| |
| |
| |
Marco Goud
‘Neem nooit een molenaarsdochter!’
Brieven van P.C. Boutens aan zijn vriend J.M. Kakebeeke
In nalatenschappen van schrijvers bevinden zich soms brieven van onbekenden. Vaak is dan alleen een voornaam bekend, of is de naam van de afzender niet te ontcijferen. Zo trof ik in de P.C. Boutens-collectie van het Letterkundig Museum twee prentbriefkaarten aan van ene ‘Jacques’ aan Boutens. Toevallig was ik enige tijd daarvoor gestuit op de naam Jacques Kakebeeke in de door Jo Landheer als regeringsopdracht vervaardigde Inventaris van de literaire nalatenschap en de brieven van P.C. Boutens (1957).Ga naar eind1 Deze inventaris bevat onder meer regesten van brieven van Boutens aan J.M. Kakebeeke, de aanhef van deze brieven luidt telkens ‘Beste Jacques’. Zelfs uit deze regesten blijkt het belang van de brieven, zowel voor Boutens' biografie als voor zijn poëzie.Ga naar eind2 De aan de regesten ten grondslag liggende originele brieven bevinden zich niet in het Letterkundig Museum of andere mij bekende Boutens-archieven. Na een speurtocht achterhaalde ik Boutens' brieven bij een dochter van Kakebeeke.Ga naar eind3
In de periode 1903-1930 schreef de in Middelburg geboren dichter en classicus P.C. Boutens (1870-1943) zeventien brieven en kaarten aan zijn Zeeuwse vriend Jacobus Marinus Kakebeeke (1881-1958). Aan de vriendschap tussen Boutens en Kakebeeke is tot nu toe in de Boutens-literatuur geen aandacht besteed.Ga naar eind4
Jacobus Marinus Kakebeeke werd op 17 juli 1881 geboren te Goes. Hij was de tweede zoon van Lodewijk Gerardus Kakebeeke en Geertruida
| |
| |
Kakebeeke-de Jongh. Het gezin verhuisde enige jaren later naar Middelburg, alwaar ze gingen wonen aan de Rouaansche Kaai. Jacques Kakebeeke ging in september 1893 naar het Stedelijk Gymnasium in Middelburg. Boutens had van 1884 tot 1890 op dezelfde school gezeten.Ga naar eind5 Kakebeeke studeerde van 1901 tot en met 1904 aan de Polytechnische School te Delft.Ga naar eind6 In 1905 maakte hij een reis naar Duitsland om steden en musea te bezoeken. Hij deed tijdens die reis onder meer Dresden aan.Ga naar eind7 Na de dood van zijn vader in 1912 volgde Kakebeeke hem op als directeur van de Stoommeelfabriek, de firma Wed. J.H.C. Kakebeeke Gz., gelegen aan de Zuidelijke Havendijk V 154 te Middelburg.Ga naar eind8 Op 2 februari 1915 trouwde hij met de in 1891 geboren Wendilia Elisabeth Kronenberg. Ze kregen vier kinderen. Hij overleed op 9 januari 1958 te Bilthoven.
Hoe Boutens en Kakebeeke elkaar hebben leren kennen, is helaas niet bekend. Kakebeeke heeft zijn kinderen hierover nooit iets verteld. Hij heeft evenmin geschriften nagelaten waaruit blijkt hoe het contact tot stand gekomen is. Wél heeft hij zijn leven lang de brieven van Boutens bewaard. Ze moeten dus een bijzondere betekenis voor hem hebben gehad.
Wellicht is het contact verlopen via J.C. Kakebeeke (1871-1950), een neef van J.M. Kakebeeke. J.C. Kakebeeke doorliep het gymnasium tegelijkertijd met Boutens en ze waren beiden lid van het gymnasiastengezelschap ‘Nihil sine labore’.Ga naar eind9 J.M. Kakebeeke is nooit lid geweest van dit gezelschap. Het meest waarschijnlijk is dat Boutens en Kakebeeke elkaar in Zeeland ontmoet hebben. De eerste twee documenten uit de briefwisseling betreffen afschriften uit augustus 1903 van de in Zeeland geschreven gedichten ‘Veere’ en ‘Zondagmorgen aan zee’. Boutens woonde in die tijd in Voorschoten, maar verbleef in de zomer van 1903 in Hotel de l'Europe in Domburg.
Boutens begon zijn correspondentie met Kakebeeke in 1903. Hij werkte toen nog op de elitaire jongenskostschool Noorthey te Voorschoten.Ga naar eind10 Boutens gaf daar van 1894 tot en met 1904 les in de klassieke talen. Een aantal leerlingen van Boutens, onder wie Anton baron van Herzeele (1882-1960) en E.E. Menten (1882-1970), werd goede vriend of een mecenas van Boutens.Ga naar eind11 In het voorjaar van 1904 kreeg Boutens aanvallen van tuberculose.
| |
| |
Portret van P.C. Boutens door Jan Toorop, 1905. (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)
Hij was er ‘zeer beroerd’ aan toe, volgens Jan Toorop. Deze schreef aan Albert Verwey in een brief van 18 maart 1904: ‘Hij krijgt lamme zenuwaanvallen en heeft een bloedspuwing gehad. De man was gep. Zondag mei moeite bij mij hier in Amsterdam geweest en zag er ellendig uit. De dokter heeft hem ten sterkste aangeraden naar andere hoogere streken te gaan - zoo spoedig mogelik [...]’. Ga naar eind12 Toorop en J.N. van Hall (de redactiesecretaris van De Gids) zamelden geld in om Boutens in staat te stellen naar het toenmalige
| |
| |
Zuid-Tiroolse stadje Meran te gaan voor een rustkuur. Na zijn terugkomst uit Meran stopte Boutens met lesgeven op Noorthey en verhuisde hij naar Den Haag, waar hij privélessen Latijn en Grieks ging geven. Hij huurde aanvankelijk kamers aan het adres Noordeinde 105a, later Westeinde 9a. Daarna zou Boutens in Den Haag nog enige malen verhuizen.
Over zijn lessen en leerlingen schreef Boutens vaak aan Kakebeeke. Uit de brieven blijkt dat Boutens dagelijks hard moest werken om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Daarnaast wijdde hij zich aan het dichten en vertalen. Omstreeks het jaar 1909 werd een ondersteuningsfonds voor Boutens opgericht door Van Hall en Arij Prins.Ga naar eind13 Boutens leverde zelf een lijst van rijke kennissen die aangeschreven konden worden en had ook bemoeienis met de inhoud van een aantal bedelbrieven. In een aan Prins gestuurde conceptbrief, bedoeld voor zijn oud-leerling jhr.mr. G.C.W. van Tets, schreef Boutens: ‘Zooals U reeds zal bekend zijn, hebben enkele letterkundigen zich kort geleden vereenigd tot een commissie die zich tot doel stelt gelden bijeen te brengen om den dichter P.C. Boutens in staat te stellen zich meer en uitsluitender te wijden aan zijn letterkundige bezigheden dan hij nu bij machte is. De werkzaamheden waarmede hij thans zijn brood verdient, nemen zijn tijd en arbeidskrachten zoozeer in beslag, dat hij ook al om reden van zwakke gezondheid, daarnaast moeite heeft zijn literaire werk ten volle te verwezenlijken. [...] Met vreugde vernamen wij dat ook U bereid waart tot dit goede doel bij te dragen. Het zal daarom Ondergeteekende aangenaam zijn te mogen vernemen eene hoe groote jaarlijksche bijdrage door U zoude worden beschikbaar gesteld.’Ga naar eind14
Mij is niet bekend of Kakebeeke Boutens ook financieel gesteund heeft. Gezien de maatschappelijke positie van Kakebeeke lijkt me dat niet geheel ondenkbaar. Eén maal wordt in de brieven geschreven over een postwissel (br. 5). Kakebeeke kocht ook enige luxe uitgaven van Boutens' bundels (br. 9 en 11).
Tot nu toe is nog nooit een volledige briefwisseling van Boutens uitgegeven. Wel is, vooral door Boutens' eerste biograaf Karel de Clerck, veel uit zijn brieven geciteerd. Mevrouw A. Willemse-Bijlsma, een kennis van Boutens, tekende ooit de volgende uitspraak van Boutens op: ‘Ik denk er altijd bij
| |
| |
mijn brieven zoo sober mogelijk te stellen, zoodat ze later voor publicatie van geen waarde zijn. Ik wil niet dat mijn brieven gepubliceerd worden. In mijn gedichten heb ik uitgedrukt wat ik te zeggen had en die zoo volkomen mogelijk gemaakt.’Ga naar eind15
Boutens' brieven aan Kakebeeke zijn echter verre van sober en bieden juist veel nadere informatie over Boutens en zijn werk. Er blijkt uit met wie Boutens zoal omging, welke reizen hij maakte en wat hij las. Boutens raadde Kakebeeke aan om werk te lezen van zulke verscheiden schrijvers als Romain Rolland, Dostojevski, Nathaniel Hawthorne en Jens Peter Jacobsen. Boutens schreef aan Kakebeeke over gedichten waaraan hij werkte of over de publicatie van gedichten, bundels of vertalingen. Tot twee maal toe noemde Boutens het onvoltooide en ongepubliceerde gedicht ‘Narcissus’ (br. 7 en 9). Hij moet er jaren aan hebben gewerkt. Vier maal stuurde Boutens Kakebeeke een afschrift van een gedicht, en wel van ‘Veere’ (br. 1), ‘Zondagmorgen aan zee’ (br. 2), ‘Zwerverslied’ (br. 4) en ‘Heidelberg’ (br. 7). Deze afschriften bevatten hier en daar varianten ten opzichte van de gepubliceerde versie. Uit de brieven blijkt voorts dat Boutens het gedicht ‘De gast’ met het oog op Kakebeeke heeft geschreven en dat het gedicht ‘Aan zee’ ontstond bij de uitspanning ‘Oranjezon’ aan de Walcherse kust (br. 9). Vaak schreef Boutens over Zeeuwse aangelegenheden. Kakebeeke was immers evenals Boutens een Zeeuw en woonde in Middelburg.
Uit de brieven aan Kakebeeke blijkt dat Boutens niet altijd even positief dacht over de Middelburgers. Zo schreef Boutens: ‘[...] met vreugde lees ik tusschen de regels dat je niet bezig bent te ver-Middelburgen. Met vreugde; want je weet zeer wel, dat er een stuk van je is dat ik aan de Middelburgers niet gun.’ (br. 3). En: ‘Je ziet, ik schrijf van uit je beminde Middelburg. Ik ben hier maar voor een acht dagen; want het valt me zwaar hier langer te toeven. Als ik mijn moeder weêr eens gezien en gesproken heb, en eens naar Domburg ben geweest, waar Toorop huist, dan heb ik mijn bekomst aan Zeeland al.’ (br. 5). Boutens bezocht af en toe zijn moeder in Middelburg en ging dan steevast naar Toorop die 's zomers verbleef in de badplaats Domburg. Toorop en Boutens waren goed bevriend.
Hoewel Boutens niet veel op had met de ‘bier-drinkende M[iddelburg]sche gemeente’ (br. 6) zijn de zee en het Zeeuwse landschap hem wél
| |
| |
Portret van P C. Boutens door Jan Toorop, 1908. (Collectie Letterkundig Museum. Den Haag.)
altijd blijven bekoren, zoals blijkt uit zijn poëzie. Ga naar eind16
In de brieven valt ook iets te lezen over Boutens' contact met zijn uitgever C.A.J. van Dishoeck. Van Dishoeck wilde oorspronkelijk dat Beatrijs (1908) van illustraties zou worden voorzien door Herman Teirlinck. Boutens zag hier niets in. Het plan is dan ook niet doorgegaan; Rie Cramer maakte de bekende tekening voor Beatrijs (br. 10).
Ook meer wereldse kanten van Boutens komen uit de brieven aan het licht. Zo schreef Boutens in juni 1906 over een bezoek aan een worstelwedstrijd in de Haagse dierentuin (br. 7). Wie had dit verwacht van de als ‘wereldontheven’ bekend staande dichter? In een andere brief laat Boutens zich uit over de Eerste Wereldoorlog en zijn verlangen naar vrede (br. 15).
Uit de brieven blijkt een grote genegenheid van Boutens voor Kakebeeke. Het duidelijkst is dit wel in de brief van 19 oktober 1905 (br. 6). Vaak vroeg Boutens aan Kakebeeke of hij naar Den Haag wilde komen. Bij lezing van de brieven krijgt men de indruk dat Kakebeeke de boot afhield. Na de verloving van Kakebeeke in 1914 werd de toon koeler en de briefwisseling stokte. In 1930 schreef Boutens nog een kort bedankbriefje en een vakantiekaart vanuit Iralie. Uit de periode van 1930 tot Boutens' dood in 1943 zijn geen brieven aan Kakebeeke bewaard gebleven. Vrijwel alle brieven van Kakebeeke aan Boutens zijn verloren gegaan, met uitzondering van de genoemde twee prentbriefkaarten in het Letterkundig Museum.
De hieronder integraal uitgegeven brieven van Boutens aan Kakebeeke zijn in chronologische volgorde geplaatst en genummerd van 1 tot en met 17 (de twee briefkaarten van Kakebeeke hebben de nummers 10a en 10b gekregen).
| |
| |
Het eerste document kan eigenlijk niet als een brief beschouwd worden. Het is een gedrukte kaart van uitgeverij Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem, waarop Boutens op de achterkant het sonnet ‘Veere’ heeft geschreven. Ik heb het toch opgenomen omdat het een handschrift van Boutens betreft dat aan het begin staat van de correspondentie (het is door Kakebeeke gedateerd ‘Aug. 1903’). Bovendien heeft Kakebeeke het bij de brievencollectie bewaard.
Ik heb in de documenten geen verbeteringen of wijzigingen aangebracht. De weinige doorhalingen heb ik opgenomen tussen haken op de volgende manier: <-xxx>. Namen, plaatsen, zaken en titels heb ik, voor zover door mij achterhaald, geannoteerd. Toevoegingen of aanvullingen bij afkortingen heb ik geplaatst tussen vierkante haken.
De typografische vorm van de brieven is geüniformeerd. De aanhef en de plaats- en datumaanduiding heb ik telkens linksboven gezet. De alinea-indeling is gehandhaafd.
| |
In drooggevallen kil weinige pinken
Leunen aan zilvren slibbe. Van den laten
Avondtijd gaat schel kariljon rinkinken
Klein-echoloos in schorverweerde maten.
Van hooge schaarsbebouwde kade zinken
In eenzaamheid verlandelijkte straten
Waar groene polders door de bressen blinken.
Klein leven wint van grooten dood. - Daar staat de
Machtiggetoornde kerk in leêgen steilen
Klomp tusschen, boven zerkbevloerde graven
Donker op avonds gouden-wolkendroomen.
Stil als gedachten uit gedempte haven
De schimmen van de groote dooden zeilen
Naar zee en alzijds open Zeeuwsche stroomen.
| |
| |
| |
2. Briefkaart, [Middelburg, 31 augustus 1903].
Is dit de zee, dit klare nieuwe water
Dat kartelkruift in reven lijnerank
En schuimloos uitvloeit aan de strandebank
En babbelt lichtst geluid, bladgoudgeklater? -
Voor duin en stranden eenzaam ebbeblank
Rust morgenjonge zee. In heemlen baadt er
De vuren hartstocht maar <-de> van Zon en slaat er
Zijn stralen armen om haar stillen flank...
Geen ander leven is of was. In kolken
Een wereld wordt uit levenlooze lijnen:
Het is voor 't eerst dat zon de zee omvademt -
Wat bloei gaat vloeden over aards woestijnen,
Wat blijde legers zon-en-zee-doorademd,
Goden en menschen, gaan haar plein bevolken!
| |
3. Brief, 13 december 1904.
Westeinde 9o, den Haag
13 Dec. 1904.
Beste Jacques. Zooals je hier boven ziet, ben ik in mijn kort verblijf hier ter stede al eens verhuisd, maar ik houd het bij de -eindes.Ga naar eind20 De eerste kamer was maar tijdelijk; ik had dit vertrek op het oog, maar moest wachten tot het een Indischen heer 1 Nov. geliefde op te krassen. Ook heb ik nu mijn meubelen en boeken weêr in dagelijksch gebruik en het zou heel makkelijk gaan je eens een paar dagen, Zaterdag en Zondag a.s. bv., hier te hebben. Waarom doe je dat niet eens? Wij gaan dan Zaterdagavond naar de opera en hebben een heelen Zondag om wat rond te kijken en eens gezond te lachen. Of ik naar Middelburg kom met de Kerst, weet ik nog niet. De groote toren en de kleine menschen trekken me heel weinig aan, al wordt ik hier telkens herinnerd aan <-de> het mooie kariljon van den langen Jan door de groote kerk in wier schaduw ik woon.Ga naar eind21
Met den leerling gaat het vrij goed. Zijn familie is zeer vriendelijk en tegemoetkomend voor me. Ook vermoeit dit weinige lesgeven me niet bizonder. Ik rust iederen middag, en daar bevind ik me wel bij. Zooals ik je schreef, kom maar eens kijken a.s. Zaterdag, maar schrijf met welken trein je komt.
Je brief heeft me goed gedaan. En met vreugde lees ik tusschen de regels dat je niet bezig bent te ver-Middelburgen. Met vreugde; want je weet
| |
| |
zeer wel, dat er een stuk van je is dat ik aan de Middelburgers niet gun. Ik geloof, dat je best de eene sigaar aan de andere kunt aansteken en wel eens tegen je smaak bier drinken, als al die dingen maar bijzaken blijven waar je geluk onafhankelijk van is. Hier heb ik nog geen bier gedronken, hoewel mijn tafelgenooten dat bij tijd en wijle en meestal Zaterdagavonds plegen te doen. Wel heb ik met Jan SalbergGa naar eind22 e.a. laatstelijk een kopje thee gesmaakt in de Bodega.Ga naar eind23 Nu en dan voel ik 's avonds weer mijn oude lust tot werken, en daaruit vooral concludeer ik beterschap. Ook vind ik het weêr bij voortduring vrij zacht; eigenlijke koû hebben wij nog niet gehad.
Zooals misschien tot je doorgedrongen is, is er weêr heftige beweging in de literaire wereld, doordat van Deyssel en Verwey uiteengaan, elk met een tijdschrift.Ga naar eind24 Ook hoor ik van nog meer tijdschriften die dreigen te verschijnen. Er zal dus groot gebrek komen aan copie en ik raad je je roman in vervolgstukken in een van die periodieken te plaatsen.Ga naar eind25 Ik ben er erg benieuwd naar.
Ondertusschen hoop ik dat de loonslaaf zijn slaven eens voor een paar dagen zal afbreken en van zijn loon een retourtje naar den Haag koopen.
Je moet in je leêge avonduren eens van den Rus Dostojevsky lezen; ik weet zeker dat je dat bevallen zal; want de bewering dat het je onverschillig zou zijn wat je leest, is een kras voorbeeld van zelfbedrog in je sinceer epistel.
Ook ik denk veel aan je, en het lust me meest aan je te denken afgescheiden van het bier bij Hesselink en het kegelen bij Gernler.Ga naar eind26 Dat moet ik wel doen om de klok zuiver te hooren; en het lukt altijd volkomen.
De berichten die ik onlangs kreeg van mijn Stiermarksche baronesGa naar eind27 waren niet gunstig wat gezondheid betreft. Het zal mijn plicht worden haar eens persoonlijk te gaan cureeren. Met hier te komen zul je me groote vreugde bereiden, en het zou een feest zijn als het voor jou een lijdelijke vreugde was.
Met besten groet
Je vriend
P.
Dostojevsky, Le crime et le Châtiment. Le joueur et les nuits blanches. Krotkaia. l'ldiot. Les frères Karamazow.Ga naar eind28
| |
| |
P.C. Boutens bij Jan Toorop op diens atelier. (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)
| |
| |
| |
4. Brief, 15 januari 1905.
den Haag, 15 Jan 1905.
Beste Jacques,
‘Tempora mutantur, et nos mutamur in illis.’Ga naar eind29 Je zult nog wel genoeg Latijn kennen om dezen ouden versregel te bergijpen, waarvan de waarheid in het oppervlakkige dagelijksche leven telkens blijkt, en waarvan ik mijn eigenlijke liefste leven steeds gestreefd heb de tegenspraak te maken. Ik weet niet in hoever me dit volkomen gelukt is, maar moet bekennen, dat je toekomstig verblijf in Dresden me geen hartrevolutionneerende verandering lijkt.Ga naar eind30 Ik ken Dresden, zelfs van hooren zeggen, heel weinig. 'k Was alleen in MeranGa naar eind31 eenige weken samen in éen pension met een luitenant von WeberGa naar eind32 vandaar;
als je dien mocht tegenkomen, doe hem dan mijn groeten. Maar ken ik eigenlijk bv. Middelburg beter? Het maakt niet veel uit of ik je het eerstvolgend jaar denken moest in de schaduw van den Langen Jan en verbonden met de electrische verschrikking van je fabriek die ik me herinner vlak bij Middelburg op mijn avondlijke reizen daarheen, of wel dat je woont bij de madonna's van Rafael en Holbein.Ga naar eind33 Je zult dus nu zijn in een doelpunt van cosmopolitischen bedevaart, en het zal allicht een aanleiding te meer zijn in dit jaar daar als pelgrim heen te komen. Want de enkele wonderen die Dresden heeft, zal ik toch ook vóor mijn dood moeten zien. Ik zal eens in reisgidsen nazien, of zoo iets te verbinden is met een uitstapje naar BerlijnGa naar eind34, dat ik toch al ontworpen heb.
- Maandagnacht. Stuur me, voor je weg gaat, een portret. Ik zie graag, ook zóo, die ver zijn en aan wie ik gaarne denk. Ik zal je trouw en veel schrijven. Ik schrijf hier naast af een vers, dat ik kortgeleden maakte en ‘Zwerverslied’ doopte. 'k Hoop dat het je bevalt. A.s. Donderdag zal ik je in m'n verbeelding aan het leêge koude station in M[iddelburg] naar den trein brengen. Vind veel geluk in D[resden], maar neem nooit een molenaarsdochter, die je niet van harte bevalt, al barst ze van fatsoen en geld!
Je eigen
Pieter
| |
Ziels mijn hart onnoodig plagen,
Met Verlangen meê te jagen
In haar zwerven en haar klagen
Noodden duizend bonte keuren;
In der kaamren klare kleuren,
In der hoven zwoele geuren,
Nergens vondt ge u thuis! -
| |
| |
Langs de late schaars beschaûwde
Lanen huivert de eerste koude;
Dieper schijnt de teêrbeblauwde
Hemel in doorzichten, gouden
Ruimer haalt de ziel de luchten
Van voorbije vogelvluchten
Vleugellicht omhooggetogen,
Die haar schatten ongewogen
In den afgrond veler oogen
Zweeft ze uit doolhof van verlangen
Haar versteende tranen hangen,
Weêr het oud Geluk te vangen,
Zij wier jonge en onbewuste
Blijde heimwee niet berustte,
Nooit van werelds halve lusten
Vindt zich uit haar lange zwerven,
Uit de leêge koorts van derven,
Eindeloozer toekomst erve,
Komend leven, komend sterven
't Oog uit eigen droom geheven,
Na zijn eerste blinde beven,
Groet den andren droom van leven,
Ziet in 't licht van voller jaren
Raadslen die gescheiden waren,
Zich in schooner eenheid paren,
't Lichte leven zich verklaren
Rapper raapt zij gouden stonden,
Luchtger streelt zij langs de blonde
Haren, kust de roode monden;
Eerder wordt het woord gevonden,
Rijker, trouwer oogen sonden,
Heelen gaver liefdes wonden
| |
| |
In haar eeuwige verbonden;
Weinige uitgezette ponden
Uit den breeden diepen vrede
Van de horizontsche reeden,
Uit de sterdoorstraalde steden
Van Gods blauwe oneindigheden
Al de wonderen van schoone
Lichtgeklaarde zuivre tonen,
Die den stouten zwerver troonen, -
O alleen de dooden wónen,
Maar het leven is op reis.
Kan je niet met de twee laatste regels afscheid nemen van M[iddelburg] om naar D[resden] te gaan? Vergeef de abruptheid van dit schrijven. Ik wilde je nog graag antwoorden vóor je adresloos was, en ben toevallig telkens in 't pennen gestoord. Ik haast me nu den brief te verzenden. Het is Dinsdagavond.
Veel geluk,
P.
| |
5. Brief, 1 augustus 1905.
Middelburg 1 Aug. 1905.
Beste Jacques. Dank voor den brief; je postwissel bereikte me pas weken later, zoodat ik onmogelijk kan aannemen dat je die vóor den brief hebt verzonden. Ik dacht eerst, dat ze zoek was geraakt. Enfin, het komt er niets op aan. Ik wilde juist een briefkaartje schrijven, toen het verloren gewaande schaap binnenkwam. - Nù schrijf ik dan naar Buschmühle, nu je misschien weêr in Dresden zit; maar ik wil het geluk hebben van ook eens éénmaal dáarheen te schrijven, en blijf zoo hoogstw.s. bij mijn gewoonte van verkeerd adresseeren. Ondertusschen schijnt de datum van je definitieve thuiskomst nog ‘op de knieën der goden te liggen’, zooals Homeros zegt van alles wat ons menschen nog onbekend is.Ga naar eind36 Je ziet, ik schrijf van uit je beminde Middelburg. Ik ben hier maar voor een acht dagen; want het valt me zwaar hier langer te toeven. Als ik mijn moeder weêr eens gezien en gesproken heb, en eens naar Domburg ben geweest, waar TooropGa naar eind37 huist, dan heb ik mijn bekomst aan Zeeland al. Toch zal ik mijn best doen ook even Jan Salberg te spreken. Dat is moeilijk wanneer je dat niet verkiest te doen bij bier en ander gezelschap. Een van de laatste dagen dat ik in den Haag was, ontmoette ik Fritz SalbergGa naar eind38, die, gekweld door steenpuisten, een beklagenswaarden indruk maakte, en nog beklagenswaardiger zich ontboezemde over de plannen van broêr Jan om naar Amerika te gaan. Je hebt daar zeker ook al van gehoord. Ik heb hier natuurlijk geen oordeel, daar ik niets weet van jans relaties in Amerika. Hij lijkt me wel geen kerel om zonder ruggesteun zich zoo ver te wagen. Het valt me ook bizonder tegen, dat hij nu weêr niet door dat examen is. Hij studeert toch in een beminlijk en
| |
| |
Prentbriefkaart van Jacques Kakebeeke aan P.C. Boutens, 7 mei 1909. (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)
| |
| |
door hem bemind vak.Ga naar eind39 Maar het bijwijf Bier enz. schijnt het hem gedaan te hebben. Ik heb hem dit heele jaar nooit langer dan vijf minuten gezien. Alleen door een feest met uitzicht op een flinken dronk schijnt hij te verlokken te zijn. Zijn moeder voelt wel voor Amerika, hoor ik.
Mijn leerling FeithGa naar eind40 is goed door zijn examen gekomen; dus van zelfstandig lesgeven geen onverkwikkelijk begin. Met Sept. heb ik direct vijf à zes uur les per dag; het is om rijk van te worden, moet een arm schoolmeester zeggen. Van Middelburgsch nieuws zul je zeker wel goed op de hoogte worden gehouden, niet? Gisteren ben ik naar Domburg geweest. Zag veel interessante menschen; den ouden DrabbeGa naar eind41, dien ik altijd bizonder mag om zijn frisschen geest en zijn gezonden ouderdom van landbewoner; Toorop had verder een Duitschen zangmeester met zich, een zekeren BelwithGa naar eind42 uit Frankfort, leermeester o.a. van Anton van
RooyGa naar eind43; Frau BelwithGa naar eind44, een zangeres, is een charmant wezentje. Nog waren er twee Amerikaansche Schüler van Belwith enz. enz. Ik zal daar nog wel eens heen trekken; want Toorop zal mijn portret etsen voor een bundeltje Sonnetten dat van den winter komt.Ga naar eind45
Interessant vind ik wat je van de Phaidoon schrijft.Ga naar eind46 Wat ik in Platoon zoo mooi vind, is juist de vereenzelviging van dichter en wijsgeer. Alle andere, vooral moderne, filosofen lijken me heel knap, maar kamergeleerden en altijd een beetje vergroeid. Meest is het een zeer geniale bult dien zij ten toon dragen, maar het blijft een bult. Platoon is in alles wat hij gemaakt heeft, zoozeer volmaakt, hij verkiest niet naar éen kant uit te groeien, maar ontwikkelt zich uitsluitend in alle richtingen als een soort van zon. Moeten wij het bewijs van de onsterfelijkheid der ziel in de Phaidoon voor weêrlegd houden? Zooals je wel gemerkt hebt, is het volkomen logisch afgeleid uit het bestaan der ideeën. Zijn ideeën zijn, zooals men beweert, gevallen. Maar voor mij zijn zij gestegen; zij zijn van dezelfde onbegrijpelijkheid en helderheid als bv. de melkweg. Wat het bewijs aangaat, - het doet mij aan als zijn wij, de menschheid, zelf, al levend, bezig de onsterfelijkheid der ziel te bewijzen, en dat daarnaast voor zoo iets geen bewijs mogelijk is. Toch is Sokrates' bewijsvoering van zoo groote waarde, omdat, voor bijna ieder te voelen, daarin dat andere bewijs in zoo hoog percentage <-als l> latent aanwezig is. Het is een wonder zooals het lijden en sterven van Christus, en nooit dan met het gevoel te begrijpen.
Om in de stemming te komen ben ik hier begonnen met Rossetti's Blessed Damozel te vertalen.Ga naar eind47 Tegen den winter hoop ik verscheiden verzen uit te geven en je te zenden, als je nog niet terug bent. Van Platoon moet ik nog de Phaidros overzetten, het mooiste, vind ik, wat hij geschreven heeft.Ga naar eind48 Laat eens gauw wat hooren. En groei in kennis van wit meel en zwarte machines.Ga naar eind49 Schrijf ook je nieuwe verblijfplaats.
Met hartelijken groet
Pieter.
| |
| |
| |
den Haag, 19 Oct. 1905
Beste Jacques. Ik schrijf je dadelijk terug, omdat je brief me zooveel genoegen gedaan heeft. Je nader adres weet ik niet, maar daar je nooit iets van dien aard hebt opgegeven, veronderstel ik, dat je in je onbeminde stad van 22000 inwoners zonder nadere aanwijzing zult te vinden zijn. Ik verlang je eindelijk weêr eens terug te zien, en hoop je binnenkort niet alleen in gedachten, maar in levenden lijve op een gemakkelijken stoel bij me hier te vinden. Hoezeer herken ik in deze mijn genegenheid voor je mijn oude als ingeschapen liefde, die zich immer meer op zielen dan op lichamen heeft gericht! En hoe blij maakt me het openbloeien in de verte van je eigen lieve ziel! Is het dan onmogelijk om dicht bij elkaêr zoo innig waar te wezen als in de verte? Beste jongen, die evenzeer klare waarheid noodig hebt om te kunnen leven als ik! Hoe goed zal het zijn als we mekaêr weêr zien van aangezicht tot aangezicht, en ik zoo zeker weten zal wat gemoed er leeft achter je blonde gezicht.
Jan SalGa naar eind51 is ondertusschen naar Amerika ‘verreist’. Hij heeft me hier nog bezocht, maar schijnt zulk een afscheidsvisite niet de moeite waard te vinden van vantevoren aankondigen. Zoo heeft hij me mis geloopen. Gisteren sprak ik hier Ed. MolzerGa naar eind52, en hoorde dat het in New York niet zoo erg voor den wind met hem ging, zoodat men algemeen vermoedt hem binnenkort (als de geldmiddelen zijn uitgeput) te zien terug verschijnen met de bekende kous op de bekende kop. Ik heb hem indertijd voorgesteld alle geldzaken tusschen ons af te doen voor ƒ 100,-, en verwachtte dat hij die dus terstond zoû zenden, maar ik kreeg alleen vage beloften. Ik vind het erg onaangenaam mij tot zijn familie te wenden, en aan den anderen kant heb ik het deerlijk gevoel mijzelf tot onnoodig dupe te maken. Maak jij die zaak maar in orde, als je kunt.
Wat gezondheid aangaat heb ik alles behalve te klagen. Na den eten drink ik nooit iets dan water, daar andere dranken mijn slaap vermoorden, en daar bevind ik mij wel bij! Het is alleen wel eens vervelend wanneer me de stemming van andere menschen niet te pakken kan krijgen. Maar toch is die misschien niet zóóveel waard. Ondertusschen heb ik het hoe langer hoe drukker met lessen en verdien voor mijn doen ‘geld als water’. Dat vele lesgeven (5 à 6 uur per dag) maakt me tot mijn spijt vaak ongeschikt voor hooger arbeid. Maar als ik bedenk dat ik nog zoo kort geleden zoo zeer ziek ben geweest, kan ik geen eischen stellen. Zoo ploeter ik dan maar lustig voort en probeer met succes er den moed in te houden. Met December a.s. zal ik weêr eens wat verzen in de Gids uitgeven en je die zeker toezenden.Ga naar eind53 Maar je bent dan al terug, niet, in ons beminde landje? Vervelend, dat je toch weêr in Middelburg terecht komt! Zooals ik je al eens schreef, ik gun je slecht aan de bier-drinkende M[iddelburg]sche gemeente.
Ik zit hier te schrijven op de Witte vóor den eten en kan het niet lang meer maken als ik nog iets te knabbelen wil vinden.
Je schrijft van Tyrol dat je bezocht hebt van uit Beieren. Je bent toch niet in Meran geweest? Ga daar nog eens heen. Het is er nu in den druiventijd overheerlijk. Het schijnt een uitnemend wijnjaar te zijn. Goede druiven kosten hier gemeenlijk 25 cent per pond. Iets ongehoords.
| |
| |
Ik kom weinig de stad uit; want veel tijd geef ik aan rust, en hoewel de invitaties niet ontbreken, ben ik in 'k weet niet hoe lange tijd Zaterdag-Zon-dag niet uit stad geweest. Ik laat de menschen maar hier komen. Je ziet, ik groei zoo in den Haag vast. Met Kerstmis zou ik zoo graag eens Parijs gaan bekijken. Voel je daar niets voor, als je weer terug bent? Parijs is de eenige wereldstad waar ik nooit was, omdat iedereen met je praat van samen naar P[arijs] te gaan en ten slotte altijd gaat in een tijd dat ik niet kan.
Ondertusschen heb ik een paar werkelijk lollige verzen gemaakt en moet er nog wat maken vóor December.Ga naar eind54 Kom gauw terug en gauw hier.
Met alle hrt. groeten
Pieter.
| |
7. Brief, [3] juni 1906.
den Haag, Juni 1906.
Beste Jacques. -
Dank voor je kaart, al had ik niet die, maar den schrijver zelf verwacht. Maar een-anderen-Zondag is ook goed, vooral omdat er kans bestaat, dat vele zondagen mooier weêr zullen brengen dan deze Pinksteren.Ga naar eind55 Kom gauw eens kijken; want van komen van mij naar Middelburg kan vooreerst nog geen sprake zijn, daar ik met twee jongens zit, die van 't jaar examen doen, de laatste pas 4 Augustus. Ik heb het werkelijk bijna te druk tegenwoordig, te druk zeker voor NarcissusGa naar eind56 c.s. Het is vandaag Zondag, maar ook van <-Mo> morgen heb ik les gegeven aan een heer, die door-de-week het land dient als soldaat. Wat kamer betreft, vind ik me erg vooruitgegaan met mijn achterkwartier, waar het volmaakt rustig is en mijn zenuwen niet worden geprikkeld door onontloopbare draaiorgels en straatkrakeelen. Ook is mijn voorbuurmanGa naar eind57 mij wel bekend, zoodat ons samenwonen een bron van vermaak genoemd kan w[orden].
Er is reeds sprake van twee nieuwe leerlingen voor komend jaar, zoodat geld verdienen en weinig vrijen tijd hebben voorloopig aanhoudt. Van Jan Salberg vernam ik al dezen tijd niet. Tot voor kort geleden sprak ik Fritz wel eens, maar die heeft er voor gezorgd dat dit niet langer doenlijk is. Naar Jan ben ik wel benieuwd; de laatste berichten die mij bereikten, luidden gunstig.
Wat moet ik je van Heidelberg schrijven? Ik was er gelogeerd bij een rijk man,Ga naar eind58 die mij in mooie zonnige dagen de stad en de omstreken tot Baden-baden toe op verdienstelijke wijze getoond heeft en mijn <-dagen> avonden met Bokle en Sekt verzoet. Het stadje ligt verrukkelijk aan den Neckar. Ik zal hier op de laatste bladzij een vers afschrijven dat ik er verzon op de ‘alte Brücke’.
Ik sluit hierbij in een talon van de finantieele instelling de Veer.Ga naar eind59 Wil jij dat voor een nieuw couponblad inruilen? Je woont, geloof ik, vlak in de buurt van het kantoor, en je zoû me toch uitvoeriger schrijven, staat op je kaart.
Ondertusschen kan ik je niet genoeg aanmoedigen om eens hier te komen, een Zaterdag en Zondag, de eenige dagen dat ik onbezet ben. Want mijn lesgeven vandaag was een uitzondering. Ik wacht je dus binnenkort.
| |
| |
Want nu, lijkt me, zijn alle Zondagen gelijk, nu de Pinksteren buiten rekening blijft. Je kunt hier logeeren als je het van te voren schrijft, en je vermoeidheid van de reis des Zondagsmorgen in een bad afschudden. We zijn hier zelfs een badhokje rijk.
Ik weet heusch niet wat ik meer moet schrijven; want als ik niet oppervlakkig schreef, zou de stof eindeloos zijn, en het is twaalf uur gepasseerd. Juist hoor ik mijn nabuur thuis komen. Je komt dus gauw eens praten. En wil je ondertusschen mijn finantieele boodschap doen en het lapje met coupons bv. meêbrengen. Wat je misschien interesseert, is dat ik in den dierentuin hedenavond zag worstelen. O.a. legde de heer D. v.d. Berg een man wiens naam ik vergeten ben.Ga naar eind60
Als je hier geweest had, had je dat ook kunnen zien!
Je eigen
P.
| |
Dan is mij meest dit schoone leven lief,
Als zóo bewust en onbewust verglijden
Ineen tot dit verdiepte perspectief,
Verzaligd leed of smartontroerd verblijden:
Mijn venstren open op het onverwacht
Heiligend licht van vlekkeloozen morgen;
Een gouden ster valt door den zilvren nacht;
Uit stilte slaat de nachtegaal verborgen;
Donkergeheime bloemen wiegen, oogen,
Boven den weemoed van een vrouwemond;
Een jonge bader leent aan de onbewogen
Zuivere klaarte van den avondstond;....
Nu op de groene hellingen getogen
Weêrzijds haar bruggenoverlijnden stroom,
Die onder ons zwalpt door de steenen bogen,
Een Duitsche stad als een gekleurde droom.
| |
| |
| |
8. Brief, 9 augustus 1906.
den Haag, Westeinde 31,
9 Aug. 1906.
Beste J. - Daar ik tot nog toe vergeefs hier op jou gewacht heb, dwing je me wel naar Zeeland te komen, m.a.w. volgende week hoop ik voor eenige dagen in Middelburg te zijn en aan dat verblijf vast te knoopen een bezoek aan het landelijke Domburg, waarheen Toorop me te logeeren vroeg. Ik heb een drukken tijd van lesgeven achter den rug. Midden Juni heeft éen leerling met schitterend succes examen gedaan, en deze week is een zwakke broeder onder 't mes. Hij doet vandaag herexamen, en zal naar alle gegevens het ook wel halen. Als dit lukt, kan ik dus met vreugde op mijn werken terug zien.
Hoe gaat het jou toch? Een kort bericht, of je in Middelburg bent, enz. wacht ik zeker nog hier, per omgaande. Ik dacht dat ik je hier zou gezien hebben met eenige feestelijkheid bij gelegenheid van Kroeses huwelijk.Ga naar eind62 Ik heb het schandelijk vergeten; want het bericht heb ik niet kunnen terugvinden, en ik was den datum vergeten. Maar ik zal het zien goed te maken, zoodra ik eens in Leiden kom.
Ondertusschen nog steeds aan de malerij? Er bestaat een bekend Grieksch liedje dat de malende slavinnen plachten te zingen en dat ik hier voor je stichting vertaal: ‘Maal, molentje, maal; want zelfs Pittacos was molenaar, die later koning werd van het groote Mytilene.’Ga naar eind63 Wie weet wat nog voor jou is weggelegd, in Rusland, bv.?
Ik ben nu plotseling geheel vrij, en tracht me daar langzaam aan te wennen. Dat wennen doe ik maar hier in Scheveningen een tijdje. Als ik weer flink ander werk kan doen, kom ik naar Zeeland. Ik hoor, daar rijdt nu een tram naar Domburg, dus zal het er zeer vol zijn. Ik ben benieuwd, hoe het Toorop er tegenwoordig bevalt.
Tot ziens dus,
je eigen P.
| |
9. Brief, 5 mei 1907.
den Haag, 5 Mei 1907.
Westeinde 31
Beste Jacques,
Zooeven ontvang ik je briefje, een teeken van leven dat eindelijk wel eens noodig werd. Om je voorstelling nog te versterken kan ik je meedeelen dat ik sinds maanden een eigen Hammond bezit en dagelijks gebruik, een uitstekende tweede hands machine, die ik hier voor den betrekkelijk geringen prijs van ƒ 10.- verwierf. Mijn eerste denkbeeld was je dáarop een brief te dichten.
Ik geloof dat in de eerste tijden van de boekdrukkunst vele liefhebbers van poëzie die gedrukt niet konden lezen, zooals jij een vers als ‘Beatrijs’ niet met de schrijfmachine kunt samendenken. Het zal wel wennen, vooral als blijkt dat de machine op den aard der verzen geen invloed heeft.
| |
| |
Heb je niet den catalogus van Toorops tentoonstelling ontvangen, dien ik je toezond?Ga naar eind64 De teekening genaamd ‘Regenboog’, waarop ik het gedichtGa naar eind65 schreef, dat voor in den ctl. is opgenomen, werd door een vriendGa naar eind66 van me aangekocht en hangt nu voor onbepaalden tijd hier op mijn kamer. Ik wilde graag, dat jij dat Walchersche tooneel met je Zeeuwsche oogen hier eens zaagt. Het is bizonder Zeeuwsch en bizonder mooi. Morgen worden me de Sonnetten uit Brugge toegezonden.Ga naar eind67 Het boek is uniform met RossettiGa naar eind68 (hoe goed van je, dien zoo te beminnen!), op Jap. papier, in rood en zwart, doch slechts op éene zijde bedrukt. De prijs is ƒ 6.-. Dus, met inpakken en vervoer, zal ik je op de oesterrekeningGa naar eind69 nog
eenige centen schuldig blijven, die je niet krijgt voor den zomer.
Ook heb je het gedicht ‘de Gast’Ga naar eind70 nog niet goed gelezen; want anders zou je daarover geschreven hebben. Of is het je niet geheel duidelijk?
Ook het liedje ‘Aan Zee’Ga naar eind71 is iets voor jou. Ik dacht dat uit op het strand aan de Oranjezon.Ga naar eind72
Nu ga ik eindelijk ‘Narcissus’ afmaken, en het was mijn idee geweest een afdruk je te zenden v/d Hammond, indien je dezen goeden vriend niet in zoo een kwalijk licht hadt gesteld.
Met hartelijken groet
Je welgenegen
P.
De Regenboog/Zeeuws landschap door Jan Toorop. 1906.
| |
| |
| |
10. Brief, november 1907.
den Haag,
Woensdagavond, Nov. 1907.
Beste Jacques,
Al zoo lang ligt je brief bij de geschriften die ik nog beantwoorden moet, en van avond valt me je fijn getrokken schrift zoo bizonder op, dat ik, vóor naar kooi te gaan, even wat wil opschrijven in antwoord op je rijmloos dicht. Morgenavond zal het je wel vinden onder de lamp. Eens vooral, van een bezoek van je in combinatie zie ik af; we zullen dus maar wachten tot je eens uitsluitend voor mij naar Holland komt. Als een soort Zeeuwsche vogel klepte hier vanmiddag Toorop binnen; ik had hem na Domburg nog niet gezien. Hij is om twee redenen oorzaak van dezen brief: 't was, zooals ik al zeî, een Zeeuwsch afgezant, en dan deed hij me wijn aan tafel drinken, wat altijd een oorzaak is voor tot later inslapen en dus ook later naar bed gaan.
Verleden week is mijn bundel ‘stemmen’ uitgekomen. Wanneer die tot Middelburg zal zijn doorgedrongen, hoor ik graag eens, hoe je je met de nieuwelingen daarin hebt geamuseerd. Ik geloof, dat je al een brok las van het gedicht ‘strofen geschreven....Sinichbach’.Ga naar eind73 Dat staat er nu heelemaal in. Met December zal ik je een afdruk uit de Gids doen toekomen. Dat zijn enkel liedjes.Ga naar eind74
Misschien heb je in de courant gezien, dat ik in relatie sta met de Delftsche maskerade. Er wordt daar ter eere van Lorenzo de' Medici een mimenspel opgevoerd, dat het leven van Platoon tot onderwerp heeft.Ga naar eind75 Ook is Platoons Phaidros in den tusschentijd persklaar geworden.Ga naar eind76 Maar allerlei drukten, vooral ook met de D. maskerade, maakten dat ik nog niet tot drukken overging.
Van Dishoek[sic] in Bussum zal met het voorjaar ‘Beatrijs’ uitgeven, versierd door Herman Teirlink[sic]. Ik wil hopen dat daar iets goeds van komt, maar zeker weten doe ik het niet. Ik zag nooit illustraties van Teirlink, en zijn boekbanden vind ik soms heel leelijk. Het zou beter in andere handen zijn, komt mij voor, maar v. Dishoek is een blind bewonderaar en een dikke vriend van Teirlink.Ga naar eind77
Twee weken lang ben ik zwaar verkouden geweest, maar voel mij nu volkomen beter en erg opgelucht. Schrijf me gauw eens het een en ander over je zelf en je leventje. Het spijt me zoo, dat je hier nog nooit geweest bent. Het maakt dat ik over dagelijksche dingen hier, die je van aanzien niet kent, terugdeins je te onderhouden. In ieder geval zul je met een brief binnen korten tijd groot genoegen doen. Dien wacht ik dan ook. En nu (want ik voel me wijnloos en kalm) wel te rusten!
Met hrt. gr.
Je welgenegen
Pieter
| |
| |
| |
10a. Prentbriefkaart van J.M. Kakebeeke aan Boutens, 25 maart 1909.Ga naar eind78
Duisburg. 25 Mrt 09.
B[este] Pieter.
Door de drukte van een nogal haastig vertrek, vergat 'k je te bedanken voor de toezendingen v/d laatste Gids-verzenGa naar eind79 - Mijn dank! 'k Ben hier bijna reeds 14 dagen - zag van omgeving nog niets, maar die is geloof ik niet veel zaaks. 't Beste - hartelijke groeten
Jacques
| |
10b. Prentbriefkaart van J.M. Kakebeeke aan Boutens, 7 mei 1909.Ga naar eind80
7 Mei '09
B[este] P[ieter].
ten bewijze, dat 'k weer thuis ben: groeten van hier, binnen korten tijd 'n woordje. 't Beste.
Jacques
| |
11. Briefkaart, 7 oktober 1909.
den Haag, 7 Oct. 1909.
Beste Jacques,
Zonder ongelukken ben ik hier aangekomen, en bevind mij nu midden in eindelooze lessen en vele andere drukte die het goede Walcheren niet kent. Zoodat ik de herinnering aan groote rust van daar heb meegenomen. Je boekje heb ik nog niet uit, of liever, ik wil het nog eens op mijn gemak over lezen. Ik geef je hier verder de beste uitgaaf van een ander boek van Hawthorne; zijn Twice told tales; first and second series; Chandos Classics, London, Frederick Waine and Co.Ga naar eind81 Het zijn zeer verdienstelijke verhalen. Ik wil nog een paar gedichten schrijven over Walchersche aangelegenheden, die ik je misschien binnen kort zend.Ga naar eind82 Met smart bedenk ik dat wij heelemaal geen afspraak hebben gemaakt voor een winterbezoek van jou aan den Haag.
hart. gr.
P.
De prijs der twee boekjes (V.L. en Fl.T.Ga naar eind83) is ƒ 8.20. Je zult mij met de toezending van het geld genoegen doen.
| |
| |
| |
12. Brief, 21 december 1911.
den Haag, Westeinde 19,Ga naar eind84
21 Dec. 1911.
Beste Jacques,
Je vindt het zeker wel goed dat ik het nog wat uitstel van je oester-aanbod gebruik te maken. In deze dagen van het einde en begin van 1911/12 zijn de menschen zoo weinig zeker van hun bezigheden en verblijven, ten minste menschen zonder maatschappelijke haardsteden, dat zij zich moeilijk tot een avondfeest bijeen laten nooden; en je wou toch niet dat ik de lekkernij alleen opat? Wij hadden een paar gezellige avonden samen laatst, niet waar? Het stemt me soms verdrietig dat een vrees van uit je sfeer gerukt te zijn, je steeds schijnt te verhinderen hierheen te komen. Wij konden het anders ook hier goed hebben. Ik had een voorspoedige reis, ook nadat je met HectorGa naar eind85 achter spoorwegwagons en olie-tanks verdween. Met werken gaat het <-ook> schappelijk. Tot mijn verdriet is Ary Prins tot Nieuwjaar in Zwitserland, zoodat het langzaam en bezwaarlijk gaat den tekst van zijn ‘Heilige Tocht’ van de vele fouten te zuiveren.Ga naar eind86 De bundel ‘Carmina’ is zoo goed als gereed, en de vertaling van Aischylos' Prometheus komt met Februari half in de Gids.Ga naar eind87 Ik zal je met Jan. een
afdruk uit Elsevier zenden: Drie Liederen van Isoude.Ga naar eind88 Heb ik je wel nadrukkelijk genoeg aangeraden Niels Lyhne door Jacobsen te lezen (duitsche vertaling Insel-Verlag)? Ook zijn Sechs Novellen (Reclam) zijn zeer belangrijk.Ga naar eind89 Als je Prins nog niet geschreven hebt, wacht dan tot Nieuwjaar. Of als je hem wel hebt geschreven, verwonder je niet dat je nog geen antwoord kreeg.
B. Zweers heeft het opgegeven muziek te maken op het gedicht ‘Amor Vindex’, waarover wij spraken.Ga naar eind90 Het is hem te moeilijk, zegt hij.
Als het mij mogelijk is, zal ik probeeren wat anders voor hem te maken. De laatste dagen las ik een zeer goed behandeld leven van Michel Angelo: Vie de M.A. par Romain Rolland, (Vies des Hommes illustres, Paris, Hachette, 2 fr.).Ga naar eind91 Ik kan je het wel eens toezenden binnen een week of zoo. Ook het boek van Jacobsen, als je wil.
Den zestienjarigen etser, over wien ik je sprak, heb ik ontmoet, en het jongentje is vol ijver aan 't werk getogen om een niet te reproduceeren potloodteekening van Toorop met de naald te copieeren om als frontespiece te dienen in de 13 Holl. exx. der ‘Carmina’. Het is natuurlijk niet zeker of het lukken zal.Ga naar eind92
De Kerstvacantie zal ik moeten doorbrengen met werken. En als dat goed gaat, zal ik over geen andere besteding meer tevreden kunnen zijn. Ik hoor zeker wel eens het een en ander?
Met hartelijken groet en welgenegen
P.
| |
| |
| |
13. Brief, 9 februari 1914.
den Haag, 19 Westeinde,
9 Febr 1914
Beste Jacques,
Van mijn Middelburgsche reis kwam ik hier met een lichte influenza terug, die door het mooie weer heel gauw bezworen is. Ik heb me je vaak voorgesteld hoe je op gevleugelde voeten langs de vaart aan den NI. wegGa naar eind93 moet heen en weer gedreven zijn naar en van de fabriek: ik herinner me nog dat je in een enkelen strengen winter over de vaart placht te zwieren. Schaatsenrijden mag je alleen doen als je 't kunt, en daarom laat ik het maar.
Tot nog toe heb ik tevergeefs uitgezien naar een bericht van je omtrent je overkomst hierheen voor de afreis van je vriend v.d.H.Ga naar eind94 Dat moet zeker nog gebeuren? Ik zou je eindelijk eens graag hier hebben; want ik heb het van harten goed gehad bij je in Zeeland.
Wij hebben hier nu een tentoonstelling van Toorop, en wanneer je reis in Februari valt, kunt[sic] je die nog in al haar luister aanschouwen. Daar was een opening met inleiding van Toorop zelf, en verzen van een jong Nijmeegsch meisje op werken van T., voorgedragen door Willem Royaards.Ga naar eind95 Hij droeg ook nog van mij voor de Regenboog, hoewel het bewuste stuk heelemaal niet aanwezig was. Je begrijpt, ik ben niet naar die vertooning gegaan, vooral uit vrees van in een fou rire te zullen uitbarsten. Hoe is het toch mogelijk dat een teekenaar van Gods genade aan zulken humbug kan doen? Volgende week leest hij over ‘horizontale en verticale lijnen in beeld en klank’, waarbij hij op een piano spelen en fluiten zal. Ik wil hopen dat zijn daimonion hem nog bijtijds weêrhoudt. Maar nu wat anders. Je vroeg mij oesters te zenden. Met den huisvredebreuk met WichersGa naar eind96 gaat dat hier niet. Ik wilde ze nu onder een letterkundigenkrans verorberen, en dat wel in Schiedam bij Prins, omdat dat verblijf meer centraal ligt voor de gasten. Vind je dat goed, en wil dan 250 beesten sturen aan Ary Prins Nieuwe Haven, Schiedam tegen as. Zaterdagavond: Wij zullen een glas op je gezondheid drinken!
Leef gelukkig en kom gauw.
hrtgegr.
P.
| |
| |
| |
14. Brief, mei 1914.
den Haag, Mei 1914.
Beste Jacques,
Wel een verrassing, maar gelukkig een goede! Vóor ik later meer van een en ander verneem, wil ik je toch alvast per omgaande een woord van gelukwensch toezenden, en eigenlijk nog eer aan je onbekende verloofde; want die treft het m.i. bizonder.Ga naar eind97
Tegen dat ik weer in Zeeland kom, vind ik je liefst gehuwd; want ik bemin de overgangs-stadia niet, en stel me je liefst voor als iets stabiels voor zoo ver dat in dit leven mogelijk is. Geniet ondertusschen van de schoone lente. De goden bedenken je niet slecht.
Met beste wenschen en
welgenegen
P.
Ja, daar is een herduk van de Verzen.Ga naar eind98 Vandaag of morgen zend ik je de privaat-editie van den Prometheus toe.Ga naar eind99
| |
15. Brief, 17 november 1914.
den Haag, 17 Nov. 1914
Beste Jacques. Nog altijd moet ik je danken voor het dubbelportret dat je me deze dagen zondt. Het was een goed denkbeeld mij op die wijze in staat te stellen voorhands al oppervlakkig met je verloofde kennis te maken. Dit doel werd uitnemend bereikt; want, om de waarheid te zeggen, staat zij - zooals men zegt - vrij wat keeren beter ‘er op’ dan jij zelf, maar de kennismaking met jou was heelemaal niet noodig. -
Ja, een bezoek aan Zeeland is erbij ingeschoten. Ik zou een weekje logeeren in Domburg met een vriend van me,Ga naar eind100 maar Toorop berichtte ons dat het Badhotel juist gesloten werd, en in het Schuttershof hadden wij geen trek.Ga naar eind101 Omtrent Kerstmis of Nieuwjaar zal ik wel voor enkele dagen komen. Ik logeer dan bij Verseput;Ga naar eind102 want mijn moeder wil ik niet verontrusten met drukte, en bij mijn zuster is het mij te rumoerig. Ondertusschen hebben wij allemaal, ieder op zijn manier, met dezen langdurigen oorlogstoestand te kampen. Er is nog geen eind van te voorzien, en ik kom aller onbehagelijkst onder den indruk. Buiten het nieuws je houden is onmenschelijk, en het nieuws volgen is verbijsterend. Jij maalt nu zeker ook onder Rijks toezicht? Hoewel ik allen krijgvoerenden een flink pak toewensch, voel ik toch het meest voor een eindoverwinning der Duitschers. Zij lijken mij in hun rouwheid nog het meest betrouwbaar. In elk geval snak ik naar vrede.
Weest beiden hartelijk gegroet
en tot spoedig
welgenegen
P.
| |
| |
| |
16. Brief, 28 maart 1930.
den Haag, 28 Maart 1930
L. Copes 49,Ga naar eind103
Beste Jacques,
Een kort woord om je te danken voor den goeden brief op 20 Febr. 11.Ga naar eind104 Het was een zeer gezellig intiem feest, waar je zeker vreugde aan zoudt hebben beleefd. Ik zie maar eén uitweg. Als je je de weelde veroorlooft van zulk een bijeenkomst weg te blijven, zult je toch eindelijk deze dagen eens rustig in je eentje hier moeten komen eten op een Zaterdag of een Zondag. Dat wordt tijd. En daar kan geen enkel bezwaar tegen bestaan. Den Haag is beter bereikbaar van uit Bilthoven dan B. van uit den Haag. Ik wacht dus een dergelijk evenement in den loop van April, vooral daar ik met Mei zeker wel weer naar het buitenland zal reizen.Ga naar eind105 Dadelijk na mijn verjaardag ging ik naar Londen en kort daarop naar Dijon en Parijs. Meer dan 500 poststukken ben ik nog steeds aan het beantwoorden. Vergeef dus dat je pas zoo laat iets van mij hoort.
Groet D.Ga naar eind106 hartelijk van me, en, zooals afgesproken, tot heel weldra hier in den Haag!
Veel hartelijks
van je welgenegen
P.C.B.
| |
17. Prentbriefkaart, 5 mei 1930.Ga naar eind107
Venetië, 5 Mei 1930
Beste Jacques, Jammer dat je laatst niet naar den Haag kondt komen. Wij zullen het later nog eens probeeren. Maar zit in voorhand hier in Italië. Begin Juni denk ik weer thuis te zijn. Het weer is verrukkelijk, en ik kan je Venetië voor een verblijf in Mei erg aanbevelen. Veel hartelijks ook aan D.
je welgen[egen]
P.C.B. |
-
eind1
-
Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, sign. 134 c49.
-
eind2
-
Van deze regesten heb ik gebruik gemaakt voor mijn artikel ‘“Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland”. P.C. Boutens en Zeeland’, in Zeeland, Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 7 (1998) 1, p. 1-7.
-
eind3
-
De brieven berusten bij mevrouw W.M. L'Honoré Naber-Kakebeeke (geb. 1918) te Bilthoven. Graag wil ik haar bedanken voor het feit dat ik inzage kreeg in de brieven, voorts voor haar toelichtingen en voor haar toestemming de brieven te publiceren. Tevens dank ik mevr. J. Adriaanse-de Klerk te Middelburg voor haar toestemming als auteursrechthebbende de brieven van Boutens te publiceren.
-
eind4
-
Zie voor gegevens over Boutens' leven en werk vooral: Karel de Clerck, Uit het leven van P.C. Boutens, Amsterdam2 1969; en Ik heb iets bijna schoons aanschouwd. Over leven en werk van P.C. Boutens, 1870-1943 (ed. Jan Nap [et al.]), Amsterdam/Den Haag 1993.
-
eind5
-
Zie Zeshonderd jaar Stedelijk Gymnasium Middelburg, [Middelburg 1965], p. 154-155.
-
eind6
-
In de Delftsche Studenten-Almanak van 1901 tot en met 1904 wordt J.M. Kakebeeke vermeld als ‘technoloog’. Hij was lid van het Delftsch Studentencorps en zat in tal van commissies.
-
eind7
-
Mededeling van mevr. W.M. L'Honoré Naber-Kakebeeke, Bilthoven.
-
eind8
-
Mededeling van mevr. W.M. L'Honoré Naber-Kakebeeke, Bilthoven.
In het Adresboek van Middelburg wordt J.M. Kakebeeke vanaf 1912, het sterf jaar van zijn vader, vermeld als ‘procuratiehouder’ van de firma wed. J.H.C. Kakebeeke Gz. In Nederland's Patriciaat 13 (1923) wordt hij vermeld als oud-directeur van de Meelfabriek der Nederlandsche Bakkerijen te Middelburg (p. 179). Zie voor een foto en een beschrijving van de fabriek: Peter Sijnke en Anneke van Waarden-Koets, Bewogen jaren. Middelburg in de 20ste eeuw, Zaltbommel [1994], p. 122. Bij deze foto staat: ‘Langs het Kanaal door Walcheren stond de meelfabriek met ernaast een grote silo. [...] In 1889 werd aan de firma wed. J.H.C. Kakebeeke Gz. uit Goes een vergunning verleend tot het oprichten van een stoommeelfabriek op het terrein bij de zwemschool aan het Kanaal door Walcheren. Twee jaar later werd de fabriek flink uitgebreid. In de loop van 1916 werd de stoommeelfabriek overgenomen door de N.V. Meelfabrieken der Nederlandsche Bakkerijen, waarbij J.M. Kakebeeke deel uit ging maken van de directie.’
-
eind9
-
Op een foto uit november 1889 van ‘Nihil sine labore’ staan zowel P.C. Boutens als J.C. Kakebeeke. (Ik heb iets bijna schoons aanschouwd (noot 4), p. 9; zie voorts De Clerck, Uit het leven van P.C. Boutens (noot 4), p. 20-26.)
-
eind10
-
Zie over Boutens en Noorthey: De Clerck, Uit het leven van P.C. Boutens (noot 4), p. 44-63; aanvullend hierop: Harry G.M. Prick, ‘“Oude diepverzonken dagen” P.C. Boutens, Lodewijk van Deyssel en A.C. Moennoz in april 1900 te Voorschoten’, in Maatstaf 36 (1988) 3, p. 2-16.
-
eind11
-
In april 1998 hebben de dochters van E.E. Menten een aantal bundels met opdrachten en manuscripten van Boutens uit het bezit van hun vader geschonken aan het Letterkundig Museum. In deze collectie bevinden zich ook enkele bundels die, blijkens de opdrachten, eerst aan Anton baron van Herzeele hebben toebehoord. Ik noem hier alleen de bundels waarbij handschriften van Boutens zijn gevoegd: Verzen (1898) met een handschrift van het gedicht ‘Laatste zomerdag’; Verzamelde sonnetten (1907) met een ingeplakt handschrift van Boutens' sonnet ‘Minnen is beter dan bemind te worden’; Platoons Phaidros (1909) met een ingeplakt handschrift met enkele door Boutens vertaalde fragmenten van Plato en Sappho; de Beatrijs-uitgave van de Vereeniging Joan Blaeu uit 1921 met een brief van Boutens aan E.E. Menten, gedateerd 26 oktober 1921; Verzen (tweede druk 1914; nr. 4 van de 12 ex. op Hollandsch papier) met een ingeplakt handschrift van het gedicht ‘Afscheid’; Praeludiën (tweede druk 1911; nr. 2 van de 50 ex. op Hollandsch papier, gebonden in perkament) met
een ingeplakte briefkaart van Boutens aan Anton van Herzeele, verstuurd vanuit Heidelberg op 18 april 1906; op deze briefkaart heeft Boutens het gedicht ‘Heidelberg’ geschreven. Bij de brief aan Kakebeeke van 3 juni 1906 (br. 7) stuurde Boutens eveneens een afschrift van dit gedicht.
-
eind12
- Kunstenaarslevens. De briefwisseling van Albert Verwey met Alphons Diepenbrock, Herman Gorter, R.N. Roland Holst, Henriette van der Schalk en J.Th. Toorop (ed. Mea Nijland-Verwey), Assen 1959, p. 201.
-
eind13
-
Zie De Clerck, Uit het leven van P.C. Boutens (noot 4), p. 73-74.
-
eind14
-
Letterkundig Museum, Den Haag, collectie-P.C. Boutens, sign. B.786 B.I. Deze brief dateert waarschijnlijk uit 1910.
-
eind15
-
Landheer, Inventaris [...] (noot 1), map VIII, p. 103.
-
eind16
-
Zie Karel de Clerck, ‘Walcheren weerspiegeld in Boutens' poëzie’, in De Nieuwe Taalgids 56 (1963) 2, p. 91-99; A.L. Sötemann, ‘Domburgsch uitzicht van P.C. Boutens. Analyse en interpretatie van een “gebroken” symbolisch gedicht’, in Over poetica en poëzie (ed. W.J. van den AkkerlG.J. Dorleijn), Groningen 1985, p. 217-228; Marco Goud, ‘“Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland”. P.C. Boutens en Zeeland’ (noot 2).
-
eind17
-
Boutens schreef dit gedicht op de achterkant van een gedrukte kaart met de volgende tekst: ‘De Firma Joh. Enschedé en Zonen betuigt U bij deze haren oprechten dank voor het bewijs van belangstelling dat zij van U mocht ontvangen ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van haar bedrijf op 21 Juni j.l., en veroorlooft zich U het bijgaande daarop betrekking hebbende aan te bieden. I Haarlem, Juli 1903.’ Bij deze gelegenheid verscheen de Catalogus van voorwerpen betrekking hebbende op de geschiedenis van het bedrijf der firma Joh. Enschedé en Zonen en van voortbrengselen van de verschillende takken harer werkzaamheid. Tentoongesteld ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van het bedrijf der firma op 21 Juni 1903, Haarlem 1903.
-
eind18
-
Het gedicht is niet ondertekend door Boutens, maar wel in zijn handschrift geschreven. Boven het gedicht heeft Kakebeeke in potlood ‘Aug. 1903’ geschreven. Het gedicht werd voor het eerst onder de titel ‘Veere’ gepubliceerd in De Gids 67 (1903) 12 (december), p. 519. Het werd opgenomen als sonnet L (Veere) in de bundel Verzamelde sonnetten (1907). In de gepubliceerde versies van het sonnet staat telkens ‘Veere’. (Zie P.C. Boutens, Verzamelde lyriek ([ed. J.B.W. Polak en P. van Eeten]), Amsterdam 1968, dl. 1, p. 334.)
-
eind19
-
Het gedicht is niet ondertekend door Boutens, maar wel in zijn handschrift geschreven. Het werd voor het eerst gepubliceerd in De Gids 67 (1903) 12 (december), p. 520, met de opdracht ‘Voor J.D.’ [=Johan Drabbe] en is daar gedateerd: ‘Domburg, 23 Aug. 1903’. Later werd het opgenomen als sonnet LVI in de bundel Verzamelde sonnetten (1907). (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 340; vgl. ‘“Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland”. P.C. Boutens en Zeeland’ (noot 2), p. 2.)
-
eind20
-
Blijkens onder meer een briefkaart aan Albert Verwey van 4 oktober 1904 woonde Boutens eerder aan het adres Noordeinde 105a te Den Haag. (Universiteitsbibliotheek Amsterdam, Verwey-archief, map Boutens, sign. AV XXV 107). Op Westeinde 9a huurde Boutens kamers van Johan Klaus.
-
eind21
-
De naam van de toren van de Abdij in Middelburg. Boutens' kamer in Den Haag was gelegen in de nabijheid van de Grote of St. Jacobskerk.
-
eind22
-
Jan Salberg was een jeugdvriend van Boutens, met wie hij in Zeeland dikwijls ging zeilen. Salberg was een neef van J.M. Kakebeeke. In de periode 1901-1904 studeerde Salberg evenals Kakebeeke aan de Polytechnische School te Delft en hij was, blijkens de Delftsche Studenten-Almanak uit die jaren, lid van het Delftsch Studentencorps. (Jo Landheer, Inventaris [...] (noot 1), map III, p. 163.)
-
eind23
-
De Bodega was niet ver van het Westeinde gelegen op de driesprong van Papestraat, Hoogstraat en Noordeinde.
-
eind24
-
Albert Verwey was na onenigheid met Lodewijk van Deyssel uit de redactie gegaan van De XXe Eeuw en zou in 1905 starten met De Beweging. Boutens schreef op 16 oktober 1904 aan Van Deyssel: ‘Uwe oneenigheid met Verwey behoort tot de droeve feiten, die weer een vermeerdering der Tijdschriften noodwendig maken.’ (De Clerck, Uit het leven van P.C. Boutens (noot 4), p. 68; zie voorts De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey (3): april 1898. januari 1905 (ed. Harry G.M. Prick), 's-Gravenhage 1986.)
-
eind25
-
Kakebeeke deelde Jo Landheer mee dat de ‘Roman en gedichtjes die B. door J.K. wou laten schrijven’ ongeschreven bleven. (Inventaris [...] (noot 1), map III, p. 6.)
-
eind26
-
In het Adresboek van Middelburg uit de periode 1900-1915 heb ik geen vermeldingen gevonden van gelegenheden genaamd Hesselink of Gernler; wel als namen van knechten en werklui. Volgens mevr. J. Adriaanse-de Klerk heeft er echter wél een café Gernler bestaan in Middelburg. Wat Hesselink betreft, heeft Boutens zich mogelijk in de schrijfwijze van de naam vergist; in Middelburg bestond het café-restaurant ‘De Zon’ van F. Hessling, gelegen aan de Lange Delft H 3. (Adresboek van Middelburg voor 1900, p. 59.)
-
eind27
-
Kakebeeke deelde Jo Landheer mee dat dit slechts een vluchtige reiskennis van Boutens was. (Inventaris [...] (noot 1), map III, p. 6.)
Wellicht doelde Boutens op de Oostenrijkse Mathilde Sölly. In de Zeeuwse Bibliotheek bevindt zich een portret van haar met de volgende opdracht: ‘Herrn Dr. Boutens I zur freundlichen Erinnerung! I Meran 713 1905 I Baronin Mathilde Sölly’. (Zie De P.C. Boutens-collectie van de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg (ed. R.M. Rijkse), Amsterdam 1997, p. 141.)
-
eind28
- Le crime et le châtiment. Traduit du russe par Victor Derély, Librairie Plon, Paris, 1884; L'idiot, Traduit du russe par Victor Derély, et précédé par le Vte E. Melchior de Vogüé, Librairie Plon, Paris, [1887], troisième édition; Le joueur et Les nuits blanches, Traduit du russe par E. Halpérine, Librairie Plon, Paris, [1887]; Krotkaïa, Traduit du russe par E. Halpérine, Librairie Plon, Paris, [1886]; Les frères Karamazov, Traduit et adapté par E. Halpérine-Kaminsky et Ch. Morice, Librairie Plon, Paris, [1888].
Boutens' exemplaren van de eerste twee genoemde titels zijn bewaard gebleven en bevinden zich in particulier bezit.
-
eind29
-
‘De tijden veranderen en wij met hen’. De oorsprong van deze Latijnse spreuk staat niet vast; zij wordt wel toegeschreven aan keizer Lotharius.
-
eind30
-
Wat Kakebeeke in Dresden gedaan heeft, is niet precies bekend. Zijn dochter W.M. L'Honoré Naber-Kakebeeke deelde mij mee in een brief van 28 mei 1998: ‘Hij heeft niet in Dresden gewerkt, maar ging een paar maanden per fiets en trein naar Duitsland om alles te bekijken, gebouwen, musea enz. Toevallig vond ik dat in een aantekening, want hij heeft alles opgeruimd.’
-
eind31
-
Boutens vertrok eind maart 1904 naar het Zuid-Tiroolse stadje Meran voor een rustkuur in de bergen. Hij verbleef daar tot eind juni in Pension Lichtenegg. (Zie De Clerck, Uit het leven van P.C. Boutens (noot 4), p. 65). Hij schreef naar aanleiding van dit verblijf het gedicht ‘Morgen in Meran’, dat verscheen in De Gids 68 (1904) 12 (december), p. 421 en werd gebundeld in Stemmen (1907). (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 253.)
-
eind32
-
Deze persoon heb ik vooralsnog niet kunnen achterhalen.
-
eind33
-
In de Königliche Gemäldegalerie te Dresden hingen ‘Die Madonna mit der Familie des Bürgermeisters Meyer’ van Hans Holbein (1497-1543) en de Sixtijnse Madonna van de Italiaanse schilder Rafaël (1483-1520).
-
eind34
-
Of dit uitstapje is doorgegaan, is mij niet bekend. In 1910 maakte Boutens een reis naar Berlijn en Weimar. Hij schreef naar aanleiding van die reis de gedichten ‘Rosengarten’ en ‘Inslapen in Weimar’, beide gepubliceerd in december 1910 in De Gids 74 (1910) 12 (december), resp. p. 377 en p. 378. Deze gedichten werden opgenomen in de bundel Carmina (1912). (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 455-457; zie voorts Harry G.M. Prick, ‘Inslapen in Weimar’, in Maatstaf 28 (1980) 10, p. 70-78.)
-
eind35
-
Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in De Beweging 1 (1905) 2 (februari), p. 228-230, met de vermelding ‘18 Nov. 1904’. Boutens nam het op in de bundel Stemmen (1907). Ten opzichte van de gepubliceerde versie vertoont dit handschrift tal van afwijkingen. (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 208-210.)
-
eind36
-
Homeros, Odyssee, 1, 267. (Zie P.C. Boutens, Verzamelde werken, dl. 6, Haarlem/'s-Gravenhage 1951, p. 12.)
-
eind37
-
De schilder Jan Toorop (1858-1928) werkte en woonde vanaf 1898 vrijwel elke zomer in Domburg. Toorop portretteerde Boutens meer dan eens en Boutens schreef op zijn beurt een aantal gedichten bij werken van Toorop, waaronder ‘Regenboog’ (zie br. 9). (Vgl. mijn artikel ‘“Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland”. P.C. Boutens en Zeeland’ (noot 2.))
-
eind38
-
De broer van Jan Salberg, en een
neef van J.M. Kakebeeke. Ik heb over deze persoon geen nadere gegevens gevonden.
-
eind39
-
Jan Salberg studeerde scheeps- en werktuigbouwkunde.
-
eind40
-
Jhr. Constant Willem Feith was leerling op Noorthey van 15 september 1898 tot 19 juli 1904. Wellicht heeft hij na Boutens' vertrek in 1904 van Noorthey nog privélessen van Boutens gehad. (Gedenkboek Noorthey 1820-1920, Haarlem 1920, nr. 393.)
-
eind41
-
De gepensioneerde generaal Johan Drabbe (1839-1916) woonde in Domburg en was de vader van de schilderes Mies Elout-Drabbe. Hij was een goede vriend van Toorop en schreef enkele aan Toorop opgedragen gedichten. Ook aan Boutens droeg Drabbe een gedicht op, namelijk het in 1908 geschreven gedicht 'Herleving'. Het in De Gids 67 (1903) 12 (december), p. 520 gepubliceerde sonnet ‘Zondagmorgen aan zee’ had Boutens aan Drabbe opgedragen; later werd dit - met weglating van de opdracht - opgenomen als sonnet LVI in Verzamelde sonnetten (1907). (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 340; vgl. ‘“Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland”. P.C. Boutens en Zeeland’ (noot 2), p. 2.)
-
eind42
-
De zangpedagoog Eduard Bellwidt, gestorven in 1924. Nadere gegevens heb ik niet achterhaald. (Vgl. noot 44).
-
eind43
-
Anton van Rooy (1870-1932) was operazanger en studeerde in Frankfort. Hij debuteerde te Bayreuth in de rol van Wotan. Jarenlang heeft Van Rooy tot de meest gevierde Wagner-vertolkers behoord.
-
eind44
-
De sopraan Emma Bellwidt (1879-1937) studeerde zang bij onder anderen de pedagoog Eduard Bellwidt, met wie zij later getrouwd is. (K.J. Kutsch/Leo Riemens, Großes Sängerlexikon. Ergänzungsband, Bern [1991], kolom 65.)
-
eind45
-
De bundel Verzamelde sonnetten verscheen pas in 1907 en bevatte geen door Toorop gemaakt portret. De bundel werd gedrukt bij Eduard Verbeke te Brugge in een oplage van 60 exemplaren. In de bundel Stemmen (1907) zou wél een reproductie van een door Toorop in 1905 getekend portret van Boutens worden afgebeeld.
-
eind46
-
In april 1905 was de privé-uitgave van Boutens' vertaling Platoons Phaidoon gedrukt door de firma J. Hoekstra & Co te Den Haag in een oplage van 50 exemplaren.
-
eind47
-
Boutens' vertaling ‘De zalige jonkvrouw’ van Dante Gabriel Rossetti's gedicht ‘The blessed damozel’ verscheen in De Gids 69 (1905) 12 (december), p. 430-434. (Zie Boutens, Verzamelde Iyriek, dl. 1, p. 500-504.)
Boutens vertaalde nog vier andere gedichten van Rossetti en bundelde deze in 1906 in zijn uitgave Vijf gedichten van Dante Gabriël Rossetti, gedrukt door Eduard Verbeke te Brugge in een oplage van 32 exemplaren.
Deze vertalingen werden opgenomen in de bundel Carmina (1912). (Zie ook Mathijs Smit, ‘“Schoonheid als een absolute macht...”. Dante Gabriël Rossetti in Nederland’, in Literatuur 15 (1998) 2, p. 75-83.)
-
eind48
-
In januari 1909 werd de privé-uitgave van Boutens' vertaling Platoons Phaidros gedrukt door Eduard Verbeke te Brugge in een oplage van 60 exemplaren.
-
eind49
-
Waarschijnlijk bezocht Kakebeeke meelfabrieken in Duitsland om zo kennis op te doen voor de Middelburgse Stoommeelfabriek.
-
eind50
-
Geschreven op briefpapier van de Nieuwe of Litteraire Societeit 's-Gravenhage.
-
eind52
-
Over deze persoon heb ik vooralsnog geen nadere gegevens gevonden.
-
eind53
-
In De Gids 69 (1905) 12 (december), p. 421-434 zouden de gedichten ‘Goede dood’, ‘October’, ‘solus in aedibus amoris’, ‘Geluks boodschap’ (Sonnet LVIII), ‘Mijn kind, ik ben niet rijk’ en ‘De zalige jonkvrouw’ van Boutens worden opgenomen.
-
eind54
-
Welke ‘lollige verzen’ Boutens hier precies bedoelt, is mij niet bekend. Wellicht het ‘Lof-, eere- of heldendicht tot de gelegenheid van de doorluchte benoeming des welachtbaren heeren Hendrik Willem Bosch, geboortig uit 's-Hertogenbosch, tot oppermachtig directeur en gezagvoerder der Nutsspaarbank ter stede van 's-Gravenhage, geschied den dertienden van Bloeimaand in het jaar O.H. MDCCCCV.’ Het auteurschap van dit gelegenheidsgedicht, een soort parodie op de Odyssee, staat niet vast, maar volgens een brief van J.F.H. Bosch aan mevr. C.C.V. van Lier-Schmidt Ernsthausen van 24 januari 1964 heeft Boutens dit gedicht gemaakt voor zijn ‘borrelclubvriend’ Hendrik Willem Bosch ter gelegenheid van zijn benoeming tot directeur van de Nutsspaarbank te Den Haag in 1905. (Vrije Universiteit, Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Amsterdam, Boutensdocumentatie van mevr. C.C.V. van Lier-Schmidt Ernsthausen, inv.nrs. 2145 en 2189.)
-
eind55
-
Pinksteren viel in 1906 op zondag 3 juni.
-
eind56
-
Met Kakebeeke sprak Boutens herhaaldelijk over ‘Narcissus’, maar deze heeft het gedicht nooit onder ogen gehad en vermoedde dat het onvoltooid is gebleven; eerder schreef Boutens in brieven van 28 november 1904 en 10 november 1905 aan Lodewijk van Deyssel over ‘Narcissus’. Volgens A. van Herzeele is ‘Zoo heeft Aprils goudenste bloem verteld’ een fragment van dit gedicht. (Jo Landheer, Inventaris [...] (noot 1), (map 111, p. 16); resp. W. Blok, P.C. Boutens en de nalatenschap van Andries de Hoghe, Amsterdam 1983, p. 139.)
Er is een proefvel overgeleverd van een gedicht van Boutens met de titel ‘Opdracht van “Narcissus”’. Dit gedicht is opgenomen onder de titel ‘Opdracht’ in de bundel Stemmen (1907). (Zie S.A.J. van Faassen, ‘“Een zeker amateurisme”. P.C. Boutens als boekverzorger’, in Ik heb iets bijna schoons aanschouwd (noot 4), p. 126-149, i.h.b. p. 134.)
In een brief aan mevr. A. Willemse-Bijlsma van 7 april 1907 (in Letterkundig Museum) schrijft Boutens hierover: ‘De “Opdracht” is oorspronkelijk bedoeld voor “Narcissus”, maar heeft met dat gedicht zelf niets meer uit te staan dan met de overige verzen die in dien zelfden tijd ontstonden. Zoo gaat het nu vooraf aan den bundel “Stemmen”, waarin N[arcissus] misschien opgenomen wordt.’
-
eind57
-
Jhr.mr.dr. J.R. Clifford Kocq van Breugel (1882-1957) woonde in die tijd ook in het huis aan Westeinde 31. Hij werd een van Boutens' belangrijkste mecenassen. Boutens was later vaak te gast op Van Breugels landgoed ‘Bornia’ te Driebergen. (Zie De Clerck, Uit het leven van P.C. Boutens (noot 4), p. 71-72.)
-
eind58
-
Wie deze persoon was, is mij onbekend. Misschien was het de Duitse kunsthistoricus Felix Oswald Heinrich Graefe (1877-1952), met wie Boutens in de periode 1907-1910 contact had. Graefe woonde in 1910 in Weimar, maar promoveerde in 1908 in Heidelberg. (Zie Blok, P.C. Boutens en de nalatenschap van Andries de Hoghe (noot 56), p. 148.)
Een andere mogelijkheid is de Duitse kunsthistoricus Edwin Redslob (1884-1973). Deze stuurde samen met zijn vriend Graefe een in de collectie van het Letterkundig Museum bewaarde prentbriefkaart aan Boutens op 21 december 1907 vanuit Heidelberg. Redslob studeerde kunst- en literatuurwetenschap in Heidelberg en promoveerde aldaar in 1906 op de dissertatie Die fränkischen Epitaphien im 14. und 15. Jahrhundert.
-
eind59
-
Mr. A.A. de Veer te Middelburg was advocaat en procureur, plaatsvervangend kantonrechter en directeur van de Zeeuwsche Hypotheekbank. (Adresboek van Middelburg voor 1906, p. 150.)
-
eind60
-
Op 2 en 3 juni werden er internationale worstelwedstrijden gehouden in de Dierentuin in Den Haag. De uitslag van een van de wedstrijden op 3 juni luidde: ‘Dirk van den Berg legt Brenno in 13 minuten’. (Het Vaderland 5 juni 1906 (Ocht.).)
-
eind61
-
Van dit gedicht bestaat nog een vroeger manuscript. In de nalatenschap van E.E. Menten, oud-leerling van Boutens van Noorthey, bevond zich een exemplaar van de tweede druk van Boutens' Praeludiën (1911) met daarin geplakt een briefkaart van Boutens aan Anton van Herzeele, op 19 april 1906 verstuurd vanuit Heidelberg. Op deze briefkaart heeft Boutens dit gedicht met daaronder ‘Heidelberg, alte Brücke, 18 April 1906’ geschreven. Inmiddels bevindt de bundel met de briefkaart zich in de collectie van het Letterkundig Museum, dankzij een schenking van de erven-Menten.
‘Heidelberg’ verscheen in De Gids 70 (1906) 10 (oktober), p. 38. De twee handschriften vertonen ten opzichte van de Gids-publicatie enige varianten, waarvan ik hier alleen de woordvarianten vermeld. Op de briefkaart aan Van Herzeele staat in regel 4 ‘smartverzacht’ in plaats van ‘smartontroerd’; in regel 5 staat op de briefkaart aan Van Herzeele ‘Mijn venstren openen op onverwacht [...]’ in plaats van ‘Mijn venstren open op het onverwacht [...]’ in de brief aan Kakebeeke, terwijl in de Gids-publicatie in regel 5 ‘oopnen’ staat. Boutens nam dit gedicht op in de bundel Stemmen (1907) in de afdeling ‘In den vreemde’. (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 255.)
In de drukproef stond onderaan het gedicht nog de vermelding ‘april 1906’, maar Boutens heeft dit geschrapt. (Vrije Universiteit Amsterdam, Historisch Documentatiecentrum van het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Boutensdocumentatie van mevrouw C.C.V. van Lier-Schmidt Ernsthausen, inv. nr. 2272.)
-
eind62
-
Bedoeld is de Leidse uitgever H.E. Stenfert Kroese (1879-1950). Deze was een gemeenschappelijke vriend van Boutens en Kakebeeke. (Jo Landheer, Inventaris [...] (noot 1), map III, p. 17.)
-
eind63
-
Het betreft een vertaling van een maalliedje dat Thales van Milete (een der Zeven Wijzen) door zijn waardin bij de molen hoorde zingen in Eresos op Lesbos (Plutarchus, Septem Sapientium Convivium, 14, 157D). Pittacos was eveneens een der Zeven Wijzen en wetgever van Mytilene. (Vgl. G.J.M. Bartelink, ‘Werkliedjes uit de Oudheid’, in Hermeneus 35 (1963-1964) 2, p. 35-39, i.h.b. p. 38; met dank aan dr. A.M.M. Dekker te Utrecht die zo vriendelijk was mij deze gegevens te verschaffen.)
-
eind64
- Tentoonstelling van schilderijen en teekeningen van Jan Toorop, Kunsthandel Kruger en Cie, 's-Gravenhage [1907].
-
eind65
-
Het gedicht ‘“Regenboog”. Aan J.Th. Toorop, na het zien van zijn krijtteekening van dien naam’ werd opgenomen in Boutens' bundel Stemmen (1907). (Verzamelde Iyriek, dl. 1, p. 277; zie voorts ‘“Mijn blond-omduind Zeeuwsch eiland”. P.C. Boutens en Zeeland’ (noot 2), p. 3-5.)
-
eind66
-
Anton van Herzeele (1882-1960).
-
eind67
- Verzamelde sonnetten werd in maart 1907 gedrukt door Eduard Verbeke te Brugge in een oplage van 60 exemplaren.
-
eind68
- Vijf gedichten van Dante Gabriël Rossetti werd in 1906 gedrukt door Eduard Verbeke te Brugge in een oplage van 32 exemplaren op Japansch papier.
-
eind69
-
Kakebeeke zond Boutens af en toe een partij oesters vanuit Zeeland.
-
eind70
-
‘De gast’ verscheen in april 1907 in De Gids 71 (1907) 4 (april), p. 11-17. Het werd opgenomen in de bundel Stemmen (1907). (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 230-235.)
Boutens schreef in een brief van 7 april 1907 aan mevr. A. Willemse-Bijlsma: ‘Het vers de “Gast” is niets dan een verbeelding, hoe een jong zanger die met zijn lied de wereld is doorgetrokken aan de grenzen van die wereld een broederschap vindt in wie hij medezangers herkent, met wie hij vraagt te blijven tot zijn dood, d.i. voor hem zijn opgaan voorgoed naar de Schoonheid. Het is een visionair, doch zeer eenvoudig vers.’ (Letterkundig Museum, Den Haag, collectie-Boutens, sign. B.786 B.l.)
-
eind71
-
Boutens' gedicht ‘Aan zee’ stond in april 1907 in De Gids 71 (1907) 4 (april), p. 8-9. Het werd opgenomen in Stemmen (1907). (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 241-242.)
-
eind72
-
De Oranjezon was een uitspanning op Walcheren, dichtbij zee tussen Domburg en Vrouwenpolder. (Jo Landheer, Inventaris [...] (noot 1), map III, p. 19.)
-
eind73
-
De ‘Strofen, Geschreven na een wandeling naar den waterval van den Sinichbach’ werden voor het eerst gepubliceerd in De Gids 71 (1907) 11 (november), p. 249-259. In een noot hierbij stond: ‘De Sinichbach valt in de Etsch ten Z.O. van Meran. De val bevindt zich nabij het kasteel Fragsburg.’ De ‘strofen [...]’ werden opgenomen in de bundel Stemmen (1907). (Verzamelde lyriek, dl. 1, 257-270.)
-
eind74
-
In De Gids 71 (1907) 12 (december), p. 402-412 zouden enkele van Boutens' ‘Vergeten liedjes’ worden gepubliceerd. (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 361, 365, 368-371, 373-374, 400 en 409.)
-
eind75
-
‘Lorenzo de Medici’ vormde het thema van het twaalfde lustrum van het Delftsch Studenten Corps in 1908. Boutens heeft voor dat lustrum drie teksten geschreven: Spel van Platoon's leven, Tafereelen uit het leven van Lorenzo de' Medici en ‘Welkomstlied aan Lorenzo’, dat gezongen werd aan het slot van de maskerade.
-
eind76
-
In januari 1909 werd de privé-uitgave van Boutens' vertaling Platoons Phaidros gedrukt door Eduard Verbeke te Brugge in een oplage van 60 exemplaren.
-
eind77
-
Dit plan is niet doorgegaan. In 1908 verscheen de eerste druk van Beatrijs wel bij de uitgever C.A.J. van Dishoeck te Bussum, maar met een tekening van Rie Cramer (1887-1977).
Herman Teirlinck (1879-1967) was een Vlaamse schrijver en illustrator..Op 15 december 1907 deed Teirlinck Van Dishoeck een gedetailleerd voorstel voor de uitvoering van Beatrijs, hij stelde onder meer voor om bij elke bladzijde een tekening te plaatsen. In een brief van 13 januari 1908 schreef Van Dishoeck aan Teirlinck: ‘Beter ware het, zooals ge zelf voorstelde, dat gij schreeft en eens van gedachten wisselt met Boutens.’ Waarom Teirlincks plan uiteindelijk niet doorging, is niet bekend. (Zie Marloes van Buuren en Marije de Jong, C.A.J. van Dishoeck, mercator en mecenas. De geschiedenis van uitgeverij Van Dishoeck, 1898-1931, Amsterdam 1985 (ongepubliceerde doctoraalscriptie), p. 217.)
-
eind78
-
Met afbeelding van ‘Duisburg-Rathausbogen’.
-
eind79
-
In maart 1909 verschenen ‘Tien liedjes’ in De Gids 73 (1909) 3 (maart), p. 440-458. (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 352, 357, 363, 381, 392-397 en 403-404.)
-
eind80
-
Met afbeelding van ‘Gezicht op de Graanbeurs en den Abdijtoren van af den Dam Middelburg’.
-
eind81
- Twice-told tales van de Amerikaanse schrijver Nathaniel Hawthorne (1804-1864) verscheen voor het eerst in 1837. De door Boutens genoemde uitgave verscheen in 1873 bij Frederick Warne te London als 17de deel in de reeks Chandos Classics. In 1893 was deze uitgave voor de vierde maal herdukt.
-
eind82
-
Wellicht doelde Boutens op zijn gedichten ‘september-dag op Walcheren’ en ‘In de manteling bij Domburg’, verschenen in respectievelijk De Gids 73 (1909) 12 (december), p. 422 en De Gids 74 (1910) 12 (december), p. 375-376. Ze werden beide opgenomen in de bundel Carmina (1912). (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 424-425.)
-
eind83
- Vergeten liedjes (1909) en Een Florentijnsch treurspel (1909), Boutens' vertaling van Oscar Wilde's A Florentine tragedy. Beide werden gedrukt door Eduard Verbeke te Brugge, oplage respectievelijk 60 en 50 exemplaren. (Zie over Boutens en Wilde: Marco Goud, ‘“Zoo vindt elk zijn gading”. P.C. Boutens, Robert Ross en Oscar Wilde’, in De Parelduiker 3 (1998) 1, p. 61-70.)
-
eind84
-
In het voorjaar van 1910 was Boutens van Westeinde 31 naar Westeinde 19 verhuisd.
-
eind85
-
Waarschijnlijk de naam van een hond.
-
eind86
-
In 1912 bezorgde Boutens De heilige tocht van Arij Prins (1860-1922). Het boek werd gedrukt door Eduard Verbeke te Brugge in een oplage van 72 exemplaren. (Zie ook het nawoord van Harry G.M. Prick bij de fotografische herdruk van Boutens' uitgave van De heilige tocht, Amsterdam 1976, p. 183-196.)
-
eind87
-
De bundel Carmina verscheen in 1912 bij P.N. van Kampen en Zoon te Amsterdam. Het eerste gedeelte van Boutens' vertaling ‘Prometheus geboeid, naar het Grieksch van Aischylos’ stond in De Gids 76 (1912) 2 (februari), p. 201-223, het slotdeel in 3 (maart), p. 488-508.
-
eind88
-
‘Drie liederen van Isoude’ stonden in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 22 (1912), dl. 43, p. 73-78. (Verzamelde lyriek, dl. 1, p. 611-613.)
-
eind89
-
Jens Peter Jacobsen (1847-1885), Deens schrijver en dichter. Zijn roman Niels Lyhne verscheen in 1880 voor het eerst. De vertalingen waarop Boutens doelt, zijn: Niels Lyhne, Übersetzt von Anka Mann[-Matthiesen], Insel-Verlag, Leipzig, [1911]; Sechs Novellen, Autorisierte Übersetzung aus dem Dänischen von M. von Borch, Reclam, Leipzig, [1891] (Universal-Bibliothek nr. 2880).
In de roman Niels Lyhne zijn enige homo-erotisch getinte passages te vinden. Mogelijk raadde Boutens daarom Kakebeeke aan dit boek te lezen. Een van die fragmenten luidt, in de Nederlandse vertaling van N. Boelen-Ranneft, als volgt: ‘Zou er onder alle gevoelsverhoudingen van het leven wel iets zijn, dat teederder, edeler en inniger is, dan de hartstochtelijke en toch zoo volkomen timiede verliefdheid van den eenen jongen op den anderen? Zoo'n liefde, die nooit spreekt, zich nooit durft uiten in een liefkoozing, een blik of een woord, zoo'n liefde met open oogen, die bitter verdriet heeft over elk gebrek of fout bij dengeen, die bemind wordt, en die zoowel verlangen en bewondering en zelfvergetelheid is als trots, ootmoed en rustig ademend geluk.’ (Niels Lyhne, Uit het Deensch vertaald door N. Boelen-Ranneft, Amsterdam [1944], p. 50). Jacobsen werd destijds ook door andere homoseksuele schrijvers bewonderd. (Zie Marita Keison-Lauritz, Die Geschichte der eigenen Geschichte. Literatur und Literaturkritik in den Anfängen der Schwulenbewegung am Beispiel des Jahrbuchs für sexuelle Zwischenstufen und der Zeitschrift Der Eigene, Berlin 1997, p. 304.)
-
eind90
-
Boutens' gedicht ‘Amor vindex 1 Aan Bernard Zweers’ verscheen voor het eerst in Groot Nederland 9 (1911) 7 (juli), p. 1-11. Het werd - zonder de opdracht aan Zweers - opgenomen in de bundel Carmina (1912). (Verzamelde lyriek, dl. I, p. 460-464.)
De componist Bernard Zweers (1854-1924) zette later onder meer de volgende gedichten van Boutens op muziek: ‘Aan de schoonheid’, ‘Laat mij nimmermeer’, ‘Een oud lied’, ‘Leeuwerik’, ‘Invocatio amoris’, ‘Maanlicht’, ‘Kind der aarde’, ‘Zonnekus’, ‘Avond-licht’ en ‘Rozen’.
-
eind91
-
Romain Rolland, Vie de Michel-Ange (1911) was verschenen bij Librairie Hachette et Cie te Parijs in de reeks Vies des Hommes Illustres. In de ‘Zes-en-twintigste Strofe’ in Boutens' Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe (1919) wordt verwezen naar de schilder en dichter Michelangelo. (Verzamelde lyriek, dl. II, p. 1072; en vgl. W. Blok, P.C. Boutens en de nalatenschap van Andries de Hoghe (noot 56), p. 348.)
-
eind92
-
Bedoeld is Hendrikus Elias Roodenburg (1895-1987). In 1912 verschenen 13 exemplaren van Carmina op Hollandsch papier, waaraan was toegevoegd een op Japansch papier gedrukt portret geëtst door H.E. Roodenburg naar een potloodtekening van J.Th. Toorop uit 1908. (Zie voor een afbeelding van de ets: Marie-Cornélie Roodenburg en Frederieke Trouw, H.E. Roodenburg (1895-1987). Topografisch etser, Nijmegen 1997, p. 83.)
Roodenburg werd in de jaren 1909-1910 opgeleid tot etsdrukker bij de drukkerij Mouton & Co te Den Haag, daarna was hij tot 1914 leerling van Philip Zilcken. Het contact tussen Boutens en Roodenburg verliep vermoedelijk via Zilcken of Mouton & Co, waar enkele van Boutens' bundels waren gedrukt. Ook later bleef Boutens nog contact houden met Roodenburg. In een brief van 17 mei 1914 schreef Boutens aan Arij Prins: ‘Wat de etsen van Roodenburg aangaat: zend je de portefeuille eens terug? Dan kan ik eerst deze gedane zaken met hem regelen wanneer hij hier komt.’ (Letterkundig Museum, Den Haag, collectie-Boutens, sign. B.786 B.I.)
-
eind93
-
J.M. Kakebeeke woonde toen aan de Nieuwlandsche weg U 10a. (Adresboek van Middelburg voor 1914, p. 89.)
-
eind94
-
Ik heb niet kunnen achterhalen wie dit was.
-
eind95
-
De tentoonstelling van Toorop bij Kunstzaal Kleykamp in Den Haag werd op 5 februari 1914 geopend.
De acteur Willem Royaards (1867-1929) droeg bij die gelegenheid verzen voor van de dichteres-schilderes Miek Janssen (1890-1953), een vriendin van Toorop. (Zie A.H. Huussen jr., ‘Jan Toorop en de dichteres-schilderes Miek Janssen’, in Juffrouw Ida 12 (1986) I, p. 1-39, i.h.b. p. 10-11.)
-
eind96
-
In 1914 woonde Boutens met onder meer jhr.mr. J. Lunsingh Wichers (1875-1937) in hetzelfde pand aan het adres Westeinde 19 te Den Haag. Daarvoor was Wichers ook al woonachtig op Westeinde 31. (Adresboek voor 's-Gravenhage en Scheveningen (1913-1914), p. 356.)
-
eind97
-
Op 2 februari 1915 trouwde Kakebeeke met de in 1891 te Zierikzee geboren Wendilia Elisabeth Kronenberg.
-
eind98
-
De tweede druk van Boutens' bundel Verzen verscheen in 1914 bij P.N. van Kampen & Zoon te Amsterdam. De eerste druk was in 1898 verschenen bij Maison Blok te Den Haag.
-
eind99
-
De privé-uitgave van Boutens' vertaling van Aischylos' Prometheus geboeid werd in 1914 gedrukt in zeventig exemplaren bij Joh. Enschedé & Zonen te Haarlem.
-
eind100
-
Dit is zeer waarschijnlijk Anton baron van Herzeele. Albert Plasschaert noemde in een artikel over het culturele leven in Domburg ‘Boutens, den dichter, met den onafscheidelijken van Herzeele’. (Zie Fransisca van Vloten, ‘Dromen van weleer. Kunstenaars in Domburg 1898-1928’, in Reünie op 't duin. Mondriaan en tijdgenoten in Zeeland (ed. Ineke Spaander/Paul van der Velde), Zwolle-Middelburg 1994, p. 11-71, citaat op p. 58.)
-
eind101
-
Het Schuttershof was een hotel in Domburg dat aanvankelijk een herberg voor dagverblijven was geweest. Het was minder sjiek dan het Badhotel.
-
eind102
-
J.C. Verseput was hotelhouder van het Grand Hotel aan de Lange Delft 1 33 te Middelburg. (Adresboek van Middelburg voor 1908, p. 188.)
-
eind103
-
In 1916 was Boutens verhuisd naar de Laan Copes van Cattenburgh 49 te Den Haag.
-
eind104
-
Boutens vierde op 20 februari 1930 zijn zestigste verjaardag. Er werd een eremaaltijd georganiseerd in De Witte Brug te Den Haag.
-
eind105
-
Boutens maakte in de maanden mei en juni van 1930 een reis naar Italië.
-
eind106
-
Diel, roepnaam van Wendilia, de vrouw van Kakebeeke. (Med. mevr. W.M. L'Honoré Naber-Kakebeeke, Bilthoven.)
-
eind107
-
De prentbriefkaart bevat een afbeelding met het onderschrift ‘Padova - Basilica di S. Antonio vista dai Bastioni’ en een stempel van ‘Grand Hôtel de Londres et Beau Rivage Venise’. In dat hotel logeerde Boutens in Venetië.
|