| |
| |
| |
Salma Chen
Orpheus, Maandschrift voor Dichterlijke Letterkunde, november 1923-juni 1924
Bibliografische beschrijving, analytische inhoudsopgave en index
Inleiding
In de juni-aflevering van 1924 van het tijdschrift Orpheus werd in een ‘Bericht’ van redactie en uitgever, na een korte mededeling over het overlijden van C.S. Adama van Scheltema, onder meer het volgende gemeld: ‘Tevens deelen wij mede, dat ingevolge het verlangen van den ontslapene reeds was besloten de uitgave van ons tijdschrift niet verder voort te zetten.’Ga naar eindnoot1 Hiermee kwam een einde aan de uitgave van een bijna exclusief aan poëzie gewijd tijdschrift dat nauwelijks een jaar eerder met enthousiasme en plannen voor een veel zonniger toekomst was opgericht.
‘Er is een nieuw tijdschrift Orpheus verschenen onder redactie van Adama van Scheltema en Laurens v.d. Waals. In het algemeen begroet ik nieuwe tijdschriften, nieuwe kranten, nieuwe weekbladen met weinig enthousiasme. Wel is waar vindt iedere uitgever en iedere nieuwbakken redacteur, dat zijn spruit “in een behoefte voorziet”, maar de behoefte is gemeenlijk uitsluitend aan den kant van den uitgever en den nieuwen voorlichter der menschheid. Tot nog toe is in Nederland nimmer een tijdschrift verschenen, dat alleen gedichten bevatte.’ In een dagblad verscheen midden november 1923 dit bericht naar aanleiding van de verschijning van het eerste nummer van Orpheus.Ga naar eindnoot2
Het tijdschrift was opgericht door C.S. Adama van Scheltema en Laurens van der Waals, die beiden ook de redactie voerden. De Waelburgh te Blaricum, de in 1920 door Van der Waals opgerichte uitgeverij, trad op als uitgever van het tijdschrift. De schrijver van het bovengenoemde bericht in Het Vaderland besloot zijn stuk met een oproep: ‘Het is ook nauwelijks mogelijk in dezen tijd van maatschappelijke stormen, van nood en bedrukking van den middenstand en de geestelijke arbeiders om zijn deel te willen houden in het buitenaardsche van de poëzie. Ik wend mij dan ook tot de zeer weinigen, die vandaag nog als een deel van hun levensvervulling en als een nooddruft voor hun levensblijdschap, het gebonden woord toegang geven tot hun vertrek en tot hun hart. Thans bestaat er een Nederlandsch tijdschrift, dat verblijdend vol is met uitingen van dichters, aan wien geen andere maat- | |
| |
staf gelegd wordt dan dat hun woord tot het beste behoort “wat de dichter geven kan”. En ik ben blij hier in de gelegenheid te zijn om te herhalen wat Adama van Scheltema mij op de vergadering van de Vereeniging van Letterkundigen zeide: “Het is een eerezaak en een dure plicht voor allen, wien de Nederlandsche taal, in het bijzonder in den gebonden vorm lief is, Orpheus te steunen”. Voldoet dezen eereplicht!’
De ontstaansgeschiedenis van het tijdschrift Orpheus is niet nauwkeurig te reconstrueren, aangezien van de correspondentie tussen de twee oprichters nagenoeg alleen de brieven van Van der Waals zijn overgeleverd.Ga naar eindnoot3 Uit zijn brieven blijkt wel dat aanvankelijk gedacht werd aan een heel ander tijdschrift dan Orpheus uiteindelijk zou worden. Deze van het uiteindelijke resultaat afwijkende plannen werden ondersteund door uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. ‘Het zou, ook volgens hunne inzichten, een periodiek moeten worden welke een bizonder karakter draagt en behalve letterkunde en andere kunst (in arist“sociaal” religieuse sfeer, deze begrippen in de ruimste beteekenis genomen) ook ruimte geeft aan wijsbegeerte, geschiedkunde, economie uit dezelfde dus niet materialistische hoek bekeken, bijv. ook van hen wier werk niet door de Soc. [ialistische] Gids wordt aangenomen, als gevolg van hun dieper zienswijzen. Daarvoor zou dus iemand, die deze afdeeling kan overzien, in de redactie dienen te worden opgenomen’, schreef Van der Waals op 13 juni 1923 aan Scheltema. Waarom uiteindelijk werd gekozen voor een geheel aan poëzie gewijd tijdschrift is niet meer precies te achterhalen, al zal Scheltema, als initiatiefnemer, een grote stem in deze opzet hebben
gehad.
| |
Adama van Scheltema en Van der Waals
Carel Steven Adama van Scheltema (1877-1924) was, zeker aan het begin van deze eeuw, bij het grote publiek een van de bekendste en geliefdste dichters. ‘Ondanks den bijval echter der velen bleef het hem grieven of wrevelig stemmen dat de letterkundige kritiek hem vaak zonder diepgaande belangstelling, niet zelden met kwetsende hooghartigheid behandelde en bejegende’, schreef H. Bolkestein echter over de waardering van de professionele kritiek voor het werk van Scheltema.Ga naar eindnoot4 Scheltema formuleerde zijn ideeën over socialistisch dichterschap in De grondslagen eener nieuwe poëzie (1907). Hij was langere tijd redacteur van De Socialistische Gids.
Laurens Theodoor van der Waals (1885-1968) richtte in juli 1920 tezamen met David Lussenburg jr. de n.v. Boekhandel en Uitgevers Maatschappij ‘De Waelburgh’ op. Deze uitgeverij was gevestigd te Blaricum, de woonplaats van Van der Waals. Met Lussenburg samen dreef hij al een boek- en kunsthandel in diezelfde plaats. Begin 1923 werd Van der Waals adviseur bij Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers-Maatschappij te Rotterdam; zoals hij op 27
| |
| |
maart schreef aan Herman Robbers: ‘Welke daar tegenover een gedeelte van mijn koopmanswerkzaamheden voor de Waelburgh op zich heeft genomen. Ik hoop nu wat meer tijd voor lit. werk te krijgen.’Ga naar eindnoot5 Naast zijn activiteiten als uitgever publiceerde Van der Waals gedichten en kritieken. Onder het pseudoniem Arnold van Lottum schreef hij onder meer over Scheltema.Ga naar eindnoot6 Met Nijgh & Van Ditmar vormde De Waelburgh al spoedig een belangengemeenschap, waarna de Rotterdamse firma de Blaricumse uitgeverij zou overnemen. Van der Waals trad toen als literair adviseur geheel in dienst van Nijgh & Van Ditmar. Begin 1947 werd De Waelburgh officieel geliquideerd.
| |
Orpheus
Het initiatief tot de oprichting van een tijdschrift kwam van Scheltema. Eind maart of begin april 1923 zocht hij contact met Van der Waals en De Waelburgh, zoals blijkt uit een kort briefje van de laatste van 2 april: ‘Uit Blaricum werd mij een briefje van den heer Frans Coenen opgezonden waarin hij mij schrijft dat U binnenkort eens met mij wilt spreken over stichting en uitgave van een nieuw maandblad.’ Op 24 april kwamen Scheltma en Van der Waals bijeen in Amsterdam. Bij deze gelegenheid zal Van der Waals zeer waarschijnlijk - want inmiddels als adviseur werkzaam bij de Rotterdamse firma - Nijgh & Van Ditmar als financier hebben voorgesteld. Op 28 april schreef hij Scheltema: ‘Uw brief ontving ik. Zeker zou ik U even uitvoerig moeten antwoorden...en dan kwamen wij wellicht nog niet zoo heel veel verder. Een globale berekening van papier, druk, brocheeren, honoraria, cliché's enz. enz. is wel eerste vereischte. Wie weet wat een moeite, tijd en aandacht wij anders...misschien noodeloos verspelen. Vrijdag 4 mei ga ik naar Rotterdam en zou dan toch gaarne ter drukkerij de noodige gegevens opnemen.’ Op 4 mei kon Van der Waals melden: ‘Gisteren was ik in Rotterdam. Een schrede in de goede richting ben ik wel gevorderd. Een proefaflevering en een royale prospectus willen zij als “proefballon” wel riskeeren.’ Mogelijk werden Van der Waals en Nijgh & Van Ditmar het tijdens deze bijeenkomst al eens over de uitgave van het tijdschrift. In naam trad De Waelburgh als uitgever op en tevens berustte de administratie, exploitatie en technische leiding bij de Blaricumse uitgeverij. In feite echter werd Orpheus gepubliceerd door Nijgh & Van Ditmar, die het tijdschrift drukte en financierde.Ga naar eindnoot7
Op dat moment en zelfs een maand later was nog niet duidelijk welke vorm en inhoud het tijdschrift zou krijgen, zoals blijkt uit de eerder aangehaalde brief van Van der Waals van 13 juni. Wanneer voor een geheel aan poëzie gewijd tijdschrift werd gekozen, is niet met zekerheid te zeggen. Rond deze tijd werkte Scheltema al wel aan de tekst van de prospectus, waarin onder meer te lezen was: ‘De eersten November a.s. hopen wij voor
| |
| |
Door A. de Miranda geïllustreerd omslag van het novembernummer van Orpheus.
Omslag van Orpheus, februari 1924. Dit typografisch omslag werd vanaf deze vierde aflevering gebruikt. Het vignet is mogelijk van A. de Miranda.
C.S. Adama van Scheltema, portrettekening door H. Rijkmans, 1 april 1924. Het portret werd als illustratie benut voor C.S. Adama van Scheltema (1924) door Arnold van Lottum (pseud. van Laurens van der Waals).
| |
| |
het Nederlandsche taalgebied de uitgave van een nieuw tijdschrift “Orpheus” aan te vangen, dat zich uitsluitend aan dichterlijke letterkunde zal wijden.’ Het tijdschrift zou openstaan voor iedereen, want ‘wij roepen hier geen eigen leuzen uit en heffen geen groepsbanier omhoog, omdat wij overtuigd zijn dat ons taalgebied daar te klein voor is en wijl wij meenen dat de dag voor “verzamelen” is gekomen; dus willen wij zonder eenige persoonlijke, wijsgeerige, of andere dan louter esthetische voorkeur, zooveel mogelijk onzer waarachtige Nederlandsche dichters op dezen Zangberg vereenigen’.Ga naar eindnoot8 Ook blijkt uit brieven van Van der Waals dat ze in elk geval in augustus al werkten aan de in de prospectus genoemde ‘bizondere nummers’ gewijd aan ‘speciale groepen, personen, taalstreken, enz.’Ga naar eindnoot9 Er werd gedacht aan onder meer een Vlaams nummer, een nummer met rooms-katholieke poëzie, een nummer met vertalingen, een dialecten-nummer en een Afrikaans nummer.Ga naar eindnoot10 Van deze plannen is in maart 1924 alleen een speciale aflevering met rooms-katholieke poëzie gerealiseerd. De sporadische prozabijdragen in het tijdschrift zijn eveneens alle aan poëzie gewijd.
In september en oktober 1923 werd uitgebreid over vormgeving, papier, bladspiegel, letter en omslag gecorrespondeerd en gesproken. Ook werd in samenspraak met Nijgh & Van Ditmar de prijs voor een jaarabonnement en een losse aflevering vastgesteld. Het budget voor de illustraties (f 35,- per aflevering) kwam ter sprake, de honorering per pagina (f 4,-) en de honorering van Scheltema.Ga naar eindnoot11
A. de Miranda ontwierp het omslag van Orpheus: dit ontwerp (Orpheus met leeuw en lier) werd ook gebruikt op de prospectus en het briefpapier. Dit omslag werd al in februari 1924, mede op aandrang van Nijgh & Van Ditmar,Ga naar eindnoot12 vervangen door een meer typografisch omslag. De ontwerper hiervan is niet achterhaald, het gebruikte vignet is hoogstwaarschijnlijk van de hand van De Miranda.
Inmiddels begon in deze periode ook kopij binnen te stromen, al dan niet nadat de diverse auteurs door een van de redacteuren was benaderd. Aan kopij was gedurende het bestaan van Orpheus geen gebrek, zo blijkt meermalen uit de correspondentie. Zo berichtte C.L. Schepp op 27 november 1923 aan Van der Waals: ‘Wat mijn bijdrage voor “Orpheus” betreft, hoorde ik van den Heer Scheltema, dien ik juist dezer dagen ontmoette, dat door overvloed van kopij van plaatsing daarvan de eerste maanden nog geen sprake zou kunnen zijn’.Ga naar eindnoot13 De eerste bijdrage van Schepp aan het tijdschrift verscheen, onder zijn pseudoniem Jan Prins, in het aprilnummer 1924. Ook Scheltema en Van der Waals publiceerden in hun eigen tijdschrift. Van der Waals kritieken en verzen, Scheltema verzorgde de rubriek ‘Uit het pantheon onzer poëzie’ en publiceerde in de afleveringen van januari, februari, april, mei en juni 1924 voorpublikaties van zijn postuum verschenen bundel De Tors.Ga naar eindnoot14
| |
| |
De twee redactieleden waren het niet altijd eens over de kwaliteit van de ingezonden bijdragen. Op 26 oktober 1923 schrijft Van der Waals aan Scheltema: ‘Die verzen van Elro...begrijp ik blijkbaar iets beter dan jij,...waarschijnlijk omdat ik ook 's mans proza vrij goed ken en dus zijn geestessfeer mij veel vertrouwder is dan jou. Bezwaar heb ik natuurlijk ook wel - ongeveer dezelfde als die welke jij opgeeft - doch van zijn oprechtheid en goede trouw ben ik overtuigd, terwijl ik er behalve de gevoelige vioolstreek iets in vind van schimmige gestalten achter nevel (bijna iets Mathijs Maris'achtigs) In ieder geval vind ik ze belangrijker dan enkele bijdragen van ouderen welke wij accepteerden...en het opgroeiende geslacht mogen wij toch ook niet van ons vervreemden.’ De eerste bijdrage van de in 1899 geboren H. van Elro (pseud. van Roel Houwink) aan Orpheus verscheen in het decembernummer 1923. Een andere jongere die werk aanbood voor plaatsing in het tijdschrift was de in datzelfde jaar geboren Hendrik Marsman. Op 12 mei 1924 schreef hij Van der Waals: ‘Hierbij heb ik eer U een drietal verzen toe te zenden, in de hoop, dat U deze in “Orpheus” zult kunnen plaatsen.’ Na een teleurstellende mededeling van Van der Waals, schreef Marsman op 28 mei aan hem: ‘Het spijt mij, dat mede het verdwijnen van Orpheus U mijn werk moest doen retourneeren.’Ga naar eindnoot15
Wanneer men - de twee redactieleden, de illustratoren en de medewerkers aan het katholieken-nummer buiten beschouwing latend - kijkt naar de leeftijdsopbouw van de verschillende medewerkers krijgt men een volgend beeld: Frans Bastiaanse (o1868), Henriette Roland Holst-van der Schalk (o1869), P.C. Boutens (o1870), Marie Cremers (o1874), Aart van der Leeuw (o1876), Jan Prins (o1876), René de Clercq (o1877), P.H. van Moerkerken (o1877), Carel Scharten (o1878), Nico van Suchtelen (o1878), Karel van de Woestijne (o1878), Marie Koenen (o1879), Annie Salomons (o1885), Leo Rikmenspoel (o1889), Margot Vos (o1891), J.J. van Geuns (o1893), Jan J. Zeldenthuis (o1895), David de Jong jr. (o1898), Wies Moens (o1898), H. van Elro (o1899), Jan R.Th. Campert (o1902); vanwege haar niet achterhaalde geboortejaar is C. Tielrooy-de Gruyter in deze chronologie niet onder te brengen.
Het aantal abonnees op Orpheus was niet erg groot en zeker voor Nijgh & Van Ditmar, die het tijdschrift voor ‘eigen risico en rekening’Ga naar eindnoot16 uitgaf, een grote teleurstelling. Op 1 maart 1924 schreef Zijlstra aan Scheltema: ‘Vanmorgen is het Maartnummer van “Orpheus” van den binder gekomen en verschijnt dus Dinsdag. Het is een mooi nummer, hetwelk ongetwijfeld de aandacht zal trekken. Toch blijft het geringe aantal abonné's voor mij een teleurstelling. Het is mij werkelijk onbegrijpelijk, dat wij op het oogenblik niet meer dan 102 abonné's tellen.’Ga naar eindnoot17 Over de losse verkoop van het tijdschrift zijn geen gegevens achterhaald.
| |
| |
Kwam het initiatief tot de oprichting van Orpheus van Scheltema, het initiatief tot staking van het tijdschrift kwam, zoals men misschien uit de zinsnede uit het eerder aangehaalde ‘Bericht’ zou kunnen vermoeden, zeer waarschijnlijk niet van hem. Scheltema was zeker teleurgesteld over het ‘mislukken’ van het katholieken-nummer, maar dat gold mogelijk meer de reacties in de kritiek dan de kwaliteit van de aflevering.Ga naar eindnoot18 Een reden tot staking van het tijdschrift vormde dit toch niet voor hem, zoals een brief van 21 maart 1924 van Van der Waals aan Scheltema doet vermoeden: ‘Zoo juist kreeg ik een brief van Nijgh. Zijlstra schijnt eens met ons te willen komen praten over een tusschentijdsche staking van Orpheus. Hij meent dat waar jijzelf bij een mislukking van 't katholieke-nummer bewezen acht dat een dergelijk tijdschrift in Nederland geen plaats heeft, het voor ons verloren arbeid en voor hen verloren geld beteekent het verder voort te zetten. Toen ik jou over staking sprak wist ik hier nog niets van, hoewel ik bij je mededeeling dat Zijlstra je wou spreken al iets ging vermoeden’; en even verder: ‘Zelf heb ik in het “spreken voor leege banken” niet veel plezier, overigens is staking of doorzetten mij persoonlijk vrij onverschillig.’
Scheltema dacht nog even aan een fusie met het tijdschrift De Witte Mier, zoals blijkt uit een brief van 2 april 1924 van Van der Waals aan hem: ‘Een samensmelting met “de Witte Mier” lijkt mij niet mogelijk. Greshoff wil niemand naast zich hebben en zij keeren - op enkele uitzonderingen na - geen honorarium uit. Daar en boven is het karakter van het tijdschrift en de prijs zoo geheel anders.’Ga naar eindnoot19
Hoe de bespreking over de staking van het tijdschrift tussen Scheltema, Van der Waals en Nijgh & Van Ditmar op 15 april 1924 in hotel Krasnapolsky te Amsterdam in detail zijn verlopen is niet meer achterhaalbaar.Ga naar eindnoot20 Het eindresultaat is wel bekend, want op 16 april ontving Scheltema van Zijlstra een brief met daarin onder meer: ‘Hiermede bevestigen wij ons onderhoud van gisteren, waarbij wij zijn overeengekomen de uitgave van “Orpheus” met het achtste nummer (het Juni-nummer dus) te staken.’
Begin juni 1924 verscheen de laatste aflevering van Orpheus. Op 6 mei 1924 was, plotseling, Carel Steven Adama van Scheltema overleden. ‘De hemelvaart’ is ironisch genoeg de titel van de vijfde zang van De Tors van Scheltema, die in het laatste nummer verscheen.
| |
| |
Druksel van uitgeverij De Waelburgh te Blaricum. (Collectie Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag.)
St. Franciscus, houtsnede door Joan Collette, gepubliceerd in Orpheus, maart 1924. Deze aflevering was geheel gewijd aan katholieke poëzie.
Illustratie bij de derde zang van C.S. Adama van Scheltema's De Tors, houtsnede door S.A. Rijkmans-Kaijser, gepubliceerd in Orpheus, april 1924.
| |
| |
| |
Bibliografische beschrijving en analytische inhoudsopgave
In 1975 verscheen het eerste deel in de reeks Literaire Tijdschriften in Nederland. Bibliografische beschrijvingen, analytische inhoudsopgaven en indices (ltn). De uitgave stond onder auspiciën van de Werkgroep voor de Documentatie der Nederlandse Letteren. De reeks was gewijd aan afgesloten literaire tijdschriften; in de periode 1975-1986 verschenen zes delen.Ga naar eindnoot21 Na 1986 zijn geen delen meer uitgebracht.
De in de reeks gemaakte tijdschriftbeschrijvingen bestonden elk uit 3 afdelingen: de bibliografische beschrijving, die de belangrijkste niet inhoudelijke gegevens van het tijdschrift bevat; de analytische inhoudsopgave, die in de volgorde van het tijdschrift een beknopte beschrijving per bijdrage geeft; een index, die alle in het tijdschrift voorkomende persoonsnamen, titels en zaaknamen, gerangschikt in één doorlopend alphabet, bevat.
Bij het beschrijven van het tijdschrift Orpheus is deze zelfde methode gebruikt, met hier en daar een aanpassing die de aard en de zich tot slechts één jaargang beperkte omvang van het tijdschrift met zich mee bracht.Ga naar eindnoot22
| |
Bibliografische beschrijving
De bibliografische beschrijving is een zo volledig mogelijke registratie van de feitelijke gegevens van het tijdschrift. De nummering van de afleveringen is niet aan het tijdschrift zelf ontleend.
Bij de beschrijving zijn de volgende afkortingen gebruikt:
afl. |
aflevering |
ill. |
illustratie/illustraties |
jg. |
jaargang |
opm. |
opmerking |
p. |
pagina/pagina's |
| |
| |
| |
Titel
Orpheus. Maandschrift voor dichterlijke letterkunde
Opm.: Op de omslag staat vermeld:
Afl. 1, nov. 1923: Orpheus. Verzameling gedichten |
Afl. 2, dec. 1923: Orpheus. Verzameling gedichten |
Afl. 3, jan. 1924: Orpheus. Verzameling gedichten |
Afl. 4, feb. 1924: Orpheus een verzameling gedichten |
Afl. 5, mrt. 1924: Orpheus een verzameling gedichten van katholieken |
Afl. 6, apr. 1924: Orpheus een verzameling gedichten |
Afl. 7, mei 1924: Orpheus een verzameling gedichten |
Afl. 8, juni 1924: Orpheus een verzameling gedichten |
| |
Prospectus
- Prospectus [1923]: Aankondiging voorafgaande aan de 1e jaargang; ondertekend door de redactie. De volledige tekst van de prospectus luidt als volgt:
[Voorzijde] ‘Orpheus[.] Verzameling gedichten. Redactie C.S. Adama van Scheltema en Laurens van der Waals. Het eerste nummer zal de volgende bijdragen bevatten: Frans Bastiaanse, Dotterbloemen, met houtsnede van H. Beers..P.C. Boutens, Zomeravondzee..C. Scharten, Levensbeelden..Henr. Roland Holst-v.d. Schalk, De Bevrijding van de Geest..Margot Vos, Gedichten..C.S. Adama van Scheltema, Uit het Pantheon onzer Poëzie, met houtsnede, naar een gravure van B. Essers.
Uitgegeven door De Waelburgh te Blaricum’.
[Binnenzijde] ‘l.s. Den eersten November a.s. hopen wij voor het Nederlandsche taalgebied de uitgave van een nieuw tijdschrift “Orpheus” aan te vangen, dat zich uitsluitend aan dichterlijke letterkunde zal wijden. Daarmede streven wij er naar een beweging der laatste decennia verder te voeren: de terugkeer der liefde van ons volk voor zijn dichtkunst, waarin het eenmaal zoo groot is geweest, die het zoolang ter harte ging en waarvan het, naar wij hopen, slechts tijdelijk heeft kunnen vervreemden.
Schoon wij onze bepaalde overtuiging hebben omtrent de richting waarin de poëzie thans hare schoonste ontwikkelingskansen heeft en daarbij op een neo-romantische kunst doelen, zullen wij die slechts in ons persoonlijk werk trachten te verwezenlijken: - wij roepen hier geen eigen leuze uit en heffen geen groepsbanier omhoog, omdat wij overtuigd zijn dat ons taalgebied daar te klein voor is en wijl wij meenen dat de dag voor “verzamelen” is gekomen; dus willen wij zonder eenige persoonlijke, wijsgeerige, of andere dan louter esthetische voorkeur, zoveel mogelijk onzer waarachtig Nederlandsche dichters op dezen Zangberg
| |
| |
vereenigen - als op een vluchtheuvel te midden van de stormen om ons heen.
Aan allen die met ons meenen, dat de poëzie een der kostbaarste en edelste vruchten is van een gezonden taalstam, vragen wij ons streven te steunen - Orpheus' lier zal het hun loonen!
Wij mochten onder meer reeds dadelijk instemming en toezegging tot medewerking ontvangen van:
Frans Bastiaanse, P.C. Boutens, J.W.F. Werumeus Buning, René de Clercq, Mevr. H. Roland Holst-v.d. Schalk, A. Roland Holst, Mr. A.v.d. Leeuw, J.H. Leopold, Wies Moens, Prof. Dr. P.H. v. Moerkerken Jr., M. Nijhoff, Felix Rutten, Annie Salomons, Carel Scharten, Jhr. Dr. Nico van Suchtelen, Margot Vos e.a.
Van de meesten hunner zal reeds de eerste jaargang bijdragen bevatten, benevens een nieuw dichtwerk van C.S. Adama van Scheltema en verzen van Laurens van der Waals.
Verder stellen wij ons voor nu en dan bizondere nummers aan speciale groepen, personen, taalstreken, enz. te wijden.
Orpheus zal in uiterst verzorgden vorm in formaat als dezen prospectus maandelijks verschijnen en met de zelfde letter als van deze aankondiging op papier “à la cuve” gedrukt worden. De omslag werd ontworpen door A. de Miranda. Het zal, naar gelang van den steun welken wij van het publiek mogen ontvangen, versierd worden met houtsneden of penteekeningen van H. Beers, Jozef Cantré, Joan Collette, B. Essers, A. de Miranda, Hel. Wolff, A.C. Wijnstroom e.a.
Iedere maandelijksche aflevering zal 2 à 3 vel druks beslaan en een portret in houtsnede bevatten uit het pantheon onzer poëzie met een bijschrift en bloemlezing uit de oorspronkelijke werken samengesteld door C.S. Adama van Scheltema, - in den eersten jaargang stelt hij zich voor deze te kiezen uit de opleving onzer dichtkunde in de laatste decennia der 18de eeuw, o.m. Betje Wolff, Francq v. Berkhey, Hier. v. Alphen, Rhijnvis Feith, El. Maria Post, Bilderdijk, Bellamy, Staring enz. - zij zullen te zamen telkens een nieuw overzicht van een bepaald tijdperk onzer letteren vormen. Ten slotte ligt het in ons voornemen allengs iedere aflevering te besluiten met een beknopte bespreking van dichtwerk in synthetisch opbouwenden geest.
Abonnementen ad f 17.50 per jaargang worden aangenomen door den boekhandel of de uitgeefster: de Waelburgh te Blaricum. Inzendingen enz. aan den redacteur-secretaris: C.S. Adama van Scheltema te Bergen (n.h.).
De Redactie,
C.S. Adama van Scheltema.
Laurens van der Waals.’
| |
| |
- Bericht binnenzijde achteromslag afl. 1, nov. 1923. De inhoud luidt als volgt:
‘Orpheus wijdt zich uitsluitend aan wat verband houdt met onze dichterlijke letterkunde;
in de eerste plaats wil Orpheus daartoe, zonder eenige dogmatische voorkeur, het beste geven van wat door onze dichterlijke letterkundigen wordt voortgebracht;
in de tweede plaats wil Orpheus daartoe portretten, bloemlezingen enz. geven “Uit het Pantheon onzer Poëzie”;
in de derde plaats wil Orpheus daartoe, nu en dan, een speciaal nummer wijden aan een bijzondere kunstrichting, volkstak, taalgroep, persoonlijkheid enz. of ook aan bijzondere onderwerpen op het gebied van dichterlijke letterkunde uit heden en verleden;
in de vierde plaats wil Orpheus streven naar een meer logisch verband tusschen letterkundige en graphische kunst en zich daarvoor toeleggen op zuivere typografische uitvoering, terwijl elke aflevering verlucht zal worden met een portret, met illustraties en vignetten in houtsnede of teekening, zoodat ieder nummer een wel-verzorgd en zelfstandig geheel zal vormen.
Orpheus verschijnt in het begin van elke maand in 2 à 3 vel druks (48 blz.); de abonnementsprijs bedraagt f 17,50 per jaargang, losse nummers f 1,90. Abonnementen worden aangenomen door iederen boekhandelaar en door de Uitg.-Mij “De Waelburgh” te Blaricum; bijdragen, brieven en zendingen de redactie betreffende, adresseere men aan den redactie-secretaris: C.S. Adama van Scheltema te Bergen (n.h.); men houde kopie van zijn werk en zende het bij voorkeur per gewonen brief; de esthetisch-typografische verzorging (zetwijze enz.) late men over aan de redactie; niet aanvaarde bijdragen worden alleen op verzoek, met daartoe ingesloten postzegels teruggezonden; alle zaken de administratie betreffende zende men aan de Uitg.-Mij “De Waelburg” te Blaricum.’
Opm.: Dit bericht wordt aan de binnenzijde van de achteromslag herhaald in:
Afl. 2, dec. 1923
Afl. 3, jan. 1924
Afl. 4, feb. 1924
Afl. 5, mrt. 1924
Afl. 6, apr. 1924
Afl. 7, mei 1924
- Bericht van de redactie en de uitgeefster op p. [5], afl. 8, juni 1924. De inhoud luidt als volgt:
| |
| |
‘Bericht
Op ons rust de plicht den lezers van Orpheus het onverwacht sterven van onzen redacteur-secretaris C.S. Adama van Scheltema mede te deelen. Waar zijn betreurd heengaan in de groote pers vollediger en eerder te hunner kennis is gebracht, blijft ons niets anders over dan daarnaar te verwijzen en mogen wij er mede volstaan onze droefenis uit te spreken, welke naar wij weten door onze inteekenaars en zijn groote stoet van bewonderaars wordt gedeeld.
Tevens deelen wij mede, dat ingevolge het verlangen van den ontslapene reeds was besloten de uitgave van ons tijdschrift niet verder voort te zetten. Het aantal van hen welke door het nemen van een abonnement, de door hem in het leven geroepen onderneming steunden is, (zeker wel in hoofdzaak als gevolg van de groote bezuiniging welke voor een ieder noodzakelijk werd), te gering gebleken en zoo kon van hem, die toch het belangrijkste gedeelte der werkzaamheden voor zijne rekening genomen had, niet worden verlangd, dat hij de redactie, welke ten slotte veel zorg en tijd kostte, bleef voortzetten.Ga naar voetnoot11
Wij spreken als slot onze warme dankbaarheid uit voor al de moeite en liefde welke hij ook aan het vervullen van dezen arbeid heeft gegeven.
Redactie en Uitgeefster.
| |
Jaargangoverzicht
Jg. 1 (1923-1924)
Afl. 1, nov. 1923, p. 1-48, 3 p. blanco en 2 p. ill. |
Afl. 2, dec. 1923, p. 1-48, 3 p. blanco en 2 p. ill. |
Afl. 3, jan. 1924, p. 1-48, 4 p. blanco en 2 p. ill. |
Afl. 4, feb. 1924, p. 1-48, 3 p. blanco en 2 p. ill. |
Afl. 5, mrt. 1924, p. 1-44, 5 p. blanco en 1 p. ill. |
Afl. 6, apr. 1924, p. 1-44, 4 p. blanco en 2 p. ill. |
Afl. 7, mei 1924, p. 1-48, 4 p. blanco en 2 p. ill. |
Afl. 8, juni 1924, p. 1-40, 3 p. blanco en 1 p. ill. |
| |
Bijzonder nummer
Afl. 5, maart 1924.
Opm.: Dit nummer is geheel gewijd aan één onderwerp; de poëzie van katholieke dichters. Het draagt de titel: Orpheus een verzameling gedichten van katholieken met een inleiding van Gerard Brom.
| |
| |
| |
Redactie
C.S. Adama van Scheltema.
Laurens van der Waals.
Opm.: C.S. Adama van Scheltema voerde tevens het redactie-secretariaat. Opm.: In afl. 8, juni 1924 staat onder redactie alleen Laurens van der Waals vermeld.
| |
Uitgever
De Waelburgh, Blaricum.
| |
Druk
Drukker: Nijgh & Van Ditmar's Uitgevers-Maatschappij, Rotterdam.
Papier: Gedrukt op ‘papier à la cuve’.
Letter: Gravure.
| |
Lay-out
Wie de lay-out van de jaargang heeft verzorgd is niet bekend.
| |
Formaat
23×15 cm (hoogte × breedte)
| |
Omslag
Afl. 1, nov. 1923: Crème kaft met roodbruine opdruk. |
Afl. 2, dec. 1923: Crème kaft met grijsblauwe opdruk. |
Afl. 3, jan. 1924: Crème kaft met grijsgroene opdruk.
Opm.: Het omslag van de afl. 1, 2 en 3 (voorstellende Orpheus met lier en leeuw) werd ontworpen door A. de Miranda. |
Afl. 4, feb. 1924: Crème kaft met zeegroene en zwarte opdruk.
Opm.: Met ingang van afl. 4 werd het omslag veranderd in een typografisch omslag met een vignet dat, mogelijk, werd ontworpen door A. de Miranda. |
Afl. 5, mrt. 1924: Crème kaft met paarse en zwarte opdruk.
Opm.: Het vignet op afl. 5 werd ontworpen door Joan Collette. |
Afl. 6, apr. 1924: Crème kaft met groene en zwarte opdruk. |
Afl. 7, mei 1924: Crème kaft met rode en zwarte opdruk. |
Afl. 8, juni 1924: Crème kaft met donkerblauwe en zwarte opdruk. |
| |
Inhoudsopgaaf
Er is geen losse inhoudsopgaaf van de jaargang achterhaald.
Opm.: Per aflevering wordt een inhoudsopgave van het betreffende nummer gegeven.
| |
| |
| |
Prijs
Abonnementsprijs: f 17.50 per jaargang.
Losse nummers: f 1.90 per nummer.
| |
Bijlagen
Er zijn geen losse bijlagen gevonden.
Opm.: In de exemplaren van afl. 2, dec. 1923, is, voor de eerste niet meegenummerde pagina, een strookje met een rectificatie geplakt. De tekst luidt als volgt:
‘Pag. 32 staat: Vrij naar Anna Kikker
Dit moet zijn: Vrij naar Anna Ritter’.
| |
Oplage
Er zijn geen oplage-cijfers achterhaald.
Opm.: 5 november 1923 berichtte Laurens van der Waals aan C.S. Adama van Scheltema: ‘Wij naderen de 50 ab. [onnementen] terwijl de boekhandel nu druk in de weer is’; en in een brief van 1 maart 1924 schreef Nijgh & Van Ditmar aan Scheltema: ‘Het is mij werkelijk onbegrijpelijk, dat wij op het oogenblik niet meer dan 102 abonné's tellen.’
| |
Medewerkers
Adama van Scheltema, C.S. |
Bastiaanse, Frans |
Beers, H.* |
Boutens, P.C. |
Brom, Gerard |
Campert, Jan R.Th. |
Clercq, René de |
Collette, Joan* |
Cremers, Marie |
Eeden, Frederik van |
Elro, H. van (pseud. van Roel Houwink) |
Essers, B.* |
Geuns, J.J. van |
Gijsen, Marnix (pseud. van J.A.A. Goris) |
Jong jr., David de |
Klooster, J.F.E.[?] ten* |
Koenen, Marie |
Lange, A.P.H. de |
Leeuw, Aart van der |
Miranda, A. de* |
| |
| |
Moens, Wies |
Moerkerken jr., P.H. van |
Oever, Karel van den |
Panhuysen, Gerard |
Prins, Jan (pseud. van C.L. Schepp) |
Reypens s.j., L. |
Rikmenspoel, Leo |
Roland Holst-van der Schalk, Henriette |
Rutten, Felix |
Rijkmans, S.A.* [= S.A. Rijkmans-Kaijser] |
Salomons, Annie |
Scharten, Carel |
Schreurs m.s.c., Jac. |
Suchtelen, Nico van |
Thans o.f.m., Hilarion |
Tielrooy-de Gruyter, C. |
Verhoeven, Bernard |
Vos, Margot |
Waals, Laurens van der |
Wely o.p., Jos van |
Woestijne, Karel van de |
Wijnstroom, A.C.* |
Zeldenthuis, Jan J. |
Opm.: De volgende personen worden in de prospectus genoemd als medewerker, maar hebben niet in Orpheus gepubliceerd:
Cantré, Jozef* |
Leopold, J.H. |
Nijhoff, M. |
Wolff, Hel.* |
Opm.: De met een asteriks aangegeven medewerkers zijn illustratoren.
| |
| |
| |
Analytische inhoudsopgave
De analytische inhoudsopgave beschrijft in chronologische volgorde alle bijdragen uit het tijdschrift. De plaats van de bijdrage binnen het tijdschrift wordt aangegeven door vermelding van de aflevering en de paginanummers. (De nummering van de afleveringen is niet ontleend aan het tijdschrift zelf.) Blanco pagina's binnen een bijdrage worden aangegeven. Vierkante haken om een paginanummer geven aan dat de bijdrage te vinden is op een niet-meegepagineerde bladzijde; ronde haken om paginanummers geven aan, dat er een onderverdeling wordt gemaakt binnen een groter geheel.
De naam van de auteur staat in kapitaal genoteerd, direct na de paginanummers, met oplossing van pseudoniemen en aanvullingen van initialen tussen vierkante haken. Titulatuur wordt, wanneer deze deel uitmaakt van de ondertekening, overgenomen.
De volledige titel (hoofd- en ondertitel) staat - in cursief - meestal direct onder de auteursnaam. Rubriektitels staan in romein en worden voorafgegaan door het woordje ‘In:’. Bij poëzie wordt de eerste regel weergegeven.
Bij niet-creatieve bijdragen wordt een toelichting gegeven betreffende de inhoud van die bijdragen, bijv. auteur en titel van een besproken boek in geval van een recensie, onderwerp in geval van een vertaling en verhandeling en/of bloemlezing. Worden in niet-creatieve bijdragen verzen geciteerd, dan wordt ook van deze poëzie de titel en de eerste regel opgenomen voorafgegaan door de naam van de auteur van de poëzie tussen vierkante haken.
Naar vervolgbijdragen in komende afleveringen wordt verwezen d.m.v. Vervolg:. Ook wordt terugverwezen naar voorgaande afleveringen d.m.v. Zie (ook):.
Aangezien het tijdschrift geheel gewijd is aan poëzie wordt alleen bij nietcreatieve bijdragen een genre-aanduiding gegeven, te weten: recensie, verhandeling, verhandeling/bloemlezing en verhandeling/vertaling.
Aan het begin van de inhoudsopgave van elke aflevering wordt een overzicht en een nadere beschrijving gegeven van de eventueel aanwezige illustraties. Bij de bijdrage waarop een illustratie betrekking heeft, wordt de aanwezigheid van die illustratie vermeld.
In de analytische inhoudsopgave zijn de volgende afkortingen gebruikt:
bl. |
bloemlezing |
ill. |
illustratie/illustraties |
jg. |
jaargang |
p. |
pagina/pagina's |
rec. |
recensie |
verh. |
verhandeling |
vert. |
vertaling |
| |
| |
| |
1 (1923-1924)
Aflevering [1], nov. 1923: Ills.: Omslag en vignetten door A. de Miranda op p. [1], p. 14, p. 18 en p. 30; Houtsnede door H. Beers bij Frans Bastiaanse De dotterbloemen op p. [7]; Portret in houtsnede door B. Essers van Betje Wolff op p. [37]
1 |
[1] |
[Titelpagina] |
1 |
[3] |
[Titelpagina] |
1 |
[4] |
[Redactie] |
1 |
5-14 |
frans bastiaanse |
|
(5) |
[Titelpagina Frans Bastiaanse De dotterbloemen] |
|
(6-14) |
De dotterbloemen.... |
|
‘'t Is licht en kleur en klare klank in eenen:’ |
|
([7]) |
Ill.: Houtsnede door H. Beers |
|
([8]) |
[Blanco pagina] |
1 |
15-18 |
p.c. boutens |
|
(15) |
[Titelpagina P.C. Boutens Zomeravondzee] |
|
(16-18) |
Zomeravondzee |
|
‘Uit het koperloom gezag’ |
1 |
19-22 |
c. scharten |
|
(19) |
[Titelpagina C. Scharten Levensbeelden] |
|
Levensbeelden |
|
(20) |
Tijden van angst i |
|
‘De winter krimpt, de winter rekt’ |
|
(21) |
Tijden van angst ii |
|
‘Zoo trekt de trieste tijd,’ |
|
(22) |
Gelukkig jaar |
|
‘Gelukkig jaar! en avond wonderdadig,’ |
1 |
23-30 |
henriette roland holst-v.d. schalk |
|
(23) |
[Titelpagina Henriette Roland Holst-van der Schalk De bevrijding van den geest] |
|
(24-30) |
De bevrijding van den geest (Dramatisch fragment) |
|
‘O mijn broeder, waarom ziet’ |
|
[met opdracht aan S.J. Rutgers] |
1 |
31-34 |
margot vos |
|
(31) |
[Titelpagina Margot Vos Gedichten] |
|
Gedichten |
|
(32) |
De strijder |
|
‘Wee wee, die mijn weg verspert!’ |
|
(33) |
Het rietveld |
| |
| |
|
‘Hoor, hoe het rietveld in den nachtwind zingt:’ |
|
(34) |
Het berkeboompje |
|
‘Wel rijk is het berkeboompje,’ |
1 |
35-43 |
c.s. adama van scheltema |
|
(35) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema Uit het Pantheon onzer Poëzie] |
|
In: Uit het Pantheon onzer |
|
Poëzie verh./bl. |
|
(36-39) |
Betje Wolff (1738-1804) |
|
Over Betje Wolff en enkele van haar gedichten |
|
([37]) |
Ill.: Houtsnede door B. Essers |
|
([38]) |
[Blanco pagina] |
|
[betje wolff (e. bekker)] |
|
(40) |
[uit:] Walcheren |
|
(Aanvang tweede zang) |
|
‘Nu niet langer stil gelegen,’ |
|
(41-42) |
[uit:] Winterzang |
|
‘Wat doet de scherpe koû mij beeven!’ |
|
(43) |
Dankbetuiging aan de eenzaamheid |
|
‘Diepdenkende Eenzaamheid! die wel de dwaazen’ |
1 |
44-46 |
frans bastiaanse |
|
In: Kritiek rec. |
|
Henriëtte Roland Holst-Van der Schalk: |
|
Tusschen twee werelden |
|
W.L. en J. Brusse's Uitg.-Mij., Rotterdam, 1923 |
1 |
[47] |
Inhoud/Illustraties |
1 |
[48] |
[Titelpagina/Colophon] |
1 |
binnenzijde |
|
|
achteromslag |
[Redactie] |
Aflevering [2], dec. 1923: Ills.: Omslag en vignetten door A. de Miranda op p. [1], p. 14, p. 26 en p. 46; Hero en Leander door A.C. Wijnstroom bij René de Clercq Hero p. [7]; Portret van Le Francq van Berkhey in houtsnede door B. Essers p. [35]
2 |
[1] |
[Titelpagina] |
2 |
[3] |
[Titelpagina] |
2 |
5-14 |
rene de clercq |
|
(5) |
[Titelpagina René de Clercq Hero] |
|
(6-14) |
Hero |
|
‘Met blauwe duisterheid en schoon gestraal van sterren’ |
| |
| |
|
([7]) |
Ill.: Illustratie door A.C. Wijnstroom |
|
([8]) |
[Blanco pagina] |
2 |
15-18 |
h. van elro [roel houwink] |
|
(15) |
[Titelpagina H. van Elro Vizioen] |
|
Vizioen |
|
(16) |
Vizioen i |
|
‘Het was haar of de hemel helde’ |
|
(17) |
Vizioen ii |
|
‘Waren het engelen die spraken’ |
|
(18) |
Vizioen iii |
|
‘Van haar ontwaken weten woorden niet:’ |
2 |
19-26 |
frans bastiaanse |
|
(19) |
[Titelpagina Frans Bastiaanse Gedichten] |
|
Gedichten |
|
(20) |
Vul mij nu den vollen beker |
|
‘Vul mij nu den vollen beker’ |
|
(21) |
Het zijn ze niet.... |
|
‘'t Is stiller nu de sneeuw ligt om het huis,’ |
|
(22-24) |
Maanlicht |
|
‘De weiden werden blanke meren’ |
|
(25-26) |
Op dien stillen kleinen kronkelweg |
|
‘Op dien stillen kleinen kronkelweg’ |
2 |
27-31 |
p.h. van moerkerken |
|
(27) |
[Titelpagina P.H. van Moerkerken Vier sonnetten] |
|
Vier sonnetten |
|
(28) |
Avond op de maas |
|
‘Werelden ver en vreemd en oude tijden’ |
|
(29) |
Woud-schemering |
|
‘Daar lag een schoone dag in 't woud te sterven:’ |
|
(30) |
Winter-woud |
|
‘Eens was het zomer in dit starre woud -’ |
|
(31) |
Amsterdam |
|
‘Nooit zag ik de oude Stad zoo schoon als thans!’ |
2 |
32 |
annie salomons |
|
Droom |
|
‘In den eenzamen nacht’ |
2 |
33-43 |
c.s. adama van scheltema |
|
(33) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema Uit het Pantheon onzer Poëzie] |
|
In: Uit het Pantheon onzer Poëzie verh./bl. |
|
(34-37) |
Le Francq van Berkhey (1729-1812) |
| |
| |
|
Over Joannes le Francq van Berkhey en enkele van zijn gedichten |
|
([35]) |
Ill.: Houtsnede door B. Essers |
|
([36]) |
[Blanco pagina] |
|
[j. le francq van berkhey] |
|
(38) |
[uit:] Wintersche tegenzang |
|
‘Ik zie een Zuiderwolk, die tegen 't Noorden perst;’ |
|
(39-40) |
Nieuwjaars kinderzang (Voor de lieve kinderen van n.n.) |
|
‘Kom myn zusje, laat ons zingen,’ |
|
(41-43) |
‘De vaderlandsche kindervreugd’ |
|
‘Wie, naar 's Lands burgertrant, in kinderlijke’ |
2 |
44-46 |
laurens van der waals |
|
In: Boekbespreking rec. |
|
Wies Moens: Landing |
|
De Sikkel, Antwerpen/C.A. Mees, Santpoort, 1923 |
2 |
[47] |
Inhoud/Illustraties |
2 |
[48] |
[Titelpagina/Colophon] |
2 binnenzijde |
|
achteromslag |
[Redactie] |
Aflevering [3], jan. 1924: Ills.: Omslag en vignetten door A. de Miranda op p. [1], p. 26, p. 29 en p. 44; Portret in houtsnede door B. Essers van Michel Angelo op p. [15]; Portret in houtsnede door B. Essers van Hieronymus van Alphen op p.[37]
3 |
[1] |
[Titelpagina] |
3 |
[3] |
[Titelpagina] |
3 |
5-10 |
c.s. adama van scheltema |
|
(5) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema De Tors] |
|
(6-10) |
De Tors |
|
Eerste zang Prelude |
|
‘Gij lieve stem aan mijne blinde zijde,’ |
|
Vervolg: Afl. 4, p. 5-10; afl. 6, p. 5-12; afl. 7, p. 5-10; afl. 8, p. 7-12 |
3 |
11-22 |
nico van suchtelen |
|
(11) |
[Titelpagina Nico van Suchtelen Gedichten van Michel Angelo vertaald] |
|
Gedichten van Michel Angelo vertaald verh./vert. |
|
Vertaling van gedichten van Michel |
|
Angelo met enkele toelichtingen |
|
michel angelo |
|
(14) |
i ‘Eens blijde en dankbaar, wijl mij was gegund’ |
| |
| |
|
([15]) |
Ill.: Houtsnede van B. Essers |
|
([16]) |
[Blanco pagina] |
|
(17) |
ii ‘Hoe hoogelijk verheugt zich, welgewonden,’ |
|
(18) |
iii ‘Heer, zoo in één oud spreekwoord wijsheid woont,’ |
|
(19) |
iv ‘Door 't moeizaam ruglings schildren zwol me’ |
|
(20) |
v ‘Voor velen, Vrouwe, duizend die u minnen, |
|
(21) |
vi ‘Wee mij! Verraden werd ik, ach,’ |
|
(22) |
vii ‘Negentig jaren heeft in de oceaan’ |
|
Vervolg: Afl. 4, p. 25-35 |
3 |
23-26 |
laurens van der waals |
|
(23) |
[Titelpagina Laurens van der Waals Drie Verzen] |
|
Drie Verzen |
|
(24) |
Maneschijn |
|
‘Soms wordt op eens de duisternis gebroken,....’ |
|
(25) |
Zefier |
|
‘Want U beminnen was het zacht bewogen’ |
|
(26) |
Schip in mist |
|
‘Als een vizioen, verdoken in 't gedacht’ |
3 |
27-33 |
aart van der leeuw |
|
(27) |
[Titelpagina Aart van der Leeuw Paden] |
|
Paden |
|
(28) |
Morgenroep |
|
‘De beide wegen rond mijn woning’ |
|
(29) |
Aan een vriend |
|
‘Gedenk toch 't stralendste der paden,’ |
|
(30) |
De vreemdeling |
|
‘De vreemdling, hij klopt aan, bij 't avonddalen;’ |
|
(31) |
De lindenlaan |
|
‘Landelijk pad, langs Uw rustige linden’ |
|
(32) |
Najaar |
|
‘Najaar, vluchtend langs de wegen,’ |
|
(33) |
De tochtgenoot |
|
‘Gij hebt mij nu al zooveel dagen,’ |
3 |
34 |
david de jong jr. |
|
Ruischende linde |
|
‘Als een ontroerd klavier in zomeravondstilt’ |
3 |
35-43 |
c.s. adama van scheltema |
|
(35) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema Uit het Pantheon onzer Poëzie] |
|
In: Uit het Pantheon onzer Poëzie verh./bl. |
|
(36-39) |
Hieronymus van Alphen (1746-1803) |
| |
| |
|
Over Hieronymus van Alphen en enkele van zijn gedichten |
|
([37]) |
Ill.: Houtsnede door B. Essers |
|
([38]) |
[Blanco pagina] |
|
[hieronymus van alphen] |
|
(40) |
De kinderliefde |
|
‘Mijn vader is mijn beste vrind.’ |
|
(41) |
De edelmoedige wedervergelding |
|
‘Zou ik dan mijn zusje kwellen,’ |
|
(42) |
De avondwandeling |
|
‘Elize zweeg, ik mede;’ |
|
(43) |
Aan mijne gedichtjes |
|
‘Mijn kleine gezangen,’ |
|
(44) |
De beste keus |
|
‘Rust, mijn ziel; uw God is Koning,’ |
3 |
45-46 |
laurens van der waals |
|
In: Boekbespreking rec. |
|
Margot Vos: De nieuwe lent’ met een inleiding van C.S. Adama van Scheltema |
|
Em. Querido, Amsterdam |
3 |
[47] |
Inhoud/Illustraties |
3 |
[48] |
[Titelpagina/Colophon] |
3 |
binnenzijde |
|
achterblad |
[Redactie] |
Aflevering [4], feb. 1924: Omslag is veranderd in een typografisch omslag met een vignet door, waarschijnlijk, A. de Miranda; Ills.: Vignetten door A. de Miranda op p. [1], p. 24, p. 35 en p. 45; Een omtrektekening naar Giovanni Bellini's Sacra conversazione, door H. Beers bij Carel Scharten Twee schilderijen op p. [12]; Portret in houtsnede door B. Essers van Rhynvis Feith op p. [39]
4 |
[1] |
[Titelpagina] |
4 |
[3] |
[Titelpagina] |
4 |
5-10 |
c.s. adama van scheltema |
|
(5) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema De Tors] |
|
(6-10) |
De Tors |
|
Tweede zang De mensch |
|
‘Zij wijkt - wijkt naar de bodemlooze nachten’ |
|
Zie (ook): Afl. 3, p. 5-10 |
|
Vervolg: Afl. 6, p. 5-12; afl. 7, p. 5-10; afl. 8, p. 7-12 |
4 |
11-16 |
carel scharten |
| |
| |
|
(11) |
[Titelpagina Carel Scharten Twee schilderijen] |
|
Twee schilderijen |
|
([12]) |
Ill.: Omtrektekening door H.Beers |
|
(13-14) |
De droom van den doem |
|
(Giovanni Bellini. Sacra conversazione) |
|
‘Waar zijn wij hier? Is dit de hemel of dë aarde?’ |
|
(15-16) |
De moeder en het kind. |
|
(Domenico Veniziano. Madonna met Heiligen) |
|
‘In sroze-marmeren galerij’ |
4 |
17-24 |
karel van de woestijne |
|
(17) |
[Titelpagina Karel van de Woestijne Gedichten] |
|
Gedichten |
|
[uit:] ‘Supplementa’ |
|
(18) |
i. ‘Gij rijst aan mijn gelijk een vlindering van bloemen.’ |
|
(19) |
ii. ‘Gij zijt altijd de Naakte en de Verzaakte,’ |
|
(20) |
iii. ‘Waar me uw hulp genaakte, en lachte,’ |
|
(21) |
iv. ‘Schaduw in den schaduw zijn’ |
|
(22) |
v. ‘Zie, ik ben niet, dan uit uw hand geboren,’ [uit:] ‘Geheim van den honig.’ |
|
(23) |
i. ‘Gij zijt een bloem, - en 'k ben alleen met u,’ |
|
(24) |
ii. ‘Stilte is de stelligheid die nooit begeeft.’ |
4 |
25-35 |
nico van suchtelen |
|
(25) |
[Titelpagina Nico van Suchtelen Gedichten van Michel Angelo vertaald] |
|
Gedichten van Michel Angelo vertaald verh./vert. |
|
Vertaling van gedichten van Michel |
|
Angelo met enkele toelichtingen |
|
(26) |
Noten |
|
michel angelo |
|
(27) |
viii ‘Een lieflijk licht aanschouw 'k door ùw schoone’ |
|
(28) |
ix ‘Waar kuische liefde, zuiverst medelijden,’ |
|
(29) |
x ‘Welzaal'ge ziel, wier zonne-zuiver gloren’ |
|
(30) |
xi ‘Wanneer uit harde rots de ruwe kracht’ |
|
(31) |
xii ‘Toen zij, die zooveel schoon in zich vereent,’ |
|
(32) |
xiii ‘O Nacht, o zoete duisternis die spreidt’ |
|
(33) |
xiv ‘Als mijn verleden in mijn geest herleeft’ |
|
(34) |
xv ‘Door zooveel jaren tot mijn eindlijk uur’ |
|
(35) |
xvi ‘Nu dan mijn brooze bark haar doel gaat nadren’ Zie (ook): Afl. 3, p. 11-22 |
4 |
36 |
a.p.h. de lange |
|
De rooie rozen |
| |
| |
|
‘Ze waren door haar uitgekozen,’ |
4 |
37-45 |
c.s. adama van scheltema |
|
(37) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema |
|
Uit het Pantheon onzer Poëzie] |
|
In: Uit het Pantheon onzer Poëzie verh./bl. |
|
(38-41) |
Rhynvis Feith 1753-1824. |
|
Over Rhynvis Feith en enkele van zijn gedichten |
|
([39)] |
Ill.: Houtsnede door B. Essers |
|
([40]) |
[Blanco pagina] |
|
[rhynvis feith] |
|
(42) |
De ruiter |
|
‘Wie is die stervling, op wiens schoudren’ |
|
(43) |
De starrenhemel |
|
‘De nacht zonk neêr op 't eenzaam veld,’ |
|
(44-45) |
Het graf |
|
‘Ach! zoo het waar geluk op aarde ooit had gewoond,’ |
4 |
46 |
[Redactie] |
|
Ter aankondiging ontvangen: |
4 |
[47] |
Inhoud/Illustraties |
4 |
[48] |
[Titelpagina/Colophon] |
4 |
binnenzijde |
|
|
achterblad |
[Redactie] |
Aflevering [5], mrt. 1924 is geheel gewijd aan katholieke poëzie, de ondertitel van Orpheus luidt in deze aflevering: Een verzameling gedichten van katholieken met een inleiding van Gerard Brom.
Aflevering [5]: Typografische omslag met een vignet door Joan Collette; Ills.: Vignet door A. de Miranda op p. [1]; Houtsnede van St. Franciscus door Joan Collette op p. [19]
5 |
[1] |
[Titelpagina] |
5 |
[3] |
[Titelpagina] |
5 |
5-15 |
gerard brom |
|
Inleiding. verh. |
|
Inleiding over katholieken en hun poëzie |
5 |
17-[19] |
joan collette |
|
(17) |
[Titelpagina Joan Collette houtsnede St. Franciscus] |
|
[18] |
[Blanco pagina] |
|
[19] |
Ill.: Houtsnede van Joan Collette |
5 |
21-42 |
Bijdragen |
|
(21) |
[Titelpagina Bijdragen] |
|
(22) |
jos. van wely, o.p. |
| |
| |
|
Advent |
|
‘Geest, die van engen menschentijd’ |
|
(23-25) |
fr. hilarion thans. o.f.m. |
|
(23) |
Franciskus spreekt |
|
Tot de vogelen |
|
‘Van alle dierkens Gods zijt gij,’ |
|
(24) |
Tot den minnaar |
|
‘Hebt ge mij niet bemind,’ |
|
(25) |
Tot den lijder |
|
‘Ik heb tot lijdens rood geheim’ |
|
(26-27) |
felix ruttten |
|
Zondagmorgen in het dorp |
|
‘De Zondag-morgens zijn in 't dorp zoo stil,’ |
|
(28-29) |
wies moens |
|
Treklied |
|
‘De warme gemoedelikheid’ |
|
(30-31) |
frederik van eeden |
|
Jezus' tranen |
|
‘Algoede Meester! doet het kwaad’ |
|
(32-33) |
marie koenen |
|
(32) |
Inkeer |
|
‘Hoort Ge mijn kloppen op uw deur dan niet?’ |
|
(33) |
Mijn lied voor u |
|
‘Mijn lied voor u: het daaglijksch brood’ |
|
(34) |
l. reypens s.j. |
|
Popel-hang |
|
‘Gelijk de popels hangen van zee’ |
|
(35) |
marnix gijsen [j.a.a. goris] |
|
Het blij verbond |
|
‘Omdat ik mijn kneukels aan bloed sloeg’ |
|
(36) |
gerard panhuysen |
|
Genade |
|
‘Tot onze zielen roept God voortdurend, |
|
(37-38) |
jac. schreurs, m.s.c. |
|
Aanbidding |
|
‘Om de verlatenheid waarin Gij zijt gebracht,’ |
|
(39-40) |
karel van den oever |
|
Allerheiligen |
|
‘In de ochtend-regen,’ |
|
(41-42) |
bernard verhoeven |
|
De roomsche broederschap |
| |
| |
|
‘Broeders, de wereld lijdt pijn, |
5 |
[43] |
Inhoud/Illustratie |
5 |
[44] |
[Titelpagina/Colophon] |
5 |
binnenzijde |
|
|
achterblad |
[Redactie] |
Aflevering [6], apr. 1924: Ills.: Vignetten door A. de Miranda op omslag en p. [1], p. 18, p. 29, p. 30 en p. 40; Illustratie door S.A. Rijkmans bij C.S. Adama van Scheltema De Tors op p. [9]; Portret in houtsnede door B. Essers van Elizabeth Maria Post op p. [33]
6 |
[1] |
[Titelpagina] |
6 |
[3] |
[Titelpagina] |
6 |
5-12 |
c.s. adama van scheltema |
|
(5) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema De Tors] |
|
(6-12) |
De Tors |
|
Derde zang De vrouw |
|
‘Zonk zij - ? De wereld kon haar |
|
Schoonheid storen -’ |
|
([9]) |
Ill.: Illustratie door S.A. Rijkmans |
|
([10]) |
[Blanco pagina] |
|
Zie (ook): Afl. 3, p. 5-10; afl. 4, p. 5-10 |
|
Vervolg: Afl. 7, p. 5-12; afl. 8, p. 7-12 |
6 |
13-20 |
jan prins [c.l.schepp] |
|
(13) |
[Titelpagina Jan Prins Gedichten] |
|
Gedichten |
|
(14-15) |
De wegen |
|
‘Alom, in 't Javaansche land,’ |
|
(16-18) |
Batavia |
|
‘Zooals, met zijne alom zich kronkelende takken,’ |
|
(19-20) |
Soerabaja |
|
‘Onder de bruggen van Soerabaja’ |
6 |
21-23 |
h. van elro [roel houwink] |
|
(21) |
[Titelpagina H. van Elro Gedichten) |
|
Gedichten |
|
(22) |
Resurrectio |
|
‘Nu zij haar bloed leerde beteugeld’ |
|
(23) |
‘Liebesgarten’ |
|
‘Aan kanteelen bloeit het roode klimkruid’ |
6 |
24 |
jan j. zeldenthuis |
|
Stil te zijn... |
|
‘‘Stil te zijn, en dan te denken,’ |
| |
| |
6 |
25-29 |
margot vos |
|
(25) |
[Titelpagina Margot Vos Verzen] |
|
Verzen |
|
(26) |
Levensblijheid |
|
‘De klare luchten stroomen langs mijn wangen....’ |
|
(27) |
Lostoomige wind |
|
‘Lostoomige wind die de wolken splijt,’ |
|
(28-29) |
Herfst |
|
‘Bros en ijl was het woud vandaag,’ |
6 |
30 |
marie cremers |
|
Armoede |
|
vAfstand doen van 't liefste werk,’ |
6 |
31-40 |
c.s. adama van scheltema |
|
(31) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema Uit het Pantheon onzer Poëzie] |
|
In: Uit het Pantheon onzer Poëzie verh./bl. |
|
(32-35) |
Elisabeth Maria Post (1755-1812) |
|
Over Elisabeth Maria Post en enkele van haar gedichten |
|
([33]) |
Ill.: Houtsnede door B. Essers |
|
([34]) |
[Blanco pagina] |
|
[elisabeth maria post] |
|
(36-37) |
Het uurwerk |
|
‘Toen noch mijns Vaders aanzijn’ |
|
(38) |
De nacht |
|
‘Daar alles slaapt, daar diepe stilte heerscht’ |
|
(39) |
Huwelijkslied |
|
‘Maar ach, geliefde! - ligt noemt gij die vrees’ |
|
(40) |
Het jawoord |
|
‘Nog nooit heeft mijn geliefde’ |
|
41-43 |
l.[aurens] v.[an] d.[er] w.[aals] |
|
In: Boekbespreking rec. |
|
Marie Koenen: Verzen |
|
Boosten & Stols, Maastricht |
|
[marie koenen] |
|
(43) |
Het was niet veel... |
|
‘Het was niet veel aan U van mij;’ |
6 |
[44] |
Inhoud/Illustraties |
6 |
binnenzijde |
|
|
achterblad |
[Redactie] |
| |
| |
Aflevering [7], mei 1924: Ills.: Vignetten door A. de Miranda op omslag en p. [1], p. 24, p. 28 en p. 36; Illustratie door J.F.E. [?] ten Klooster bij Jan Prins Schaduwboomen op p. [13]; Portret in houtsnede door B. Essers van Bellamy op p. [39]
7 |
[1] |
[Titelpagina] |
7 |
[3] |
[Titelpagina] |
7 |
5-10 |
c.s. adama van scheltema |
|
(5) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema De Tors] |
|
(6-10) |
De Tors |
|
Vierde zang Het paar. |
|
‘Ontluisterd - ? Ach: begeerd en stil begeerend’ |
|
Zie (ook): Afl. 3, p. 5-10; afl. 4, p. 5-10; afl. 6, p. 5-12 |
|
Vervolg: Afl. 8, p. 7-12 |
7 |
11-20 |
jan prins [c.l. schepp] |
|
(11) |
[Titelpagina Jan Prins Gedichten] Gedichten |
|
(12-15) |
Schaduwboomen |
|
‘Hoog over de stille tuinen’ |
|
([13]) |
Ill.: Illustratie door Ten Klooster |
|
([14]) |
[Blanco pagina] |
|
(16-17) |
De wolken |
|
‘De wolken drijven op het woud,’ |
|
(18-20) |
Vorstenlanden |
|
‘Over oude bruggen, oude wegen,’ |
7 |
21-23 |
c. tielrooy-de gruyter |
|
(21) |
[Titelpagina C. Tielrooy-de Gruyter Verzen] |
|
Verzen |
|
(22) |
Het korte samenzijn |
|
‘Ik kan niet aan u denken, dood,’ |
|
(23) |
Vernieuwing. |
|
‘Ik zou het alles graag vergeten’ |
7 |
24 |
marie cremers |
|
Rhapsodie |
|
‘Het leven heeft geen tijd tot denken:’ |
7 |
25-28 |
p.c. boutens |
|
(25) |
[Titelpagina P.C. Boutens Oud-Perzische kwatrijnen] |
|
Oud-Perzische kwatrijnen |
|
(26) |
1. ‘Der Liefde diepten heeft geen lood gepeild.’ |
|
2. ‘Het groene gras voert naar de waterbaan;’ |
|
3. ‘Die u beschonk met kroon en koningsmacht,’ |
|
4. ‘Aan 't eind van 't pad dat wegwijkt naar 't’ |
| |
| |
|
5. ‘O gij zoo schoon, zeg wien ge uw toekomst biedt...’ |
|
(27) |
6. ‘Ik draag u 't water uit onnaakbren wand.’ |
|
7. ‘In 't hart van 't vuur, daar 'k rozenolie klaarde,’ |
|
8. ‘Uw kwalen tel niet: uw heelkruid ben Ik.’ |
|
9. ‘Waar op den weg een straal viel van Uw oogen,’ |
|
10. ‘Te zeer Uw mindre ben 'k om meê te spreken.’ |
|
11. ‘Al werk voleindigd, alle vrucht voldragen’ |
|
(28) |
12. ‘Kocht men u, roos, voor meer dan goud, voor' t’ |
|
13. ‘O voze weerld, waar geen geloof of recht is!’ |
7 |
29-36 |
Losse bijdragen |
|
(29) |
[Titelpagina Losse bijdragen] |
|
(30-31) |
wies moens |
|
Orgelpunt |
|
‘Ik kan niet meer elke dag’ |
|
(32-33) |
frans bastiaanse |
|
De veerpont |
|
‘Ik weet niet, waarom ik juist toen heb moeten’ |
|
(34) |
annie salomons |
|
i ‘De zoete waanzin, die men liefde heet,’ |
|
ii ‘Een donkre wil heeft van mij afgelaten,’ |
|
(35-36) |
a.p.h. de lange |
|
Najaarsvraag |
|
‘Als 't najaar fluistert door de gaarde,’ |
7 |
37-46 |
c.s. adama van scheltema |
|
(37) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema Uit het Pantheon onzer Poëzie] |
|
In: Uit het Pantheon onzer Poëzie verh./bl. |
|
(38-41) |
Bellamy (1757-1786) |
|
Over Jacobus Bellamy en enkele van zijn gedichten |
|
([39]) |
Ill.: Houtsnede door B. Essers |
|
([40]) |
[Blanco pagina] |
|
[j. bellamy] |
|
(42) |
Het gebrek in Chloris |
|
‘Natuur gaf aan mij Chloris’ |
|
(43) |
De verwagting |
|
‘Helaas! zou dan mijn jeugd de Lente’ |
|
(44-45) |
Aan Willem Carp |
|
‘Hoe staatig rijst, aan 't einde van den weg,’ |
|
(46) |
Aan mijne vrienden |
|
‘Als wij, op den weg des levens,’ |
7 |
[47] |
Inhoud/Illustraties |
| |
| |
7 |
[48] |
[Titelpagina/Colophon] |
7 |
binnenzijde |
|
|
achterblad |
[Redactie] |
Aflevering [8], juni 1924: Ills.: Vignetten door A. de Miranda op omslag en p. [1]; Portret in houtsnede door B. Essers van Willem Bilderdijk op p. [31]
8 |
[1] |
[Titelpagina] |
8 |
[3] |
[Titelpagina] |
8 |
[5] |
redactie en uitgeefster |
|
Bericht |
|
Mededeling over het overlijden van C.S. |
|
Adama van Scheltema en tevens over de opheffing van het tijdschrift |
8 |
6 |
laurens van der waals |
|
De dichter in het noorden |
|
‘Besloten in de kooi’ |
|
(Opgedragen aan de nagedachtenis van C.S. Adama van Scheltema) |
8 |
7-12 |
c.s adama van scheltema |
|
[7] |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema De Tors] |
|
(8-12) |
De Tors |
|
Vijfde zang De hemelvaart. |
|
‘Naar wat voor hemel gingen eens haar handen’ |
|
Zie (ook): Afl. 3, p. 5-10; afl. 4, p. 5-10; afl. 6, p. 5-12; afl. 7, p. 5-10 |
8 |
13-16 |
jan r.th. campert |
|
[13] |
[Titelpagina Jan R.Th. Campert Gedichten] |
|
Gedichten |
|
(14) |
In memoriam |
|
Carel Steven Adama van Scheltema |
|
‘Uw lied had de vaart van Holland's winden,’ |
|
(15) |
Kort brevier |
|
‘Wij zijn enkel maar een naam binnen Uw breed’ |
|
(16) |
O, hart laat af |
|
‘Als gij ooit nog tot mij mocht wederkeeren’ |
8 |
17-19 |
aart van der leeuw |
|
(17) |
[Titelpagina Aart van der Leeuw Het ledikant] |
|
(18-19) |
Het ledikant |
|
‘Het is de hamer niet, zijn deun’ |
8 |
20 |
leo rikmenspoel |
|
Voor mijn kinderen. |
| |
| |
|
‘Wanneer ik eenmaal sterven zal,’ |
8 |
21-26 |
margot vos |
|
(21) |
[Titelpagina Margot Vos Verzen] |
|
Verzen |
|
(22) |
Afscheid van Tristan en Isolde |
|
‘De zon heeft verslagen duister en damp’ |
|
(23-24) |
Liederen van heimwee van Isolde |
|
‘De dagen groeien rusteloos,’ |
|
(25) |
‘Dit is het droeve voor wie achterblijft:’ |
|
(26) |
‘Hoor, peppel, die uw strenge toppen’ |
8 |
27 |
carel scharten |
|
Kunst moet ons stichten...Voor C.S. Adama van Scheltema. |
|
‘“Kunst moet ons stichten”, was uw moedig woord,’ |
8 |
28 |
j.j van geuns |
|
Voor-regen-stemming |
|
‘Verwonderlijk: dat snelle donker worden’ |
8 |
29-38 |
c.s. adama van scheltema |
|
(29) |
[Titelpagina C.S. Adama van Scheltema Uit het Pantheon onzer Poëzie] |
|
In: Uit het Pantheon onzer Poëzie verh./bl. |
|
(30-33) |
Bilderdijk (1756-1831) |
|
Over Willem Bilderdijk en enkele van zijn gedichten |
|
([31]) |
Ill.: Houtsnede door B. Essers |
|
([32]) |
[Blanco pagina] |
|
[willem bilderdijk] |
|
(34) |
[uit:] De ondergang der eerste wareld. |
|
‘Doch, even als de vlam, door d'adem van de winden’ |
|
(35-36) |
[uit:] Afscheid. |
|
‘Wat verschijne,’ |
|
(37-38) |
[uit:] Napoleon. |
|
‘Wat buigt ge u neêr, ô roekeloozen’ |
8 |
[39] |
Inhoud/Illustratie |
8 |
[40] |
[Titelpagina/Colophon] |
| |
| |
| |
Index
In de index zijn opgenomen: namen van de medewerkers aan het tijdschrift; persoonsnamen die in niet-creatieve bijdragen voorkomen; persoonsnamen die in titels, motto's en opdrachten van creatieve bijdragen voorkomen; titels van creatieve bijdragen in het tijdschrift zelf; rubriekstitels (met aanduiding: rubriek); titels die in niet-creatieve bijdragen voorkomen; namen van periodieken, uitgeverijen enz.
Gehuwde vrouwen hebben een hoofdingang op hun werkelijke naam, met een zie: verwijzing bij hun mansnaam. Schrijvers onder pseudoniem hebben een hoofdingang op hun pseudoniem, met een zie: verwijzing bij hun werkelijke naam. Initialen e.d. worden op dezelfde wijze behandeld.
In de index op Orpheus zijn de titels van min of meer zelfstandige onderdelen van creatieve bijdragen op eenzelfde wijze opgenomen als de titels van de bijdragen in hun geheel. In het tijdschrift zelf opgegeven verwijzingen naar gehelen waaraan een bijdrage is ontleend, zijn eveneens opgenomen.
Titels van niet-creatieve bijdragen zijn niet opgenomen.
Bij ieder lemma c.q. sub-lemma worden in chronologische volgorde de vindplaatsen gegeven. Om hoofd- van bijzaken te scheiden is een tweedeling aangebracht: gedrukt in romein zijn de paginanummers waar het lemma of sub-lemma alleen maar wordt genoemd; vet gedrukt zijn de paginanummers waar het lemma of sub-lemma behandeld wordt en waar de paginanummers verwijzen naar een uitgebreidere tekstbijdrage, gedicht of illustratie.
Titels van niet-anomieme werken zijn in alfabetische volgorde als sublemma onder de auteur of maker geplaatst. De volgende onderscheidingen worden gemaakt:
(medewerker) op de hier of hierna opgesomde plaatsen treedt de genoemde persoon als medewerker op.
(illustratie) op de hierna opgesomde plaatsen is de genoemde persoon de maker van een in het tijdschrift opgenomen illustratie of degene die afgebeeld is op een opgenomen portret.
(in vertaling) op de hierna opgesomde plaatsen is van de genoemde persoon een tekst in vertaling als bijdrage opgenomen.
(besproken) de hier opgesomde vindplaatsen hebben betrekking op het bespreken van de door het lemma aangegeven persoon of tekst.
| |
| |
Alphen, H. van afl. 2, 37; afl. 4, 38, 41; afl. 7, 41 |
- (besproken) afl. 3, 35-44 |
- Aan mijne gedichtjes afl. 3, 43 |
- De avondwandeling afl. 3, 39, 42 |
- De beste keus afl. 3, 44 |
- Echtzang afl. 3, 39 |
- De edelmoedige wedervergelding afl. 3, 41 |
- Gedichten voor Elize afl. 3, 39 |
- De kinderliefde afl. 3, 40 |
- Kleine gedichten voor kinderen afl. 3, 40 |
- De maan afl. 3, 39 |
- De sterrenhemel afl. 3, 39 |
- Stichtelijke mengelpoëzie afl. 3, 44 |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 3, [35] |
Adama van Scheltema, C.S. afl. 1, [3]; afl. 2, [3]; afl. 3, [3], 45; afl. 4, [3]; afl. 5, [3]; afl. 6, [3]; afl. 7, [3]; afl. 8, [5], 6, 14, 27 |
- (medewerker) afl. 1, 35-43; afl. 2, 33-43; afl. 3, 35-44; afl. 4, 37-45; afl. 6, 31-40; afl. 7, 37-46; afl. 8, 29-38 |
- De Tors afl. 3, 5-10; afl. 4, 5-10; afl. 6, 5-12; afl. 7, 5-10; afl. 8, 7-12 |
Adler, Friedrich afl. 1, 45 |
Bakhuyzen van den Brink, R.C. afl. 2, 34 |
Bastiaanse, Frans |
- (medewerker) afl. 1, 44-46 |
- De dotterbloemen afl. 1, 5-14 |
- Gedichten afl. 2, 19-26 |
- Maanlicht afl. 2, 22-24 |
- Op dien stillen kleinen kronkelweg afl. 2, 25-26 |
- De veerpont afl. 7, 32-33 |
- Vul mij nu den vollen beker afl. 2, 20 |
- Het zijn ze niet....afl. 2, 21 |
Beers, H. afl. 1, 5; afl. 4, 11 |
- (illustratie) |
- houtsnede bij De dotterbloemen (Frans Bastiaanse) afl. 1, [7] |
- omtrektrekening bij Twee schilderijen (Carel Scharten) afl. 4, [12] |
De Beiaard afl. 5, 5 |
Bekker, Betje zie: Wolff, Betje |
Bellamy, Jacobus |
- (besproken) afl. 7, 37-46 |
- Aan mijne vrienden afl. 7, 46 |
- Aan Willem Carp afl. 7, 44-45 |
| |
| |
- Het gebrek in Chloris afl. 7, 42 |
- Gezangen afl. 7, 43 |
- Gezangen mijner jeugd afl. 7, 38, 42 |
- Roosje afl. 7, 41 |
- Vaderlandsche gezangen afl. 7, 38 |
- De verwagting afl. 7, 43 |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 7, [39] |
Bellini, Giovanni |
- Sacra conversazione afl. 4, 11, 13 |
Bergrede afl. 5, 14 |
St. Bernard afl. 5, 12 |
Bilderdijk, Willem afl. 2, 34, 37; afl. 4, 41 |
- (besproken) afl. 8, 29-38 |
- Afscheid afl. 8, 35-36 |
- Napoleon afl. 8, 37-38 |
- De ondergang der eerste wareld afl. 8, 30, 34 |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 8, [31] |
Boekbespreking (rubriek) zie ook: Kritiek afl. 2, 44-46; afl. 3, 45-46; afl. 6, 41-43 |
Boosten & Stols afl. 6, 41 |
Boutens, P.C. |
- (medewerker) |
- Oud-Perzische kwatrijnen afl. 7, 25-28 |
- Zomeravondzee afl. 1, 15-18 |
Brom, Gerard |
- (medewerker) |
- Inleiding afl. 5, 5-15 |
W.L. en J. Brusse's Uitg.-Mij. afl. 1, 44 |
Busken Huet, Conrad afl. 8, 30, 33 |
- Litterarische fantasieën en kritieken afl. 8, 30 |
Campert, Jan R.Th. |
- (medewerker) |
- Gedichten afl. 8, 13-16 |
- In memoriam Carel Steven Adama van Scheltema afl. 8, 14 |
- Kort brevier afl. 8, 15 |
- O, hart laat af afl. 8, 16 |
Cats, Jacob afl. 2, 34 |
Cavalieri, Tomasso dei afl. 4, 26 |
Claudel, Paul afl. 5, 7 |
Clercq, René de afl. 3, 45 |
| |
| |
- (medewerker) |
- Hero afl. 2, 5-14 |
Collette, Joan afl. 5, 17 |
- (illustratie) |
- houtsnede van St. Franciscus afl. 5, [19] |
Colonna, Vittoria afl. 4, 26 |
Condivi afl. 4, 26 |
Costa, Isaac da afl. 8, 33 |
Coster, Dirk afl. 5, 5 |
Couperus, Louis afl. 6, 35 |
Cremers, Marie |
- (medewerker) |
- Armoede afl. 6, 30 |
- Rhapsodie afl. 7, 24 |
Dante afl. 5, 9 |
Deken, Aagje afl. 1, 36 |
Diepenbrock, Alphons afl. 5, 10 |
Eeden, Frederik van |
- (medewerker) |
- Jezus' tranen afl. 5, 30-31 |
Elro, H. van |
- (medewerker) |
- Gedichten afl. 6, 21-23 |
- Liebesgarten afl. 6, 23 |
- Resurrectio afl. 6, 22 |
- Vizioen i-iii afl. 2, 15-18 |
Essers, B. afl. 1, 35; afl. 2, 33; afl. 3, 11, 35; afl. 4, 37; afl. 6, 31; afl. 7, 37; afl. 8, 29 |
- (illustratie) |
- houtsnede van Hieronymus van Alphen afl. 3, [37] |
- houtsnede van J. Bellamy afl. 7, [39] |
- houtsnede van Willem Bilderdijk afl. 8, [31] |
- houtsnede van Rhynvis Feith afl. 4, [39] |
- houtsnede van Joannes le Francq van Berkhey afl. 2, [35] |
- houtsnede van Michel Angelo afl. 3, [15] |
- houtsnede van Elisabeth Maria Post afl. 6, [33] |
- houtsnede van Betje Wolff afl. 1, [37] |
Feith, Rhynvis afl. 3, 39; afl. 6, 35; afl. 7, 41 |
- (besproken) afl. 4, 37-45 |
- Constantia afl. 4, 38 |
- Dagboek mijner goede werken afl. 4, 41 |
| |
| |
- Het graf afl. 4, 44-45 |
- Julia en Ferdinand afl. 4, 38 |
- Lofdicht op de ruiter afl. 4, 41 |
- Oden afl. 4, 42, 43 |
- De ruiter afl. 4, 42 |
- De starrenhemel afl. 4, 43 |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 4, [39] |
St. Franciscus |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 5, [19] |
Francq van Berkhey, Joannes le afl. 3, 39 |
- (besproken) afl. 2, 33-43 |
- Gedichten van Joannes le Francq van Berkhey afl. 2, 37 |
- Nieuwjaars kinderzang afl. 2, 39-40; afl. 3, 39 |
- De vaderlandsche kindervreugd afl. 2, 41-43 |
- Wintersche tegenzang afl. 2, 38 |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 2, [35] |
Frey, C. afl. 4, 26 |
Genestet, P.A. de afl. 3, 39 |
- Haantje van den toren afl. 7, 41 |
Geuns, J.J. van |
- (medewerker) |
- Voor-regen-stemming afl. 8, 28 |
Gezelle, Guido afl. 1, 46; afl. 5, 6; afl. 8, 33 |
Ghijsen, H.C.M. |
- Betje Wolff, in verband met het geestelijke leven van haar tijd afl. 1, 39 |
Goethe, Johann Wolfgang von |
- Das Leiden des jungen Werthers afl. 4, 38 |
Goris, J.A.A. zie: Gijsen, Marnix |
Gorter, Herman afl. 5, 9 |
Groenevelt, Ernst |
- Intermezzo's afl. 4, 46 |
Gruyter, C. de |
- (medewerker) |
- Het korte samenzijn afl. 7, 22 |
- Vernieuwing afl. 7, 23 |
- Verzen afl. 7, 21-23 |
Gijsen, Marnix |
- (medewerker) |
| |
| |
- Het blij verbond afl. 5, 35 |
Hol, Richard afl. 5, 11 |
Houwink, R. zie: Elro, H. van |
Janvier afl. 1, 45 |
Jezus afl. 3, 36 |
Jong jr., David de |
- (medewerker) |
- Ruischende linde afl. 3, 34 |
Julius ii afl. 3, 12 |
Kalff, G. afl. 6, 35 |
Kampen, N.G. van |
- Dicht en prozaïsche werken van Mr. Rhynvis Feith afl. 4, 38 |
Kaijser, S.A. afl. 6, 5 |
- (illustratie) |
- illustratie bij De Tors (C.S. Adama van Scheltema) afl. 6, [9] |
Kikker, Anna afl. 2, 32 |
Kloos, Willem |
- Okeanos afl. 1, 44 |
Klooster, J.F.E.(?) ten |
- (illustratie) |
- illustratie bij Schaduwboomen (Jan Prins) afl. 7, [13] |
Klopstock, F.G. afl. 3, 39; afl. 4, 41; afl. 6, 35 |
Koenen, Marie |
- (medewerker) |
- Inkeer afl. 5, 32 |
- Mijn lied voor U afl. 5, 33 |
- (besproken) |
- Verzen afl. 6, 41-43 |
- Het was niet veel afl. 6, 43 |
Kritiek (rubriek) zie ook Boekbespreking afl. 1, 44-46 |
Kunstliefde Spaart geen Vlijt afl. 7, 38 |
Lange, A.P.H. de |
- (medewerker) |
- Najaarsvraag afl. 7, 35-36 |
- De rooie rozen afl. 4, 36 |
Leeuw, Aart van der |
- (medewerker) |
- Aan een vriend afl. 3, 29 |
- Het ledikant afl. 8, 17-19 |
- De lindelaan afl. 3, 31 |
- Morgenroep afl. 3, 28 |
| |
| |
- Najaar afl. 3, 32 |
- Paden afl. 3, 27-33 |
- De tochtgenoot afl. 3, 33 |
- De vreemdeling afl. 3, 30 |
Lenin, V.I. afl. 1, 44 |
Lottum, Arn. van (zie ook: Waals, Laurens van der) |
- Middeleeuwsche amoureuse liedekens afl. 5, [48]; afl. 7, [48]; afl. 8, [40] |
L.v.d.W. zie: Waals, Laurens van der |
Maerlant, Jacob van afl. 5, 9 |
Medici afl. 3, 13 |
C.A. Mees afl. 2, 44 |
Merode, Willem de |
- Kwattrijnen afl. 4, 46 |
Michel Angelo |
- (in vertaling) |
- Gedichten i-vii afl. 3, 14, 17-22 |
- Gedichten viii-xvi afl. 4, 27-35 |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 3, [14] |
Milton, J. afl. 7, 41 |
Miranda, A. de afl. 1, [4] |
- (illustratie) |
- vignetten afl. 1, [1], 14, 18, 30 |
- vignetten afl. 2, [1], 14, 26, 46 |
- vignetten afl. 3, [1], 26, 29, 44 |
- vignetten afl. 4, [1], 24, 35, 45 |
- vignet afl. 5, [1] |
- vignetten afl. 6, [1], 18, 29, 30, 40 |
- vignetten afl. 7, [1], 24, 28, 36 |
- vignet afl. 8, [1] |
Moens, Wies afl. 5, 7 |
- (medewerker) |
- Orgelpunt afl. 7, 30-31 |
- Treklied afl. 5, 28-29 |
- (besproken) |
- Landing afl. 2, 44-46 |
Moerkerken, P.H. van |
- (medewerker) |
- Amsterdam afl. 2, 31 |
- Avond op de Maas afl. 2, 28 |
- Vier sonnetten afl. 2, 27-31 |
| |
| |
- Winterwoud afl. 2, 30 |
- Woud-schemering afl. 2, 29 |
Molière afl. 8, 33 |
De Nieuwe Gids afl. 5, 11 |
Novalis |
- Geistliche Lieder afl. 5, 10 |
Nijgh & Van Ditmar afl. 1, [48]; afl. 2, [48]; afl. 3, [48]; afl. 4, [48]; afl. 5, [48]; afl. 7, [48]; afl. 8, [40] |
Oever, Karel van der afl. 5, 13, 14 |
- (medewerker) |
- Allerheiligen afl. 5, 39-40 |
- Inwendig leven van Paul afl. 5, 13 |
Orpheus afl. 8, [5] |
Overdorp afl. 6, 32 |
Panhuysen, Gerard |
- (medewerker) |
- Genade afl. 5, 36 |
Peaux, Augusta afl. 3, 45 |
Perk, Jac. afl. 7, 41 |
Permys, Martin |
- Zomerland afl. 4, 46 |
Pestalozzi, J.H. afl. 3, 36 |
Pistoja, Giovanni da afl. 3, 13 |
Pomes, H. |
- Over Van Alphen's kindergedichtjes afl. 3, 36 |
Post, Elisabeth Maria afl. 7, 38 |
- (besproken) afl. 6, 31-40 |
- Gezangen der liefde afl. 6, 39, 40 |
- Huwelijkslied afl. 6, 39 |
- Het jawoord afl. 6, 40 |
- Het land afl. 6, 32 |
- Mijn kinderlijke tranen afl. 6, 32 |
- De nacht afl. 6, 38 |
- Het uurwerk afl. 6, 36-37 |
- Voor eenzamen afl. 6, 32, 36, 38 |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 6, [33] |
Potgieter, E.J. afl. 5, 8 |
Premsela, M. zie: Permys, Martin |
Prins, Jan |
- (medewerker) |
| |
| |
- Batavia afl. 6, 16-18 |
- Gedichten afl. 6, 13-20 |
- Gedichten afl. 7, 11-20 |
- Schaduwboomen afl. 7, 12-15 |
- Soerabaja afl. 6, 19-20 |
- Vorstenlanden afl. 7, 18-20 |
- De wegen afl. 6, 14-15 |
- De wolken afl. 7, 16-17 |
Em. Querido afl. 3, 45 |
Regensburg, van afl. 5, 10 |
Reypens s.j., L. |
- (medewerker) |
- Popel-hang afl. 5, 34 |
Rikmenspoel, Leo |
- (medewerker) |
- Voor mijn kinderen afl. 8, 20 |
Roland Holst-van der Schalk, Henriette zie: Schalk, Henriette van der |
Rolland, Romain afl. 4, 26 |
- Vie de Michel Ange afl. 3, 12, 13; afl. 4, 26 |
Rostand, E. |
- Cyrano afl. 8, 33 |
Rousseau, J.-J. afl. 4, 38 |
Rovere, delle afl. 3, 12 |
Rutgers, S.J. afl. 1, 24 |
Rutten, Felix |
- (medewerker) |
- Zondagmorgen in het dorp afl. 5, 26-27 |
Rijkmans-Kaijser, S.A. zie: Kaijser, S.A. |
Salomons, Annie |
- (medewerker) |
- Droom afl. 2, 32 |
- i-ii afl. 7, 34 |
Schaepman, H.J.A.M. afl. 5, 6 |
Schalk, Henriette van der |
- De dooden spreken afl. 1, 46 |
- (medewerker) |
- De bevrijding van den geest afl. 1, 23-30 |
- (besproken) |
- Tusschen twee werelden afl. 1, 44-46 |
Scharten, Carel afl. 5, 6 |
- De krachten der toekomst afl. 8, 30 |
| |
| |
- (medewerker) |
- De droom van den doem afl. 4, 13-14 |
- Gelukkig jaar afl. 1, 22 |
- Kunst moet ons stichten...afl. 8, 27 |
- Levensbeelden afl. 1, 19-22 |
- De moeder en het kind afl. 4, 15-16 |
- Tijden van angst i afl. 1, 20 |
- Tijden van angst ii afl. 1, 21 |
- Twee schilderijen afl. 4, 11-16 |
Schepp, J.L. zie: Prins, Jan |
Schreurs m.s.c., Jac. afl. 5, 13 |
- (medewerker) |
- Aanbidding afl. 5, 37-38 |
De Sikkel afl. 2, 44 |
Slauerhoff, J. |
- Archipel afl. 4, 46 |
Staring, A.C.W. afl. 3, 39 |
De Stem afl. 5, 5 |
Suchtelen, Nico van |
- (medewerker) |
- Gedichten van Michel Angelo vertaald afl. 3, 11-22 |
- Gedichten van Michel Angelo vertaald afl. 4, 25-35 |
Tagore, R. afl. 5, 7 |
Thans o.f.m., Hilarion |
- (medewerker) |
- Franciskus spreekt afl. 5, 23-25 |
- Tot den lijder afl. 5, 25 |
- Tot den minnaar afl. 5, 24 |
- Tot de vogelen afl. 5, 23 |
Thode, Henry afl. 3, 12 |
Thomas van Kempen |
- Imitatio afl. 5, 10 |
Thompson, Francis |
- Hound of heaven afl. 5, 10 |
Tielrooy-de Gruyter, C. zie: Gruyter, C. de |
Timmermans, Felix afl. 5, 6 |
Tollens, H. afl. 3, 39 |
Toorop, J.Th. afl. 5, 12 |
Uit het Pantheon onzer Poëzie (rubriek) afl. 1, 35-42; afl. 2, 33-43; afl. 3, 35-44; afl. 4, 37-45; afl. 6, 31-40; afl. 7, 37-46; afl. 8, 29-38 |
| |
| |
Veniziano, Domenico |
- Madonna met heiligen afl. 4, 15 |
Verhoeven, Bernard afl. 5, 5 |
- (medewerker) |
- De Roomsche broederschap afl. 5, 41-42 |
Verhulst, J.J.H. afl. 5, 10 |
Verlaine, Paul |
- Sagesse afl. 5, 10 |
Verschaeve, C. afl. 5, 6-7 |
Vondel |
- Lucifer afl. 8, 30 |
Vos, Margot |
- (medewerker) |
- Afscheid van Tristan en Isolde afl. 8, 22 |
- Het berkeboompje afl. 1, 34 |
- ‘Dit is het droeve voor wie achterblijft’ afl. 8, 25-26 |
- Gedichten afl. 1, 31-34 |
- Herfst afl. 6, 28-29 |
- Levensblijheid afl. 6, 26 |
- Liederen van heimwee van Isolde afl. 8, 23-24 |
- Lostoomige wind afl. 6, 27 |
- Het rietveld afl. 1, 33 |
- De strijder afl. 1, 32 |
- Verzen afl. 6, 25-29 |
- Verzen afl. 8, 21-26 |
- (besproken) |
- De nieuwe lent afl. 3, 45-46 |
Waals, Jacq. E. van der |
- Annunciatie afl. 1, 46 |
- Laatste verzen afl. 1, [48]; afl. 2, [48] |
Waals, Laurens van der (zie ook: Lottum, Arn. van) afl. 1, [3]; afl. 2, [3]; afl. 3, [3]; afl. 4, [3]; afl. 5, [3]; afl. 6, [3]; afl. 7, [3]; afl. 8, [3] |
- De tuinspiegel afl. 3, [48]; afl. 4, [48] |
- (medewerker) afl. 2, 44-46; afl. 3, 45-46; afl. 6, 41-43 |
- De dichter in het noorden afl. 8, 6 |
- Drie verzen afl. 3, 23-26 |
- Maneschijn afl. 3, 24 |
- Schip in mist afl. 3, 26 |
- Zefier afl. 3, 25 |
De Waelburgh afl. 1, [3]; afl. 2, [3]; afl. 3, [3]; afl. 4, [3]; afl. 5, [3]; afl. 6, [3]; afl. 7, [3]; afl. 8, [3], [5] |
| |
| |
Wely o.p., Jos van |
- Vader, onze Vader afl. 4, 46 |
- (medewerker) |
- Advent afl. 5, 22 |
Woestijne, Karel van de |
- (medewerker) |
- Gedichten afl. 4, 17-24 |
- Geheim van den honing afl. 4, 23-24 |
- Supplementa afl. 4, 18-22 |
Wolff, A. afl. 1, 36 |
Wolff, Betje afl. 1, 36; afl. 2, 37; afl. 3, 39; afl. 4, 41; afl. 6, 32 |
- (besproken) afl. 1, 34-43 |
- Dankbetuiging aan de eenzaamheid afl. 1, 43 |
- Sara Burgerhart afl. 1, 39 |
- Walcheren afl. 1 39, 40 |
- Willem Leevend afl. 1 39 |
- Winterzang afl. 1, 41-42 |
- Lier-, veld- en mengelzangen afl. 1, 41, 43 |
- (illustratie) |
- portret (houtsnede) afl. 1, [37] |
Wijnstroom, A.C. afl. 2, 5 |
- (illustratie) |
- illustratie bij Hero (René de Clercq) afl. 2, [7] |
Young, Th. afl. 6, 35 |
Zeldenthuis, Jan J. |
- (medewerker) |
- Stil te zijn...afl. 6, 24 |
|
-
eindnoot1
-
Orpheus I (1923-1924) 8 (juni 1924), p. [5].
-
eindnoot2
- De bron van dit knipsel uit de collectie van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum is niet na te gaan.
-
eindnoot3
- De correspondentie tussen Scheltema en Van der Waals bevindt zich in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, collectie-Adama van Scheltema, sign. a 192 b 1 resp. collectie-Van der Waals, sign. w 1072 b 1. Het merendeel van de brieven van Scheltema aan Van der Waals is waarschijnlijk verloren gegaan.
De huidige bewoners van het voormalige woonhuis van Van der Waals te Blaricum, de familie Andreoli-Jansen, troffen na de dood in 1991 van Van der Waals' zoon, L.Th. van der Waals, een aantal door weer en wind aangetaste ordners met correspondentie aan. Een beperkt aantal daarvan kon worden behouden. De ordners bevatten brieven aan Van der Waals of De Waelburgh en doorslagen van Van der Waals' brieven aan Nijgh & Van Ditmar uit de periode 1923-1939.
In deze collectie bevinden zich geen brieven van Adama van Scheltema aan Van der Waals, hoewel Van der Waals in een ongedateerde brief aan de weduwe van Scheltema, Annie Adama van Scheltema-Kleefstra, schreef: ‘Zooals je weet heb ik nog al een uitgebreide correspondentie van je man in mijn bezit. Zou het niet aardig zijn deze te schenken aan het Museum van Letterkunde? Vooral omdat zij in hoofdzaak verband houdt met “Orpheus”. Laat mij s.v.p. eens weten hoe je daar over denkt.’ (Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, collectie-Van der Waals, sign. w 1072 b 1.) Het antwoord van mevr. Scheltema is niet achterhaald. De brieven bevinden zich niet in de collectie van het Letterkundig Museum. Gevreesd moet worden dat deze correspondentie niet bewaard is gebleven.
-
eindnoot4
- H. Bolkestein, ‘Levensbericht van C.S. Adama van Scheltema’, in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden (1926-1927), p. 17.
-
eindnoot5
- Collectie-Andreoli/Jansen, Blaricum.
-
eindnoot6
- Arnold van Lottum, C.S. Adama van Scheltema, Blaricum 1924.
-
eindnoot7
- Zie het contract tussen Nijgh en Van Ditmar en C.S. Adama van Scheltema. (Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, collectie-Adama
van Scheltema, sign. a 192 p, omslag Contracten.)
-
eindnoot8
- Een autograaf van een ontwerp-prospectus met daarop aantekeningen van zowel Scheltema als Van der Waals is bewaard gebleven. (Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, collectie-Adama van Scheltema, sign. a 192 h 3, omslag Orpheus.)
-
eindnoot9
- Op 8 augustus 1923 stuurde Van der Waals aan Scheltema een briefkaart met een lijst met namen van Vlaamse dichters en hun adressen.
-
eindnoot10
- Naast de al aangehaalde bijzondere afleveringen noemt Scheltema in de bewaard gebleven aantekeningen voor Orpheus onder andere ook een aflevering met kleine essays over poëzie en een beknopt nummer met proza. Daarnaast maakte hij notities aangaande toezeggingen van medewerkers, de keuze van bepaalde illustratoren en onderwerpen voor zijn rubriek ‘Uit het pantheon onzer poezie’ (Nederlands
Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, collectie-Adama van Scheltema, sign. a 192 h 3, omslag Orpheus.)
-
eindnoot11
- Naar aanleiding van het concept-contract meldde Van der Waals op 4 oktober 1923 aan Scheltema: ‘Dat de arbeid van de voorbereidingen niet gering is voor jou, doch niet minder ook voor Nijgh (ikzelf ben dan ook voorzooverre het keus van papier, letter, besprekingen met jou, de Miranda, Nijgh zelf enz. enz. betreft een stukje Nijgh) zal van beide kanten erkend moeten worden. Doch allengs zal die arbeid zich gaan beperken, al wordt natuurlijk ook daar de waarde niet van onderschat. Tot uitkeering van een minimum bedrag kan Nijgh zich dan ook niet bereid verklaren. Zij willen echter gaarne alles in het werk stellen om - maar dan in het kader van de percentage-regeling aan je wenschen tegemoet te komen. Zij stellen daarom voor direct aanvang Januari op te maken, het getal abonnementen dat afgesloten is en je daarover dan reeds je 10% uit te keeren en daar boven als een niet terugvorderbaar voorschot f. 250 te voegen. Ten slotte kunnen wij dan na ieder jaar zien hoe de gang van zaken is, en zullen naar gelang daarvan op de basis van deze regeling telkenmale een loyaal aanbod doen. Dit laatste kan echter moeilijk in het contract opgenomen worden, dat in beginsel van jaar tot jaar gaat. Aan te bevelen is dat dan in een brief nader vast te leggen.’
-
eindnoot12
- Van der Waals schrijft Scheltema op 14 januari 1924: ‘Nijgh wenscht nu reeds voor 't volgend nummer een omslag van alleen letters!’
-
eindnoot14
- Zie voor deze bundel en de daar in voorkomende illustraties door S.A. Rijkmans-Kaijser: S.A.J. van Faassen, ‘“Zingend, zingend, zingend”. Een correspondentie over de illustraties door S.A. Rijkmans-Kaijser bij de bundel De Tors van C.S. Adama van Scheltema’, in De Boekenwereld 7 (1990-1991) 2, p. 56-64.
-
eindnoot15
- Of Van der Waals wel tot plaatsing van de verzen van Marsman was overgegaan als Orpheus was blijven verschijnen, valt te bezien. Het vervolg van Marsmans brief luidt namelijk als volgt: ‘Intusschen: Uw oordeel heeft mij eenigszins bevreemd; niet zoo zeer, omdat deze gedichten niet bizonder in Uw smaak vielen (hoewel ik het 2e deel van De Vreemde Bloem, met name, en ook De Vreemdeling wel, tot mijn meest geslaagde verzen reken), als wel omdat U te kennen gaf, dat
vroegere dingen van mij U wèl aanstonden. Uw korte karakteristiek: “beelden, die bloeien over een afgrond van geheim” lijkt mij zoo treffend, dat ik gaarne eens van U vernam, welke verzen U [m]et name geinteresseerd hebben - Kan ik U dienen met een ex. van mijn bundel?’ (Collectie-Andreoli/Jansen, Blaricum.)
-
eindnoot16
- Nijgh & Van Ditmar bij penne van directeur D. Zijlstra aan Scheltema, 15 december 1923. (Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, collectie-Adama van Scheltema, sign. a 192 b 2.)
-
eindnoot17
- Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, collectie-Adama van Scheltema, sign. a 192 b 2.
-
eindnoot18
- Van der Waals schreef op 25 februari 1924 aan Scheltema (dus nog vóór het verschijnen van het maartnummer): ‘Je tevredenheid met het Kath nummer kan ik niet deelen, integendeel op enkele vrij goede verzen na vind ik alles onbelangrijk als 12maal opgeschonken thee, maar..misschien ligt het aan mij.’
-
eindnoot19
- De eerste aflevering van de nieuwe reeks van De Witte Mier, Maandschrift voor de Vrienden van Boek en Prent was in januari 1924 verschenen. Het tijdschrift werd uitgegeven door uitgeverij Boosten & Stols te Maastricht. De eerste twee jaargangen van deze tweede reeks stonden onder redactie van J. Greshoff; de derde en laatste jaargang onder die van Greshoff, J. van Krimpen en A.A.M. Stols. (Zie voor de door De Witte Mier uitgekeerde honoraria: ‘Beste Sander, Do it now!’ Briefwisseling J. Greshoff-A.A.M. Stols, 1922-1941 (ed. Salma Chen/S.A.J. van Faassen), 's-Gravenhage 1990, p. 18-19.)
-
eindnoot20
- Zeker het financiële aspect zal belangrijk zijn geweest bij de overwegingen het tijdschrift te staken. Immers op 1 maart 1924 schreef Zijlstra van Nijgh & Van Ditmar aan Scheltema: ‘Het is mij werkelijk onbegrijpelijk, dat wij op het oogenblik niet meer dan 102 abonné's tellen. Wanneer wij 300 abonnementen kunnen plaatsen dan verliezen wij er niet op, maar daar zijn wij nog ver van verwijderd.’ (Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, collectie-Adama van Scheltema, sign. a 192 b 2.)
-
eindnoot21
- Dl. 1-2: P.J. Verkruijsse, Critisch Bulletin (1975); dl. 3: J.M. Geers/J.M.J. Sicking, De Vrije Bladen (1975); dl. 4: S.S. Hoogerhuis, Werk en Criterium (1981); dl. 5: B. Dongelmans, De Stroom/Het Getij (1983); dl. 6: J.M.J. Sicking, Podium (1986).
-
eindnoot22
- Bij het beschrijven van het tijdschrift Orpheus is gebruik gemaakt van een set losse afleveringen, die zich in de tijdschriftencollectie van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag bevindt.
-
voetnoot11
- De Uitgeefster zal t.z.t. aan ab. het te veel betaalde restitueeren.’
|