Jaarboek Letterkundig Museum 1
(1992)– [tijdschrift] Jaarboek Letterkundig Museum– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W.J. van den Akker en G.J. Dorleijn
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handschrift van het gedicht ‘De Lantaren’ van Martinus Nijhoff
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Langs wegen, zeker voerend naar hun hel -
Waarom te vragen naar waarom?
Ach, zou er
Een doel zijn waar een oorzaak is - ?
En omgekeerd ontbreken er gedichten die wel in De wandelaar zijn opgenomen, zoals ‘Sonate’ (‘Hoor de sonate der clavecimbale!’). En dan doen zich allerlei details voor die tot vragen aanleiding geven. Zo blijken de meeste bladen van het manuscript driemaal gepagineerd te zijn. Waarom? Sommige bladen zijn daarentegen weer twee- of zelfs slechts eenmaal van een pagina-aanduiding voorzien. Hoe zit dat? Het handschrift bestaat uit 53 gelinieerde blocnotevellen, maar bij nauwkeurig toezien zijn er vier verschillende soorten papier te onderscheiden. Tenslotte zijn er in enkele gedichten wel degelijk veranderingen aangebracht. Zo is van het gedicht, dat begint met de regel ‘Een oud man ben ik, die mij veel bezin:’, de oorspronkelijke titel, ‘De apotheker’, vervangen door een nieuwe: ‘De alchemist’. En die verandering is in dezelfde, wat afwijkende inkt geschied als de titelwijziging van het sonnet dat in de bundel ‘Zingende soldaten’ heet, maar dat oorspronkelijk ‘Les soldats qui chantent’ luidde. Kijken we in de verdere Nijhoff-collectie van het Museum, dan ontdekken we daar enkele handschriften die opvallende gelijkenissen vertonen met het Wandelaar-manuscript en die kennelijk te eniger tijd deel hebben uitgemaakt van de kopij voor de bundel. In deze bijdrage willen wij enkele vragen die het manuscript oproept bespreken om daarmee aan te tonen dat dit netafschrift allerminst een saai document is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Papiersoort en pagineringHet handschrift is geschreven op vier verschillende soorten blocnotevellen. We noemen de vier soorten respectievelijk A, B, C en D. A domineert, zowel in formaat (284×221 mm) als in kwantiteit: van de 53 bladen zijn er 44 van het type A. Van de overige 9 vellen zijn er 2 van het type B (met perforatierand, formaat 256×208 mm) en 6 van het type C (eveneens met scheurrand, maar het formaat is nu 253×213 mm). Rest nog een blad (252×201 mm) van het type D. Als we alle 53 bladen nummeren van 1 tot en met 53 dan zijn de verschillende typen papier als volgt over het geheel verdeeld: B - blad 12 en 50; C - blad 13, 25, 38, 39, 48 en 49; D - blad 14. De overige bladen zijn dus van het type A. Vervolgens gaan we naar de in het handschrift aangebrachte paginering, die zoals vermeld vaak drievoudig is. Zo heeft blad 1 de paginanummers 1, 7 en 2. De eerste nummering is in dezelfde inkt geschreven als de tekst van het gedicht dat op het blad staat en moet dus de oudste zijn. We duiden die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martinus Nijhoff, 1916
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan met nummering I. De tweede nummering is in potlood uitgevoerd: nummering II. Blijft over nummering III: wederom in inkt, maar duidelijk donkerder dan nummering I; bovendien zijn bij het neerzetten van nummering III de eerdere paginacijfers doorgehaald. De drie soorten nummering komen dus in de tijd na elkaar. Het handschrift bestaat uit drie stadia - er zijn eigenlijk drie Wandelaar-handschriften geweest: stadium I (beginnend met pagina 1), stadium II (beginnend met pagina 7) en stadium III (beginnend met pagina 2). Combineren we nu de gegevens van de stadia en de papiersoorten dan leren we het volgende. Bladen van het type A bevatten alle drie de paginacijfers, terwijl bladen van het type B maar één paginacijfer kennen, evenals blad type D. De C-bladen hebben of twee (3x) of één paginacijfer (3x). De bladen met één nummering hebben nummering type III, die met twee nummeringen hebben nummering type II en III. Bladen van type D en B en de drie C-bladen met één nummering zijn dus het laatst toegevoegd. De drie andere C-bladen zijn al eerder toegevoegd. De A-bladen vormen het oudste stadium van het handschrift. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste stadiumWe nemen nu het handschrift uit elkaar, zodat we alleen nog de A-bladen overhouden. Op die manier kunnen we vaststellen hoe het handschrift oorspronkelijk in elkaar zat (eerste stadium, met paginanummering type I). We houden dan wel een paar gaten over, namelijk daar waar een blad met de oudste paginanummering ontbreekt. Zo ontberen we pagina 10, 13, 24, 25, 26, 27, 40, 43, 50. Nu bevindt zich in Nijhoffs nalatenschap een handschrift van een ongepubliceerd gedicht, getiteld ‘Babel’. Op zichzelf niet schokkend, want er zijn wel meer ongepubliceerde verzen van Nijhoff in de collectie van het Letterkundig Museum te vinden, maar dit handschrift heeft iets bijzonders: het meet namelijk exact 284×221 mm en behoort dus tot het papier van het type A. Een tweede gegeven is niet minder belangwekkend: het blad is gepagineerd op dezelfde wijze als de andere bladen uit het eerste stadium van het verzamelhandschrift. Het paginacijfer is 25. We hebben hier dus zonder twijfel de ontbrekende pagina 25 teruggevonden! In een later stadium heeft de auteur dit gedicht verwijderd (de paginanummering type II en die van type III ontbreken op het blad). Helaas zijn de overige ontbrekende pagina's niet teruggevonden. Toch kunnen we in twee gevallen de leemte opvullen. Blad 10 heeft vanzelfsprekend tussen blad 9 en blad 11 gestaan, die respectievelijk de gedichten ‘Bruckner’ en ‘Polonaise’ bevatten. Kijken we in de bundel De wandelaar dan zien we dat tussen deze beide verzen het sonnet ‘Sonate’ staat. Het ontbrekende blad moet dus wel ‘Sonate’ hebben bevat. Blad 12 bevat het hiervoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
al geciteerde ‘De lantaren’, dat in De wandelaar ontbreekt. Maar in de vooruitgave van De wandelaar, in beperkte oplage gedrukt ter gelegenheid van het huwelijk van M. Nijhoff met Netty Wind op 16 mei 1916, staat ‘De lantaren’ nog wel en op dit gedicht volgt een ander gedicht dat ook niet in de officiële eerste druk van de bundel komt, namelijk het gedicht ‘De rozen’. Het gedicht van blad 13 moet dus wel ‘De rozen’ zijn geweest, dat evenals ‘Babel’ later verwijderd is. Van de negen onbekende hebben we er dus drie kunnen oplossen. We kunnen nu tot op zekere hoogte stadium I van De wandelaar reconstrueren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede stadiumDe eerste afdeling van het handschrift in stadium I heeft als kopij gediend voor de al genoemde vooruitgave van De wandelaar (‘Per le nozze’). Kijken we naar dit boekje, dan zien we dat het eerste gedicht, ‘De wandelaar’, begint op p. 7. 7 is ook het paginacijfer van nummering type II. Een mogelijke verklaring: na zijn huwelijk is de dichter een echte uitgave gaan voorbereiden, waarbij hij er aanvankelijk van uitging dat het staand zetsel van ‘Perle nozze’ gebruikt zou kunnen worden. De overige afdelingen moesten dan, in hetzelfde lettertype, worden toegevoegd. Nijhoff maakte een nieuwe versie van de bundel, waarbij hij de samenstelling van het handschrift enigszins wijzigde en er een nieuwe paginering op aanbracht (of liet aanbrengen) met de paginering van de gedrukte afdeling als uitgangspunt. Met dit handschrift benaderde hij op 15 juni 1916 uitgever C.A.J. van Dishoeck, zoals de volgende brief leert: ‘Zoudt U mij mogelijk in de gelegenheid kunnen stellen tot een persoonlijk onderhoud betreffende de eventueele uitgave van een bundel verzen van mijn hand? Mijn vader (Wouter Nijhoff) heeft mij aangeraden mij tot U te wenden voor een volledige uitgave daarvan. Hij zelf n.l. liet reeds een gedeelte der verzen, bij een bijzondere gelegenheid voor een beperkte kring van bekenden, in 50 exx. bij Mouton in den Haag drukken. Zou het, aangezien dit gedeelte als het eerste vel van den geheelen bundel kan beschouwd worden en nog steeds bij Mouton in druk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mouton in druk staat, misschien mogelijk zijn, een zoodanige overeenkomst te treffen, dat U, van dit vel druks gebruikmakend, de complete uitgave in denzelfden trant zoudt kunnen voortzetten? Daar U, alvorens tot eenige verdere bespreking over te gaan, natuurlijk eerst wilt kennis maken met de verzen zelf, zend ik U hierbij het handschrift van mijn bundel, en tevens de bovengenoemde druk van Mouton. Over Uwe beslissing en nadere bijzonderheden zou ik U gaarne persoonlijk spreken. Zoudt U zoo vriendelijk willen zijn mij een dag te noemen waarop ik U ontmoeten kan. Daar ik door den militairen dienst geen vrije beschikking over mijn tijd heb, is het wenschelijk dat ik dien dag eenigen tijd van tevoren weet.’ Als gezegd heeft Nijhoff het Wandelaar-handschrift van samenstelling gewijzigd. Op grond van de paginering van de huwelijksuitgave, is door Nijhoff (of iemand anders) stadium II opnieuw gepagineerd (bladzij 1 uit stadium I, wordt nu, net als in het bundeltje, bladzij 7). Verder zijn er enkele gedichten verwijderd en enkele aan het handschrift toegevoegd. Ook hier zijn enkele open plekken. Het blad met ‘Sonate’ (nu pagina 16) blijft uiteraard ontbreken. Ook de bladen 26 en 27 uit stadium I (nu 31 en 32) blijven onbekend. Blad 45 onbreekt in stadium II. Mogelijk heeft hier een andere versie van ‘De vervloekte IX’ gestaan. Ook de bladen 55 en 56 zijn in stadium II afwezig. Andere lacunes uit stadium II verdwijnen nu echter. Het gedicht ‘De rozen’ maakt niet langer deel uit van het handschrift (na ‘De lantaren’, nu op blad 18, volgt blad 19 met een nieuw gedicht ‘Maria Magdalena’ - papiersoort type C). Het onbekende gedicht dat eerst op blad 24 stond is eveneens in stadium II verwijderd, evenals ‘Babel’. Hier verschijnt nu een nieuw vers ‘De Chineesche danser’ (papiersoort type C). Blad 57 ontbreekt ook in stadium II, maar hier kunnen we weer een ander handschrift uit de collectie van het Museum invullen, namelijk een blad met het gedicht ‘Fuguette’, papiersoort type A, nummering type II: 57! Dit sonnet zal in 1924 in de bundel Vormen terechtkomen, maar heeft in 1916 tijdelijk deel uitgemaakt van de bundel De wandelaar. Wij geven hierna, op dezelfde wijze als bij het eerste stadium, de samenstelling van stadium II, waarbij we de wijzigingen ten opzichte van stadium I aangeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bezoek aan Albert VerweyHet handschrift van De wandelaar in het tweede stadium heeft Nijhoff naar Van Dishoeck gestuurd. Uit enkele brieven kunnen we nu de gang van zaken reconstrueren. Nijhoff heeft na twee weken nog geen reactie van de uitgever ontvangen, zoals blijkt uit een brief van 28 juni 1916 aan Herman Robbers: ‘Ik heb reeds 14 dagen geleden het geheel van mijn bundel naar van Dishoeck gezonden, maar tot nog toe hoorde ik niets van hem. Ik vertrouw steeds op de pessimistische spreuk van mijn grootvader, die echter ook optimistisch kan uitgelegd worden: Alles komt teregt.’ Blijkbaar vreesde Nijhoff dat de contacten met Van Dishoeck op niets zullen uitlopen, want hij is kort daarna hulp bij de redacteur van De Beweging gaan zoeken. Midden of eind juni - de datum is ons niet precies bekend - is Albert Verwey benaderd: ‘Zoudt U mij een persoonlijk onderhoud willen toestaan over eenige van mijn verzen, die ik zoo gaarne eens aan Uw oordeel zou willen onderwerpen. Zoudt U mij daartoe Maandag a.s. ten uwent kunnen ontvangen? Mocht Maandag a.s. geen geschikte dag voor U zijn, dan zou ik gaarne Maandag over een week komen. Ik ben militair en heb dus bijna geen vrije beschikking over mijn tijd. Ik ben van plan tot een uitgave van mijn verzen over te gaan, maar vóór dit kan gebeuren, zou ik eerst gaarne Uw oordeel vragen, en eventueel voor eenige verzen een plaats verzoeken in “De Beweging”. Herman Robbers gaf me deze raad, die ook een paar gedichten van mij in “Elzevier” opnam.’ Verwey stond een persoonlijk onderhoud evenwel (nog) niet toe, maar was wel bereid de verzen aan zijn kritisch oordeel te onderwerpen. Begin juli 1916 - hij moet ondertussen een negatieve reactie van Van Dishoeck hebben ontvangen - heeft Nijhoff aan Verwey het Wandelaar-handschrift opgestuurd: ‘Tegelijk met dezen verzend ik U mijn verzen. Het verheugt mij zéer dat U zich de moeite wilt geven ze door te lezen. Ik hoop dat Uw oordeel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over mijn werk niet ongunstig wezen zal. Mocht U enkele der verzen daartoe geschikt achten, dan zou ik gaarne willen verzoeken die in “De Beweging” te plaatsen. “De Eenzame” en “Tempo di Menuetto” zullen in Elzevier verschijnen.’ Op 30 juli vond het bezoek van Nijhoff aan Verwey plaats, bij welke gelegenheid tien verzen uit het manuscript werden gekozen ter publikatie in De Beweging. Een dag na de ontmoeting schreef Nijhoff aan zijn vriend Victor E. van Vriesland: ‘Verwey is verrukt over Wandelaar. In het Septembernummer van De Beweging staan 10 verzen. Ik heb gisteren den geheelen middag met hem zitten spreken. Daarover later mondeling.’ De tien gedichten verschenen inderdaad in het septembernummer van De Beweging, onder de titel ‘Tien sonnetten’. Tijdens het bezoek heeft Verwey de jonge dichter geadviseerd om W. Versluys, de uitgever van Verweys eigen werk, voor de uitgave van De wandelaar te benaderen. Op 29 augustus - de datum is niet geheel zeker - heeft hij wederom aan Verwey geschreven: ‘Ik denk nog dikwijls terug aan den middag, dien ik in Noordwijk doorbracht. Zoodra ik tijd en gelegenheid had, ben ik naar Versluys gegaan, met het succes dat hij me beloofd heeft, den bundel uit te geven. Waarschijnlijk zal hij reeds in November uitkomen. Ik voel me ervan overtuigd, dat U zoowel moreel als daad-werkelijk veel voor de uitgave heeft gedaan. U weet natuurlijk, hoeveel steun van een oudere en meerdere voor een jongere waard is.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde stadiumVlak voor of, waarschijnlijker, vlak na zijn bezoek aan Verwey heeft Nijhoff de samenstelling van het Wandelaar-handschrift nogmaals aangepast (stadium III). Wederom zijn er enkele gedichten verwijderd: de onbekende gedichten op de bladen 31, 32, 55 en 56 van stadium II, en ‘Fuguette’. Ook werden er enkele verzen toegevoegd: ‘Pierrot’ (papiersoort type B), ‘Het einde’ (type D), ‘Aan mijn kind II’ (type C) en ‘Aan mijn kind III’ (type B). Een nieuwe versie van ‘De vervloekte IX’ (type C) verving de oude versie die in stadium II was toegevoegd. Ook zijn in stadium III sommige titels van gedichten veranderd: ‘Les soldats qui chantent’ werd ‘Zingende soldaten’ en ‘De apotheker’ werd ‘De alchemist’. De inktsoort van de veranderingen is dezelfde als die van de nieuwe paginering. Nijhoff begint nu met paginacijfer 2. Blad 1 zal de titelpagina zijn geweest. Wij geven hierna, op dezelfde wijze als bij het eerste en tweede stadium, de samenstelling van stadium III, waarbij we de wijzigingen ten opzichte van stadium II aangeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met dit handschrift is Nijhoff naar uitgever Versluys gegaan, die er een bundel van maakte, die nog in hetzelfde jaar uitkwam: M. Nijhoff, De wandelaar. Verzen. Amsterdam, W. Versluys, 1916. Er bestaan tussen het handschrift in stadium III en de bundel nog twee in het oog lopende verschillen: ‘De lantaren’ staat wel in het handschrift, maar niet in De wandelaar en het gedicht ‘Straat-muzikant’ is toegevoegd. Dit laatste vers behoorde tot de gedichten die Nijhoff op 2 oktober 1916 aan Verwey had gezonden voor De Beweging en die in het decembernummer zouden worden gepubliceerd; kennelijk meende hij dat het ook goed in de bundel paste. De overige gedichten uit deze aflevering van Verweys tijdschrift zouden in de bundel Vormen worden opgenomen: ook hier naderen twee bundels, die acht jaar uiteen liggen, elkaar rakelings. Wat ‘De lantaren’ betreft: Nijhoff was in de herfst van 1916 bezig met de lange dialoog ‘Pierrot aan de lantaarn’, waarvan de eerste regels bijna identiek zijn aan het geschrapte gedicht. Waarschijnlijk heeft hij daarom ‘De lantaren’ niet meer willen opnemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SlotHet Wandelaar-handschrift geeft niet een uitzicht op het ontstaansproces van Nijhoffs gedichten, op de manier waarop sommige kladhandschriften dat doen. Toch is het meer dan zomaar een kopijhandschrift. Het laat zien hoe een jong dichter wikt en weegt als hij zich aan zijn publiek gaat presenteren. Vele decennia later zegt Nijhoff over zijn eerste bundels het volgende: ‘De bundels De wandelaar en Vormen (dat in 1924 verscheen, dus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
acht jaar later) trachten elk een samenhang te suggereren, iets wat ieder gedicht afzonderlijk niet zou hebben gegeven. De wandelaar is te verdelen in het harde leven, een scherzo, een botsing van de persoonlijkheid met het omringende heelal, tenslotte het zachte leven en de zuivere bezinning.’Ga naar eind2 Dat die samenhang niet automatisch tot stand is gekomen, hebben we aan het handschrift kunnen aflezen.Ga naar eind3 |
|