagina van de tweede druk, gebonden in perkament. Het laatste cijfer ‘1’ in het jaartal van deze deeloplage is gezakt in het zetsel. (Bibliografie, 2c.)
| |
[pagina 67]
| |
verguldprocédé zal bijna hetzelfde zijn, als we mogen afgaan op de staat waarin de meeste exemplaren nu verkeren: het verguldsel is deels verdwenen, dichte vlakken vertonen schrale of zwarte plekken. Voor dit soort duurdere projecten werd overigens steevast een mengsel van goud en zilver (of, minder gangbaar, koper) gebruikt, omdat het goedkopere goudfolie (‘Dutch gold’) op perkament groen zou uitslaan. | |
De tweede druk van PraeludiënIn 1911 kwam Maison Blok kennelijk niet meer in aanmerking als uitgever van Boutens, die al vier jaar eerder een goede uitgever vond in P.N. van Kampen en rond 1910 in C.A.J. van Dishoeck voor de bundel Vergeten liedjes. In 1907 had Van Kampen de bundel Stemmen uitgebracht in de bijna vierkante band, die in de wandeling de distelband is gaan heten. Dat ontwerp is, sinds oktober 1911 een tweede druk van Stemmen verscheen, ook gebruikt voor Carmina (1912), voor de daarop volgende herdrukken van Verzen en Praeludiën, voor Sonnetten (1920) en voor Zomerwolken (1922), en dat gebeurde tot en met 1933. Kennelijk was men begin 1911 nog niet op hergebruik van de band van Stemmen gekomen, want de tweede druk van Praeludiën is niet zoals de derde en latere drukken in dat grotere formaat uitgegeven. In plaats daarvan heeft men getracht de eerste druk in alles na te apen, inclusief de typografische beperkingen van de eerste druk, zoals de veelvuldige afbrekingen. De titelpagina van de tweede uitgave is aangepast, de ornamenten onder de gedichten zijn geheel andere (net als bij de eerste druk valt hier geen symboliek te ontdekken in het verband tussen decoratie en tekst) en de gedichten zijn voorzien van titels. Achterin is een ‘Aantekening’ toegevoegd. Daarvóór is het register van beginregels opnieuw gezet. Her zou voor de hand hebben gelegen als dit register vervangen was door een register op titel, maar dat is niet gebeurd. De tekst van alle gedichten is eveneens opnieuw gezet, uit een andere letter, waarbij ook voor de initialen een andere letter is gebruikt. De vraag is: waarom heeft Van Kampen de eerste druk willen imiteren? Hij had ook band en formaat van Stemmen kunnen aanpassen. Kennelijk is dit boek om financiële redenen niet uitbesteed aan Joh. Enschedé en Zonen, | |
[pagina 68]
| |
1 Rug van deel 12 van The Lyric Poets, en alle uitvoeringen van Praeludien (eerste en tweede druk)
2 Voorplat van de eerste druk, gebonden in linnen, bedrukt in grijs. (Bibliografie, 1a.)
3 Voorplat van de eerste druk, gebonden in perkament, bedrukt in goud (Bibliografie, 1b.)
4 Voorplat van de eerste druk, gedrukt op Japans papier en gebonden in perkament. (Bibliografie, 1c.)
| |
[pagina 69]
| |
5 Voorplat van de tweede druk van Praeludien (1911). ingenaaid in papier. (Bibliografie, 2a.)
6 Voorplat van de tweede druk, gebonden in linnen (Bibliografie, 2b.)
7 Voorplat van de tweede druk, gebonden in perkament (Bibliografie, 2c.)
| |
[pagina 70]
| |
maar aan een onbekende drukker, die niet over de Fleischmann beschikte, noch over dezelfde ornamenten. De uitgever heeft ook op de bindwijze willen beknibbelen, wat schrijnend duidelijk is bij de goedkoopste oplage, in een papieren omslag (rechte rug): slechts I binnensteek (twee naaigaten) en natuurlijk veel lijm in de rug moest het boekje bijeenhouden. Deze papieren oplage is op hetzelfde papier gedrukt als de in linnen gebonden oplage: papier zonder watermerk en zonder kettinglijnen. Er is een aparte oplage van vijftig genummerde exemplaren verschenen op Van Gelder Zonen: deze exemplaren zijn gebonden in perkament en die luxe band is opnieuw versierd naar het ontwerp van Fell, met een kleine wijziging: onderaan de rug staan twee sterren in plaats van een enkele ster. De beide gebonden deeloplagen hebben een ronde rug en een vergulde kopsnede. De linnen oplage heeft bovenaan een wit kapitaal, de perkamenten oplage heeft boven- èn onderaan een wit kapitaal. Het bandontwerp van de papieren en de linnen oplage is afwijkend. Samenvattend: er zijn drie ontwerpen. Ten eerste het ontwerp van Fell (driemaal toegepast), vervolgens het typografische ontwerp (eenmaal toegepast), en ten slotte dir derde ontwerp (tweemaal toegepast), dat net als het binnenwerk een imitatie lijkt van de eerste druk. | |
H.C.A. van KampenDit derde ontwerp draagt onder aan de rug de initialen HCAvK. Het bandontwerp is van Hermann Carl Anton van Kampen (1881-1946),Ga naar eind19 bekend om zijn boeken over de zeilkunst. Het heeft dezelfde opzet als dat van de Maison Blok-uitgave; ook het formaat van band en boekblok zijn bijna identiek met deze uitgave. Dit ontwerp is minder flamboyant. De sierrand heeft niet die dramatische verschillen van licht en donker, die het Fell-ontwerp diepte geven. Het is een niet transparante en statische tekening van smalle ranken met eenvormige blaadjes en kleine, levenloze en karakterloze bloemetjes, misschien een poging om de gestyleerde banden van Cobden-Sanderson te imiteren. Waarschijnlijk is ook hier het viooltje afgebeeld. Het binnenvlak is vrijwel voor de helft leeg en inconsequent ingericht. De belettering is minder speels, maar daarmee ook ontdaan van de maniërismen van de eerste druk. Het is, al met al, een braaf boekje geworden. Zijn er daarom | |
[pagina 71]
| |
- mogelijk op verzoek van Boutens - vijftig exemplaren voorzien van het oudere omslag? Voor die luxe oplage, die overigens ook in de handel is gebracht, is het eerste katern apart gedrukt, met tegenover de titelpagina een colofon. Die exemplaren hebben gemeen dat op de titelpagina het laatste cijfer in het jaartal 1911 in het zetsel is gezakt.Ga naar eind20 Waarom is het bandstempel niet ook gebruikt voor de rest van deze editie? - technisch was dat mogelijk. Het verschil duidt op een specifieke keuze. Wellicht heeft Dent, de oorspronkelijke uitgever, bezwaar gemaakt en dacht men dat een hergebruik voor alleen de luxe oplage aan diens aandacht zou kunnen ontsnappen? Het is, gezien het veelvuldig en straffeloos naäpen van modellen, een verwaarloosbare optie. Een heel andere benadering is nog te overdenken: zou het kunnen zijn dat aanvankelijk Maison Blok een heruitgave overwoog en dat, uit financiële overwegingen, besloten werd niet nogmaals Enschedé in te schakelen, maar een goedkoper drukkerij, die de opdracht kreeg het boekje in alle details na te volgen? In een later stadium zou de uitgave kunnen zijn overgenomen door Van Kampen,Ga naar eind21 te laat om formaat en opmaak nog ingrijpend te veranderen, maar nog wel op tijd om het familielid H.C.A. van Kampen een nieuw omslagontwerp toe te vertrouwen. De luxe oplage zou dan - ondanks het feit dat deze in de handel is gebracht - een particuliere zaak van de dichter zelf kunnen zijn geweest, die het oorspronkelijke bandstempel gebruikt wilde zien voor de vijftig genummerde exemplaren. A.A.M. Stols memoreerde niet voor niets dat Boutens in zulke gevallen ‘veelal de beschikking [hield] over deze exemplaren, welke hij zelf van een inscriptie en een nummer voorzag en aan zijn vrienden, bij wijze van hooge gunst, verkocht of zelfs een enkele maal ten geschenke of in ruil voor andere kostbare uitgaven gaf.’Ga naar eind22 Boutens' jonge vrienden Anton van Herzeele en E. Menten behoorden tot de uitverkorenen; nummer 1 is van een opdracht voorzien aan W.A. van Konijnenburg. Boutens boog zich voor de tweede druk opnieuw over de inhoud van zijn bundel en nam de gelegenheid te baat 31 kleine, soms echter beduidende, wijzigingen aan te brengen in 21 gedichten. De bezorgers van Boutens' Verzamelde werken merkten in hun ‘Verantwoording’ op ‘dat Boutens zijn boeken zeer zorgvuldig corrigeerde en dat wijzigingen en drukfouten bij hem zeldzaam zijn’.Ga naar eind23 In vergelijking met de | |
[pagina 72]
| |
bundels van anderen is dat wellicht waar, opvallend is nu dat van Praeludiën de tweede druk zorgvuldiger is dan de eerste, die ontsierd wordt door, voor Boutens niet licht te begrijpen, zetfouten als ‘rei’ (voor ‘rij’), ‘getrouwen’ (voor ‘getouwen’), ‘nijgen’ (voor ‘neigen’) en ‘groene’ (voor ‘groenen’). Bij het corrigeren werden deze fouten rechtgezet, iets te ijverig, want in de regel ‘En taste ze op tot peel’ kreeg ‘taste’ nu een ‘t’ teveel (een fout die Boutens in latere drukken heeft hersteld). De meeste veranderingen beperken zich tot samenvoegingen (3) en interpunctie (21).Ga naar eind24 (De drukker gebruikt in de tweede druk doorgaans meer gedachtenpunten.) De bezorgers van de Verzamelde werken hebben nu eens de eerste, dan weer de tweede of een latere druk gevolgd, waardoor de interpunctie in die uitgave onbetrouwbaar is. | |
Lyrisch dichterschapIn de tweede druk bracht Boutens ook twee tekstuele wijzigingen aan die typisch lyrische kwaliteiten als klank en ritme ten goede komen: ‘ge’ werd ‘gij’ en ‘van strand’ werd ‘van 't strand’. Door de band van de reeks The Lyric Poets over te nemen, koos hij voor een affichering als lyrisch dichter, niet om zich af te zetten tegen de epische of dramatische dichtkunst, maar om zijn poëzie duidelijker dan voorheen in een internationaal kader te plaatsen. Het nationale kader, rond 1902 nog altijd beheerst door de beweging van Tachtig, heeft hij wellicht als te beperkt beschouwd: hij koos niet voor niets voor deze bundel een muzikale term en niet de algemene titel van zijn debuutbundel Verzen, die ook Willem Kloos voor zijn verschillende sonnettenbundels gebruikte. Zijn keuze voor een expliciet en exclusief lyrisch dichterschap ligt vast in de ‘muzikale’ titels vanaf 1902: Praeludiën, Stemmen, Vergeten liedjes, Carmina en later nog de Liederen van Isoude. Veel gedichten lijken op muzikale composities in hun gebruik van de themata, vooral als we kijken naar de natuurmotieven (seizoenen en weersomstandigheden, vaak in combinatie, zoals in ‘Voorjaarssneeuw’). Sommige gedichten grijpen vooruit op een meer beschouwende lyriek, vooral de langere gedichten met beslissende titels als ‘Bewustwording’, ‘Bekentenis’ of ‘Herkenning’. In deze periode zagen ook Boutens' critici dat zijn poëzie zich bewoog in de richting van een individualistische (zoals de aardse zintuiglijkheid van Herman Gorter) | |
[pagina 73]
| |
naar een metafysische, algemener symbolische lyriek, een beweging die niet alleen samenhangt met Boutens' aan Plato ontleende filosofische inzichten, maar ook met ‘de noodzaak van homoseksueel verlangen in het streven naar kennis van de absolute schoonheid’.Ga naar eind25 Juist de homoseksualiteit van Boutens draagt bij aan de ‘transcendentie’ die in de metafysische gedichten een cruciale rol speelt. Boutens waakte er in 1902 echter wel voor zich als homoseksueel te manifesteren. Recent werd over Boutens geschreven: ‘Van Deyssel moet zeer wel hebben begrepen dat deze “nieuwe dichter in Holland” zich zowel in nationaal als in internationaal gezelschap heeft willen afficheren’Ga naar eind26 - en dan ging het Boutens er misschien wel juist om - Van Deyssel bijvoorbeeld - erop te wijzen dat de invloed van de Franse dichters (Paul Verlaine, Charles Baudelaire) en daarmee van het symbolisme, voor hem niet alleenzaligmakend was en dat daarnaast hem vooral de Engelse poëzie inspireerde, met de meer metafysische inslag. Zo kon het gebeuren dat voor Boutens Praeludiën de aanzet werd tot een lyriek die eerder metafysisch dan symbolistisch genoemd moest worden en die dit tot uiting wilde laten komen, niet alleen in de gedichten zelf, maar ook in de typografie en vooral her omslagontwerp. De Engelse invloed op zijn ideeën over typografie is duidelijk via Morris tot hem gekomen; de lyrische, metafysische bronnen zijn niet systematisch onderzocht, maar Boutens reikte ons, met het bandontwerp, indirect een lange rij dichters aan: Spenser, Burns, Shelley, Sidney, Campion, Wordsworth, Herrick, Beaumont, Fletcher, Keats, Browning en Tennyson. Als een jongere tijdgenoot van Boutens opsomt wat hem in diens poëzie aantrekkelijk voorkomt, noemt hij: ‘zijn bij uitstek lyrisch talent’ en ‘het sierlijk uiterlijk van zijn bundels’ in één adem.Ga naar eind27 Dat het lyrisch talent en het sierlijk uiterlijk van Praeludiën zo dicht bij elkaar liggen, geeft wel aan dat niet alleen Boutens, maar ook zijn publiek deze verbinding als logisch en wenselijk ondervond. De band van Praeludiën is, aldus bezien, een signaal. | |
[pagina 74]
| |
Bibliografie PraeludiënGa naar eind281. Eerste druk, 1902PRAELUDIËN [Vijf maal een stervormig ornament] ‖ verspreide gedichten ‖ [Vier maal ornament] van p.c. boutens ‖ ‖ Gedrukt door Joh. Enschedé en Zonen [Ornament] ‖ in Haarlem voor Maison Blok [Drie maal ornament] ‖ [Zes maal ornament] te 's-Gravenhage 1902
Letter: een Fleischman [Van Faassen, 1993]. Decoraties (binnenwerk): Op de titelpagina en in de Beginregels is als regelvuller een van de ‘Ouderwetsche ornamenten. Op 6 punten’ gebruikt, namelijk nummer 1448: een dubbel kruis (afgebeeld op bl. 80 in Deel III. Ornamenten van Letterproef van Joh. Enschedé en Zonen. Lettergieterij te Haarlem. (Haarlem 1891). De bloemen-ornamenten komen daarin overigens niet voor. Er zijn 16 verschillende ornamenten: 1 Vroegeling, Erophila verna (p. 2, 64), 2 Ridderspoor (?), Delphinium (p. 7, 62, 66), 3 Hop, Humulus lupulus (p. 9, 21, 46, 72, 84, 106), 4 Palmet (p. 10, 44, 112), 5 (p. 12, 89), 6 Meidoorn, Crataegus laevigata (p. 14, 24, 60, 88, 126), 7 Eenbes, Paris quadrifolia (p. 16, 34, 52, 102, 117), 8 Roos (?), Rosa (p. 18, 32, 74, 96), 9 Roos (?), Rosa (p. 27, 77, 103), 10 (p. 37, 98), 11 Klaver, Trifolium pratense (p. 40, 114), 12 Ooievaarsbek, Geranium sanguineum (p. 42, 92), 13 Wijndruif (?), vitis vinifera (p. 49, 82), 14 Veerpalm (p. 69), 15 Wingerd (?), Partheno-cissus inserta (p. 70), 16 Amerikaanse eik, Quercus rubra (p. 108). (Voor de determinatie waarvan ik dank verschuldigd ben aan Sam Segal.) Drukker: Joh. Enschedé en Zonen in Haarlem. | |
[pagina 75]
| |
Datum van publicatie: [februari?] 1902. Een exemplaar met opdracht aan K.J.L. Alberdingk Thijm is gedateerd: 9 februari 1902. (Veilingcatalogus The Romantic Agony (Brussel) 16-17 oktober 1998, nr. 690.) Recensies: De Nieuwe Courant, 2e jaargang, nr. 95, 25 februari 1902, Avondblad, p. [6] (‘Dichter-ontwaken’); Het Vaderland, nr. 133, 8 en 9 juni 1902, Eerste Blad B, p. [r] (in ‘Letterkundige Beschouwingen’ door v.N. [W.G. van Nouhuys]); De Nieuwe Gids r7e jrg. (1901-1902), [april 1902], p. [496] (vermeld in ‘Laatst ontvangen boeken’), recensie in: [juni 1902], p. 620-624 (‘Literaire kroniek’ door Willem Kloos). Ontvangst: 1. ‘...dit keurige bundeltje...’ (De Nieuwe Courant). 2. ‘Het boekje is een model van fraaie typografische uitvoering en doet de firma Enschedé eer aan.’ (Het Vaderland). | |
1a. Gebonden in linnenOplage: ? Papier: Van Gelder Zonen [watermerk: Van Gelder Zonen + wapenl; schutbladen: dik papier, aan één zijde grijs. Band: Heel wit linnen, voorplat (titel, ondertitel en auteur met 4 ornamenten (ongelijk aan die op de titelpagina) en ronde rug (achternaam auteur, titel) bedrukt in grijs. Aan boven- en onderzijde is een paars/geel kapitaal aangebracht. Kop afgesneden, andere zijden onafgesneden. Collatie: 12o [π2 a2 b-i8 2π2]. 70 bladen: pp. [4], [4], 1-126, [2], [4]. De schutbladen (π en 2π) en katern a zijn niet genaaid, maar gelijmd. De overige katernen zijn met wit garen genaaid (5 naaigaten (4 gebruikt), 1 lange, 2 korte binnensteken). Formaat: Band: 158×105 mm; boekblok: 150×97 mm; doorsnede incl. band: 15 mm. Prijs: ƒ 2.50 [Brinkman, 1901-1910] Autopsie: Particuliere collectie (3 exemplaren). | |
1b. Op Van Gelder Zonen, gebonden in perkamentOplage: ? Papier: Van Gelder Zonen [watermerk: Van Gelder Zonen + wapen]. Varianten: exemplaar gezien met schutbladen van tweezijdig bruin papier. Ook gesignaleerd: goudkleurige schutbladen aan één zijde versierd met Franse lelies. Er zijn waarschijnlijk meerdere bindoplagen geweest, waarvan die met de bruine en | |
[pagina 76]
| |
geïllustreerde schutbladen de latere uitmaken. Band: Heel, slap perkament, voorplat en ronde rug bedrukt in goud, naar een ontwerp van H. Granville Fell, als 1c, met 2 wijnrode bindlinten (9 mm breedte) en met een leeslint (4 mm). Kop afgesneden en verguld, andere zijden onafgesneden. Variant: ook exemplaar gezien met kop niet afgesneden en niet verguld. Collatie: 12o [π2 2π2 a2 b-i8 3π2]. 74 bladen: pp. [4], [4], [4], 1-126, [2], [4]. De schutbladen (π en 3π) zijn gelijmd, evenals katern a. De overige katernen zijn met wit garen genaaid (8 naaigaten, 4 binnensteken). Deze bindwijze en collatie komen overeen met de op Japans papier gedrukte exemplaren. Variant: Het exemplaar met bruine schutbladen heeft 4 naaigaten, 3 binnensteken, collatie: 12o [π2 a2 b-i8 2π2]. 70 bladen: pp. [4], [4], 1-126, [2], [4]. Formaat: Band: 154×101 mm; boekblok: 151×96 mm; doorsnede incl. band: 11 mm, waarvan aan frontzijde 2×3 mm bedekt. Prijs: ? [niet in Brinkman, 1901-1910] Autopsie: Antiquariaat Swertz- 1 (herbonden: het slappe perkament om stevige platten gevouwen. Brede, grove, niet authentieke oudrose (oorspronkelijk paarse?) linten (gelijk aan die van een origineel exemplaar van Platoons Phaidoon, 1905); leeslint ontbreekt; witte kapitalen boven en onder; schutbladen van Concordia; katern q is eveneens gelijmd; overige ingenaaid met geel garen); Antiquariaat Swertz-2 (schutbladen vernieuwd, linten ontbreken); Antiquariaat Huijer (linten vernieuwd, schutbladen met verticale kettinglijnen op 27 mm; kop niet afgesneden en niet verguld); Particuliere collectie (tweezijdig bruine schutbladen hebben Franse titelpagina verkleurd; linten ontbreken); Particuliere collectie (deel leeslint bewaard); Antiquariaat Alfa Haganum (linten vervangen); [Catalogus Antiquariaat Aioloz (Leiden) 40 (februari 1998), nr. 62: ‘Orig. verg. dec. perkament (kleine vlekjes). Kop verguld. Onafgesn. Met franse lelies versierde gouden schutbladen’]. Locaties: Zeeuwse Bibliotheek, 1997, p. 35, nr. 2.6 (signatuur: 1112 L 21, linten ontbreken); Universiteitsbibliotheek Amsterdam (signatuur: KK 70-9). | |
1c. Op Japans, gebonden in perkamentOplage: enkele exemplaren [Stols, 1925] [Ongenummerd] Papier: Japansch papier [Stols, 1925] Band: Heel slap perkament, voorplat en ronde rug bedrukt in goud, naar een ontwerp van H. Granville Fell, als 1b, met 2 wijnrode bindlinten en met een lees- | |
[pagina 77]
| |
lint van 4 mm breedte. Kop en frontzijde afgesneden, onderzijde onafgesneden. Kop verguld. Collatie: 12o [π2 2π4 a2 b-i8 3π4 4π2]. 78 bladen: pp. [4], [8], [4], 1-126, [8], [4]. De schutbladen (π en 4π) en katern a zijn niet genaaid, maar gelijmd. De overige katernen zijn met wit garen genaaid (8 naaigaten, 4 binnensteken). Formaat: Band: 156×101 mm; boekblok: 152×97 mm; doorsnede, incl. band: 10 mm, waarvan aan frontzijde 2×5 mm bedekt. Prijs: ? [niet in Brinkman, 1901-1910] Autopsie: Particuliere collectie (1 exemplaar). | |
2. Tweede druk, 1911PRAELUDIËN [Vijf maal - van de eerste druk verschillend - stervormig ornament] ‖ verspreide gedichten ‖ [Vier maal ornament] van p.c. boutens ‖ ‖ Tweedf Druk, uitgegeven door [Vier maal ornament] ‖ P.N. van Kampen & Zoon, te Amsterdam, 1911
Letter: ? Decoraties: Er zijn 24 verschillende ornamenten: 1 Wintereik, Quercus petraea (p. 2, 44, 52, 112), 2 Akelei, Aquilegia vulgaris (p. 7), 3 Sneeuwbal, Viburnum opulus (p. 9, 108), 4 Klaver, Trifolium repens (p. 10, 16, 117), 5 Vliet (?), Sambucus nigra (p. 12, 37), 6 Klavet, Trifolium pratense (p. 14, 60, 74), 7 Lupine, Lupinus vulgaris (p. 18, 46, [liggend:] 103), 8 Valeriaan, Valeriana officinalis (p. 21), 9 Klimop, Hedera helix (p. 24), 10 Passiebloem (?), Passiflora (p. 27), 11 Viooltje, Viola tricolor (p. 32), 12 Klimop, Hedera helix (p. 34), 13 Goudsbloem, Calendula officinalis (p. 40), 14 Korenbloem, Centaurea cyamus (p. 42), 15 Lampionplant, Physalis alkekengi (p. 49, 88, 102), 16 Heggerank, Clematis vitalba (p. 62, 89), 17 Paarse dovenetel, Lamium purpureum (p. 64, 70), 18 Palmet (p. 66, 82), 19 Palmet (p. 69, 92), 20 Palmet (p. 72, 96), 21 Wilde kastanje, Aesculus hippocastabum (p. 77), 22 Wijndruif, Vitis vinifera (p. 84, 98), 23 Viooltje (?), Viola tricolor (p. 106), 24 (p. 114), 25 Tongvaren, Asplenium scolopendrium (p. 126). (Ornament 6 lijkt op 1902-11. Ornamenten 19, 20 en 21 lijken op 1902-4.) Drukker: [onbekend] Datum van publicatie: [mei] 1911 [Mededelingen, 1977] | |
[pagina 78]
| |
2a. Ingenaaid in papierOplage: ? Papier: [geen watermerk, geen kettinglijnen, als 2b.] Band: Heel wit papier (gladder dan binnenwerk), voorplat en rechte rug bedrukt in goud naar een ontwerp, dat onderaan rug de signatuur HCAvK draagt, als 2b. De ontwerper is Hermann Carl Anton van Kampen. Alle zijden onafgesneden. Collatie: 12o [a2 b-i8 j2]. 68 bladen: pp. [4], 1-126, [6]. Katernen a en j zijn niet genaaid, maar gelijmd. De overige katernen zijn met wit garen genaaid (2 naaigaten, 1 binnensteek). Formaat: Band en boekblok: 156 × 98 mm; doorsnede 12 mm. Prijs: ƒ 1,50 [Brinkman, 1911-1915] Autopsie: Particuliere collectie (2 exemplaren, waarvan 1 gestempeld: recensie-exemplaar). | |
2b. Gebonden in linnenPapier: [geen watermerk, geen kettinglijnen, als 2a.] Band: Heel wit linnen, met aan bovenzijde wit kapitaaltje, voorplat en ronde rug bedrukt in goud naar een ontwerp, dat onderaan rug de signatuur HCAvK draagt, als 2a. Aan bovenzijde is een wit kapitaal aangebracht. Kop afgesneden en verguld, andere zijden onafgesneden. Collatie: 12o [π2 a2 b-i8 j2 2π2]. 72 bladen: pp. [4], [4], 1-126, [4], [4]. De schutbladen (π en 2π) en de katernen a en j zijn niet genaaid, maar gelijmd. De overige katernen zijn met wit garen genaaid (6 naaigaten, 3 binnensteken). Formaat: Band: 157 × 103 mm; boekblok: 152 × 96 mm; doorsnede 13 mm. Prijs: ƒ 2. - [Brinkman, 1911-1915] Autopsie: Particuliere collectie; Museum van het Boek/Museum Meermanno Westreenianum (signatuur: K 098 A 010). Locaties: Zeeuwse Bibliotheek, 1997, p. 47, nr. 2.30 (signatuur: 1112 L 3). | |
2c. Gebonden in perkamentOplage: vijftig genummerde exemplaren Papier: Van Gelder Zonen [watermerk: Van Gelder Zonen, Holland + wapen.] Band: Heel slap perkament, voorplat en ronde rug bedrukt in goud, naar een ontwerp van H. Granville Fell, met 2 striklinten (kleur als eerste druk?). Het ont- | |
[pagina 79]
| |
werp verschilt van 1b/c: de rug-opdruk is gewijzigd: onderaan in plaats van 1 ster: 2 sterren. Aan boven- en onderzijde is een wit kapitaal aangebracht. Kop afgesneden en verguld, andere zijden niet afgesneden. Collatie: 12o [π2 a2 b-i8 j2 2π2]. 72 bladen: pp. [4], [4], 1-126, [4], [4]. De schutbladen (π en 2π) en de katernen a en j zijn niet genaaid, maar gelijmd. De overige katernen zijn met wit garen genaaid (6 naaigaten, 3 binnensteken). Formaat: Band: 155×100 mm; boekblok: 153×95 mm, doorsnede, incl. band: 13 mm, waarvan aan frontzijde 2×4 mm bedekt. Er zijn kleine onderlinge afwijkingen tussen de exemplaren. Tekst colofon: van dezen tweeden druk zijn ‖ vijftig genummerde exemplaren ‖ gedrukt op hollandsch papier ‖ en gebonden in perkament. dit ‖ exemplaar is hiervan ‖ No. [Arabisch nummer handgeschreven in zwarte inkt.] Prijs: ƒ 4,50 [Brinkman, 1911-1915] Autopsie: Particuliere collectie [No. 41] (linten ontbreken); Koninklijke Bibliotheek [No. 5] (signatuur: 50 G 8, linten ontbreken); Antiquariaat Huijer [No. 38] (linten ontbreken); Antiquariaat Swertz [No. 10] (linten ontbreken, vernieuwde schutbladen met verticale kettinglijnen op 27 mm afstand; vernieuwde kapitalen); Particuliere collectie [No. 1] (handgeschreven opdracht in zwarte inkt op Franse titelpagina: “aan W.A. [van] Konijnenburg ‖ van P.C. Boutens ‖ [schuine streep.]”, linten ontbreken); Letterkundig Museum [No. 16] (linten ontbreken, de bladen 9/12, 121/124, 125/128 zijn niet los gesneden). Locaties: Zeeuwse Bibliotheek, 1997, p. 47, nr. 2.30 (signatuur: 1112 L 20: nr. 21, linten ontbreken); Letterkundig Museum [No. 2] (signatuur: B.786 V.1). Bijzonderheid: Het laatste cijfer ‘1’ in het jaartal 1911 op de titelpagina is in het zetsel naar beneden gezakt (in nr. 1, 3, 10, 16, 38 en 41). |
|