Jaarboek Letterkundig Museum 2
(1993)– [tijdschrift] Jaarboek Letterkundig Museum– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||
Salma Chen
| |||||||||||||||||||||||
De geboorte van De DistelvinckWaar en wanneer precies het plan opkwam een ‘Kring van Vrienden van De Vrije Bladen’ op te richten is niet geheel duidelijk, al wordt in het boekje Op de Kring de artiestensociëteit De Kring in Amsterdam als geboorteplaats van De Distelvinck genoemd.Ga naar eindnoot3 Over het tijdstip waarop dit gebeurde wordt daar echter geen uitsluitsel gegeven. Het niet doorgaan van de plannen van Scholte en Binnendijk tot het oprichten van een eigen tijdschrift in 1923 en hun daaraanvolgende aanslui- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||
ting bij de groep ex-medewerkers van het tijdschrift Het Getij waaruit later De Vrije Bladen zou voortkomen,Ga naar eindnoot4 kan een reden zijn geweest waarom De Distelvinck in leven werd geroepen. Scholte en Binnendijk wilden hun gemankeerde tijdschriftplannen mogelijk in iets substantiëlers omzetten dan alleen het geven van hun medewerking aan De Vrije Bladen. Over de precieze reden geeft de door Scholte geschreven, en door hem, Campert, Binnendijk en Marsman ondertekende oprichtingsprospectus van De Distelvinck uit december 1924 een antwoord: ‘De tweede jaargang van het Onafhankelijk Litterair Maandschrift “De Vrije Bladen” dat in 1925 onder redactie van Roel Houwink en H. Marsman verschijnen zal, heeft de verspreide horde der jongere letterkundigen in een nieuw kamp weten bijeen te brengen. Niet met groote leuzen, niet uit hevig verzet tegen de heerschende opvattingen hebben zij zich vereenigd. Maar het diepe besef, dat in hun werk toch symptomen van eendere gezindheid en levende verwachtingen een stuwkracht eischen, die deze deining tot een nieuwen stroom kan richten, deed hen aan den eersten oproep gehoor geven. Tusschen de karakterloosheid van het woekerend epigonisme en de verwildering van een modernisme om zijner zelfswil zien zij hun weg doorgaan. De leegheid van het cliché en de onmacht van het experiment zijn de fantomen, die zij met den ernst van een nieuwen stijl willen overwinnen. Maar zij zijn zich daarbij bewust, dat hun streven nog niet meer dan de schemering is van wat kan en wat moet. Daarom hebben de medewerkers aan “De Vrije Bladen” gemeend, dat zij elkaar in deze periode van kentering niet mochten verlaten. Steun, wisselwerking en niet het minst ook onderlinge critiek zijn voorwaarden voor een sterke kunst. Daarom werd “De Distelvinck” gesticht als de persoonlijke band van de medewerkers aan “De Vrije Bladen”, een vriendengemeenschap, die ons niet slechts in naam vereenigt. Hare onderlinge bijeenkomsten zullen mede den heksenketel brouwen, waaruit “De Vrije Bladen” zijn wapenen tot den aanval en den opbouw smeden kan. Maar dit is niet onze eenige taak. Weliswaar is er waarheid in den wijn, maar ver blijve ons de geest van de “dorpssocieteit”! U ook hebben wij noodig, die ons streven volgt, ons werk keurt en hekelt, des te liever. Als Buitengewone Leden of Begunstigers zijt gij van harte welkom in onzen kring, mits gij instemt met onzen opzet: “De Vrije Bladen” te vormen tot wat zij moet worden: de boodschapper van een nieuwe schoonheid in onze kunst. Aan onze verwachtingen daaromtrent willen wij verder uiting geven door het houden van lezingen in daarvoor in aanmerking komende milieu's. Behalve door de avonden welke “De Distelvinck” zelf in verschillende steden organiseeren zal, ook door het beschikbaar stellen van verschillende onzer medewerkers als sprekers, o.a. D.A.M. Binnendijk, Mr. J.C. Bloem, Menno ter Braak, Jan R.Th. Campert, Anth. Donker, Roel Houwink, C.J. Kelk, H. Marsman, Hen- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||
rik Scholte, J. Slauerhoff, Joh. Theunisz en Constant van Wessem. Alle aanvragen en inlichtingen hierover aan den tweeden ondergeteekende. Laten wij nu niet aarzelen, wij niet, maar gij ook niet.’Ga naar eindnoot5 De ondertekenaars van deze manifestachtige prospectus waren alle nog jonge mannen, waarvan er drie studeerden. Alleen de dichter Jan Remco Theodoor Campert (1902-1943) was werkzaam als journalist. Campert werd voorzitter van de vriendenkring; hij was samen met Scholte in 1922 gedebuteerd met de dichtbundel Refereinen. Henrik Scholte (1903-1988) studeerde rechten in Amsterdam en was medewerker van het studentenweekblad Propria Cures, net als de letterenstudent Dirk Adrianus Michel Binnendijk (1902-1984). Zij werden respectievelijk secretaris en penningmeester van De Distelvinck. De rechtenstudent Hendrik Marsman (1899-1940) genoot op dat moment al in eigen kring faam als dichter en zou samen met Houwink de redactie van de nieuwe jaargang 1925 van De Vrije Bladen op zich nemen. Hoewel Marsmans naam onder de oprichtingscirculaire van De Distelvinck is geplaatst, werd hij er wel lid, maar geen actief bestuurslid van. Op voorstel van Marsman werd ook Van Wessem, als lid van de redactieraad van De Vrije Bladen, gevraagd zitting te nemen in het bestuur van De Distelvinck. Dit achtte Marsman noodzakelijk voor de goede samenwerking tussen De Vrije Bladen en De Distelvinck. Van Wessem had geen bemoeienis met de dagelijkse administratieve en organisatorische zaken van de vriendenkring. December 1924 werd gebruikt om door toezending van de prospectus leden voor De Distelvinck te werven. De Distelvinck, Kring van Vrienden van De Vrije Bladen kende twee soorten van lidmaatschap, namelijk buitengewone leden: ‘Kunstenaars en intellectueelen, die instemmen met het in deze circulaire uiteengezet doel en streven van “De Distelvinck”, kunnen als Buitengewone Leden worden aangenomen. Zij hebben daarbij de keuze hun contributie te voldoen, hetzij door het nemen van een abonnement op “De Vrije Bladen”, hetzij door een jaarlijksche minimum-bijdrage van ƒ 2.50’, en begunstigers: ‘Particulieren kunnen tegen een jaarlijksche minimum-bijdrage van ƒ 5.- als Begunstiger tot den Kring toetreden.’ Beide soorten hadden toegang tot de lezingen en de jaarlijks te houden ‘Soirée Litteraire’.Ga naar eindnoot6 De Distelvinck bestond op dat moment al uit de volgende leden, wiens namen allen voorkwamen op de oprichtingsprospectus en allen waren zij (toekomstige) medewerkers aan de nieuwe jaargang van De Vrije Bladen: Van den Bergh, Binnendijk, Bloem, Ter Braak, Henri Bruning, Werumeus Buning, Campert, Fred. Chasalle, Donker, A. den Doolaard, H. van Elro, Ben van Eijsselsteijn, A.M. Hammacher, A. Roland Holst, Houwink, Mathias Kemp, Kelk, G.A. van Klinkenberg, Gabrielle van Loenen, Marsman, Mar- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||
tinus Nijhoff, Willem Pijper, André de Ridder, Scholte, Slauerhoff, Co van Sweden, Theunisz, Victor E. van Vriesland en Van Wessem. Deze lijst lijst lijkt langer dan zij in werkelijkheid is, aangezien een aantal personen zowel onder hun eigennaam als onder hun pseudoniem worden genoemd.Ga naar eindnoot7 Campert kon op 23 december 1924 aan Binnendijk melden: ‘Eindelijk is alles gereed, prospecti zoowel als postpapier - Clausen zal je een pakket met deze artikelen toezenden - De lijst van van Looy hebben we ontvangen - en hebben besloten zonder uitzòndering, allen een prospectus te zenden, met geen ènkele doorhaling, dit wel voornamelijk om deze reden: We kennen lang niet àlle daarop voorkomende personen.’Ga naar eindnoot8 En Scholte berichtte een dag later eveneens aan Binnendijk: ‘Er zijn 650 circulaires van de Distelvinck de deur uit.’Ga naar eindnoot9 De oprichtingsprospectus, het briefpapier en het grootste gedeelte van het andere drukwerk van De Distelvinck was voorzien van een vignet van Wybo Meyer (1885-1942). Van deze tekenaar, etser, lithograaf en publicist, die was opgeleid door Chris Lebeau, zouden in de tweede jaargang van De Vrije Bladen vignetten met dierfiguren geplaatst worden. Bijna al het drukwerk van de vriendenkring werd gedrukt door de Electrische Boek- en Handelsdrukkerij J. Clausen in Amsterdam, onder andere de uitgever van Propria Cures. Er kwam meteen veel respons op de circulaire, de laatste week van december meldde Campert dan ook aan Binnendijk: ‘Het leden-aantal wast zienderoogen (Jac. v Looy, Herman Robbers, Romain[sic] Guarnieri etcetc)’.Ga naar eindnoot10 En een maand later berichtte hij Binnendijk: ‘Win vooral betalende leden - Tot nu toe hebben we 38 buitengewone leden, waarvan 25 nieuwe abonnés! Voordeel voor van Looy, die op deze wijze ook wel wat voor ons kan doen: convocaties drukken etc.’Ga naar eindnoot11 Een van de doelstellingen van De Distelvinck was het winnen van nieuwe abonnees voor De Vrije Bladen. Houwink had op 14 december 1924 aan Herman Robbers geschreven dat het tijdschrift op dat moment 112 abonnees had.Ga naar eindnoot12 30 januari 1925 meldde uitgeverij Van Looy aan Scholte: ‘Wij hebben thans 139 Particulieren abonnementen en 25 boekhandelaarabonnementen. Inmiddels hebben nog een paar abonnés bedankt die hier echter al afgetrokken zijn.’Ga naar eindnoot13 Niet duidelijk is of bij deze cijfers de 25 nieuwe abonnees waar Campert over sprak zijn gerekend. Over het abonnee-aantal en de oplage-cijfers van De Vrije Bladen is in het algemeen weinig bekend.Ga naar eindnoot14 In het Uitvaart-Manifest Jan. 1925-Jan. 1926, waarmee ‘voogden en achtervoogden’ De Distelvinck van het leven beroofden, wordt gemeld: ‘Het voortbestaan van De Vrije Bladen is voorloopig verzekerd: een paar honderd abonné's werden door De Distelvinck aan de kleine kern van stamhouders toegevoegd.’ Deze ‘paar honderd’ zou dan overeenkomen met wat verderop in het manifest | |||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||
over het aantal leden van De Distelvinck wordt meegedeeld: ‘Het leden-aantal klom ondershands van 1 tot 223.’Ga naar eindnoot15 Het grootste gedeelte hiervan moet een abonnement op De Vrije Bladen hebben genomen. | |||||||||||||||||||||||
Kring ‘kosmos’Op initiatief van Marsman werd door De Distelvinck samenwerking gezocht met Kring ‘Kosmos’ in Amsterdam. Deze vereniging, waarvan Marsman samen met journalist/componist Paul F. Sanders, acteur Hans Tobi en beeldend kunstenaar Valentijn van Uytvanck het bestuur vormde, had vanaf het seizoen 1923-1924 kunstmiddagen georganiseerd waarop het werk van hedendaagse kunstenaars op het gebied van literatuur en muziek werd geïntroduceerd. Bij de samenstelling van de programma's gaf ‘de artistieke waarde den doorslag, zonder nevenoverwegingen van richting of groep.’Ga naar eindnoot16 In een briefkaart van 19 december 1924 schreef Marsman aan Campert: ‘Kosmos - stelt zich nl. voor jonge holl. kunst i.c. literatuur te propageeren, vooral door voordracht en ziet haar materiaal - terecht - hoofdzakelijk in D.[e] V.[rije] Bl.[aden] maar: wij kunnen wellicht eenige werkzaamheden combineeren.’Ga naar eindnoot17 Campert voelde wel iets voor een samenwerking met Kring ‘Kosmos’ zoals hij Binnendijk op 23 december 1924 liet weten. Campert kon Binnendijk dan ook eind december, na een vergadering op 27 december melden: ‘Wat betreft samenwerking D.[istel] V.[inck] - Kosmos, Zaterdag j.l. confereerden we en besloten dat iedere verg., op zich zelf zou staan (van Wessem wilde samensmelting, n.l. inusicus en literator) - maar dat de beide besturen een nauw contact zouden onderhouden - eind Januari als kind dezer twee een literaire matinée, causerie Marsman, declamatie Mevr Sanders etc., a.s. Zaterdag wederom conferentie teneinde de zaken nauwkeuriger te bespreken.’ En over deze volgende vergadering, in een brief van begin januari 1925, weer aan Binnendijk: ‘Conferentie Zaterdagmiddag: Eind Jan. propagandalez. D.[istel] V.[inck] door Henrik. Begin Maart gecombineerde matinée D.V. - Kosmos - Mevr. Sanders zal van verschillende van ons voorlezen - We stelden een programma samen, en den Heer Binnendijk zal verzocht, gesmeekt en gebeden worden, in een causserie, deze verzen te bespreken - Zwijg, je doet het, basta - De leden, buitengew.led., begunstigers hebben vrije toegang op de Kosmos-middagen, dat zijn er voorloopig nog vier, na schriftelijke aanvraag bij Henrik - Prachtig, wat.’Ga naar eindnoot18 De eerste gezamenlijke middag van Kring ‘Kosmos’ en De Distelvinck werd gehouden op zaterdag 28 maart 1925 in sociëteit De Kring in Amsterdam. Liesbet Sanders-Herzberg declameerde verzen van Nijhoff, Van den Bergh, Hendrik de Vries, Fred. Chasalle (pseud. van Van Wessem), Marsman en Slauerhoff. Binnendijk hield er inderdaad inleidingen over het werk van de verschillende dichters. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||
Voorzijde van Mededeelingen / van De Distelvinck, Kring van Vrienden van De Vrije Bladen. (Collectie Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag.)
Uitnodiging van De Distelvinck voor het optreden van de dichteres Else Lasker-Schüler. (Collectie Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag.)
D.A.M. Binnendijk, penningmeester van De Distelvinck, 1925. (Foto W. Trijssenaar; gereproduceerd uit Erts Almanak 1926.)
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||
Sociëteit De KringVeel van de door De Distelvinck georganiseerde lezingen en bijeenkomsten werden gegeven in De Kring. Deze in 1922 opgerichte Amsterdamse kunstenaarssociëteit huisde eerste in een gebouw aan de Binnen Amstel en vond na enige omzwervingen een onderkomen in Café Former aan het Kleine-Gartmanplantsoen bij het Leidscheplein.Ga naar eindnoot19 De Distelvinck huurde daar, van de familie Goedkoop (de uitbaters van het café), voor hun verschillende bijeenkomsten een zaal voor de somma van vijf gulden.Ga naar eindnoot20 Een goede keus, zoals blijkt uit een bericht in De Telegraaf van 31 maart 1925. Het werd geschreven naar aanleiding van de op 28 maart gehouden declamatiemiddag: ‘De sfeer die er leeft is die, welke op een ruim en gezellig atelier heerscht; de dichters, vertellen elkaar duchtig de waarheid en wijden de leekebroeders en -zusters in de geheimen en idealen der poëzie in, kortom, en in ernst, het is een van de weinige gelegenheden, waar men een deel van de jongere generatie, en een belangrijk deel, van nabij kan beluisteren en te weten komen wat er omgaat.’ Scholte was echter op den duur niet meer zo gelukkig met deze locatie, 11 juni 1925 schreef hij Binnendijk: ‘Ook ga ik dezer dagen naar Gratama om met hem de rotte toestand op “De Kring” te bespreken, waar allerlei kantoorprollen en burgerjuffrouwen bruiloft vieren. Als hij de boel niet heelemaal wil laten failleeren, zal hij voor de herfst een krachtige herstel-campagne moeten voeren. Ik wou hem daarmee met “De Distelvinck”, waar mogelijk, assisteeren. We moeten toch zoo langzamerhand het volgend jaar ook wel eens een beetje aan een vereenigingslokaal, althans een vaste zaal voor bijeenkomsten gaan denken. Nauwe samenwerking met “De Kring” lijkt mij aangewezen, maar dan moet de Kring zich regenereeren. Bovendien lijkt Former niet het aangewezen café. Die smiecht van een Goedkoop is de volgende dag nogeens met een rekening van fl. 1.20 voor wijn bij Gratama aangekomen, of de Kring die wilde fiatteeren!’Ga naar eindnoot21 De leden van De Kring werden op de hoogte gehouden van het programma van De Distelvinck. Het programma van De Distelvinck werd geïntegreerd in het programma van De Kring en telkens gedrukt op briefkaartjes toegezonden aan zijn leden door de secretaris van De Kring, de architect Jan Gratama. Zo werd bij voorbeeld op zaterdag 14 maart een voordracht gehouden door leden van De Distelvinck. Scholte, Binnendijk en Marsman lazen uit eigen werk. Zaterdag 25 april droegen Bloem, Binnendijk, Campert en Van Eijsselsteijn voor. Op 16 mei hield Van Wessem een inleiding over ‘Jean Cocteau, Dichter, Teekenaar, Metteur-en-Scène’. En op zaterdag 28 november sprak Jan Engelman over ‘De Jonge Katholieken en de Kunst’.Ga naar eindnoot22 | |||||||||||||||||||||||
Het drama Else Lasker-SchülerDe leden van De Kring kregen ook een uitnodiging voor de voordracht te houden op 23 mei 1925 door ‘de bekende | |||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||
duitsche dichteres Else-Lasker-Schüler georganiseerd door de “Distelvinck”’ met ‘na afloop dansen.’ Via de met haar bevriende Van Vriesland was contact gezocht met de op dat moment ook in Nederland zeer bekende Duitse expressionistische dichteres Else Lasker-Schüler (1869-1945). Deze bohémienne en schilderes reisde als Prinz Jussuf von Theben door Europa om uit eigen werk voor te dragen. Zij nam de invitatie van De Distelvinck op 23 mei in Amsterdam te komen optreden graag aan. Scholte zette meteen nadat Lasker de uitnodiging had geaccepteerd een grote reclamecampagne op. Uitnodigingskaarten werden verstuurd, dagbladen werden aangeschreven voor het plaatsen van artikelen over de dichteres. Scholte zelf schreef over Lasker-Schüler in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van zaterdag 16 mei 1925, Binnendijk in Propria Cures van 16 mei, en Campert in het weekblad De Vrijdagavond van 22 mei. Johan Buning maakte een affiche. Van Uytvanck tekende een portret van de dichteres voor De Amsterdammer. De Moderne Boekhandel in de Kalverstraat te Amsterdam fungeerde als kaartverkooppunt en daar waren ook speciaal voor de gelegenheid in Duitsland bestelde boeken van de dichteres te koop. Wanneer Scholte precies het bericht kreeg dat de Prinz von Theben door ongesteldheid niet aan haar verplichtingen op de 23ste mei kon voldoen is niet achterhaald, hij zag zich echter genoodzaakt de voordrachtavond naar 6 juni te verplaatsen. Maar ook deze avond kon door het niet verschijnen van de dichteres niet doorgaan, want, moest Scholte, in een speciaal opgestelde briefkaart aan kaartbestellers gedateerd 5 juni 1925, meedelen: ‘dat volgens een hedenmiddag ontvangen telegram van haren geneesheer, Mevr. Else Lasker Schüler nog niet in staat is naar Holland te vertrekken.’ In plaats daarvan werd nu een zomerbal georganiseerd met een jazzband en solodansen door Florrie Rodrigo.Ga naar eindnoot23 Van Vriesland had op 28 mei vanuit Frankfurt aan Scholte over de ongesteldheid van Lasker-Schüler geschreven: ‘Wat die val van haar paard betreft, waardoor ze haar arm brak, in goed ingelichte kringen hier heeft men mij verzekerd dat dit een houten caroussel-paard geweest moet zijn....’Ga naar eindnoot24 Wat het hoogtepunt uit de korte geschiedenis van De Distelvinck had moeten worden, werd het ‘Drama Else Lasker-Schüler’, zoals te lezen valt op de omslag in het archief waarin zich alle stukken betreffende het optreden van de dichteres bevinden.Ga naar eindnoot25 Wel bleef Lasker contact houden met Scholte: eind juli stuurde zij hem behalve een briefkaart ook haar bundel Theben met een opdracht van Prinz Jussuf, zoals Scholte op 23 juli 1925 aan Binnendijk liet weten.Ga naar eindnoot26 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||
Het midzomernachtsfeestAl in de oprichtingsprospectus van De Distelvinck werd melding gemaakt van een jaarlijks te houden ‘Soirée Litteraire’. In de in januari 1925 verspreide Mededeelingen / werd bekend gemaakt dat deze soiree gehouden zou worden in juli, met daarbij de toevoeging: ‘Dit merkwaardig feest zal een midzomernachtsdroom gelijken.’Ga naar eindnoot27 Scholte wilde dit feest laten voorafgaan door een serieus programma van dans, declamatie en discussie, zoals hij Binnendijk 11 juni 1925 schreef: ‘Ook in het Midzomernachtsfeest komt schot. Bep de Roos zal declameeren van Buning, o.a. de Rozenliederen, van Nijhoff een paar prachtige minder-bekenden, en van Holst o.a. diens “Najaar”. Verder ben ik met Verhagen in onderhandeling over de opvoering van het een of ander (nog niets bepaald), terwijl Leistikow door Buning (J.W.F.) gepolsd wordl. Verheugje echter niet te spoedig. We moesten dan maar het dansen opschorten tot een uur of drie, om de stemming niet te laten verprollen en voor dien tijd, afgewisseld door lange gesprekspauzen, de menschen een serieus programma aanbieden. Juist na de strop met Else Lasker is een werkelijk emstige prestatie wel noodig. Op 't end zal 't toch nog losbandig genoeg worden.’Ga naar eindnoot28 Het Midzomernachtsfeest zou in de nacht van 4 op 5 juli 1925 in ‘de oude en befaamde hofstede “De Zeven Linden”’ te Blaricum worden gehouden. Het feest zou uit de volgende onderdelen bestaan: ‘Soirée Intime - prologos - verzen - muziek - schimmenspel. Voorrijden van bekende dressuurpaardjes en bezichtiging van de chineesche stallen. Bal Banal - Jazzband’ en tenslotte ‘Arcadisch ontbijt te Oud-Naarden aan Zee’. Sandwiches, verschillende soorten wijnen, whisky-soda's en menthe-glacier zouden in ruime mate en tegen zeer lage prijzen verkrijgbaar worden gesteld.Ga naar eindnoot29 Hoe losbandig het feest uiteindelijk werd, beschrijft Scholte zelf in een verslag dat hij maakte van het Midzomernachtsfeest:Ga naar eindnoot30
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||
Scholte schreef dit ironische stuk wellicht meteen na thuiskomst van het feest. In een brief van 6 juli aan Menno ter Braak vertelde hij dat hij een kroniek van kwartier tot kwartier voor het archief van De Distelvinck had gemaakt.Ga naar eindnoot31 Het door Scholte beoogde serieuze programma was natuurlijk geheel in het water gevallen. Dat vond waarschijnlijk ook Mies van der Meerlo, want zij zegde haar lidmaatschap van De Distelvinck op, door middel van een briefkaart gedateerd 5 juli.Ga naar eindnoot32 Ook zij moet meteen na thuiskomst in de pen zijn geklommen. Op de kaart is overigens door Scholte een fascinerende mededeling geschreven: ‘Godzijdank! Gevolg van het drama Willink op het Midzomernachtsfeest.’ Een erg groot drama kan dit niet geweest zijn, Scholte maakt van deze gebeurtenis immers geen melding in zijn verder toch zeer uitgebreide verslag. Verslagen, in dagbladen, van het Midzomernachtsfeest zijn inderdaad niet achterhaald. Wel verscheen in het laatste nummer van 1925 van De Vrije Bladen een niet gesigneerd verhaaltje getiteld ‘Het feest’.Ga naar eindnoot33 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||
Bestuurs- en financiële perikelenScholte meende dat het Midzomernachtsfeest voornamelijk door de afwezigheid van de voorzitter van De Distelvinck zo uit de hand was gelopen. Campert was, vanwege een damesgeschiedenis, plotseling naar Brussel verdwenen: zijn verloving met Gien Fennema, die eveneens lid was van De Distelvinck, liep ten einde.Ga naar eindnoot34 In een brief van 6 juli 1925 aan Ter Braak, waarin Scholte deze vroeg tweede secretaris van het bestuur van De Distelvinck te worden, schreef hij: ‘Het gemis van een goeden voorzitter werd Zaterdagavond wel duidelijk aangetoond, toen Dick en ik geen van beiden de leiding - en daarmee de verantwoordelijkheid - van den avond op ons wilden nemen en daardoor de boel lieten verloopen, of liever niet voldoende krachtige pogingen aanwendden om de stemming op peil te houden.’Ga naar eindnoot35 In deze zelfde brief meldde Scholte dat Binnendijk, Van Wessem en hijzelf hadden besloten Marsman tot voorzitter van De Distelvinck te benoemen. In een jolige brief, eveneens geschreven op 6 juli, had Scholte Marsman inderdaad gevraagd deze functie op zich te nemen. Het Midzomernachtsfeest kwam daarbij nog even ter sprake: ‘Speechen zal voor jou geen bezwaar zijn, terwijl de miraculeuze wijze, waarop jij je Zaterdag van een diepen lapsus plotseling wist te herstellen, ons de overtuiging heeft gegeven, dat jij je als voorzitter uit meer dergelijke, maar gemeenlijk minder ernstige situaties wel zult weten te redden.’Ga naar eindnoot36 Ter Braak aanvaardde met genoegen de hem aangeboden bestuursfunctie. Marsman bedankte echter. Aan Scholte schreef hij, in antwoord op diens brief van 6 juli, dat hij dit moest doen wegens studie en financiële redenen en: ‘Verder (maar dat wil je wel verzwijgen, voorloopig: ik vertel het alleen ter rechtvaardiging van deze niet-aanvaarding) zal ik eerlang de Vr. Bladen als redacteur verlaten, omdat ik de mede-verantwoordelijkheid voor een tijdschrift, dat hoe langer [hoe] minder aan mijn normen gaat beantwoorden, niet langer wil dragen. Ik weet zeer goed, dat ik mijn eischen uiterst hoog stel, en dat ik met meer geduld, en minder eenzijdige rigoreusheid de zaak niet zoó hopeloos hoefde te vinden. Nu ik ze echter, mede door die eigenschappen, dat wèl vind, moet ik mij aan die depressie radicaal onttrekken, en waar het verband tusschen de Distelvinck en de Vrije Bladen - gelukkig - zeer nauw is, wil ik in het een noch in het ander een leidende, verantwoordelijke plaats innemen.’Ga naar eindnoot37 De Distelvinck heeft in de nog resterende maanden van zijn bestaan geen nieuwe voorzitter gekregen. Maar er waren nog meer problemen. Uit de brief van Scholte aan Binnendijk van 23 juli bleek dat De Distelvinck bij de drukker Clausen een schuld van ƒ 113,- had opgebouwd. Scholte achtte dan ook een lening van ƒ 150,- dringend noodzakelijk. Er werd niet voor een lening gekozen om de ontstane schuld te saneren, maar er werd een andere manier gevonden, zoals blijkt uit een brief van Scholte aan alweer Binnendijk van 29 juli 1925: ‘De geld- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||
Aan D.A.M. Binnendijk geschonken spotprent door Wybo Meyer naar aanleiding van een aanval op de leden van De Distelvinck door J.K. Rensburg in De Groene Amsterdammer van 15 augustus 1925. De spotprent werd ook afgebeeld in Den Gulden Winckel van 20 september 1925. (Collectie Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag.)
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||
kwestie moet dan meteen maar uitgevoerd worden, d.w.z. circulaire voor H.O. (lijkt mij per slot ook het geschikst) gedrukt en rondgezonden. Deze circulaire kan dan wellicht bij Clausen, die er, gezien het doel, natuurlijk wel toe bereid zal zijn.’Ga naar eindnoot38 Inderdaad werd een circulaire gedateerd september 1925 verspreid. In dit rondschrijven ‘Aan onze leden, buitengewone leden en begunstigers’ werd gemeld dat De Distelvinck een bedrag van ongeveer ƒ 150,- nodig had ‘om onzen achterstalligen drukkers-schuld te vereffenen’, en ‘Waar wij op een zoo aanzienlijke gift ineens niet durven hopen, hebben wij onder den drang der omstandigheden besloten over alle leden, buitengewone leden en begunstigers, een gelijken Hoofdelijken Omslag van ƒ 1.50 te heffen’.Ga naar eindnoot39 Helaas moest Scholte op 22 september 1925 aan Binnendijk melden: ‘De h.o. vloeit niet zoo verbijsterend hard, het herfstprogramma zal de eerste weken nog wel theorie blijven.’Ga naar eindnoot40 | |||||||||||||||||||||||
Het eindeDe ‘vrij desolate toestand van den Distelvinck’ zoals Scholte het al op 23 juli tegenover Binnendijk noemde, bleek overduidelijk. Geen voorzitter, een uit de hand gelopen Midzomernachtsfeest, een aanzienlijke schuld en nog geen herfstprogramma. Maar De Distelvinck zou om andere redenen een vroege dood sterven. Een brief van 5 oktober 1925 van Marsman aan Scholte luidde het einde van De Distelvinck in; hij schreef hierin: ‘p.s. Ik leefde in de vergissing, dat ik, bedankend voor het voorzitterschap van de Distelv. dat tevens gedaan had voor het lidmaatschap. Dus: bij dezen. Als ik je nog een korte verklaring mag geven: ik vind de geest van dat gezelschap allang onuitstaanbaar: leeg, snobistisch, - literair - in de beroerdste beteekenis. Ik doe niet meer mee.’Ga naar eindnoot41 Begin oktober 1925 had Marsman zich tegenover Binnendijk al zeer negatief over De Distelvinck uitgelaten: ‘Laat mij je nogmaals, en als je niet - luistert - niet voor het laatst, waarschuwen voor de - Distelvinck - (ik versta daar alle narigheden onder, die je maar bedenken kunt) het is een lamlendige, snobistische sectarische rotzooi, die het leven wil knechten in een binnenrijm. Maar het leven verdomt dat gelukkig nog. en heel concreet: wees kieskeurig met je - vrienden - ze géven áf.’Ga naar eindnoot42 Scholte antwoordde Marsman op 8 oktober met een zeer uitgebreide brief waarin hij onder meer schreef: ‘Wij zien geloof ik beiden in, dat wat men zoo verstond onder de beweging der Jongeren (het woord is à la Houwink!) in de meest letterlijke zin in een impasse is geraakt. Wij zijn in een cirkel naar binnen gedraaid in plaats van naar buiten. Daardoor is een crisis, die groot en reinigend had kunnen werken, klein gebleven en verloopen. Niemand van die z.g. Jongeren heeft eigenlijk iets bereikt en wij moeten er uit.’ En verderop: ‘Wij hebben onze geboorte op een toneel willen doen gebeuren. Daardoor is het weinig of niets geworden en er zijn een massa aandriften | |||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||
verknoeid; misschien was er voor dien tijd een allereerste begin van créatief groot aangeraakt zijn (al was het bij sommigen, en bij mij zeker, nog maar heel zwak en embryonaal). Maar op deze wijze gaan wij naar het tegendeel van een verdieping: naar een steriele, steeds vervlakkende, als je wilt snobistische verzanding.’ En tenslotte: ‘Vanmiddag spraken Dick [Binnendijk] en ik over deze dingen, en het resultaat zal wel zijn, dat de Distelvinck, al is dat niet de grondschuld (zijn aard was zuiver propagandistisch en voor de bestaande crisis niet essentieel), met 1 Januari opgeheven wordt. Ook wij beiden voelden al lang voor je dat briefje schreef, dat we terug moeten om schoon schip te maken.’Ga naar eindnoot43 In een brief aan Binnendijk van 11 januari 1926 benadrukte Scholte nogeens de goede kanten van De Distelvinck: ‘M.i. heeft de D.V. in het jaar van zijn bestaan toch ook veel goeds uitgericht en zeer zeker de belangstelling van het publiek op de V.[rije] B.[laden] gericht. Eenige erkenning van zijn verdiensten (waar wij allemaal evenzeer deel aan hebben en dat feitelijk geen “lof” is) zou mij toch wel wenschelijk lijken, maar dat kan met een mopje natuurlijk heel goed samengaan. Dat hij den Marcus Curtius-dood sterft, in volle wapenrusting en als opoffering, is toch wel een bewijs, dat hij zijn grondfout, meer zijn gevaar, terdege inziet.’Ga naar eindnoot44 In het Uitvaart-Manifest Jan. 1925-Jan. 1926 wordt, door de ondertekenaars Scholte, Binnendijk, Ter Braak en Van Wessem verwoord waarom De Distelvinck moest sterven: ‘Daar niets zekerder is dan de dood en niets onzekerder dan de ure van dien, hebben wij, voogden en achtervoogden van de Distelvinck, besloten het zekere voor het onzekere te nemen en alzoo den met zooveel rumoer geadopteerden vondeling van het bloeiende leven te berooven. Met de bekendmaking van dit Manifest heeft De Distelvinck, kring van vrienden van de Vrije Bladen, opgehouden te bestaan. Het Moest! Niet dat De Vrije Bladen nu geen vrienden meer zouden bezitten, integendeel. Opgericht op een hachelijk oogenblik, toen het er op aan kwam, De Vrije Bladen in alle opzichten te propageeren, heeft De Distelvinck sindsdien van haar werk meer dan gewone voldoening beleefd. Het voortbestaan van De Vrije Bladen is voorloopig verzekerd: een paar honderd abonné's werden door de Distelvinck aan de kleine kern van stamhouders toegevoegd. En overigens: belangstelling, aandacht voor hetgeen hier door den druk gemeen gemaakt wordt, is er voor het oogenblik - hoe wenschelijk op zichzelf ook - bijna teveel. Daarom: nu zij haar plicht gedaan heeft, moet zij verdwijnen, hoe eer hoe liever. Want de gevaren, aan haar voortbestaan verbonden, zijn geenszins denkbeeldig. In de eerste plaats wil zij niet den indruk wekken, een letterkundig cénacle te zijn, dat te midden van een quasi ingewijd publiek van snobs litteratuur maakt aan café-tafels en in vereenigingslokalen. De Distelvinck is in het jaar van haar bestaan slechts geweest de propagandagroep, de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||
“knokploeg” van De Vrije Bladen. In de tweede plaats wil zij met dezen ostentatieven zelfmoord een einde maken aan de voornamelijk door de pers geadopteerde meening, dat De Distelvinck voor De Vrije Bladen als soortnaam in de plaats gesteld kan worden. Het is verkeerd, in haar opzet een eensgezinde poging tot een soort rederijkers-opbloei van onze letteren te willen zien. In dezen voor elken jongen dichter zoo ernstigen tijd, waarin alles eerder op het tegendeel van eensgezindheid en het tegendeel van een opbloei schijnt te duiden, beseffen wij, dat wij vóór alles alleen en recht tegenover een moeilijke toekomst moeten staan. Ook de schijn van het gezamenlijke willen wij daarbij vermijden. De Distelvinck en die haar na stonden, zullen voldoening vinden in het besef, belangstelling gewekt en gericht te hebben. Symbool voor een bepaalde groepeering heeft zij nooit willen zijn. Door thans reeds te verdwijnen, gelooft zij de waarheid van dezen bewering te bewijzen. En zoo ruste ook dit korstondig[sic] phenomeen in vrede in het Walhalla onzer letteren!’Ga naar eindnoot45 | |||||||||||||||||||||||
Na De DistelvinckOok na het toch zo plotseling verscheiden van De Distelvinck ging het leven gewoon door voor diegenen die hem in het leven hadden geroepen. Scholte had Binnendijk in zijn brief van 23 juli gevraagd of hij, nu Campert door diens plotseling vertrek was uitgevallen, Binnendijk met hem samen de ‘Almanak’ zou willen uitgeven. Deze almanak werd al aangekondigd in de in januari verspreide Mededeelingen / van De Distelvinck: ‘een Almanak 1926 voor de nieuwere letterkunde, waarvoor de Uitgever S.L. van Looy reeds toezegging deed, ter zijner tijd gratis aan de leden, buitengewone leden en begunstigers zal worden toegezonden.’ Het was een plan van Scholte en Campert samen, zoals Scholte nog eens aan Binnendijk uitlegde in zijn, al eerder geciteerde, brief van 29 juli: ‘Wat de Almanak betreft, dit. Het plan was bedacht en uitgewerkt door Jan en mij, onafhankelijk van de Distelvinck (het was meen ik ook al ouder). Wij beiden zouden het uitgeven, d.w.z. samenstellen en toelichten. Later, toen er besproken werd wat wij onze D.V.-leden nog konden aanbieden, is het plan gewijzigd in een Almanak voor de jongere Letterkunde, door ons samengesteld, met advies van het D.V.-bestuur, gratis (bij wijze van premie) aangeboden aan de D.V.-leden en verder al[s] losse uitgave in den boekhandel verkrijgbaar. Zoo is het plan ook aan van Looy voorgelegd en zoo heeft hij het project ook goedgekeurd. De hoofdopzet was dus: een uitgave van Jan en mij, in dienst gesteld van de D.V.’ Binnendijk nam Scholtes uitnodiging aan en samen zouden zij, na juli, veelvuldig corresponderen over en werken aan de Erts Almanak 1926, onder welke titel de almanak eind 1925 bij S.L. van Looy verscheen. Ook Campert, de voormalige voorzitter van De Distelvinck en inmiddels woonachtig in Den Haag, had een nieuwe bezigheid gevonden, zoals hij | |||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||
Binnendijk op 31 december 1925 meldde: ‘Nieuws: ik ga hier een groep oprichten, geèn filiaal van de D.[istel] V.[inck] maar zooiets als De Ploeg in Nijmegen. Heb medewerking van den Doolaard, van Eysselsteyn, Gerard Rutten etc. etc. 't Belooft alle goeds.’Ga naar eindnoot46 Binnendijk verleende, evenals Van Eijsselsteijn, Den Doolaard, Marsman en Scholte zijn medewerking aan de door Campert georganiseerde lezingenavond. Deze werd gehouden op 27 januari 1926 in n.v Kunstzalen ‘De Sirkel’ aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Binnendijk trad, samen met Houwink, Kelk, Werumeus Buning en Van Wessem, in 1926 toe tot de redactie van De Vrije Bladen. De uit de redactie van dit tijdschrift getreden Marsman zou pas in 1929 weer in de redactie worden opgenomen. |
|