De tegenstelling tussen de twee hoofdpersonages is meesterlijk in het licht gesteld. De door u in het leven geroepen spanning is zoo sterk dat de lezer - ik tenminste - het volkomen waar vindt ‘dat de kamer ademhaalde’ (pag. 89). Als u nu maar productief blijft, dan is alles goed.
Uw toegenegen
Willem Elsschot
Eind 1951 was de schrijfster Kitty Henriëtte Rodolpha de Josselin de Jong (1903-1991) verhuisd van de Laan van Meerdervoort 94 naar de Riouwstraat 118, beide in Den Haag. Ze was een al tijdens haar leven vergeten romanschrijfster en vertaalster, die door haar organisatorische werk in de letteren veel contacten had. Zo was ze secretaris van het pen Centrum voor Nederland, en daardoor nauw bevriend met Victor E. van Vriesland. Mogelijk dat zij in die hoedanigheid en in diens kielzog tijdens een bezoek aan België Willem Elsschot (pseud. van Alphons Josephus de Ridder, 1882-1960) eerder had ontmoet. Op 18 december werden in Den Haag de prijzen van de Jan Campert-stichting uitgereikt. Een jury bestaande uit F. Bordewijk, Jan Hulsker en Martinus Nijhoff had Willem Elsschot de Constantijn Huygensprijs 1951 voor zijn gehele oeuvre toegekend.
De 90 pagina's omvattende novelle De vader en de zoon was in februari 1951 bij de Wereldbibliotheek n.v. te Amsterdam & Antwerpen verschenen. De passage die Elsschot uit het slot van het boekje aanhaalt, luidt: ‘Ik huiverde en stond op. Ook Robert kwam uit zijn fauteuil omhoog. Een ogenblik had ik het gevoel of wij beiden het oordeel van een onzichtbaren Derde afwachtten. Het was of de kamer ademhaalde en de meubels leefden...er was een vreemde spanning tussen ons. Toen wist ik niets anders te doen dan mijn hand op Robert's schouder te leggen: “Dank, Junior.”’
Sjoerd van Faassen