Jaarboek Letterkundig Museum 1
(1992)– [tijdschrift] Jaarboek Letterkundig Museum– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Theo Bijvoet
| |
[pagina 84]
| |
schreef over de firma: ‘Deze boekhandel beheerscht onze Utrechtse geestelijkheid en ik zeg U ronduit, dat Monseigneur [A.I. Schaepman, aartbisschop van Utrecht] en meer grote hanzen er nogal op gesteld zijn.’Ga naar eind4 Aan het eind van de vorige eeuw werd in de zaak een afdeling kerkmuziek opgericht. In 1892 kwam de firma Wed. J.R. van Rossum onder leiding te staan van de broers J.F.Th. en F.Th.A. van Rossum. Eerstgenoemde was een energieke persoonlijkheid onder wiens leiding - vanaf 1928 leidde hij de zaak alleen - de firma zich sterk uitbreidde. J.F.Th. van Rossum was niet alleen in zijn zaak erg actief, hij zette zich tevens in op sociaal en charitatief terrein. Vanwege zijn baard werd hij getooid met de bijnaam ‘de weduwe met de baard’. In 1924 nam hij initiatieven die leidden tot de oprichting van de R.K. Nederlandsche Boekhandelaren en Uitgeversvereeniging ‘Sint Jan’.Ga naar eind5 Op 1 september 1892 huwde hij met E.B.M. van Eijck. Uit dit huwelijk werden tien kinderen geboren, vijf jongens en vijf meisjes, allen te Utrecht.Ga naar eind6 Theodorus Josephus Antonius (Theo) van Rossum, geboren op 13 maart 1895, was het tweede kind.Ga naar eind7 Hij kreeg een opleiding in het grafisch bedrijf, onder andere in Düsseldorf, en werd technisch-directeur van Het Centrum. Dit Utrechtse katholieke dagblad was een sociaal vooruitstrevende krant en daardoor ‘een buitenbeentje in de overwegend conservatieve katholieke pers’ van die dagen.Ga naar eind8 Door de vader van ‘de weduwe met de baard’, Th.G.J. van Rossum, was deze krant in 1898 samen met Th.A. Koelman gekocht. Deze Van Rossum was van 1898 tot 1908 directeur van het dagblad, waarna zijn zoon, J.F.Th. van Rossum, hem opvolgde.Ga naar eind9 Toen in 1917 Het Centrum door de Van Rossums werd verkocht aan de N.V. Futura, wist de krachtdadige J.F.Th. van Rossum te bedingen dat zijn oudste zoon Theo technischdirecteur kon blijven. Aan het begin van de jaren twintig waren Jan Engelman en Albert Kuyle bij Het Centrum werkzaam als redacteur. Toen het tijdschrift De Gemeenschap in 1925 begon te verschijnen, maakten zij gretig gebruik van de grafische faciliteiten die hun via de drukkerij van Het Centrum en Theo van Rossum werden geboden. Vijf jaar lang zou het blad gedrukt worden op de persen van Het Centrum. Aan de samenwerking kwam eind 1929 een einde. Het tijdschrift De Gemeenschap en vooral de in 1925 opgerichte gelijknamige uitgeverij verkeerden toen door het financieel weinig solide beleid van Albert Kuyle in een ernstige crisis. De Gemeenschap stapte als gevolg hiervan over naar drukkerij Lumax.Ga naar eind10 In het laatste nummer dat Het Centrum drukte, november-december 1929, werd door de aan het Janskerkhof 21 gevestigde drukkerij de volgende advertentie geplaatst: ‘het typografisch karakter van de gemeenschap trok allerwege de aandacht[,] wij drukten het vanaf het eerste nummer - denk daaraan bij uw drukwerkorders’. Terecht was Het Centrum trots op de geleverde prestaties. Het drukken van De Gemeenschap | |
[pagina 85]
| |
stelde typografisch beslist geen geringe eisen. Men denke slechts aan de steeds wisselende (kleuren)omslagen, de vele illustraties (vignetten, houtsneden, foto's) en de regelmatig ingesloten bijlagen. Zeker Albert Kuyle, die veel met de praktische kant van het tijdschrift van doen had, heeft intensief met Theo van Rossum samengewerkt. Niet alleen het tijdschrift rolde trouwens in de eerste vijf jaren van de Centrum-persen, ook diverse boeken van uitgeverij De Gemeenschap werden er gedrukt. Te noemen zijn de eersteling van De Gemeenschap, Het huis van Marnix Gijsen (1925), en Marsmans Paradise regained (1927). Over de details van Theo van Rossums bemoeienis met De Gemeenschap is weinig te vinden. Met Kuyle onderhield hij in ieder geval, ook na de oorlog nog, vriendschappelijke betrekkingen, zoals blijkt uit enkele tussen Albert Kuyle en Theo van Rossum gewisselde brieven die berusten bij het Letterkundig Museum.Ga naar eind11 In 1932 richtte Theo van Rossum de Drukkerij Van Rossum op, een bedrijf dat nog steeds bestaat en regelmatig drukt voor de bibliofiele Stichting ‘De Roos’. Theo van Rossum overleed op 9 juli 1979. Acht jaar oud was Theo van Rossum, toen zijn broer Petrus Marcus Antonius (Piet) van Rossum op 25 april 1903 te Utrecht het levenslicht zag.Ga naar eind12 Na een korte, afgebroken priesterstudie ging Piet naar het Utrechtse Stedelijk Gymnasium. Ook deze opleiding kon hij niet voltooien. Toen zijn oudste zus, S.P.P.M. van Rossum, op 11 mei 1920 met de gefortuneerde Frans Wilking in het huwelijk trad en daardoor als kracht voor de familiezaak verloren ging, werd Piet - 17 jaar oud - door zijn vader van school gehaald. Op 20 mei 1920 begon Piets loopbaan bij de firma Wed. J.R. van Rossum. Onder leiding van Piet en zijn jongere broer W.J.C. (Wim) van Rossum - vanaf 1935 zijn zij medefirmanten - breidde de firma zich verder uit. Terwijl Wim van Rossum zich hoofdzakelijk bezighield met de boekhandel, richtte Piet zich vooral op de handel in devotionalia, een enigszins verouderde afdeling binnen de familiezaak die door hem ingrijpend werd gemoderniseerd. Door zijn toedoen kwam in 1927 een nieuwe toonzaal bij de zaak waar ‘een goede collectie verantwoorde moderne religieuze kunst uit binnen- en buitenland’Ga naar eind13 werd getoond. Piet van Rossum zag goed in dat de toenmalige, in meer progressieve katholieke kringen nagestreefde vernieuwing van de religieuze kunst commerciële mogelijkheden bood.Ga naar eind14 Dikwijls verleende hij opdrachten aan kunstenaars. De aldus ontstane ontwerpen liet hij door bekwame ambachtslieden vermenigvuldigen, soms onder toezicht van de beeldend kunstenaar. Piet van Rossum verkocht religieuze kunst van onder anderen P.L. Douwes, Charles Eyck, Wim Harzing, Albert Meertens en Jo Uiterwaal. Toch hield de zakenman Piet van Rossum ook eenvoudige en goedkope beelden in de winkel. De moderne, strakke beelden, die aanzienlijk duurder waren, werden namelijk hoofdzakelijk door | |
[pagina 86]
| |
een beperkte groep van beter opgeleide katholieken gekocht.Ga naar eind15 Tot 1968 is Piet van Rossum firmant gebleven. Op 19 augustus 1980 overleed hij. Tijdens hun adolescentie raakten Albert Kuyle en Piet van Rossum intiem bevriend. Kuyle en zijn broer Henk Kuitenbrouwer kwamen bij de familie Van Rossum geregeld over de vloer. ‘Kuitje’ en Piet moeten elkaar goed gelegen hebben. Het waren beiden praktisch ingestelde, energieke jongemannen met een grote artistieke belangstelling. Zo waren Kuyle (als regisseur) en Piet van Rossum (als organisator) aan het eind van 1922 en begin 1923 betrokken bij een uitvoering van Felix Ruttens Ahasverus door het ‘Utrechtsch Tooneel-Ensemble’; de voorstelling flopte volkomen.Ga naar eind16 Het ligt voor de hand dat Kuyles vriend een bemiddelende rol heeft gespeeld in de uitgave van diens debuutbundel Seinen in de herfst van 1924 door N.V. Dekker & Van de Vegt en J.W. van Leeuwen. Deze boekhandel en uitgeverij was sedert 1917 eigendom van de firma Wed. J.R. van Rossum.Ga naar eind17 De Utrechtse vestiging van Dekker & Van de Vegt - er was sedert 1922 ook een winkel in Nijmegen - stond in die dagen onder leiding van M.F.M. (Michael) van Rossum, een broer van Theo en Piet, met wie Albert Kuyle ook vriendschappelijk omging. Van Kuyles bibliofiel verzorgde debuut werden in de eerste jaren slechts enkele tientallen exemplaren verkocht. Het was een uitgave die ‘eerder op basis van ideologie en vriendschap dan op commerciële basis’ werd gelanceerd.Ga naar eind18 Het vriendschappelijke contact tussen Kuyle en de gebroeders Van Rossum was voor hem persoonlijk van belang, maar zeker ook voor De Gemeenschap. Hiervoor schreef ik al over de uitgebreide grafische faciliteiten die De Gemeenschap via de door Theo van Rossum geleide ‘Electrische Drukkerij’ van Het Centrum kon benutten. Daarnaast voerde vanaf eind 1925 tot januari 1927 de firma Wed. J.R. van Rossum de - helaas niet bewaard gebleven - administratie van het tijdschrift en de boekuitgaven.Ga naar eind19 Voorts was Piet van Rossum direct betrokken bij de oprichting van uitgeverij De Gemeenschap op 15 oktober 1925. In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Utrecht staat hij als de tweede vennoot van deze ‘uitgeverij in den meest ruimen zin’ te boek.Ga naar eind20 De aangifte werd door hem gedaan. Niet bekend is hoeveel geld de firma Van Rossum in De Gemeenschap heeft gestoken, maar zeker is dat het tijdschrift en de uitgeverij het in de eerste jaren zonder het ruime krediet van de Van Rossums niet hadden gered. In zijn herinneringen aan zijn Gemeenschap-tijd schreef de renegaat Albert Helman daarover spottend: ‘De niet geringe financiële moeilijkheden voor een begin werden tenslotte overwonnen, grotendeels dank zij de interventie van een jonge boekhandelaarszoon, Piet van Rossum, wiens oudere broer bedrijfsleider was van een goedlopende drukkerij in Utrecht. A. Kuyle, met veel typografische belangstelling, was daar kind | |
[pagina 87]
| |
aan huis en werd zo ook de voornaamste onderhandelaar met onze commerciële kredietverlener. Met vereende krachten kon de drukkerij ervan overtuigd worden, dat het tijdschrift wel zou lopen - Piet zou het aan de man brengen - en zich op den duur zeker zou kunnen bedruipen. Een beetje geduld slechts...Kuyle wist bovendien de drukkerij meteen te interesseren door allerlei frisse ideeën omtrent de vorm. De drie overigen [Jan Engelman, Henk Kuitenbrouwer en Willem Maas], met vaste banen, leken de kredietgevers soliede kerels, en ze waren regelmatige kerkgangers, net als de Van Rossums (uitgevers van katholieke kerkmuziek, die niet beseften welk paard van Troje ze binnenhaalden), dus zou de zegen des Heren op hun aller onderneming wel niet uitblijven.’Ga naar eind21 Zakelijk is Piet van Rossum niet erg lang betrokken gebleven bij de uitgeverij. Zijn vader heeft, vermoed ik, uitstekend begrepen wat voor vlees hij in de kuip had. Hij had weinig fiducie in de financiële perspectieven van De Gemeenschap en was bovendien niet erg gecharmeerd van de, naar zijn mening, wel erg progressieve ideeën van de katholieke jongeren in het Gemeenschap-kamp. De clerus was tenslotte een zeer goede klant van Van Rossum en kon wel eens consequenties verbinden aan de betrokkenheid van zijn firma en zoon bij De Gemeenschap. ‘De weduwe met de baard’ stelde zijn zoon Piet voor de keuze: òf verder in de familiezaak òf verder met De Gemeenschap. Piet van Rossum koos voor het eerste. Op 26 januari 1927 meldde Kuyle bij de Kamer van Koophandel dat zijn vriend per 1 januari van dat jaar was uitgetreden als vennoot. Met het einde van zijn zakelijke verbintenis met De Gemeenschap kwam beslist geen einde aan zijn persoonlijke relatie met de Gemeenschappers. Daarvan getuigt onder meer het Scheepsjournaal van de Pitvisch van ‘kapitein’ Piet van Rossum.Ga naar eind22 Tijdens een weekje zeilen op de Loosdrechtse Plassen in 1924 was Piet van Rossum ‘een absolute watersportliefhebber’ geworden, zoals hij in de inleiding van zijn scheepsjournaal schreef. Hij was die week in gezelschap van Gerard Pompe en Albert Kuyle die zijn ervaringen zou verwerken in de novellenbundel Zeiltocht (1925). Omdat Van Rossum de misère met gehuurde boten zat was, besloot hij zelf een boot te kopen. ‘Den 23en April [1925] werd ik eigenaar van een sloep lang 4.75, breed 1.44 met zeilen, grootzeil en fok, riemen enz. Voor aanhangmotor was de keus gevallen op een Archimedes 2 cyl. motor 2 1/2 P.K. De sloep kreeg de voor sommige menschen schijnbaar eigenaardige naam “Pitvisch”. Laat ik even zeggen dat deze naam goed is, dus blijft zoolang de sloep mijn eigendom is tot deze naam met zijn eigenaar op een ander jacht overgaat.’ Op vrijdag 8 mei 1925 werd de eerste tocht gemaakt. Tijdens de vele gevolgde zeiltochten met de ‘Pitvisch’ en andere boten nam Piet van Rossum dikwijls familie, vrienden of kennissen mee. In het Scheepsjournaal van de Pitvisch, een dik album dat voorzien is van | |
[pagina 88]
| |
geïllustreerde houten platten, schreef hij uitgebreide verslagen van zijn nautische belevenissen. Bij ‘22 juli Woensdag [1925]’ noteerde Piet van Rossum: ‘Deze dag was voor de vrienden van de Gemeenschap. Reeds om 7 uur stond de ijverige Secretaris L.M.A. Kuitenbrouwer bij mij op de stoep om samen de Pitvisch uit zijn nest te sleepen. [De boot lag in de kelder van Dekker & Van de Vegt aan de Utrechtse Oude Gracht.] Om ongeveer 8 uur lagen we in de Weerdsluis waar de Fransche correspondent de Heer C. Vos zich bij ons voegde.’ Op weg naar de Vecht stapte de rest in, eerst ‘de Constructivist W. Maas met zijn ega, Mevrouw Tono Maas-Bonebakker’, dan ‘den leider (lijder) Jan Engelman’. ‘De Inquisiteur Henk Kuitenbrouwer maakte de bemanning compleet.’ Onderweg werden tekeningen gemaakt. ‘Fel brandde de zon’ en het ‘merendeel der bemanning lag weldra te water.’ Bij de lunch at men gebakken spiegeleieren en ‘Fuchs [C. Vos] stond met een borrel klaar.’ Er werd een grotere zeilboot gehuurd en men beleefde een ‘paar fijne zeiluren’. Met de ‘Pitvisch’ ging men weer terug. ‘Een mooie avond langs de Vecht besloot de tocht. Bel Engelman had een keurig souper tot slot klaar gemaakt.’ Ook de passagiers, onder wie regelmatig vrienden en kennissen uit de kring rond De Gemeenschap, mochten bijdragen leveren aan het scheepsjournaal. Hierdoor is een uniek document ontstaan, onder meer met tekeningen van Willem Maas, Jan Engelman en Leni Mengelberg; met gedichten van Albert Kuyle, Henk Kuitenbrouwer, Jan Engelman en C. Vos. Achterin het scheepsjournaal zit bovendien een foto-gedeelte met allerlei leuke kiekjes van boot en bemanningen. Hieronder volgt een kleine keuze uit de teksten, tekeningen en foto's. | |
[pagina 89]
| |
De Gemeenschap, september 1926, naar een collage van Sybold van Ravesteyn. Met de klok mee: Willem Maas, Albert Helman, Piet van Rossum, Albert Kuyle, Wies Moens (met pijp), Theo van Rossum, Sybold van Ravesteyn, Pieter van der Meer de Walcheren, H. Marsman, Henk Kuitenbrouwer, C. Vos, Otto van Rees en Marnix Gijsen
| |
[pagina 90]
| |
1 Kapitein Piet van Rossum, getekend door Jan Engelman
2 Theo van Rossum aan de picknick
3 Het Scheepsjournaal van de Pitvisch
| |
[pagina 91]
| |
Piet van Rossum
| |
[pagina 92]
| |
1 V.l.n.r. Leni Mengelberg, Anne Marie van der Meer de Walcheren, Albert Helman, Christine van der Meer de Walcheren, Albert Kuyle en Pieter van der Meer de Walcheren. Op zondag 11 juli 1926 maakte deze groep met Piet van Rossum een zeiltocht. ‘Michiel de Ruyter, Jozef Conrad en..Piet van Rossum. Bedankt!’ schreef ‘Kuitje’ na afloop
2 Leni Mengelberg en Albert Helman tijdens dezelfde tocht
3 Albert Kuyle (links) en Jan Engelman op de Roerdomp, een latere boot van Piet van Rossum
| |
[pagina 93]
| |
De jonge Albert Kuyle tijdens een zeiltocht
| |
[pagina 94]
| |
1 C. Vos (links) en Albert Kuyle, getekend door Willem Maas
2 C. Vos
3 Theo van Rossum
Eerste strofe van gedicht door C. Vos
| |
[pagina 95]
| |
|