Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1997-1998
(1999)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 9]
| |
Anthonis de Roovere.
| |
[pagina 10]
| |
hiervan eerder zijn uitgegeven, bestaat er geen integrale editie van deze teksten die voor de kennis van De Roovere en zijn gedichten van belang zijn. Voorafgaand aan de bijlagen 2 en 3 geef ik eerst een overzicht van de bronnen waarin de geëditeerde teksten zijn overgeleverd. Vervolgens wordt de wijze van uitgeven verantwoord. | |
De bronnenDe Rethoricale wercken zijn in 1562 verschenen bij Jan van Ghelen te Antwerpen. Mak heeft in zijn editie van de gedichten van De Roovere het voor- en nawerk niet uitgegeven en bovendien zes gedichten afgewezen. Over die gedichten het volgende: enkele zijn waarschijnlijk terecht door Mak niet als werk van De Roovere beschouwd, andere mogen wel aan hem worden toegeschreven. In ieder geval zijn al deze gedichten afkomstig uit Brugge in de jaren waarin De Roovere werkzaam was en zijn ze lange tijd voor het werk van deze dichter gehouden. Genoeg reden voor een uitgave van alles wat ontbreekt in de editie van Mak. Verschillende van deze teksten zijn eerder uitgegeven, vaak echter incompleet of uiterst slordig. De tweede bron die hierna wordt uitgegeven is ontdekt nadat de editie Mak verscheen. Het gaat om Vanden Hinnen tastere. Het titelgedicht en een kort toneelstuk zijn alleen uit deze bron bekend. Het eerste is zeker van De Roovere, van het tweede is de toeschrijving onzeker. Het laatste gedicht is uit twee andere bronnen bekend, en al zijn er weinig belangrijke varianten die niet al uit die twee vindplaatsen bekend zijn, niettemin heb ik ook dit gedicht uitgegeven om zodoende Vanden Hinnen tastere in een integrale uitgave te presenteren. Het Brusselse handschrift KB, II 270 (handschrift Koning) staat in plaats en tijd dicht bij De Roovere: het is afkomstig uit Brugge en dateert van omstreeks 1490. Terecht heeft Mak daarom ook dit handschrift verschillende malen als uitgangspunt genomen. Als ic peinse om des tijts onlancheit en O lievelicste jhesus ende de goedertierste zijn, zoals Van Vinckenroye heeft laten zienGa naar voetnoot(1), door De Roovere geschreven. Mak heeft ze echter niet uitgegeven. Beide zijn ze in dit handschrift te vinden in een versie die vermoedelijk dicht staat bij de | |
[pagina 11]
| |
teksten zoals De Roovere ze schreef. Voorts geef ik nog een derde gedicht uit naar dit handschrift dat eveneens van de hand van De Roovere kan zijn. Het handschrift van Jan van Stijevoort (Berlijn, SPK, mgo. 651) bevat een groot aantal gedichten van De Roovere. Twee daarvan ontbreken in Maks editie: een gedicht op de naam van Jezus waarvan ErnéGa naar voetnoot(2) overtuigend heeft laten zien dat het van De Roovere is (zo bevat de tekst een acrostichon in de laatste strofe), en het hiervoor genoemde O lieve(licste) Jhesus. Hoewel het handschrift-Van Stijevoort integraal is uitgegeven, is het eerstgenoemde gedicht hierna opnieuw uitgegeven naar dit handschrift. De tweede tekst is uitgegeven naar het handschrift Koning. Het handschrift van Jan Michiels (Den Haag, KB, 71 E 57) is een van de laatst dateerbare die van belang zijn voor kennis van het werk van De Roovere. Uit dit handschrift geef ik drie teksten uit. Een daarvan, Soe wie hem selven wel kennen sal, is van De Roovere en bevat varianten die elders ontbreken. Een tweede, vermoedelijk geschreven door Petrus Maes, staat in bekorte vorm in de Rethoricale wercken. Het handschrift-Michiels geeft als enige de volledige tekst. Een derde gedicht tenslotte, is verwant aan enkele gedichten van De Roovere en heeft een stokregel die ook bij De Roovere voorkomt. Reden genoeg om de tekst hier te presenteren. Aan het slot van bijlage 3 volgt nog een korte tekst, te weten een zelfstandig overgeleverde strofe van een gedicht dat in de Rethoricale wercken compleet voorkomt. Het staat in een handschrift met de Excellente kroniek van Vlaanderen dat dateert uit de jaren 1485-1490 en werd geschreven te Sluis en Brugge door Jacob van Male. | |
De wijze van uitgevenIn bijlage 2 zijn voor- en nawerk van de Rethoricale wercken uitgegeven. In bijlage 3 staan, geordend per bron, de gedichten. Daarbij is telkens aangegeven onder welk nummer het gedicht is opgenomen in bijlage 1, terwijl bovendien de (vermoedelijke) auteur van het gedicht is vermeld. | |
[pagina 12]
| |
Het werk is diplomatisch uitgegeven, waarbij de spelling van de i/j en u/v/w is genormaliseerd. Romeinse cijfers zijn in klein kapitaal weergegeven, waarbij de punten die veelal het getal markeren, zijn weggelaten. Het hoofdlettergebruik in de bron is gerespecteerd, enkele kleine aanpassingen daargelaten die per bron worden verantwoord. Daar ook wordt verder commentaar gegeven dat specifiek op de bron in kwestie betrekking heeft. Afkortingen zijn stilzwijgend opgelost. De oorspronkelijke interpunctie (vnl. bestaand uit punten en Duitse komma's) is gerespecteerd. De folia zijn aangegeven tussen rechte haken. De aanduiding f. of fol. is daarbij achterwege gelaten. Kleine emendaties zijn in de leestekst verwerkt en worden in de aantekeningen verantwoord. Soms wordt in diezelfde aantekeningen een iets verdergaande emendatie voorgesteld die echter niet in de gepresenteerde tekst is doorgevoerd. Een digitaal bestand met een strikt diplomatisch afschrift van de teksten is gedeponeerd bij het tekstencentrum van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden. Bij alle teksten die ontbreken in de editie-Mak geef ik summiere woordverklaringen, vooral bedoeld om de eerste toegang tot deze gedichten te vergemakkelijken. Hierbij is vooral gebruik gemaakt van het Middelnederlands Woordenboek (mnw), het Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt) en het Rhetoricael Glossarium (rhg). Om deze soms erg lastige rederijkersgedichten ten volle te doorgronden zou veel uitvoeriger commentaar nodig zijn geweest. Ik heb gekozen voor snelle beschikbaarheid van de gedichten, in het bewustzijn dat dit ten koste gaat van de gedegenheid van het commentaar. Dat neemt niet weg dat een goede kritische leesuitgave van vroege rederijkersgedichten wenselijk is. Tot op heden bestaat zo'n editie jammer genoeg niet. | |
Bijlage 2: Rethoricale wercken van Anthonis de Roovere, voor- en nawerkDe Rethoricale wercken van Anthonis de Roovere zijn in 1562 verschenen bij Jan van Ghelen te Antwerpen. Er zijn van deze druk drie exemplaren bewaard gebleven. Voor deze uitgave is gebruik gemaakt van het exemplaar Leiden, UB, 1497 F 20. In de druk zijn opschriften boven de gedichten in een grotere letter gezet dan de teksten zelf, en de gedichten beginnen met een initiaal over drie regels. In de uitgave is dit overgenomen. Bij de weergave van de titelpagina is | |
[pagina 13]
| |
geprobeerd de aangebrachte hiërarchie in moderne typografie te doen uitkomen. Namen zijn in deze druk veelal met een hoofdletter geschreven, zoals ook de verzen met een hoofdletter beginnen. In de editie is dit gebruik overgenomen, ook waar in de druk soms een hoofdletter ontbreekt. | |
Bijlage 2.1: Voorwerk[Alr]
¶ Rethoricale wercken van Anthonis de Roovere
Brugghelinck / Vlaemsch Doctoor ende gheestich Poete.Ga naar voetnoot2
Carnation.Ga naar voetnoot3
¶ Den VoYs hoort eer an XVI In MeYe bederf//Ga naar voetnoot4-5
5[regelnummer]
DIes doen CLaer de CVnstIChste DIChtere sterf. Anno 1482.
¶ Gheprint Thantwerpen op die Lombaerde Veste / inden Witten
Hasewint / bi mi Jan van Ghelen Ghesworen Boeckprinter der Co.Ma.
Anno mdlxii
Met Gratie ende Previlegie van sesse Jaeren. [Alv]
¶ Den Voys hoort eer an / was zijn devijse.
10[regelnummer]
¶ Met dese xvii letteren / meer noch min
Is Anthonis de Roovere / ghespelt daer in.
¶ Wercken Rethoricael Anthonis de Roovere
Brugsch Rethorizien / vlaemsch Poete bekent
Godvruchtich / verstandich / oprecht gheloovere
15[regelnummer]
Tot Godlijcke saken / inden gheest op ghespentGa naar voetnoot15
Gheene dese zijnder wercken / waren noyt geprentGa naar voetnoot16
| |
[pagina 14]
| |
Tot een eerlijck verblijden / nu nyeu uut gheghevenGa naar voetnoot17
Ende als tzijnder eeren / naerstich diligentGa naar voetnoot18
Meest uut zijn eyghen hantboeck gheschreven.
20[regelnummer]
Psalmus 63.
Exaudi Deus orationem meam.Ga naar voetnoot21
22[regelnummer]
Rasch up En Dene. [A2r]Ga naar voetnoot22
| |
Alle Rethorica conste beminders salighe ende voorspoedige groetenisse E. de Dene / goetjonstelijck wenscht.3AEnghesien dat in voorleden tijden / hebben geweestGa naar voetnoot3 4diversche oude ende jonghelinghen / henlieden som-Ga naar voetnoot4-5 5tijts exerciterende ende onledich makende / in die lof- 6felijcke gheinspireerde / onleerlijcke ende prijselijcke conste vanGa naar voetnoot6 7Rethorica te ghebruyckene / in Vlaemsche tale oft sprake: Son-Ga naar voetnoot7 8derlinghe dien eerwaerdighen Vader ende Meestere / saligher 9memorien / Anthonis de Roovere / vry metselaer van zijnenGa naar voetnoot9 10ambachte / ingheboren Poortere ende inwoonende der Stede vanGa naar voetnoot10 11Brugghe / die welcke sonder twijffele by godlijcker inghestorter 12gratie so inden gheest verlicht was / sulckerwijs dat hy inde voor- | |
[pagina 15]
| |
13genoemde conste soe gebesoingneert / gheexpresseert ende di-Ga naar voetnoot13 14versche stucken ghecomponeert heeft / als wel dienende hooch-Ga naar voetnoot14 15waerdich ghepresen int licht ghebrocht te zijne / ende gheensins 16(midts den ouderdom ende onachtsaemheyt der onwetende)Ga naar voetnoot16 17geheel verduystert te moeten blijven. Te min by dat de selveGa naar voetnoot17 18ende meest alle zijne wercken inhouden / begrijpen ende volGa naar voetnoot18 19zijn / van goede duechdelijcke ende oprechte vermaninghen / 20prijsende civile manierlijcheden / ende liefmoederlijck straffen-Ga naar voetnoot20 21de ende blamerende alle boosheden / ende ydele bedriechlijcke 22pompieusheden des werelts / maer te meer verheven tzijne / byGa naar voetnoot22Ga naar voetnoot22-23 23dat wy ooc vinden datter in Vranckerijck voormaels ghefloreertGa naar voetnoot23 24ende gheweest hebben diversche / hooghe / vermaerde / excel- 25lente ende fameuse / seer constachtende / Constenaers inde 26voorgenoemde Rethoricale conste [A2v] die ghebruyckende inGa naar voetnoot26 27Franscher oft Walscher tale / inder waerheyt lieftallich endeGa naar voetnoot27 28yeghelijcken bequame zijnde / als namelijc die groote Poeten / 29Franschoys Villon Parisiaen / Clement Marot / M. Jan MolinetGa naar voetnoot29 30/ ende diversche ander gheestighe ghelaudeerde Rethorizienen /Ga naar voetnoot30 31vanden welcken vele huerer artificiale wercken in printe open-Ga naar voetnoot31 32baer zijn / midts dien so wel aldaer als herwaerts over / tot ge-Ga naar voetnoot32Ga naar voetnoot32-33 33schicter recreatie onder den menschen bekent ghemaeckt/. Soe 34heb ick uut liefden / die ick totter selfder conste ben draghende 35 ende my teender recreatie: My gheschickt by langher handt teGa naar voetnoot35 | |
[pagina 16]
| |
36vergaderen ende by een re copulerene eenighe particuliere stu-Ga naar voetnoot36 37cken / bijden voorgenoemden Anthonis de Roovere (die een 38Vlaemsch Poere was) ghemaeckt zijnde. So in partie uut zijn 39eygene oude hantscriften ghecopieert / als ooc uut sekere hant- 40boeck wijlent ghescreven by eenen notabelen Poorter der voors.Ga naar voetnoot40 41Stede van Brugghe / dye metten selven Roovere seer familiaerGa naar voetnoot41 42was / ende dickwils frequenterende / by dyen vele van zijne wer- 43cken om uutscrijven van hem gheleent creech. Ten fine ende met 44meyninghe die oock naemaels te doen printen by manier vanGa naar voetnoot44 45een hantboecxken uut te laten comen ende onder de Vlaemsche 46tonghe / insghelijcx als de voorgenoemde Walsche uut ghedeelt 47te moghen worden dies soe wel waerdich zijnde / als (behoudensGa naar voetnoot47-48 48der reverentien van henlieden) vanden anderen voorghenoemde 49Poeten wercken / ghedaen is gheweest / dye het magistraet der 50gheleertheden ende doctrine hadden by exempelen ende voor-Ga naar voetnoot50-51 51bewijsinghen scholasticque ende den voors. Roovere maer eenGa naar voetnoot51 52Idiotz / ende simpel leeck / ongheleert ambachsman was: nietGa naar voetnoot52 53hebbende [A3r] dan zijn Vlaemsche ingheboren lanttale oft 54spraecke. Hebbende nochtans zijn Rethoricale wercken soe 55ornatelijck daer mede connen verchieren / becleeden ende belee-Ga naar voetnoot55 56den / als dat hi in sekere generale vergaderinghe / feeste derGa naar voetnoot56 57Rethorijcken in Brugghe gehouden / ontrent maer XVII jaren 58oudt zijnde / verdiende ende toe gejugeert was / den prijs endeGa naar voetnoot58 59den tijtle gegeven: Prinche der Rethorijcken alsdoen genaempt 60te zijne / dwelcke hi obrinueerde met zijnder Rethoricale solu-Ga naar voetnoot60 61tie op de vraghe: Oft moederlijck herte lieghen mach: Ende van | |
[pagina 17]
| |
62doen voort aen (als florerende Laurier van Minerva geplant)Ga naar voetnoot62 63artistich op wassende / groeyende ende bloeyende tot scien-Ga naar voetnoot63Ga naar voetnoot63-64 64tificque wetentheden / van veelderhande gheestelijcke redenen 65ende morale expositien. Daer naer makende een wonderlijck lofGa naar voetnoot65 66vanden heylighen Sacramente / daer vele gheleerde inne ver-Ga naar voetnoot66-67 67wondert waren / tselve eyndelijck bijden examinateurs van dienGa naar voetnoot67 68/ verclaert goet / correct ende oprecht int gheloove zijnde / inGa naar voetnoot68-69 69teecken van dyen geapprobeert / gheconsenteert ende toegelatenGa naar voetnoot69 70openbaer inde H. Kercke / tot een yegelijcx devotie in gescriften 71gestelt te moghen zijne / heeft dies de fameuse fame vercreghen 72dat hi genaempt wert: Vlaemsch Doctoor ende Poetich 73Rethorizien. Soe ghi beminde Lesere uut tselfde lof/ ende meer 74andere zijne naervolgende operatien ende wercken / sult batGa naar voetnoot74 75claerlijcker smaken ende waer vinden. Blijft hier medeGa naar voetnoot75 76Godvruchtich inden Heere bevolen / ontfaende danckelijck onse 77simpele facture / keerende ten besten de inepte elocutie te desenGa naar voetnoot77 78concluderende gheorboort: Sijt voorts welvarende ende ander- 79werf tot eewich welvaren. 80AMEN. | |
[pagina 18]
| |
Bijlage 2.2: nawerk[Nlv] | |
Clachte op de doodt van Anthonis de Roovere / ghestelt by wijlent Jan Bortoen zijnen mede gheselle in tijden voorleden.AL dlijden dat op der aerden gheschiedt
Hoe groot verdriet // dat en acht ick niet
Sonder dlijden vander doodt alleeneGa naar voetnoot3
Want al ander lijden alsoomen siet
5[regelnummer]
Coempt en vliedt // nu niet / nu yet
Alsoe Fortune haer draeyen biedtGa naar voetnoot6
Maer de doodt die maket al in weene
Dit is wel kennelijck ons allen ghemeeneGa naar voetnoot8
Bijden verliese der vriendtschap reene
10[regelnummer]
Van Anthonis de Roovere / my deert tvermaenGa naar voetnoot10
Rethorica Conste / hielt hy te leene
Dies moghen wy segghen groot ende cleene
O doodt tfy hebdy ons dit ghedaen.
De Heylighe Gheest sy zijn verlichtereGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Hy was een meester dichtere // geen vruechden swichtereGa naar voetnoot15
Ende abel oock vanden langhen sweerde
Wast lastich lastigher of ghewichtereGa naar voetnoot17
Hy en was gheen swichtere / maer dies doorsichtereGa naar voetnoot18
Ende vanden Voetboghe een aerdich plichtereGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Met Metsene hy hem ambachtelijck gheneerde /Ga naar voetnoot20
Soe wanneer dat yemandt aen hem begheerde [M2r]
Wel schryvende / ende oock een man van weerde /Ga naar voetnoot22
In eerbaer vrouwen dienst volstaenGa naar voetnoot23
Nu leeght hy inder heyligher eerde
| |
[pagina 19]
| |
25[regelnummer]
Dies met rechte ick noch dit woordt aenveerde
O doodt tfy hebdy ons dit ghedaen.
O heylighe weerdighe Triniteyt
Hadde ghy ghebeydt // het hadde ons wel gegreytGa naar voetnoot28
Want hy diende ons soe wel hier inden tijdt
30[regelnummer]
Daer isser soe menich die om sterven creytGa naar voetnoot30
Die versuftheyt breydt // een walghelick pleytGa naar voetnoot31
Ende ware meer dan tijdt int graf gheleydt
Ende hy en can des levens niet worden quijt
Maer heylighe Drijvuldicheyt ghebenedijdt
35[regelnummer]
Tis recht dat ghy altoos de naeste zijt
Want alle termijnen hebt ghy in u bevaenGa naar voetnoot36
Maer ons vrients gemissen / zijns bijstants ontvrijtGa naar voetnoot37
Dat doet dat hier mijn tonghe lijdtGa naar voetnoot38
O doodt tfy hebdy ons dit ghedaen.
40[regelnummer]
Prinche / Rethorizien / ons alder meestere
Soe haestelijck ons ontnomen / verbeten saenGa naar voetnoot41
O doodt nyemandt sparich / als fel tempeestereGa naar voetnoot42
O doodt tfy hebdy ons dit ghedaen.
Carnation.
Den Voys Hoort Eer An. XVI in Mey bederf
Dies doen claer de constichste Dichter sterf.
Int Jaer alsmen schreef m cccc lxxxii
¶ Finis
| |
[pagina 20]
| |
[N2v] | |
Hier is noch by gheset een schoon Refereyn vanden Ave Maria.DOen tserpent den mensch vast hadde gecnochrGa naar voetnoot1
Onder de sonde / doen heeft hem Godt besochtGa naar voetnoot2
En heeft hem belooft een saedt der vrouwenGa naar voetnoot3
Daer tSerpent af soude worden tonderbrochtGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
En zijn hooft vertreden / dus is die mensce gerochtGa naar voetnoot5
In Gods ghenade / die hem heeft behouwen /Ga naar voetnoot6
Aldus bleef staende tot Abraham vol trouwenGa naar voetnoot7
Die de belooften van Godt heeft ontfanghenGa naar voetnoot8
Dat door zijn zaedt ghebenedijdt zijn souwenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Alle gheboorten / die daer nae hadden verlanghenGa naar voetnoot10
Hier na heeft Gods bermherticheyt hem omvanghenGa naar voetnoot11
En heeft den Enghel Gabriel ghesondenGa naar voetnoot12
Tot een maecht / daer hy toe nam zijn ganghenGa naar voetnoot13
Die hy groete / naer deser woorden orcondenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Weest ghegroet vol van gratien ghevonden
Die Heere is met u / ghy zijdt ghebenedijdt
Onder de vrouwen boven smenschen vermondenGa naar voetnoot17
Maria die oodtmoedich bevonden zijdt.
En doen Maria den Enghel hadde ghesien
20[regelnummer]
Is sy beroert gheweest van zijnen woorden met dienGa naar voetnoot20
En dachte wat wesen mochte van deser groetenGa naar voetnoot21
Die Enghele heeft haer den troost willen bien
| |
[pagina 21]
| |
En vreest niet Maria wat u mach gheschien
Want ghy hebt gratie gevonden niet om versoetenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
By Godt / want ghy sult ontfanghen moeten
In uwen lichame / ende ghy sult baren
Eenen Sone / en sult zijnen name om boetenGa naar voetnoot27
Heeten Jesum / desen sal wesen int vermaren [N3r]Ga naar voetnoot28-29
Groot / en sal worden ghenoempt tot verclaren
30[regelnummer]
Den sone des alderhoochsten om volloven
Dit ist teecken dat ons in Esaias Jaren
Ghegheven was / dat een maecht onverschovenGa naar voetnoot32
Ontfanghen soude / eenen Sone van boven
En hem baren voor alle gheloovighe wijtGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dit is die Maecht die ontfanghen heeft ons proven /Ga naar voetnoot35
Maria die oodtmoedich bevonden zijdt.
En dEnghel sprack God de heere sal hem gheven
Den stoel zijns vaders David hooghe verhevenGa naar voetnoot38
En hy sal wesen een Coninck inder eewicheyt
40[regelnummer]
Over dat huys Jacob / soe daer staet gheschreven
En zijn rijck sal zijn sonder eynde besevenGa naar voetnoot41
Dit en is niet van Davidts gheslachte gheseydtGa naar voetnoot42-46
Want hier wort dat rijck der werelt uut ghescheytGa naar voetnoot43
Om dat niet eewich en sal blijven dueren
45[regelnummer]
En wort heel gheestelijck op Christum gheleytGa naar voetnoot45
Daer die Joodtsche Coninghen af zijn figuerenGa naar voetnoot46
Want den Scepter en sal van Juda tot gheender uren
Ghenomen wesen / voor dar den Filio eenpaerGa naar voetnoot48
Comen sal / dus heeft Maria niet om verpuerenGa naar voetnoot49
| |
[pagina 22]
| |
50[regelnummer]
Den Engel gevraecht / hoet geschieden sal hier naer
En sprack / ick en bekenne gheenen man voorwaer
Dus willet my bedieden op desen tijdtGa naar voetnoot52
Doen heeft dengel geantwoort dees maecht eerbaerGa naar voetnoot53
Maria die oodtmoedich bevonden zijdt.
¶ Prinche.
55[regelnummer]
Princersse in u sal comen den heylighen gheest
Van boven uut der Drievuldicheyts keestGa naar voetnoot56
Die cracht des alder hoochsten sal u omschijnenGa naar voetnoot57
Daeromme theylighe dat alder ghereest [N3v]Ga naar voetnoot58
Uut u sal worden gheboren / die sal aldermeestGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Worden ghenoempt den sone Gods van mijnenGa naar voetnoot60
En siet daer gaet van oudtheyt verdwijnenGa naar voetnoot61
U nichte Elizabeth / die daer wort befaemtGa naar voetnoot62-63
Onvruchtbaer / heeft ontfanghen niet om verfijnenGa naar voetnoot63
Eenen sone / en dit is haer seste maent ghenaempt
65[regelnummer]
Want gheene dinghen dat Gods wille betaempt /Ga naar voetnoot65
En is onmoghelijck voor Gods vermeerenGa naar voetnoot66
Maria die antwoorde reyn ongheblaerntGa naar voetnoot67
Den Enghele / siet hier de dienstmaecht des heeren
My moet gheschien nae uwe woorden van eeren
70[regelnummer]
Dus is dwoort vleesch worden / en heeft ons bevrijtGa naar voetnoot70
In dees maecht daer wi oodtmoedicheyt aen leerenGa naar voetnoot71
Maria die oodtmoedich bevonden zijdt.
Finis.
| |
[pagina 23]
| |
1Bijden Coninck,
2Opt versueck ghedaen inden Rade van Brabandt / van weghen
3Jan van Ghelen / ghesworen Drucker ende Boeckvercooper
4woonende binnen der stadt van Antwerpen / tenderende tenGa naar voetnoot4
5eynde dat hem toeghelaten ende gepermitteert worde te
6moghen drucken ende vercoopen sekere Boecxken te wetene /
7Rethoricale wercken van Anthonis de Roovere / Doctoor ende
8geestich Poete / Respective ghevisiteert ende gheapprobeert byGa naar voetnoot8
9Heeren Sebastiaen Baers / Prochiaen van onser liever Vrouwen
10Kercke Tantwerpen. Onse Heere de Coninck als Hertoghe van
11Brabandt / [N4r] Nae dien hem vande voorseyde visitatie ende
12approbatie ghebleken is / dat het voorseyde Boecxken goet is
13ende niet quaets begrijpende: Heeft toeghelaten gheoirloft /
14gheconsenteert ende gepermitteert / Laet toe / oirloft / consen-Ga naar voetnoot14
15teert ende permitteert by desen den voorghenoemden Jan van
16Ghelen Suppliant dat hy tvoorschreven Boecxken naevolghendeGa naar voetnoot16
17de Correctie daer op ghedaen / so verre daer eenighe gheschiedtGa naar voetnoot17
18is / Sal moghen drucken / vercoopen ende distribueren al omme
19binnen desen Lande / daert hem goetduncken ende ghelieven
20sal / Sonder daeromme teghen de Conincklijcke Majesteyt / oft
21zijne Placcaten te misdoene. Interdicerende ende verbiedendeGa naar voetnoot21
22de voorseyde Majesteyt / allen andere Printers ende Librariers
23het voorseyde Boecxken gheintituleert als boven in sesse Jaren
24naestcomende niet nae te printen / Opte pene vande confiscatieGa naar voetnoot24
25vanden selven. Ende daer en boven te incourerene tot behoefGa naar voetnoot25
26der voorseyder Coninclijcke Majesteyt Damende van TwintichGa naar voetnoot26
27Carolus gulden by elcken contrarie doende. Gedaen inde stadt
28van Bruessele / den Eersten dach Octobris / Anno m ccccc
29ende lxi
| |
[pagina 24]
| |
30¶ Gheprint Tanrwerpen op de Lombaerde veste inden witten 31Hasewint / by my Jan van Ghelen ghesworen Boeckprinter derGa naar voetnoot31 32C. Majesteyt. Anno M CCCCC ende LXII. den XVI dach in Junio. | |
Bijlage 3: gedichten van Anthonis de Roovere en van tijdgenotenBijlage 3.1: Rethoricale wercken van Anthonis de RoovereVoor toelichting, zie bijlage 2.1
[C2: Anthonis De Roovere? f. C2r-C2v] Refereyn.
Alle aerdtsche zaecken
Willen haer uuterste woonsre makenGa naar voetnoot2
In deerde
Alle hemelsche smaeckenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die willen weder ten hemel gheraken
Naer weerdeGa naar voetnoot6
Ende die dan hooghe hemelsche stakenGa naar voetnoot7
Begheerde
Taenschouwene
10[regelnummer]
Sijn ooghen srondens te flouweneGa naar voetnoot10
Dars waer / dus in rechten betrouweneGa naar voetnoot11
| |
[pagina 25]
| |
Machmen wel te kennen ghevenGa naar voetnoot12
Als roock vergaet des menschen leven.
Den roock wy sien
15[regelnummer]
Daghelijcx bijder hitten vlienGa naar voetnoot15
En rijsenGa naar voetnoot16
Maer scheedet tengienGa naar voetnoot17
Des menschen leven / men cant bespienGa naar voetnoot18
Noch bewijsen
20[regelnummer]
De siele is dleven / dwelck godlijck spijsenGa naar voetnoot20/21
Liet ons gheschien
Eenen gheleenden tijdt
Is / die by fortse / of recht ghequijtGa naar voetnoot23
Dats ons last / tvleesch doet verlijdt [C2v]Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dus wert ons by ghelijcke besevenGa naar voetnoot25
Als roock vergaet des menschen leven.
Wat waren // wy
Wanen commen wy / waer varen // wyGa naar voetnoot28
Wat zijn wy nu
30[regelnummer]
Mesbaren // wyGa naar voetnoot30
Dats recht / want niet versparen // wyGa naar voetnoot31
Dan der wormen gruGa naar voetnoot32
Puer stinckende vleesch openbaren // wy
Sulck ghespuGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ende groote onsienteGa naar voetnoot35
Tleven / blijft leven / nae zijnder verdiente
Een eewighe glorie / oft droeve gheschienteGa naar voetnoot37
| |
[pagina 26]
| |
Alsoe Godts papier houdt in gheschreven
Als roock vergaet des menschen leven.
40[regelnummer]
Prinche den roock / bijt alsoe elck weet
Maer de doodt bijt scherpere / by en breedtGa naar voetnoot41
Ende gheeft elck tzijne
Soe men den roock verliest in schijne
Soe wort den mensche oock door ghedrevenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Als roock vergaet des menschen leven.
[C4: auteur onbekend. f. E5r-E5v] Refereyn.
HEbt Darius schadt in patrimonienGa naar voetnoot1
Alexanders goedt van Macedonien
Boetius troostinge / Matusalems outheyt
Vroom als de vrouwen van AmazonienGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ende dovervloedtheyt van Babilonien
Vergilius abelheyt / Hercules stoutheytGa naar voetnoot6
Josephs graenderen / Machabeus boudtheytGa naar voetnoot7
Ende boven Jason bemint bekentGa naar voetnoot8
Nochtans verdrijfdy niet drooghaerts coudtheydtGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Sonder te latene quaet regiment.Ga naar voetnoot10
Want niet laten is welvaerts desturbancheGa naar voetnoot11
Al hadde een Nabugodonosors sancheGa naar voetnoot12
| |
[pagina 27]
| |
Quaet regiment die maecktene matGa naar voetnoot13
Maer wildy hem voeghen ter temperanceGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Sijn leven stellende ter ordonnanceGa naar voetnoot15
Teere naer neere / raedt waer hem watGa naar voetnoot16Ga naar voetnoot16-18
Versterffenisse coempt / ofte vinden schadt
Oft rijck houwelijck / dat hielde hem ongheschent
Nochtans weerdet drooghaerts niet en bladtGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Sonder te latene quaet regiment.Ga naar voetnoot20
Magherman / Commere / Rut en RoyGa naar voetnoot21
Schoon tooch / Povre der weduwen toy [E5v]Ga naar voetnoot22
De Ratten sanck metter Nachtegale
Te woeckere loopen om wesen moyGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Lutsen / borghen ten hende schoyGa naar voetnoot25
Quaet regiment cant altemale
Drooghaert is vadere van desen ghetaleGa naar voetnoot27
Hoe langhe dat beydt / tcomt / wacht den hendtGa naar voetnoot28
Ende om weeren en is Conincx hof noch saleGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Sonder te latene quaet regiment.Ga naar voetnoot30
Prinche merckt minste middel en meesteGa naar voetnoot31
Elck in zijnen staet hoe excellent
Sy en verdrijven nemmermeer drooghaerts feeste
Sonder te latene quaet regiment.
| |
[pagina 28]
| |
[C5: Petrus Maes. f. Flv-F2r] Refereyn int vroe.
KEnt Gods hoocheit / kent u selfs onwaerdicheit
Kent u selven / kent uus doods certeynicheyt
Kent Gods ootmoedicheit / kent u hovaerdicheit
Kent Gods heylicheyt / kent u selfs vileynicheydt
Kent Gods duecht / kent u selfs onreynicheyt
30[regelnummer]
Kent Gods liefde / kent u selfs leetheyt
Kent Gods mogentheyt / kent u selfs cleynicheyt
Kent Gods saechtmoedicheyt / kent u selfs wreetheyt
Kent Gods wijsheyt / kent u sotte breedtheyt
Kent Gods ontfermherticheyt / houdt zijn gebodt
35[regelnummer]
Kent Gods rechtvaerdicheit / kent u onbescheetheit
Och kent u selven / soe kent u Godt.
Wildy ghekent zijn ter tafelen ons Heeren
Kent u een beeste wien broodt ghebrack
Kent u selven altijdt onnut / met eeren
40[regelnummer]
Den Heere tontfaene onder u dack
Kent uwen sterffelijcken broosschen sack
De minste altijdt waer dat ghy zijt [F2r]
Kendt u soe die verlorene sone sprack
Misdadich / heyscht ghenade sonder respijt
45[regelnummer]
Kendt doch al uwen verquisten tijdt
Loopt om te zijne int hoochste slodr
Kendt u kattijvicheyt ter wereldt wijt
Och kendt u selven soe kendt u Godt.
Kendt u selven aerme aerdtsche wormkens
50[regelnummer]
Kendt u selven van slijme ghewrocht
Kendt u selven Gods beelde / Gods wormkens
Kendt u selven soe zijdy wel bedocht
Kendt u selven een dierbaer peerle ghecocht
Daer dopperste coopman om gaf al tzijne
55[regelnummer]
Kendt u selven / tschaepken weder brocht
Dat verloren was inde wilde woestijne
Kendt u selven eene broossche mijne
Heden vast te stane / ende morghen verrodt
Kendt u selven / ende vreest deewighe pijne
60[regelnummer]
Och kendt u selven / soe kendt u Godt.
Prinche pijndt gheerft te zijne int Paradijs
Ende pijndt in u bruylofts cleerkens te stane
| |
[pagina 29]
| |
Tis noodt / leeft als de maechdekens wijs
Reyne olie in u lampe te ontfane
65[regelnummer]
Vreeset bijl dwelck gheheven is omme te slane
Stort uut u droeseme / vaet nieuwen dranck
Maeckt u rekeninghe voor den Heere te ghane
Aerbeydt om loon / sulck werck sulck danck
Elck pijne hem te gane den rechten ghanck
70[regelnummer]
Slaept niet / wacht voor den wolf int codt
Kent u ghebroken liever corts dan lanck
Och kendt u selven soe kendt u Godt.
Voor commentaar, zie p. 81-82. De versnummering correspondeert met de daar uitgegeven tekst. [C6: auteur onbekend (Mug?). f. F3v-F5r] Roosecransken van sevene bloemen.
EEn schoon jonc maechdeken my laestwerf badt
Dat ick haer wilde consenterenGa naar voetnoot2
Een bede / ick consenteerde haer dat
Op hope dat jonste soude wercken watGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ende in dat wercken wat vreemts studerenGa naar voetnoot5
Sy badt my dat ick soude ordonnerenGa naar voetnoot6
Een Cransken van sevene bloemen schoone
Ende die seer lieffelijck comparerenGa naar voetnoot8-9
Den maechdekens ter eeren / reyn van persoone.
10[regelnummer]
Te dichtene / dat ick my alsdoen voechdeGa naar voetnoot10
Ende stelde my jonstelijck ten labuereGa naar voetnoot11
Daer my herte / sin / ende moet toe wroechdeGa naar voetnoot12
| |
[pagina 30]
| |
Om dat my tMaechdeken soe wel ghenoechdeGa naar voetnoot13
Soe en wildick letten / stondt / tijdt / noch huereGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Haer aenschijn roodt / schoon van coluere
Haer oogskens bruyn / haer wesen zoet
Heeft zijs beroert / sin ende natuereGa naar voetnoot17
Dat ick dit Cransken maken moet. [F4r]
Een scheelken neem ick ten eersten beghinneGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ghestadicheyt / soe ist ghenaemptGa naar voetnoot20
Ende dan eenen draet van reynder minne
Om bindene de bloemkens met suyveren sinne
Alsoe elck Maechdeken wel betaempt
Want schieloosheyt / elcker maecht blaemtGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Onreyne ghedachten / ende sulck vertraghenGa naar voetnoot25
Maer een maecht die blijven wil ombeschaemtGa naar voetnoot26
Sal een ghestadighe reyn minne draghen.
Een Lelie als reynicheyt wit ghestaenGa naar voetnoot28/29
Stel ick vooren soot jonste begheert
30[regelnummer]
Wiens ruecke / can alle fenijn verslaen
Ende maechdelijck leven is sulck ghedaenGa naar voetnoot31
Tverslaet wat clappers tonghe deertGa naar voetnoot32
Ghestadighe reynicheyt alsulck dinck weert
Als die blamelijcke manieren veedtGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Wel hem die hueren dienst besweertGa naar voetnoot35
Want men haer sustere der Enghelen heedt.Ga naar voetnoot36
Een Vyolette / een bloemeken cleeneGa naar voetnoot37
Is dander / welckmen siet nederwaert groeyen
| |
[pagina 31]
| |
Tbeteeckent oodtmoedicheyt der maechden reene
40[regelnummer]
En ootmoedicheyt is sulck een duecht alleene
By wien alle andere duechden bloeyenGa naar voetnoot41
Uut haer den maechden veel vruchten vloeyenGa naar voetnoot42
Als simpelheyt / ghehoorsaemheyt / swijghen / hooren /
Hoocheyt schouwen / wies huer mach moeyenGa naar voetnoot44/45
45[regelnummer]
Dit is een Maecht van Gode vercoren.
De Goudtbloeme stel ick de derde voortGa naar voetnoot46
Goudtverwich / ende vast in huer ghedueren [F4v]Ga naar voetnoot47
Soe elcker maecht wel toebehoordt
Als charitate gheef ick haer dwoordtGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Die gheduerich in Christus dienst labuerenGa naar voetnoot50
Ter kercken devoot in allen uren
Niet achtende wat ydelheyt can aendroomenGa naar voetnoot52
Maer volghen de goede wijse van natueren
Soe machmense een maecht vol eeren noemen.
55[regelnummer]
De roode Roose vol soeter luchten
Sal de middelste van desen bloemmen zijn
Voor minne ofte liefde / wil ickse pluchtenGa naar voetnoot57
Want minne is weerende alle versuchtenGa naar voetnoot58
Daer si charitatelijck toocht daenschijnGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Aldus soe sal elck maechdeken fijn
Minnen en lief hebben haers ghelijcke
Maer al voren salse doen ghepijnGa naar voetnoot62
Te minnene Gode van hemelrijcke.
De Corenbloeme ghemeyne om lesenGa naar voetnoot64
| |
[pagina 32]
| |
65[regelnummer]
Is de vijfste gheheeten SedicheytGa naar voetnoot65
Een maecht en sal niet zijn volpresen
Heeftse niet een reyne sedich wesenGa naar voetnoot67
Bequame / gherust / vol alder vredicheyt
Naerstich / schamel / schouwende ledicheytGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Niet stout / maer vriendelijck int sprekenGa naar voetnoot70
Soete int antwoorden / vreesende stedicheytGa naar voetnoot71
Hoe soude dit maechdeken welvaert ghebreken.Ga naar voetnoot72
De Kersoude / de seste hier wel op achtGa naar voetnoot73
Gheheeten Vreese / ghemeyne opt velt
75[regelnummer]
Die haer sluyt voor den donckeren nachtGa naar voetnoot75
Ende opent haer teghens der sonnen cracht [F5r]
Als lovende die haer gheeft gheweltGa naar voetnoot77
Een Maechdeken dat haer ghereghelt steltGa naar voetnoot78
Sal boven den dach van haerder reynicheyt
80[regelnummer]
Vreesen al tghene dat dorperlijck reltGa naar voetnoot80
Soe hem dit bloemken sluyt voor vileynicheyt.Ga naar voetnoot81
De Acoleye / vreemd abuseerlijckGa naar voetnoot82
Ghehoorent ghestert int schouwen soetGa naar voetnoot83
Onser vijf sinnen compareerlijckGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Voorsinnicheyr ben ickse ordonneerlijckGa naar voetnoot85
Ende stelse de laetste in desen hoetGa naar voetnoot86
O edel Maechdekens wat ghy doet
| |
[pagina 33]
| |
Weest doch voorsinnich / toocht liberalicheytGa naar voetnoot88
Dat ghy dit Cransken vol duechden goedt
90[regelnummer]
Ghebruycken muecht touwer sielen salicheyt.
Amen alle reyne maechden ter eeren
Al voren door wien ick dwerck bestondtGa naar voetnoot92
Ick bid u willet int beste keerenGa naar voetnoot93
Soe datter Gods lof by mach vermeeren
95[regelnummer]
Ende nemet in dancke al vallet rondtGa naar voetnoot95
Maria Gods liefste roode mondt
Maecht / moedere / vol van reynichedenGa naar voetnoot97-99
Verleene elck maechdelijck edel grondtGa naar voetnoot98
Gratie om haren tijdt wel te besteden.
[C7: Simoen Habet. f. Jlr-J2r] Brooscheydt der menschen.
OCh redelijck mensche / voordenckt de weeldeGa naar voetnoot1
Daer u broosch lichaem mede ghecleet // esGa naar voetnoot2
Van hem / die u naer zijne beeldeGa naar voetnoot3
Maeckte / ende altijdts touwaerts bereet // esGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Wien donbekentheyt van u soe leedt // esGa naar voetnoot5
| |
[pagina 34]
| |
Dat hy door dy doodt cuerde alst scheenGa naar voetnoot6
Aensiet hoe saen hier dleven verspreet // esGa naar voetnoot7
Heden een man / ende morghen gheen. [Jlv]
Al waert ghy Heere ende saedt boven alGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wat soude dijns daer nae ghebueren
Hoe hoogher gheseten / hoe swaerder val
Want hier en is gheen eewich ghedueren /Ga naar voetnoot12
Jaren / maenden / daghen / ende uren
Possessien zijn sy groot ofte cleenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Alst blijckt het verglijdt al in truerenGa naar voetnoot15
Heden een man ende morghen gheen.
Vreempt ist / waer sy zijn ghevaren
Die wijlent der wereldt gouverneerdenGa naar voetnoot18
Ende voortijdts groote meesters waren
20[regelnummer]
En in moghentheydt haerlieder tijdt passeerdenGa naar voetnoot20
Minnelijck nae tghemeyne orboor studeerdenGa naar voetnoot21
Al voren wech / betalende haerlieder leenGa naar voetnoot22
Oock volghen wy / hoe wy ons oydt gheneerden /Ga naar voetnoot23
Heden een man ende morghen gheen.
25[regelnummer]
Jonck man wat baet u wellusticheden
Onversekert staet ghy alsoe welGa naar voetnoot26
Als dese groote heeren deden
Die voortijdts bedreven ghenoechte en spelGa naar voetnoot28
Wy moeten lijden al tselve ghequelGa naar voetnoot29
| |
[pagina 35]
| |
30[regelnummer]
Des doodts / ten baedt ons jae noch neenGa naar voetnoot30
Merckt op dit woordt het dunckt my felGa naar voetnoot31
Heden een man ende morghen gheen.
Die dit woordt wel oversaghenGa naar voetnoot33
My dunckt / hy soude hem bat bedinckenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Eens anders been te naerder knaghenGa naar voetnoot35
Op avontuere oft hy verminckenGa naar voetnoot36/37
Mochte tzijne / ende dan ghaen sincken [J2r]Ga naar voetnoot37
Int kerckhof / onder den blauwen steenGa naar voetnoot38
Sy zijn / wy sient die eten en drincken
40[regelnummer]
Heden een man ende morghen gheen.
Prinche dit woordt wil ick u schencken
Te mijnder bede willet doch bedenckenGa naar voetnoot42
Ende wilt u beteren voortaen EenGa naar voetnoot43
Betert u die op anderen stinckenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Aensiet tvolck sterft noch als vinckenGa naar voetnoot45
Heden een man ende morghen gheen.
| |
[pagina 36]
| |
[B5: Anchonis de Roovere. f. L5r-L6v] WYe jonstighe sinnen willen beschamenGa naar voetnoot1-6
Daer redene de claerheyt toocht int woorr
Trecke selve aen hem een deel der blamen
Want men de conste te eerene behoordt
5[regelnummer]
Door ditte blijft menighe conste versmoort
Als nu Godt betere alle verdriet
Dom is hy die nae schijnen spoortGa naar voetnoot7
Thabijdt en maeckt den Monninck niet.
Wolfs herte draecht wel Lams habijdt
10[regelnummer]
Ende Lams herte tswolfs herte verkeertGa naar voetnoot10
Heylich ghecleedt die YpocrijtGa naar voetnoot11
Ende gast habijdt draecht wel de weert
Maer die van beyden is gheleerdt /Ga naar voetnoot13/14
Wat cleedt hy draecht / claerlijck hy siet
15[regelnummer]
Dus ist verloren thabijdt begheert
Thabijdt en maeckt de Monninck niet.
Peeter was visschere hier te voren
Ende Davidt wachte de schapen zijn
Nochtans soe brochten licht den dorenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Twelck hem toe vloeyede uut tshemels schijn
Sy en waren Chaertrues noch Celestijn /Ga naar voetnoot21
Maer de schriftueren hebben sy doorwiet
Dus die verstaet der redenen lijnGa naar voetnoot23
Thabijdt en maeckt den Monninck niet.
| |
[pagina 37]
| |
25[regelnummer]
Judas was der Apostelen een
In habijte / maer therte twijntGa naar voetnoot26
Chaym / Abels broedere scheen
Van buyten / maer therte was ghefenijntGa naar voetnoot28
De cleederen en dedent niet soot schijnt [L5v]Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
By elcken contrarien ist gheschietGa naar voetnoot30
Elck nutte / daer siele smaecke in vindtGa naar voetnoot31
Thabijt en maeckt den Monninck niet.
De Stoel en maeckt gheen salichede
Noch thuys ghepreeckt gheen verdoemen
35[regelnummer]
Daermen van Gode spreeckt / is Godt mede
Dus mach Gods woordt allomme vromen
Maer eenighe denckt / alst leecke noemen
Is hem te weerts alsment hem biedtGa naar voetnoot38
Nochtans hoe gheerne zijdt achter droomenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Thabijdt en maeckt de Monninck niet.
In Cappen is dickent plompheyt vonden
Meer dan in Leecken strijpt ghecleetGa naar voetnoot42
Ende oft die leecke tclaer ontbondenGa naar voetnoot43/44
Twy soude den hoorende wesen leedt
45[regelnummer]
Hy is prijs weert / die den padt breetGa naar voetnoot45
Daermen tghemeene oorboor in spiet
En roeckt wat hy aen heeft / oft hoe hy heetGa naar voetnoot47
De Cappe en maeckt de Monninck niet.
Christus sprack selve metten mondt
50[regelnummer]
Soe waer sy twee spreken van my
| |
[pagina 38]
| |
Mijne minne sal ic hem maken condtGa naar voetnoot51
Ende commen hem stappans gheesrelijck byGa naar voetnoot52
Hy en noempt noch clerck noch leeck / hoet syGa naar voetnoot53
Maer elcken hijt in proffijte lietGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dus mach elck claer betooghen vry
Thabijdt en maeckt de Monninck niet
Hoordt goede scientie / wiense uut vloeydt [L6r]Ga naar voetnoot57
Weest vanden persoon niet mispaeytGa naar voetnoot58
Ofs uwer sielen vruecht aen bloeydtGa naar voetnoot59-61
60[regelnummer]
Wat schildt u zijn habijdt verdraeydt
Al waert gheschuerdt ende al ontnaeyt
De leere / en is argher nyet een rietGa naar voetnoot62
Poocht duecht te vatene / wiese saeyt
De cappe en Maeckt de Monninck niet.
65[regelnummer]
Vreest uwen Godt / belcht hem inden throoneGa naar voetnoot65-68
Datmen zijn licht houdt in versmade
De vyandt talder menschen hoone
Maeckt dickent vroech de traecheydt spade
Gods licht doorbrandt der sonden schadeGa naar voetnoot69-71
70[regelnummer]
Hy heeft onrecht dier vooren vliedt
Hoordt goedt wiet doet / als ghy vindt stade
Thabijdt en maeckt de Monninck niet.
Men siet dat dickent is ghehintGa naar voetnoot73
Den edelen wijngaert op den dorenGa naar voetnoot74
| |
[pagina 39]
| |
75[regelnummer]
Soude daer by die redene kintGa naar voetnoot75
Die vruchten des wijngaerts zijn verloren
Al is donwaerdighe boom vercorenGa naar voetnoot77
Ter vrucht / dies in contrarien plietGa naar voetnoot78
Diese hem neempt / die machse oorborenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
De Cappe en maeckt de Monninck niet.
Noch vindtmen sulcke die ghelooven
De schorsse buyten meer dan tvetGa naar voetnoot82
De waen van scientie doetse doovenGa naar voetnoot83/84
Aen schoon betooghen / maer luttel te bet
85[regelnummer]
Practijcke van gharen spreydt nu haer netGa naar voetnoot85
Ende vanghet tvolck / als ghars ende riet [16v]Ga naar voetnoot86
Ende sy heeten clercken / maer dier op let
Thabijdt en maeckt den Monninck niet.
Mijn schrijven van desen wil ick swichtenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ick en cant veranderen noch verkeeren
Al mach ick somtijdts groene dichtenGa naar voetnoot91
Dye trijpe ontfanckt / macher aen leerenGa naar voetnoot92
Jonst deet my doen / het is zijn begheerenGa naar voetnoot93
Ick ben van niemanden hier toe vermietGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Als strijpt clerck / schrijf ick leecken theerenGa naar voetnoot95
De cappe en maeckt de Monninck niet.
| |
[pagina 40]
| |
Bijlage 3.2: Vanden Hinnen TastereHet enige bewaard gebleven exemplaar van Vanden Hinnen tastere, gedrukt omstreeks 1555 bij de weduwe van Jacob van Liesveldt in Antwerpen, bevindt zich te Wolfenbüttel, HAB, Lp 62. De druk is voorzien van zes figuratieve houtsneden en enkele ornamenten en versierde initialen. De paragraaftekens waarmee in Vanden Hinnen tastere en Een gedinghe van minnen het begin van de strofen wordt gemarkeerd, zijn in de editie niet weergegeven. Ze vervullen een typografische functie die goed wordt weergegeven door een witregel voorafgaand aan een strofe. Op enkele plaatsen ontbreekt, vermoedelijk onbedoeld, het paragraafteken (In Vanden Hinnen tastere in de verzen 121, 169, 193 en 209; in Een gedinghe van minnen in vers 37). Op andere plaatsen ontbreekt een paragraafteken maar begint de strofe met een initiaal over twee of meer regels. Dit is in de editie weergegeven. In Vanden vrijer komen enkele paragraaftekens voor om het begin van een nieuwe claus te markeren waar dat, door de snelle opeenvolging van korte clausen, niet op een andere manier duidelijk zichtbaar is door de typografie. Ook deze paragraaftekens zijn in de editie weggelaten. Het commentaar bij Vanden Hinnen tastere is ten dele gebaserd op P.J.A. Franssen, Wanneer de Hen speeld voor den Haan [...]. Amsterdam, 1987, 10-29, en Corrie de Haan & Johan Oosterman, samenstelling en vertaling, Is Brugge groot? Amsterdam, 1996, 156-161.
[Alr] Vanden Hinnen tastere / wiens wijf ghinck ploeghen int lant Ende hy wilde binnen thuys doen des wijfs werck Want sijn wijf en dede hem nyet wercx genoech / soo hem docht. Soo noch menich hinnen taster doet. ¶ Vanden vrijer ende vanden ghehouden man. Tot een onderwijs van allen jonghen ghesellen dat si niet te seer en loopen / wandt heete minne mach wel vercoelen. ¶ Een gedinghe van minnen / waer af tvonnisse noch hanghet int hof van Venus. [houtsnede: links een staande vrouw die naar rechts kijkt, rechts een zittende man, naar voren kijkend, met een kip in zijn handen.] [A2r] | |
[pagina 41]
| |
[B1: Anthonis de Roovere. f. A2r-B2v] ¶ Prologhe.
DAt elck die in deser werelt sijndeGa naar voetnoot1
Hem moeyde met dat hem toebehoort.
Ende hem niet voorder en pijndeGa naar voetnoot3/4
Dan hi hem verstont in werck in woorde
Ten sou gheen noot sijn van discoordeGa naar voetnoot5
Oft perverte in eenighen sakenGa naar voetnoot6
Mer deen zeylt zuyt / dander in noort
En alle willen si ter havenen raken
En om warachtich mijn woort te prueveneGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Is een alte sotten boerde gheschietGa naar voetnoot10
Die welcke ons nu tot vruechts betueveneGa naar voetnoot11
In corten redenen wort bediet
Ten is tot niemants begrijpe nietGa naar voetnoot13
Oft scheemte daer quade scheenen in schijnenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Mer tis ghestelt alsomen siet
Dat hem elck sal moeyen metten sinen
Een lantman hadde groot beslachGa naar voetnoot17
Woonende op den cant van eender rivierenGa naar voetnoot18
Peerden en coeyen / men daer sach
Scapen geyten menigertieren
Gansen / vercken / diveersche manieren
Hanen / kieckenen van dien faytsoeneGa naar voetnoot22
Knapen joncwijven / te sinen bestiereGa naar voetnoot23
Want daer in huys was veel te doene
| |
[pagina 42]
| |
25[regelnummer]
Hi hadde een eerbaer vrouwe te wijve [A2v]
Goet ende duechdelijc had si het woortGa naar voetnoot26
Der kinderen had hi vier oft vijve
In vrede levende onghestoort
Elck voechde hem tot sinen wercke voortGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Alsoot te lande weert is costuyme
Spittende delvende so dat behoort
Tot allen dinghen staet elck sijn duymeGa naar voetnoot32
¶ Hoe die man ghinc bouwen sijn lande met sijnen knecht.
[houtsnede: man achter een ploeg die door een paard getrokken
wordt en een tweede man die met hem in gesprek is.]
O P een tijt voer die man ten ackere
Met sinen knape soot moet gheschien
35[regelnummer]
Elckerlijck was daer even wackereGa naar voetnoot35
Also die neringhe inhoudt van dienGa naar voetnoot36
Si souden tlant te eerene spienGa naar voetnoot37
Om namaels coren daer in te sayen [A3r]
So mochtmen ghelt daer af connen sien
40[regelnummer]
Om die schuldenaers daer mede te payen
Aldus werckende / vastelijck erendeGa naar voetnoot41
Den dach ghinck voort / twas etens tijt
Sy spanden uut hen thuyswaert kerende
Verdient so was den peerden respijt
45[regelnummer]
Die vrouwe sprac / man willecome sijt
Wy sullen gaen leven metten blijdenGa naar voetnoot46
Al en ist niet bereet een luttel tijtGa naar voetnoot47
Het sal ghedaen worden in corten tijden
Die man hadde crancke glorieGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Hi had sijn queerne gheerne doen malenGa naar voetnoot50
| |
[pagina 43]
| |
Sijn wijf die hiet hi dantelorieGa naar voetnoot51
Ver leghe / slorie / waer muechdi dralenGa naar voetnoot52
Veel dincx ghinck hi daer verhalen
Hi en dede niet dan hi keef en streetGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Maer die vrouwe sprack met sueter talen
Tsus lief het wort terstont bereet
By gans bloede sprack die manGa naar voetnoot57
Dees wijfs en doen niet dan dat si willen
Sy staen en dralen dat merck ick aen
60[regelnummer]
En dedict niet eer / ick liet mi villenGa naar voetnoot60
Wanneer si eenen rocken hebben / en twee spillenGa naar voetnoot61
Hen dunct si hebben den hals vol wercksGa naar voetnoot62-64
Maer ons en mach gheenen arbeyt stillen
Want altoos coemter wat nieus ghemercks
65[regelnummer]
Wy moeten wannen dorsschen en rapen
Ploeghen / eeren / van allen maten [A3v]
Mer hadde mi God ooc een wijf gheschapenGa naar voetnoot67
So waer my veel drucx verlaten
Men macht tsweet voor mijn voorhooft vatenGa naar voetnoot69/70
70[regelnummer]
Van arbeyt also ons dwerck beheertGa naar voetnoot70
Ende als wi ons dan om eten comen satenGa naar voetnoot71
So en vinden wi niet couders dan den heert
Dwijf hoorende den man dus berechtGa naar voetnoot73
Schoot huer den worm oock int hootGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Hoort seytse / ghi en weet niet wat ghi segt
| |
[pagina 44]
| |
Ghi dunct my sijn dijns sins berooft
Ten is gheen noot dat ghi ons aldus verdooftGa naar voetnoot77
Men sal u wel met redenen payenGa naar voetnoot78
Coemt en doet ons werck en werdes ghelooft
80[regelnummer]
Wy sullen selve gaen sayen en mayen
Wel sprac die man dats wel ter cuereGa naar voetnoot81
Merghen sullen wi beghinnen wilt God
En doe ick niet meer in eender ure
Dan ghi in thien / so heet mi sotGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Wat werck hangt doch aen eenen pot
Oft aen eenen ketel doen te viere
Ic sal ras ghedaen hebben daer weety tslotGa naar voetnoot87
Eer ghi thuys coemt en gaen ten biere
In gods namen ick ben content
90[regelnummer]
Sprack die vrouwe / maer hoort na my
Siet dat ghi coeyen / schapen hoy voot brengtGa naar voetnoot91
En dat den stal ghesuyvert si
Dan suldy gaen melcken met sinnen vry [A4r]
Coeyen / schapen / gheyten / en keernen dan
95[regelnummer]
Ende als die boter is comen by
Maect stucken van twee ponden als een man
Verkneden ende backen / moetty na desen
Ghi en moecht tmelck niet tsamen hoopenGa naar voetnoot98
Die bruedende gansen wilt voedende wesen
100[regelnummer]
Datse niet vanden nest en loopenGa naar voetnoot100
Ghi moet u cousen wel neder stroopen
Gheeft die hoenderen teten en te drincken
Die brueden / oft die eyeren soudent becoopenGa naar voetnoot103
En pijnt ymmers om die swijnen te dinckenGa naar voetnoot104
| |
[pagina 45]
| |
105[regelnummer]
Die hanen ende duyven / en wilt niet vercleterenGa naar voetnoot105
Brout dat scherbierken dat deghelijck smaectGa naar voetnoot106
Heffet kint op / en wasschet die sieterenGa naar voetnoot107
En wieghet weder alst weent oft waect
Die camer keert / het bedde maectGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Gheeft die calveren te drincken op den stal
Siet dat die weyketel si wel gheraectGa naar voetnoot111
En teten bereet / als ick comen sal
Dits tgrootste zeer van uwen last
En doeget tvee ter weyden jaghen
115[regelnummer]
Ick sal gaen eeren ende ploeghen vast
Om prijs te behalen sonder vertraghenGa naar voetnoot116
Ick bens te vreden bi gans darmenGa naar voetnoot117
Sprack die man ick houts accoort
Laet ons morghen opstaen sonder versakenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Elck sijn werck doende so dat behoort [A4v]
Aldus so bleef die weddinghe staende
En niemant en verschoot van geenen gheruchteGa naar voetnoot122
Die vrouwen waren metten daghe uutgaende.Ga naar voetnoot123
Inden peertstal maecten si haer vluchteGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
Djoncwijf dat haer cloeck en tangher pluchteGa naar voetnoot125
Thoomde die merien onvervaertGa naar voetnoot126
Om ploeghen en egghen / met cleynen duchtenGa naar voetnoot127
So voeren si beyde ten acker waert
Daer ginghen si ploeghen en eeren fijnlijck
| |
[pagina 46]
| |
130[regelnummer]
Deen meende voort / dander hielt den coutereGa naar voetnoot130
Domworpen des lants was hen niet pijnlijcGa naar voetnoot131
Want si constent ghelijc een moninck den soutereGa naar voetnoot132
Al eerende worden si so lanck so stoutere
Djoncwijf ginc singhen met blijden sinnen
135[regelnummer]
Haer hert dat reedt opter vruechden coutereGa naar voetnoot135
Hen docht si waren coninghinnen
Sy wrochten met sulcker willicheytGa naar voetnoot137
Dat elcken helpen mocht diet sach
En dedens meer sonder gheschillicheytGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Dan die man zijnder derden plachGa naar voetnoot140
Dit sijn wijfs diemen prijsen mach
Sprack die vrouwe met fieren woorden
Die mans beroemen hen veel al den dach
Wy soudense dus int werck vermoordenGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
Van dien laet ick deen reedene achtereGa naar voetnoot145
Maer hoort hoe hem die man hantierdeGa naar voetnoot146
Hi stont vroech op frisch als een pachtere [Blr]
Als een diet werck alleen regierdeGa naar voetnoot148
Mer eer hi yet te wercken bestierde
150[regelnummer]
Die sonne scheen boven alle boomen hooghe
Te melcken hi hem eerst versierdeGa naar voetnoot151
Mer die coe piste hem in sijn ooghe
Van quaetheden hem sijn ooren gloeyden
Hi wilde wel sijn int wout van ypenGa naar voetnoot154
155[regelnummer]
Die schapen bleetten / die calveren loeyden
Die vercken knorden / die hanen riepen
Die kiecken cabbelden / die gansen liepenGa naar voetnoot157
| |
[pagina 47]
| |
Die geyten bestonden luyde te bleeteneGa naar voetnoot158
Si ontspronghen die eerstwerf sliepen
160[regelnummer]
Hi bestont water ende bloet te sweetene
Van roepene wert hi met allen heeschGa naar voetnoot161
Hi vloecte die hem riet den coopGa naar voetnoot162
Dat kint lach vast in die wieghe en creesch
Die beesten ghebeerden al over hoopGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
Met dien dat hi ter wieghen sloop
So waster al vuyl / hi soude hem rasschenGa naar voetnoot166
Ter rivieren waert nam hi sinen loopGa naar voetnoot167
Hi meende hi soude die sletteren wasschen
Int water daer hi die doecxkens stack
170[regelnummer]
Hi peysde hi sout noch wel doornemenGa naar voetnoot170
Maer eer hi sijn mouwen opwaerts rrack
Die riviere had die sletterkens henenGa naar voetnoot172
Doen ghinc hi van quaetheyt sitten stenenGa naar voetnoot173
Van gramscappen begonst hem dbloet te verwermenGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Aenden oever ghinc hi sitten weenen [Blv]
Peynsende en track sijn mouwen over sijn armenGa naar voetnoot176
Dus dralende ghinct vast over noeneGa naar voetnoot177
Int eynde so is hi thuys ghegaen
Daer vant hi so veel dincx te doene
180[regelnummer]
Hi en wist waer eerst sijn hant aenstekenGa naar voetnoot180
En daer en was niet met allen ghedaenGa naar voetnoot181
Treesch al dat leefde groot en cleeneGa naar voetnoot182
| |
[pagina 48]
| |
Doen liet hijt deen metten anderen staenGa naar voetnoot183
Hi en payede niet dan tkint alleeneGa naar voetnoot184
185[regelnummer]
Dus bleef hi onsalichste van alle mannen
Versuft int werc / hoort goede vrient
Die vrouwen ghinghen die peerden uut spannen
Hen docht dat si hadden den cost verdient
Si waren blijde ende wel ghesint
190[regelnummer]
Om metten tanden te weven webbenGa naar voetnoot190
Djoncwijf sprac / tis hier seer ontsintGa naar voetnoot191
Hoe moghent die mans bedreven hebben
Djoncwijf sey wat mogen dye mans hebben geplegentGa naar voetnoot193
Hier is certeyn wat sots gheschietGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
Hier en is huys noch hof ghehegentGa naar voetnoot195
Het staeter al waerter al vol ramotsGa naar voetnoot196
Ghi gaeft hem seker te veel ghebotsGa naar voetnoot197
Waer is hi / ic en hoor hem kicken noch spreken
Wa kinder sey hi / bi die moeder Gods
200[regelnummer]
Ic en wiste waer eerste die hant aensteken
Men mach eenen man niet beter verbeenenGa naar voetnoot201
Dan sulcken last te gheven als ghi mi boot [B2r]Ga naar voetnoot202
Die kieckenen kakelden / het kint ghinc weenen
Die beesten liepen al verwoetGa naar voetnoot204
205[regelnummer]
My dochte dat ick in alle verdriet stontGa naar voetnoot205
Ic en wiste / noch voor / noch achter te treden
Die sletterkens te wasschen docht mi goet
Mer twater heeftse wech ghedreven
Ick en heb ghemolcken / ghekernt / noch ghebacken
| |
[pagina 49]
| |
210[regelnummer]
Noch swijnen / noch gansen / noch kieckenen beleetGa naar voetnoot210
En noch meer al soudy mi die nuese af snackenGa naar voetnoot211
Ic en hebbe teten noch drincken bereet
Ghi sijt een abel man god weet
Sprack die vrouwe ghi hadt so veel bedrijfsGa naar voetnoot214
215[regelnummer]
Het scheen na uwen woorden breetGa naar voetnoot215
Ghi soudt meer doen dan seven wijfs
Veel wercx schijnt licht in smenschen ooghen
Mer in labueren vintment swaerGa naar voetnoot218
Tis recht dat ick hier schaemte moet ghedooghenGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
Want ick hebt verdient voorwaer
Al mochtick leven thien duysent jaerGa naar voetnoot221
Dijns wercx blijve ick voortaen onberoert
Doet so ghi ghedaen hebt / voor en naer
Want tot u werck ben ick niet meer becoertGa naar voetnoot224
225[regelnummer]
Doen sprac die vrouwe met sinne ghelijcGa naar voetnoot225
God danck / wi hebben den prijs ghewonnen
Ic segt u claerlijc / tis onmoghelijck
Mans te doen dat vrouwen connenGa naar voetnoot228
Nemmermeer en is den rocken ghesponnen
230[regelnummer]
Een goet wijf en sal gheenen tijt ledich sijn
Naer deen werc heeftse dander begonnen [B2v]
Dus en moeyt u niet wildy vredich sijnGa naar voetnoot232
Ghetrouwelijck om niemant te verdoveneGa naar voetnoot233
Merct in een huys daer eenich last isGa naar voetnoot234
235[regelnummer]
Tis seer wonderlijck te ghelovene
[........]Ga naar voetnoot236
| |
[pagina 50]
| |
Dwerck te doen daer een vrouwe op ghepast is
[........]
Weder een vrient / weert / gast is
240[regelnummer]
Daer en is gheen wijsheyt in te mercken
Dauctoor.
Een propoost van mijnen woordenGa naar voetnoot241
Al daer mijn eerste theme op roeydeGa naar voetnoot242
Al die werelt bleef in accoordeGa naar voetnoot243
Dat hem elck metten sinen moeydeGa naar voetnoot244
245[regelnummer]
Mer tgroeyt dat over duysent jaer groeyde
Tis veel te spade om daer te cloppeneGa naar voetnoot246
Doch wildick dat dit gedichtken vloeydeGa naar voetnoot247
Om den hinnentaster den mont te stoppeneGa naar voetnoot248
Redene seyt / wie rust begheertGa naar voetnoot249
250[regelnummer]
Ontverre hem van veel onderwints danGa naar voetnoot250
Oneerlijck ist oock mede / ende het deertGa naar voetnoot251
Wee hem dies niet gelaten en can
Eer ick dat leyde te wercken anGa naar voetnoot253
Ruerden alle mijn sinnen tot deser juechtGa naar voetnoot254
255[regelnummer]
Elck die den vrouwen eere ganGa naar voetnoot255
Wensch ick solaes / en volle vruechtGa naar voetnoot256
En namaels met God te sijn verhuecht
AMEN
| |
[pagina 51]
| |
[Anthonis de Roovere? f. B3r-Clv]
Vanden Jonghen Vrijer Ende vanden ghehouden man Een schoon speelken. Ga naar voetnoot+ [houtsnede: links een jonge man, rechts een oude man.] [B3v] [links van de tekst, over 16 regels, een houtsnede: jonge man (identiek aan die op de houtsnede op f. B3r)] ¶ Dbeclagen des gehouden mans. OCh wat makic ghehout / ick schamel blutsGa naar voetnoot1
Ick moeste oock vrijen / en dragen die mutsGa naar voetnoot2
Ten dansse / ten spele met grooten bedrijfGa naar voetnoot3
Ay lacen / wacharmen / nu heb ic oock een wijf
5[regelnummer]
Die weelde en condick nyet langer verdraghen
Dbedruct mijn herte so swaer als loot
Maer ic en bepeynsdens niet / die liefde was grootGa naar voetnoot7
Eylacen nu ist te mijnent al rut en poverGa naar voetnoot8
In sneckers namen wat ghinc mi overGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Mi selven te bedroeven eer mi God bedroefde
Maer ick en bepeynsdens niet watmen al behoefdeGa naar voetnoot11
Van boter / van kase / van smout / van meleGa naar voetnoot12
En tgaet tonsent al uuten goeden speleGa naar voetnoot13
Nochtans dacht ic siet spay en vroechGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Had ic een wijf ick hadde ghenoech
Dit laten wi ons duncken arme Venus slavenGa naar voetnoot16
Wy ligghen en loopen ende seere draven
So langhe dat wi in darmoede sijn ghetrostGa naar voetnoot18
Ende dan en connen wi nauwe winnen den schamelen costGa naar voetnoot19
| |
[pagina 52]
| |
20[regelnummer]
Ende te voren wast al / iaer thien voor viere schrijvenGa naar voetnoot20
En nu siet nu moetic een arm catijf blijvenGa naar voetnoot21
Alle jaer een kindeken / dit hout mi tondereGa naar voetnoot22
Ende niet daer toe / en wast niet wondereGa naar voetnoot23
Dat icx te voren niet en bedachte [B4r]
25[regelnummer]
Ende dan te ligghen wieghen nacht op nachte
Die kinderen te ligghen wissen / te vagen / te keeren
Ick seg hem diet werc aensaghe / tsoude hem deeren
Darmoede die hier tonsent schuyltGa naar voetnoot28
Deen wil cacken / dander leet en huylt
30[regelnummer]
Dander roept / teyteken gheeft my terenGa naar voetnoot30
Ooc als icker om dencke / ic en cans nyet vergheten
Dwelc ick mi selven hebbe ghedaenGa naar voetnoot32
Tis nu thien gheslaghen ic wil slapen gaenGa naar voetnoot33
Tis last te draghen / ghi weet diet proeftGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Waer een huys vol kinder is / watmen daer behoeft
Die vrijer.
Waer is die liefste si sal na mi waken
Een cusken van haer doet mijn herte verlichten
En ist niet vriendelijck / in liefden te brakenGa naar voetnoot38
Ja consticse dan uut liefden ontschakenGa naar voetnoot39/40
40[regelnummer]
So stont mi met haer veel vruechden.
Waer is die liefste si sal na mi wakenGa naar voetnoot41
Die ghehoude
Och wat heb ic armoeden met desen quade wichtenGa naar voetnoot42
Si en lieten mi niet slapen van alder nacht
Die vrijer singhet.
Mijn liefken heeft mi een cransken brachtGa naar voetnoot44
| |
[pagina 53]
| |
45[regelnummer]
Tis wel recht / ic en canse niet ghelatenGa naar voetnoot45
Die ghehoude.
Och so plach ick ooc te gaen singhen achter stratenGa naar voetnoot46
Maer nu en dervick / ick ben ghedientGa naar voetnoot47
Die weelde wert mi wel uut ghedrevenGa naar voetnoot48
Die onghehoude.
Wat is u vrienr
Die ghehoude.
50[regelnummer]
Ick heb een wijf ghetrour
Die ongehoude.
Een wijf ghetrout [B4v]
Om eens wijfs wille loop ick nacht ende dachGa naar voetnoot52
In liefden verselt.Ga naar voetnoot53
Die ghehoude.
Och ic was ooc eens metter mutsen gequeltGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dat ic ghinc al daverende / dat suldi weten
Als een joncfrouwen hondekenGa naar voetnoot56
Mer na dat ic ghehout was met mijn mondekenGa naar voetnoot57
So was die liefde al vergheten.
Donghehoude.
En hoe quam dat.
Die ghehoude.
60[regelnummer]
Och God hoe wel suldy dat weten
En badt als ghijt proeft / dan aen mijn sprekenGa naar voetnoot61
Magerlijc teten hongherich in die kakenGa naar voetnoot62
Cleenbierken te drincken / te waken / te brakenGa naar voetnoot63
Scimpich / wrimpich / ligghen tonsent thuysGa naar voetnoot64
Donghehoude.
| |
[pagina 54]
| |
65[regelnummer]
Wat ou / wat vreemder abuysGa naar voetnoot65
Sou die liefde hier met verminderen
Die ghehoude.
Jase / en dan te crijghen een huys vol kinderen
Alle jaer een kindeken / wie souts hem verfroyenGa naar voetnoot68
Mijn wijf gaeter nu gelijc eender vuylder sleccoyenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Ende te voren wast een alte gracelijcke spranteGa naar voetnoot70
Ende nu ist een schamel onnoosel danteGa naar voetnoot71
Ghehackelt / becletert besnot / bedropenGa naar voetnoot72
Ic segdy haddy alsulcken sop ghesopenGa naar voetnoot73
Ghi soudt die liefde wel laren drijvenGa naar voetnoot74
Donghehoude.
75[regelnummer]
Ick sal noch in Venus dienste blijvenGa naar voetnoot75
Al sou ick der armoede beclijvenGa naar voetnoot76
Soudick so laten den rooden montGa naar voetnoot77
Dat vriendelijck wesen / die borstkens ront [Clr]
Haer sedighe manieren / haer fier ghelaet
80[regelnummer]
Neen ick nemmermeerGa naar voetnoot80
Die ghehoude.
[houtsnede: links zeer oude man, rechts een jonge vrouw]
Goy ja / dat is een schoon toeverlaetGa naar voetnoot81
Gaetter af eten vanden schoonen aensichtenGa naar voetnoot82
Al ist nu schoone het verkeert haerder lichtenGa naar voetnoot83
Saechdi dat aenschijn van mijnen wijve
85[regelnummer]
Ick en segs u niet tot eenighen kijveGa naar voetnoot85
Ghi souter u waerlijcx af vereenenGa naar voetnoot86
Si soude u seker een tronye verleenenGa naar voetnoot87/88
| |
[pagina 55]
| |
Ick weet wel ghi liept ter dueren uut
Nochtans siet / twas so lieflijcke bruyt
90[regelnummer]
Si hadde twee borstkens ront ontspronghen
Ende nu hanghense ghelijc twee koetonghen
Nu so seg ick u voortaen
Dat darmoede de liefde doet vergaen.
Die vrijer.
Ende hoe soudick der liefster connen onslaenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Het waer onmogelijck om te spreken [Clv]Ga naar voetnoot95
Van grooter onghenoechten therte sou mi breken.Ga naar voetnoot96
Die ghehoude.
Spieghelt u aen mi hoort mijn ghebreken
En denct op darmoede die ick lijden moet
Ick pleech oock mijn wijf te vrijen bloot
100[regelnummer]
Snachts te rasene / en custen den rinckGa naar voetnoot100
Doort moosgat plach ic te sien / twas een wonder dincGa naar voetnoot101
So dat die kekelen vrosen aen mijn cleerenGa naar voetnoot102
En dit was alder liefste ter eeren
Wat heb ick nu dan tkijcken aen die want
105[regelnummer]
Een ydel schappraye / nyet een penninc in die hantGa naar voetnoot105
Afgesneden van alle goeden ghesellen
Tsheylichsdaechs / en sondaechs boomen gaen tellenGa naar voetnoot107
Als ander ghesellen sitten inder vruechden lastGa naar voetnoot108
Dan sidt ick van grooten hongher en barstGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Dat dede my die liefde al soudese verwoedenGa naar voetnoot110
En ist niet wonder datter dees jongers hem niet voor hoeden
Ende gaen hen verhanghen aen een wijf terstontGa naar voetnoot112
| |
[pagina 56]
| |
En ist ooc niet beter te besorghen eenen montGa naar voetnoot113
Dan acht oft neghen voor te winnen dbroor
115[regelnummer]
Wat segdy daer af ghi Venus man.
Die vrijer.
Tis wonder om hooren u swaer ghespanGa naar voetnoot116
Ghi brenghet therte in swaer versijckeGa naar voetnoot117
Dus wil ic mi beraden eer ick ommekijckeGa naar voetnoot118
Om te sporen na een rijck sonder loghenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Wilt liefde ghedooghen.Ga naar voetnoot120
Daucteur.
Dus ghedaen dat sijt sullen verstaen
Die jonghe ghesellen sijn
Dus wilt ontfaen en in dancke slaen
Die in vruechden sonder quellen sijn
125[regelnummer]
En sonder sorghe in gheen verdriet
En tijts voor u siet. [C2r]
[A85: Anrhonis de Roovere. f. C2r-C4r]
¶ Een ghedinghe van minnen / waer af tvonnisse noch hanget om wijsen int hof van Venus. [houtsnede: een minnegeding, middenin zit een koning ten troon, daaromheen een gezelschap] A Ls alle die ghenuechte was regnerende
Ende alle die werelt was vruecht rapende
So was ic in eenicheden fantaserende
Suchten / ghepeysen / waren mi verknagende
5[regelnummer]
Fantaserende / was mi den vaeck betrapende
Want vaeck is allen natueren verwinnende [C2v]
So dat ick onrustelijc wat werde slapende
Daer mi te droomen wat wert beghinnende
Een droom so wonderlick / wert sijns versinnende
| |
[pagina 57]
| |
10[regelnummer]
My quam te voren in eenen visioene
Dat wi ons alte neerstelijck moeyden
Ick en twee vroukens van reynen doene
Die boven ander in schoonheyt vloeyden
In een cleyn scheepken ter zee waert roeyden
15[regelnummer]
Daer niemant en was dan wi drie
Craken / galeyen daer bi ons vloeyden
En ander schepen een groote partye
Wi hantierden daer alle melodye
Deen van desen schoonen vrouwen
20[regelnummer]
Was daer ick mijn hert toe had ghegeven
En die ick minde op rechte trouwe
Boven al anderen die nu leven
Maer si die in mi dus is verheven
Mint eenen anderen / op mi niet passende
25[regelnummer]
Wat ic haer seyde / ten mocht niet cleven
Dit wetende nochtans / mijn minne wert wassende
En was druck op druck tassende
Dander die mi hielt teender dewarie
Vervulde vrou Venus wercken met caritaten
30[regelnummer]
Si minde / mer het was der eerster contrarie
Want dese mi minde boven maten
Lijf en goet wilde si om mijnent wil laten
Maer therte was te haer waerts niet gheresen
Wat si mi seyde ten mocht nier baten
35[regelnummer]
So dwanck mi die minne der eerster ghepresen
Daer en mach doch mer een int herte wesen
Doen wi daer waren vruecht beseffende
Ende menich genuechlijc woordeken sayende
Wert in die zee een onweder opheffende [C3r]
40[regelnummer]
Een storm uuren noortoosten waeyende
Ons schipken wert hellende draeyende
Riemeloos / masteloos / noot meerder dooghen /
Die vroukens werden roepende ende seer onpayende
Ay lacen / daer moest ons vruecht verdrooghen
45[regelnummer]
Want wi die doot saghen voor ons ooghen
Dus hadden wy verloren scheeps gereeschepen
Tschip ginck sonder roer voort
Ick sachter verdrincken meer dan x schepen
Die alle laghen in die zee versmoort
| |
[pagina 58]
| |
50[regelnummer]
Doen rieper een tot mi hoort maet hoort
Tschip is verladen / om verlichten wilt dincken
Ghy zijtter u drie / werpt deene over boort
Oft anders sal tschip ende tvolc versincken
Beter ist een dan al te verdrincken
55[regelnummer]
Droeve was my van dien woorden te moede
Maer die vrouwen en haddens niet verstaen
Dat ic die schoone van vleesch ende van bloede
Over boort sou werpen gaen
Doen was ic met grooten twijfel bevaen
60[regelnummer]
Der welcker ic doen soude des doots verdriet
Maer die mi int herte hadde ghedaen
En ic haer niet verstaghet bediet
Oft ick die minde en si mi niet
Hier op terstont natuere voechde
65[regelnummer]
Ende seide / sout therte so sijn versteent
Te drincken / die u oyt best ghenoechde
Ende die ghi in liefde hebt minne verleent
Boven anderen die leven int herte vereent
Daer u haer schoonheyt heeft inne ghebracht
70[regelnummer]
Ende haer die ghi oock niet en meent
Te minnene noch niet in liefden acht
72[regelnummer]
Te lijve te houden so sidy qualijc bedacht
82[regelnummer]
Natuere daer teghen was arguerende [C3v]
Verdrinct ghi u lief dat is groote onduecht
So wert ghi te lande aresterende
85[regelnummer]
Met eender die u niet en verhuecht
87[regelnummer]
Dan sitty tusschen twee stoelen in dasschen
Als ghi dan peyst om u eerste juecht
Die ghi verdronct inder zee plasschen
90[regelnummer]
So suldy u ooghen met tranen wasschen
Verstandenisse wert daer op replicerende
Verdrinctese die u in minnen heeft gecocht
Als ghi te lande wert aresterende
Dan hebdy een ander zijn lief thuys ghebrocht
95[regelnummer]
Ende daer minne heeft gheknocht
Sal bi u toedoen een ander ghebruycken
Desen druck hebdi dan ghewrocht
Dan denckende dat ghijse deet duycken
Die u beminde / druck sal u ooghen luycken
| |
[pagina 59]
| |
100[regelnummer]
Verdrinc ick haer die mi int herte is cronende
Ende behouse / die ick niet en ben behaghende
So ben ic duecht met onduecht loonende
Ende mijnen vrient met viantschap plagende
Verdrinck ic haer die mi therte is toedraghende
105[regelnummer]
Dwelck mi ongheluck dunct om siene
Dan wert van mi alle vruecht verjaghende
Want lief leedt te doene / is groote pijne
Dan vlie ick dat honich / ende volghe den fenijne
Verdrinck icse / die ick met herten minne
110[regelnummer]
Alle amoreusen sullen mi verspouwen
Segghende / ghi ginct u lief verdrincken
Ende in dye watereren neder douwen
Verdrinck icse die mi mint so sullen my schouwen
Alle vrouwen die draghen een amoreus engien
115[regelnummer]
Mi te minnen sal hen grouwen
En oock van mi sullen si vlien [C4r]
Elck duchtende / desgelijcx sal mi gheschien
Dus staende met twijfel / en sorghen bewest
Dacht in mi een wonderlijck versieren
120[regelnummer]
Verdronck ic mi selven dat waer mi best
So en verwijten mi gheen moordadighe manieren
Neen nochtans wie sout schip bestieren
Vrouwen weeren / is niet weert twee biesen
Ja sonderlinghe / in schips regieren
125[regelnummer]
Dus souden si beyde tlijf moeten verliesen
Van twee quade moetment tbeste kiesen
Ghelijc ii verckens opsteken haer borstelen
Als si om vechten op malcanderen lijcken
Desgelijcx verstandenis en natuere worstelen
130[regelnummer]
In mi mer deen wil den anderen niet wijcken
Met dien quam daer een zeebaer strijcken
132[regelnummer]
Die na ons scheepken nam haren ganc
134[regelnummer]
Dat ic deen werpen sou in swaters stranck
135[regelnummer]
Recht eer ic werp / ic uut mijnen slaep ontspranck
Doen ic ontspronghen was / en wert wackere
Dacht ic wel hoe ic ghevaren was
Dat ick gheploecht had Venus ackere
En dattet niet dan fantasien en waren
| |
[pagina 60]
| |
140[regelnummer]
Doe docht ick / ic sout voort openbaren
Ende den amoreusen overscrijven
Biddende dat si die waerheyt wilden verclaren
Die welcken van desen twee schoonen wijven
144[regelnummer]
Met rechte te lijve soude moghen blijven
145[regelnummer]
Ghi amoreusen int hof van minnen
Gheeft daer op respons wilt u versinnen.
¶ Geprint Tantwerpen op die Camerpoort brugghe / inden schilt van Artoys / By die weduwe van Jacob van Liesveldt.
Voor commentaar, zie Mak 1955, 365-371. De versnummering correspondeert met de daar uitgegeven tekst. | |
Bijlage 3.3: Handschrift KoningHet handschrift Brussel, KB, ii 270 was in de vorige eeuw in bezit van Jac. Koning. Boven de eerste twee gedichten die hierna worden uitgegeven, staan (resp. op f. 24r en 54v) opschriften die nu grotendeels zijn afgesneden en daardoor onleesbaar geworden (zie Jaarboek 1995-1996 p. 51 afb. 1). In de editie kunnen ze daarom niet worden weergegeven. Vermoedelijk bevatten ze de naam van de dichter. In alledrie de gedichten zijn de stokregels in de opeenvolgende strofen onderstreept, terwijl het begin van alle strofen is gemarkeerd door middel van een paragraafteken. De strofen zijn niet van elkaar gescheiden door witregels. In deze uitgave zijn wel witregels ingevoegd; onderstreping van de stokregels en de paragraaftekens zijn weggelaten. In O lievelicste jhesus zijn diverse losse woorden onderstreept, voornamelijk namen en abstracte begrippen. In de uitgave zijn deze onderstrepingen overgenomen. De afkorting ‘xps’ is hier opgelost als ‘Cristus’, al zijn er goede redenen om voor de vorm ‘Xpristus’ te kiezen, aangezien deze in de vijftiende eeuw in West-Vlaanderen zeer gebruikelijk is. In Als ic peinse zijn door de kopiist diverse correcties aangebracht. Zie hiervoor de aantekeningen bij de verzen 19 en 20, 44, 93, 96 en 97. Zie verder over dit gedicht, waarvan sterk van elkaar verschillende versies bestaan, F. Van Vinckenroye, ‘Onbekende gedichten van Anthonis de Roovere?’, in: Spiegel der Letteren 4 (1960), p. 1-23. | |
[pagina 61]
| |
[Cl: auteur onbekend. f. 24r-v] An al dat mijn zin gronden canGa naar voetnoot1
Die weerdich zij mans name
Moet ghelaet toghen als een manGa naar voetnoot3
Om oorboor spien en vrameGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Corrupcie stellen inden banGa naar voetnoot5
Zijn huus bevreet voor blameGa naar voetnoot6
Tgroeyen dwelke god in hem wanGa naar voetnoot7
Dat hijt toot duechden rameGa naar voetnoot8
Wijsheit moet hij hebben dan
10[regelnummer]
Gherechtich haer volghende anGa naar voetnoot10
Die gode es zeere bequameGa naar voetnoot11
Voort eere / vreese / en scame
Staerc met ghetempercheden vryGa naar voetnoot13
Daer claerlic of haut zulke fameGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dats dien mans name werdich zij
Ghelove / hope / ende caritate
Die moeten in hem wonen claer
Ouffenende naer dat hij es van stateGa naar voetnoot18
Hem hebbende ghelijc zijn wederpaerGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Hem voughende puer up redene mateGa naar voetnoot20
Al zijn bedrijf tzij verre of naerGa naar voetnoot21
Warachtich paysivel tzij vrouch of lateGa naar voetnoot22
Een loen daert zijn moer zonder vaerGa naar voetnoot23
| |
[pagina 62]
| |
Zijn woort een zeghel tzij scade of bateGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Een lam in huus een hels up strate
Duecht minnen en hebben al quaet ommaer [24v]Ga naar voetnoot26
Gheen huwelic breken duer licht no zwaer
Hoofsch coel verbeidich tzij verre of bijGa naar voetnoot28
Dies hem dus voucht niet wanckelbaerGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dats die mans name werdich zij
Gode voor al met herten minnen
Vrauwen prijs altijt vermeerenGa naar voetnoot32
Keeren dies haer eere mochte dinnenGa naar voetnoot33
Haers roerende. duechdelic in eerenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Niet zonder wijs voorsien beghinnenGa naar voetnoot35
Ende altoos vroom. om onrecht keerenGa naar voetnoot36
Met trauwen zinen prinche verzinnenGa naar voetnoot37
Ter doodt. gods lachter helpen weerenGa naar voetnoot38
Den viandt de weerelt ende tvleesch verwinnenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Buten sterven. ende leven binnen
Ende voor de doot. hier sterven leeren
Teewighe voor tidelike begheeren
Tlichame kennen der eerden spyGa naar voetnoot43
Ende datten de wormen zullen verteeren
45[regelnummer]
Zulc mans name weerdich zij
Prince ic zoude wel durren zweeren
Naer tplompe verstaen dat es in my
Datmen vele vindens zoude ontbeerenGa naar voetnoot48
Die dus mans name weerdich zij notate bene
| |
[pagina 63]
| |
[B3: Anthonis de Roovere. f. 54v-56r] O lievelicste jhesus ende de goedertierste
De verdraghelicste. ende de ghescoffiersteGa naar voetnoot2
Maertelare daer ye tonghe of spracGa naar voetnoot3
In smerten ontfaende donghemaniersteGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Sturtende voor ons de hooghste de dierste
Ende weertste balseme. an tcrucen dacGa naar voetnoot6
Lof huwer dood. ende dbitterste ghesmacGa naar voetnoot7
Water ende bloed. uut huwer zijden lacGa naar voetnoot8
Soo alle leeraers wel bewisenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Lof uws verrisens. daer al tghemacGa naar voetnoot10
Tgheloove in sluudt. twelc ons ghebracGa naar voetnoot11
Dus moeten u alle tonghen prisenGa naar voetnoot12
Sevene manieren van lieden verrisenGa naar voetnoot13
Gheestelic met hu te paesschen ghepresenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dies biddic u. wilt zoo mijn ziele spisen
Dattic doch een van dien mach wesen
Eerst wie zoo leeft in deertsche plougingheGa naar voetnoot17
Dat in zijn consciencie gheen wrouginghe
En zij beseven van doodliken zondenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Scriftuere orcondet na onser vervougingheGa naar voetnoot20
Want zij met eender zoeter ghenougingheGa naar voetnoot21
Cristum uuten grave verresen vonden
Dwelc hem de inghel heeft ontbondenGa naar voetnoot23
Dien zij up tgraf ten zelven stonden
| |
[pagina 64]
| |
25[regelnummer]
Saghen die zeidem hij en es hier niet
Hij es verresen wilr dit orconden
Uut allen noden. gaet voort vermondenGa naar voetnoot27
Sinen discipelen want hijt ghebiedt
O god hoe wel waer my ghesciedtGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Waren my mijn zonden af ghelesenGa naar voetnoot30
Met huwer ghenaden zoo op my zietGa naar voetnoot31
Dat ic doch een van dien mach wesen [55r]
Die met berauwe zijn beweenende
Huer zonden. ende die afdoende zijn meenendeGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ghelijc van Cristus grave den steen
AJzoo moeten wij ons zijn vercleenendeGa naar voetnoot36
Den steen van zonden puurlic reenendeGa naar voetnoot37
Vanden grave onser consciencie cleenGa naar voetnoot38
Met bitterheden om onse zonden gheweenGa naar voetnoot39/40
40[regelnummer]
Bij marien magdaleenen reen
Die zalve van tranen cristum cochteGa naar voetnoot41
Want zine zeer minde alzoot wel scheen
Dies zij begracijt was alleenGa naar voetnoot43
Naest haer die hem ter werelt brochte
45[regelnummer]
Och oftic zoo beweenen mochteGa naar voetnoot45/46
Mijn zonden. zoo waric wel ghenesen
Ic biddu vader met innigghen ghedochte
Dattic doch een van dien mach wesen
Wie ooc van herten wort ootmoedich
50[regelnummer]
Bij dat cristus ootmoedich bebloedichGa naar voetnoot50
| |
[pagina 65]
| |
Quam tzinen discipelen beslotenre dueren
Aldus zulwij dan zijn voorspoedichGa naar voetnoot52
Met marien salome in minnen gloedichGa naar voetnoot53
Die zalve brochte van groter kuerenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dats devocie hebben tallen huerenGa naar voetnoot55
Op cristus passie ende daer in trueren
Bitterlic om namaels tzoete ghewinnen
Deze zalve en machmen niet bet pueren
Mirre, wieroec. mergh van zoeter gueren
60[regelnummer]
Soccoersende vaste ons crancke zinnenGa naar voetnoot60
Die dus verrisen zij zijn van binnenGa naar voetnoot61/62
Duerscoten met overgaende pesen
Helpt my weerde cueninc der seraphinnen
Dattic doch een van dien mach wesen [55v]
65[regelnummer]
O ziele dit hoghe bestieren vaedtGa naar voetnoot65
Want wie dat hem corregieren laedtGa naar voetnoot66
Van zijnder mesdaet verrijst ooc gheestelic
Excempel der scriftueren antieren raetGa naar voetnoot68
Dus cristus die vul zoeter manieren gaet
70[regelnummer]
Sijnder herten wonde vertooghde feestelic
Thomase die met zinne vulleestelicGa naar voetnoot71
Tgheloove ontfinc vulmaect en keestelicGa naar voetnoot72
Segghende ghij zijt mijn god mijn heere
Dus dan en zulwij niet zijn orreestelicGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Wanneer men ons stelt met woorden tempeestelicGa naar voetnoot75
Maer lident ghedoochsaem tallen keere
O god helpt my doch dat ic leere
| |
[pagina 66]
| |
De bezyen van desen wijngaerde lesenGa naar voetnoot78
Ende gheeft my gracie ic bids u zeere
80[regelnummer]
Dat ic doch een van dien mach wesen
Die zoetheit smaken in cristus lijdenGa naar voetnoot81
Ende daer inne verhueghen ende verbliden
Die hebben een zalich verrisen vorenGa naar voetnoot83
Want cristus naer zijns verrisens tijden
85[regelnummer]
Quam eten vriendelic zonder vermidenGa naar voetnoot85
Met zinen jongheren uutvercoren
Ooc me die gheerne haer zouden verstorenGa naar voetnoot87
Ende dickent den priester die laten hooren
Haer mesdaet met goeder berauwenesse
90[regelnummer]
Dese verrisen als nieuwe gheboren
Ende zullen hier na met gracien versmorenGa naar voetnoot91
Int badt zijns bloets bedauwenesseGa naar voetnoot92
Dat wij vulstaen in goeder betrauwenesseGa naar voetnoot93
Datti zinen dissipelen tooghde om wel ghevenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Dus helpt my vader zonder verflauwenesseGa naar voetnoot95
Dat ic doch een van dien mach wesen [56r]
Lof zijns verrisens diedt al verblijdt heeftGa naar voetnoot97
Dat kersten in de weerelt wijt leeft
Daer daude vaders na hoopten langheGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Lof paeschlam dat zoo groot proffijt gheeft
In huwen verrisene ons jolijt cleeftGa naar voetnoot101
Vulmaect in desen nieuwen zanghe
Doet my verrisen uut desen bedwangheGa naar voetnoot103
Heer god ende in hu oordeel strangheGa naar voetnoot104
| |
[pagina 67]
| |
105[regelnummer]
Tooght my huwe wonden ghenadelic daer
Dattic ontga der helscher slanghe
Ende men my in abrahams scoot ontfanghe
Verrisende int eeuwich ghestadelic jaerGa naar voetnoot108
Den lemmer es groot beladelic zwaerGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Doet my verrisen nu uut desen
Huwe glorie es onversadelic claer
Dat ic doch een van dien mach wesen
[B4: Anthonis de Roovere. f. 64r-65v] Als ic peinse om des tijts onlancheitGa naar voetnoot1
Ende ic ghevoele der natueren crancheitGa naar voetnoot2
Aenziende wat wij brochten ende wij draghen
Als ic duchte der pinen der hellen bedwancheitGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ende ic dan vreese des oordeels strancheitGa naar voetnoot5
Ende ic vinde dat de zonden den mensche plagenGa naar voetnoot6
Als ic minen tijt verloren zie / mach ic wel clagen
Als ic peinse wat ic werde als tlijf vergaetGa naar voetnoot8
Als conscientie mijn herte comt binnen cnaghenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
So mach ic wel weenen voor mine mesdaet
Twij diendic u weerelt venineghe beeste
Ydel glorie heeft my binnen haren foreeste
Verblent dus ben ic verdoolt mesgaenGa naar voetnoot13
Van allen zondaeren ben ic de meeste
15[regelnummer]
Dus legghic ghevallen so zwaer van geeste
Sonder hulpe can ic niet up ghestaen
| |
[pagina 68]
| |
Hoe sal ic mijn ooghen dan durren slaenGa naar voetnoot17
Te gode wert om troest of toeverlaet
20[regelnummer]
Dus mach ic wel weenen voor mine mesdaet
Waer waest dat ic dode ter eerden dede
Waer tooghdic den dorsteghen ontfaermichedeGa naar voetnoot22
Met drancke. waer hebbic den hongheren ghespijst
Waer lostic ghevanghene. waer es de stede [64v]Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Daer ic naecte cleedde of ziecke mede
Visenteerde. waer hebbic den dolenden bewijstGa naar voetnoot26Ga naar voetnoot26/27
Juuste. of ghetoocht daer duecht uut rijst
Den onghetroesten ghegheven comfort of raet
Ach niewers dies my mijn leven afgrijstGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dus mach ic wel weenen voor mine mesdaet
Wee den oeghen begherende alle eertsche dinghen
Wee den zinnen diet met begheerten ontfinghen
Wee den nuese die jonstelic heeft gherokenGa naar voetnoot33
Wee handen die tasten wee voeten die ginghen
35[regelnummer]
Wee vrien wille quaet om bedwinghenGa naar voetnoot35
Twerr al op mijn aerme ziele ghewroken
Wee tonghe die zondelic heeft ghesproken
Wee den hoeren die tonghelijc thoeren ontfaetGa naar voetnoot38
Wee smakeghe ghi hebbet tghebot ghebroken
40[regelnummer]
Dus mach ic wel weenen voor mine mesdaet
Mids ghiericheden liepic in sviants drec
Oec wasic traech nidich gulsich vrec
Vul luxurien met stinckender hoverdien
Noit te vullen belijdende mijn zondich ghebreckGa naar voetnoot44
| |
[pagina 69]
| |
45[regelnummer]
Penitencie versmaet dus ligghic in strecGa naar voetnoot45
Als ballinc uuter glorien heerscapie
Vul corupcie voor gode stinkende als i prieGa naar voetnoot47
Door wondelic hebbic mijn ziele begaetGa naar voetnoot48
Zoe en es niet waerdich tanscauwene gods tresorieGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Dus mach ic wel weenen vor mine mesdaet [65r]
Als redene verstannesse en consciencieGa naar voetnoot51
Van allen minen werken geven sentencieGa naar voetnoot52
So jugieric mi zelven vermalendijt
Maer hope ende ghelove in mijn presencie
55[regelnummer]
Als advocate dan hebbende audiencieGa naar voetnoot55
My segghende god met den sondaere lijt
Welken troest alle wanhope tonder strijtGa naar voetnoot57
Want ontfaermicheit den beker der sonden dwaetGa naar voetnoot58
Maer consciencie en hoeft haer niet ghequijt
60[regelnummer]
Dus mach ic wel weenen voor mine mesdaet
Ic en vinde in my selven gheen excusacie
Ic en moet ter eewegher condempnacieGa naar voetnoot62
Maer hope die staet my bij ter noot
Die my seit maect gheen desperacieGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Want gods ontfaermicheit es een gracie
Op zondaeren dalende uut tsvaders scoot
Dat noyt ter weerelt was sondaere so groot
Die hem bekeerde hij en vant aflaetGa naar voetnoot68
Maer nochtan vreesic de eeweghe doot
70[regelnummer]
Dus mach ic wel weenen voor mine mesdaet
Vermuert hu herte zidi van steeneGa naar voetnoot71
Sent tranen ten ooghen ende zijt in weene
| |
[pagina 70]
| |
Roupt tonghe ghenade god saldi horen
Bidt voor my moeder ende maghet reene
75[regelnummer]
Bidt voor my santen ende santinnen ghemeene
Bidt voor my maertelaers ende confessoren [65 v]
Bidt voor my al themelsch heir vercorenGa naar voetnoot77
Bidt voor my gods inghelen al bem ic quaetGa naar voetnoot78
Och heere zuldy my laten verlorenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
So mach ic wel weenen voor mine mesdaet
O Maria zijt mijn advocate
Al comet twoort uut i sondeghen vateGa naar voetnoot82
Sent gracie dat ic my mach reynen binnenGa naar voetnoot83
Toocht an my u moederlike caritateGa naar voetnoot84
85[regelnummer]
Al commic heere inden wijngaert te late
Laet my doch huere als deerste winnenGa naar voetnoot86
Ach commic te vespertijt om beginnenGa naar voetnoot87
Ic biddu dat ghij my niet of en slaetGa naar voetnoot88
Vliet weerelt ic hebbe u ghedient uut minnen
90[regelnummer]
Dus mach ic wel weenen voor mine mesdaet
O moghentheit des vaders zonder cesseren
O wijsheit des zoons o eewich regneren
O goedertierheit des helichs gheests regentGa naar voetnoot93
Die mijn ziele naer hu wildet figureren
95[regelnummer]
Om dat zij te zamen zauden conquesteren
En vercieren die glorie die es zonder hentGa naar voetnoot96
Ontfermt mijns heere die ziende es blentGa naar voetnoot97
Ende elken die dit dicht leest alsoot staet
En verleent my gracie eer tleven ghescent esGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Dat ic in tijts beweene mine mesdaet nota
| |
[pagina 71]
| |
Bijlage 3.4: Handschrift Jan van StijevoortHet handschrift Berlijn, SPK, ms. germ. 4o 651 dateert uit 1524 en is in Utrecht gekopieerd door de priester Jan van Stijevoort. Vrijwel alle gedichten in het handschrift hebben een dubbel opschrift: na Refereyn en een witregel volgt de stokregel van het betreffende refrein. In het handschrift beginnen de oneven verzen veelal met een kapitaal, terwijl de even verzen in onderkast beginnen. In de editie beginnen alle verzen met een kapitaal. De weergave van de slotstrofe in deze editie wijkt af van de weergave in het handschrift. Daar is het acrostichon niet gemarkeerd en dus slecht herkenbaar. Hier wordt het acrostichon zo weergegeven dat het in een oogopslag zichtbaar is.
[B2: Anthonis de Roovere. f. 152v-157v] Refereyn Loff ghebenedide Jesus van nazarene
O gloriose name groot onendelickGa naar voetnoot1
Voer wien dat bevende is al die helsche cracht [153r]
Daer der menschen sinnen in scouwen blindelickGa naar voetnoot3
Ende daer dewighe glorie meest op achtGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Weest verghevende my arme sondige drachtGa naar voetnoot5
Dat ick uwen heylighen name derf bestaenGa naar voetnoot6
De welcke also moghende syt inder macht
Dat ghij hemel ende erde moecht doen vergaen
Mer warachtighe scrifture doet mij vermaen
10[regelnummer]
U soete ghenade is sonder grondenGa naar voetnoot10
Dus bescaemdelic noemick u als onderdaen
Wien dat benedictie doen allen mondenGa naar voetnoot12
Sulcken naem van crachten en was nije gevondenGa naar voetnoot13
| |
[pagina 72]
| |
Dies segick mit monde / mit herten ghemeeneGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Lof ghebenedide Jhesus van nazarene
Uwen name vader is also moeghende
Dat hy der hellen begryp te boven vlietGa naar voetnoot17
Die drievoudicheyt isser in verhoeghendeGa naar voetnoot18
Alle heylighen en vonden noyt werders ijetGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Der philozophen boycken en haddens nietGa naar voetnoot20
Dus was haer leringhe bedriechelick alGa naar voetnoot21
Der joden sermonen en wistens niet een rietGa naar voetnoot22
Dus bliven sy verganckelick groot en smal
Die visioenen alder propheten ghetalGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
En hadden te vollen niet uwen soeten name
Voert salomons boyken hoe suver tgescalGa naar voetnoot26
Sy en vonden nye uwen name bequame [153v]
Ende alle der scryvers historien eersame
En vondens nije want hy is veel te crachtich
30[regelnummer]
Lot jesus verlosser behoeder almachtich
Ghelyc die sterre haer voer die sonne vertrectGa naar voetnoot31
Die Lucifer heet aen tchirkels graetGa naar voetnoot32
Ghelyc die donckerhede haer voer tlicht verwectGa naar voetnoot33
Ghelyc die knape synen coninck voer gaet
35[regelnummer]
Ghelyc die figuere voer die waerheyt staetGa naar voetnoot35
Soe hebic gevonden nu Jesussen drie
U soe wel figurerende myn toeverlaetGa naar voetnoot37
Voer wien dat bugende is mynder sielen knije
Mer hoe wonderlic wonder dat ije gheschijeGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Byden drie Jesussen inden tyden voerleden
| |
[pagina 73]
| |
In comparatien en ist nauwe een bijeGa naar voetnoot41/42
Bij u woert gheduerende in ewicheden
Die cracht uws naems heeft tonder ghetreden
Des duvels gevanghenisse by macht alleene
45[regelnummer]
Lof gebenedide Jesus van nazareene
Den eerste Jesus name vol scoons exempels
Diemen heet Josue / uwer macht figureGa naar voetnoot47-50
Dan Jesus Josedech hooch priesters des tempels
Uwer gherechticheyt betekenende puere [154r]
50[regelnummer]
Dan Jesus Sydrach uwer wysheyt natuere
Want ecclesiasticus heeft u ghescreven
Mer hemelsche name dat lydic al duereGa naar voetnoot52
Die figuere en can gheen salicheyt gheven
Uwen name doet alle vianden beven
55[regelnummer]
Hi vernijeut die herten hy ververst die crachten
Hij vergadert de poorsters / hi is troost besevenGa naar voetnoot56
Ende soetheijt in alle salighe ghedachten
O Jesu op niemande en wilick achten
Dan op u die ewelick blyft warachtich
60[regelnummer]
Lof Jesus verlosser behouder almachtich
Ontsprekelijke name lanc sonder lancheyt
Inder diepheit des vaders herte ghesticht
U moghentheyt versterct al onse crancheijtGa naar voetnoot63
U wyshede al ons donckerheyt verlicht
65[regelnummer]
U gratie al onse quaetheyt swichtGa naar voetnoot65
U victorie al onse cattivicheyt claertGa naar voetnoot66
Wiens gloriose minlick aenghesicht
Die ewighe blijscap ons openbaert
Die joden vielen doer uwen name vermaertGa naar voetnoot69
| |
[pagina 74]
| |
70[regelnummer]
Die dode verresen die siecken genasen
Crepel / doof / blint / stom / dul / hoe seer beswaertGa naar voetnoot71
Uwen adem conde hen ghesontheyt in blasen [154v]
In siele / in lyve / wy brosche ghelasenGa naar voetnoot73
Segghen u mitter saligher magdalene
75[regelnummer]
Lof ghebenedide Jesus van nazarene
Wel is uwen naeme die ghebenedytste
Eerst ghevonden byder heyligher triniteytGa naar voetnoot77
Als maria worden was dalder blytste
Heeft haer denghel uwen soeten naem gheseyt
80[regelnummer]
Ende sy heeft hem voert minlyken uut gespreijt
Inder hogher besnydenissen sacrament
Aldus heeft die vader der ewicheijt
Eerst uut ghegeven makende bekentGa naar voetnoot83
Dinghel heeft der werlt ghebrocht present
85[regelnummer]
De moeder beslootse int heylich besnyden
Noyt name in gracien / soe excellent
Hy is mynder sielen / een ewich verblyden
Goedertieren den eyschende tallen tydenGa naar voetnoot88
Vercoelen in allen temptacien smachtichGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Loff Jesus verlosser behouder almachtich
O godlijke olijve suver ende soete
Die de wonden der sondaren ghenesen muecht
Die de penitentem syt sachte als boeteGa naar voetnoot93
Ende claerheyt int donckere / den droeven vruecht
95[regelnummer]
Die den ootmoydighen mit kennisse verhuecht [155r]
Ende den perfecten geeft experientieGa naar voetnoot96
Die ghebrukenisse vander ewigher vruechtGa naar voetnoot97
Wel issmen u sculdich reverentieGa naar voetnoot98
Int berou is uwer ghenaden presentie
| |
[pagina 75]
| |
100[regelnummer]
Ende inder temptatie uwe victorieGa naar voetnoot100
In die meditatie tsverstaents intentieGa naar voetnoot101
Inde oratie smake der glorie
Ende al hevet blyscap in syn memorieGa naar voetnoot103
By uwen name / want soeter noyt gheene
105[regelnummer]
Loff ghebenedide Jesus van nazarene
Uwen machtighen name is soe seer begheerlick
Hy uuttrect tsondaers begherten tot duechdenGa naar voetnoot107
Hy is ghenoechelick geestelick en werlick
Den penitenten vergeeft hy mit vruechdenGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Hij is wonderlick mede want noijt en verhuechdenGa naar voetnoot110
Die contemplative / so seer als in u
Hi is eerlic vader / als juecht der juechden
Want alle geesten des hemels ije ende nuGa naar voetnoot113
En worden nemmermeer van u te lovene scuGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
Want in u sy salighe begheerten smaken
Uwen hoghen name verwermt der sielen gruGa naar voetnoot116
Alle dorstighe condi ghetempert makenGa naar voetnoot117
U geestelyke inghietinghe doet blakenGa naar voetnoot118
Die ziele in soethede rysenden drachtich
120[regelnummer]
Loff Jesus verlosser behouder almachtich [155v]
Lof opperste naem hoghe verleeningheGa naar voetnoot121
Overvlietinghe van jubilacien wijt
Die de viericheyt / der saligher meningheGa naar voetnoot123
Vetticheyt van devocien ghevende syt
125[regelnummer]
Ghij voet soetheyt van consolacien altyt
Gracie van kennisse die inwaert ryse
Ende godlyke verlichtinghe ghebenedijt
| |
[pagina 76]
| |
Een voetsel vander ewigher spijse
Vrede uwen name / op aerde bewijseGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Ende glorie / inden hemel gheduerende
Verlossinghe uut den verlorenen yseGa naar voetnoot131
Die dooden een ewich leven ghebuerendeGa naar voetnoot132
O vader vergeeft my / dat ic bin puerendeGa naar voetnoot133
Soe diepe wiens herte is lacen van steene
135[regelnummer]
Loff ghebenedide Jesus van nazarene
Den hemel verwondert seer ontsprekelickGa naar voetnoot136
By uwer glorien ende jubilacien
Aertryck / valt int verstant ghebrekelickGa naar voetnoot138
By uwer teghenwordigher gracien
140[regelnummer]
Geheel verwondert / al die helsche nacie
By uwer gherechtigher justicie groot
Dus en is tyt / stede / wijle / noch spacieGa naar voetnoot142
Ten heeft in u verwonderen sonder ghenootGa naar voetnoot143
Voert in alle staten die god ije ghebootGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
Behoortmen desen heylighen name te eerene [156r]
Ende in alle steden ende tyden dats bloot
Ende in alle wercken haer lof te vermeereneGa naar voetnoot147
O werde vader pijnt mij doch dit te leereneGa naar voetnoot148
Want in duechden en was ick nye vernachtichGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Loff jesus verlosser / behoeder almachtich
O Jesus uwen name heeft groten merc / anGa naar voetnoot151
Want die glorioeshede en mach niemant vatenGa naar voetnoot152
This den name vanden alder wijsten werckman
Goedertierenste biscop in sonden verlatenGa naar voetnoot154
| |
[pagina 77]
| |
155[regelnummer]
This die rechtverdichste rechter boven maten
Ten ordele / daert al sal bestaen te beveneGa naar voetnoot156
This den name des coninx boven allen staten
Almoeghenste om elcken loon te gheveneGa naar voetnoot158
Jesus vol gracien / name verheveneGa naar voetnoot159-162
160[regelnummer]
Nazarenus / bloyende juecht hantierendeGa naar voetnoot160
Rex vol van caritaten te ewighen levene
Judeorum gode glorificierendeGa naar voetnoot162
Noyt coninck en was / en sal / noch is regierende
Hebbende uwes tytels der specien eeneGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
Loff ghebenedide Jesus van nazareene
In hebreeusche is Jesus u name puere
Ende in griexse soeter soet van verhaleGa naar voetnoot167
In lathijne / salvator hoochste natuereGa naar voetnoot168
Ende verlosser in onser ghemeenre tale [156v]
170[regelnummer]
Och this wel recht dat ic my nu neder daleGa naar voetnoot170
Plat streckende / voort wenende ten voeten dijn
Die int generale ende int specialeGa naar voetnoot172
Ende oec altemale / alleene wout synGa naar voetnoot173
Die behouder vander ermer zielen mijn
175[regelnummer]
Mit sulcken drucke / ende smerte onnaerdichGa naar voetnoot175
Stervende in sulcke bittere scoffirich ghepijnGa naar voetnoot176
Ic en bints niet eens te vermondene werdichGa naar voetnoot177
Doch hebbe tleven van glorien rechtverdich
By uwer confuselyker door onsachtichGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
Lof Jesus behouder verlosser almachtich
| |
[pagina 78]
| |
Elc devoot herte mit reverencienGa naar voetnoot181
Ghebenedijt uwen name om loofs verstijvenGa naar voetnoot182
Ghi hielt de weduwen in continencienGa naar voetnoot183
Hij dede den maechdekens suver blijven
185[regelnummer]
Hy dede den confessoren bedrijven
Scerpe abstinencie bidden en lesenGa naar voetnoot186
Hy dede den martelaren al ontlijvenGa naar voetnoot187
Hy dede den gehuden gherechtich wesenGa naar voetnoot188
Alle der enghelen choren verblyden in desenGa naar voetnoot189Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Darchangelen en bootscapen gheen meerder mareGa naar voetnoot190
Hi is boven virtuten / miraculen ghepresenGa naar voetnoot191
Der potestaten macht buycht al voer haer [157r]Ga naar voetnoot192
Der principaten hoocheijt / looft openbaer
Der dominacien licht / hoet hy van weeneGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
Lof ghebenedide Jesus van nazarene
De thronen daer oeck die godlyke jonsten
Duerwonnest en moghe uws loofs versadenGa naar voetnoot197
Die cherubinnen vol hemelscher consten
Onendelick in uwer glorien wadenGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
De cheraphinnen die vierlick bradenGa naar voetnoot200
Inder godlyker caritaten en minnen
Singhen ghedurich lof Jesus vol ghenadenGa naar voetnoot202
Ghesontmaker alder quelende sinnenGa naar voetnoot203
Ende maria trooster alder troosterinnen
| |
[pagina 79]
| |
205[regelnummer]
Looft hertelick / uwen name vercoren
Wies menschelyke borsten om ons ghewinnenGa naar voetnoot206
Die godlike lippen soechde hier voren
Dies alle menschen wel moghen orborenGa naar voetnoot208
Dies hemel en aerde u seyt bedachtichGa naar voetnoot209
210[regelnummer]
Lof Jesus verlosser behouder almachtich
Prinche
O minlyke jesus hier mede een oorlof
Die soethede syt boven allen rokenGa naar voetnoot212
Neemt mynder crancheden genadich restoor ofGa naar voetnoot213/214
Hebick te vele of te luttel ghesproken
215[regelnummer]
Voert Recommendeer ic u hier in belokenGa naar voetnoot215Ga naar voetnoot215-217
Hem die Ootmoedelic dit lof sal spreken [157v]
Ende Onghecorrumpeert laet ende onghebrokenGa naar voetnoot217
Wilt Vierich in uwer minnen ontstekenGa naar voetnoot218
Alsoot Es ende claerlick heeft gheblekenGa naar voetnoot219ev.
220[regelnummer]
Aenden Reynen Ignacius u heylich sant
In wiens Edel herte puer onbeswekenGa naar voetnoot221
Mit fynen gouden letteren men Jesus vant
Ja in welc stuxken gescerft o precioes brantGa naar voetnoot223
Geeft my ootmoedicheyt my kennende cleene
225[regelnummer]
Loff ghebenedide jesus van nazareeneGa naar voetnoot225
| |
[pagina 80]
| |
Bijlage 3.5: Handschrift Jan MichielsHandschrift Den Haag, KB, 71 E 57 is omstreeks 1600 te Brussel geschreven door Jan Michiels. In een later stadium heeft hij correcties aangebracht. Deze correcties zijn in de editie verantwoord. In Soe wie hem selven zijn er correcties in de verzen 9, 10, 34, 37, 41, 69 en na 72; in Hy die sonder beghin in de verzen 11, 13, 26, 30, 41, 46, 50, 72 en 75; in Ten esgheen swyn in de verzen 11, 27 en 58. In Soe wie hem selven en in Hy die sonder beghin heeft de kopiist Godt, Godts etcetera met een kapitaal geschreven, behalve in de verzen Soe wie hem selven 5, 11, 31-35 en 51 en Hy die sonder beghin 12 en 25. In de editie is in al deze gevallen een kapitaal gebruikt.
[C5: Petrus Maes. f. 123v-124v]
Refereyn
Soe wie hem selven wel kennen sal
Die moet ten iersten Godt leeren kinnen
Want Godt leeren kennen boven al
Dat es eenen toeganck der minnen
5[regelnummer]
Gelyck Godts vreese is ter herten binnen
Beghinsele van alle wysheyt verheven
Wie Godt leert kennen mach kennisse winnen
Synsselffs / dit vindick claerlyck bescrevenGa naar voetnoot8
Uuyt Gode wordt ons alle kennisse gegeven [124r]Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ende wie hem selven kendt houdt Godts gebotGa naar voetnoot10
Kent u selven dan deur een Goddelyck levenGa naar voetnoot11
Och kent u selven soo kent u Godt
Kent u selven want sulken kennisse
Doet oytmoedicheyt en vreese Godts groeyen
15[regelnummer]
Ombekentheyt onsselffs dats een schennisse
Die veel stinckende hoverdyen doet bloeyenGa naar voetnoot16
Ombekensaemheyt Godts doet in elcken vloeyenGa naar voetnoot17
Die vermaledyde desperatie
| |
[pagina 81]
| |
O mensche en laet u dan nyet vernoeyenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
U selven te kennen in elcker spatie
Kent u selven tes een groote gratie
Kent u selven ghy cryght der vreughden lotGa naar voetnoot22
Kendt u selven arme sondighe natieGa naar voetnoot23
Kent u selven soe kendt u Godt
25[regelnummer]
Kendt Godts hoocheyt kent u selffs onweerdicheyt.
Kent u leven kent u doots certeynicheytGa naar voetnoot26
Kent Godts oytmoedicheyt kent u hoverdicheyt
Kent Godts heylicheyt kent u vileynicheyt
Kent Godts deught kent u selffs onreynicheyt
30[regelnummer]
Kent Godts lieffde kent u selffs leetheytGa naar voetnoot30
Kent Godts mogentheyt kent u selffs cleynicheytGa naar voetnoot31
Kent Godts sachtmoedicheyt kent u selffs wreetheyt
Kent Godts wijsheyt kent u sotte breetheytGa naar voetnoot33
Kent Godts ontfermherticheyt houdt syn gebotGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Kendt Godts rechrverdicheyt kent u ombescheetheytGa naar voetnoot35
Och kent u selven soe kendt u Godt
Wildij gekent syn ter tafelen ons heerenGa naar voetnoot37
Kent v een beeste wien broot gebrack
Kent v seluen altyt onnut / met eerenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Den heere tontfaen onder u dack
Kent uwen sterffelijcken brooschen sack [124v]Ga naar voetnoot41
Die minste altoos waer dat ghy syt
Kent u soe die verloren sone sprack
Misdadich / heyst genade sonder respytGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Kent toch uwen verloren tytGa naar voetnoot45
Loopt om te syne int hoochste slotGa naar voetnoot46
| |
[pagina 82]
| |
Kent u catyvicheyt ter werelt wytGa naar voetnoot47
Kent u selven soo kent u Godt
Kent u selven erm eertsche wormkens
50[regelnummer]
Kent u selven van slyme gewrochtGa naar voetnoot50
Kent u selven Godts belde Godts vormkensGa naar voetnoot51
Kent u selven soe sydy wel bedochtGa naar voetnoot52
Kent u selven een dierbaer peerle gecocht
Daer dopperste coopman om gaff al tsyneGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Kent u selven schaepken weder gebrocht
Dat verloren was inde wilde woestyne
Kent u selven een broossche mijneGa naar voetnoot57
Heden vast staende morghen verrotGa naar voetnoot58
Kent u selven en vreest deeuwige pijne
60[regelnummer]
Kent u selven soo kent u Godt
Prince pynt geerfft te syne int paradysGa naar voetnoot61
En doet u bruylofts cleederen aene
Tes noot leef als die maeghdekens wysGa naar voetnoot63
Reyn olie in u lampen te ontfaene
65[regelnummer]
Vreest u voor dbyl tis geheven te slaene
Stort uuyt u droesseme vaet nyeuwen dranck
Maeckt u rekeninghe voorden heere te gaeneGa naar voetnoot67
Aerbeyt om loone sulck werck sulck danckGa naar voetnoot68
Elck pyne hem te gaene den rechten ganckGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Slaept nyet wacht u voorden dieff int cot
Kent u gebreken liever corts dan lanckGa naar voetnoot71
Och kent u selven soe kent u Godt / finis per RoovereGa naar voetnootna 72
| |
[pagina 83]
| |
[A57: Anthonis de Roovere. f. 157r-158r] RefereynGa naar voetnoot+
Hy die sonder beghin van allet beghinnen
Es oirspronck wortel en fondament
Mach wel weerdich syn om te beminnen
Hy gheeft troost vreught ende blyschap sonder ent
5[regelnummer]
Wie hem mindt rycke arm dooff of blendt
Daer en slaet nyemant van trooste swycke
Hy es den vasten hoecksteen van tfirmament
Noyt in lieffden gevonden zyns gelycke
De lieffde bracht Godt op aertrycke
10[regelnummer]
Om boeten dongehoorsaemheyt syns gebots
Wyen sullen wy dan minnen broosch van slyckeGa naar voetnoot11
Dan Godt in des werelts wycke
Want tis al verganckelyck sonder de lieffde GoidtsGa naar voetnoot13
Merct wat weerlycke minnaers voertyts verworven
15[regelnummer]
Merct wat Eneas Dido Jacob ende Rachel gewonnen
Philis ende Silla die beyde van minne storven
Pasyfe die dochter was vander sonnen
Paris tot Helena vurich doirronnen
Floris tot Blancefleur edelyck besneden
20[regelnummer]
Wat dede Medea Jasons lieffde begonnen
Genoechte werck en loon eest nyet al leden
Waer mogen wy der minnen tyt bat besteden
Dan in Godt want die werelt es vol spots
Salighe minnaers leven eeuwelyck in vreden
25[regelnummer]
Dus mindt int hoochste laet varen beneden
Want tis al verganckelyck sonder die lieffde Godts [157v]
Waer syn ons voorders Adam en dandere
Waer es Salomons wysheyt en Sampsons cracht
Waer es de mogende coninck Alexander
30[regelnummer]
Waer es Neros quaetheyt ovaerdige drachtGa naar voetnoot30
Waer es coninck Cyrus ryckeyt hooge geacht
Waer es Architofel die lichste man beseven
| |
[pagina 84]
| |
Waer is Virgilius conste tis al ick sacht
Waer es Mathusalems langhe leven
35[regelnummer]
Waer es Symon Magus toverye bleven
Waer es Absolons schoonheyt waer es dwyff Loths
Al wech / zy hebben ons heel begeven
Dus macht voerwaer wel syn gescreven
Tis al verganckelyck sonder de lieffde Godts
40[regelnummer]
Waer es Nyeneve berecht my dat
Wyens grootheyt en waer nyet te scryven lichteGa naar voetnoot41
Waer es Carthago die stercke stadt
Waer es van Jerusalem doude gestichte
Waer es Troyen schoon int gesichte
45[regelnummer]
Sterck gefondeert schynende onwyckelyck
Waer es Ilyons palleys van schoon gedichteGa naar voetnoot46
Waer es Colosus statua groot van gewichteGa naar voetnoot47
Waer es Babilonien schoon en ryckelyck
Waer es Babel der torre gemacht practyckelyck
50[regelnummer]
Daer der werckluyden meynen gaff luttel beschotsGa naar voetnoot50
Och tes al wech dus eest dan blyckelyck
Tis al verganckelyck sonder die lieffde Godts
Al dat hier is inde wyde werelt
Hoe schoonen steden hoe stercken casteelen
55[regelnummer]
Schoon huysen schoon cleeren hoe schoon beperelt
Ruighen baggen en goude juweelenGa naar voetnoot56
Waranden rozieren en schoon prieelen [158r]
Eere glorie ende hoocheyt van namen
Venus omhelsen Bacchus morseelenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Schoon mans schoon vrouwen haer schoon lichamen
Van die nu zyn of dyer oyt quamen
En al dat inde werelt es vol ramodtsGa naar voetnoot62
In eenen per dominum alte samenGa naar voetnoot63
| |
[pagina 85]
| |
Tes al verganckelyck sonder die lieffde GodtsGa naar voetnoot64
Prince
65[regelnummer]
Tvergaet al nat drooghe gruen ryp cout en heet
Jaer maent weke dach tyt ende ure
Ecclesiasticus scryffter aff bescheet
Oijck bewyset exempel en figuere
Hoe dierbaren boom fruyt suet of suere
70[regelnummer]
Diamant carbonckel saphir oft corael
Het vergaet al hoe schoon oft hoe puere
Gout silver tin loot ijser en metaelGa naar voetnoot72
De schoonheyt vergaet tvarieert van coleure
Hoe stercke substantie jae yser en stael
75[regelnummer]
Eest const dicht sanck spel binnen oft buyten slotsGa naar voetnoot75
Tcompt al ten eynde en dats myn verhael
78[regelnummer]
Tes al verganckelyck sonder de lieffde Godts finis
[157bisr]
Anderen prince
79[regelnummer]
Men seyt tes leden dat voortyts was
80[regelnummer]
Dat es dat compt dat sal oyck lyen
Maer Godts lieffde blyfft altyt in eenen pas
Synen dieneers tot een ongrondich verblyen
Antechrists persecutie in toecomende tyen
Hoe groot hoe fel tsal al cesseren
85[regelnummer]
Maer die zyn ziele wil bevryen
Die moet hem in Godts lieffde fonderen
Want Lucifer en de zyne sachmen faelgeren
Als zy Godts lieffde lieten arm sots
Dus in hemel in eerde dits myn termineren
90[regelnummer]
Tes al verganckelyck sonder de lieffde Godts finis
| |
[pagina 86]
| |
[C8: auteur onbekend. f. 159r-v] Ten es gheen swyn sonder knorren
Ten es gheen clappaert sonder sprekenGa naar voetnoot2
Ten es gheen mensche sonder verporrenGa naar voetnoot3
Ten es gheen biertap sonder leken
5[regelnummer]
Ten es gheen frisch dansser sonder quekenGa naar voetnoot5
Ten es gheen swygher sonder helenGa naar voetnoot6
Ten es gheen schalck sonder loose trekenGa naar voetnoot7
Ten es gheen dieff sonder stelen
Ten es gheen siecte sonder quelenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ten es gheen vogel sonder vlieghen
Ten es gheen lustich geselschap sonder spelenGa naar voetnoot11
Ten es gheen ontsweren sonder bedrieghenGa naar voetnoot12
Ten es gheen logenaer sonder lieghen
Ten es gheen gheen brouwer sonder draffGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ten es gheen coren sonder caff
Ten es gheen mensche sonder gebreck
Ten es gheen luyaert sonder dralen
Ten es gheen voerwaerde sonder bespreckGa naar voetnoot18
Ten es gheen quitantie sonder betalen
20[regelnummer]
Ten es gheen trecken sonder halen
Ten es gheen vroom vechter sonder moetGa naar voetnoot21
Ten es gheen backer sonder palenGa naar voetnoot22
Ten es gheen straetgangher sonder voetGa naar voetnoot23
Ten es gheen coe sonder roetGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ten es gheen schaep sonder blaten
Ten es gheen ebbe sonder vloet
Ten es gheen gramschap sonder veetenGa naar voetnoot27
| |
[pagina 87]
| |
Ten es gheen bevelen sonder heeten
Ten es gheen kerckhoff sonder graff
30[regelnummer]
Ten es gheen coren sonder caff [159v]
Ten es gheen minne sonder jonste
Ten es gheen pensmerct sonder stofferingheGa naar voetnoot32
Ten es gheen abelheyt sonder consteGa naar voetnoot33
Ten es gheen schole sonder studeringhe
35[regelnummer]
Ten es gheen wonder sonder abuseringheGa naar voetnoot35
Ten es gheen coeckoeck sonder pluymenGa naar voetnoot36
Ten es gheen boerde sonder reguleringeGa naar voetnoot37
[........]Ga naar voetnoot38
Ten es gheen goet bier sonder schuymen
40[regelnummer]
Ten es gheen verdrincken sonder versmorenGa naar voetnoot40
Ten es gheen vluchten sonder ruymenGa naar voetnoot41
Ten es gheen goet man sonder ooren
Ten es gheen peerdtdwingher sonder sporen
Ten es gheen goet springer sonder staff
45[regelnummer]
Ten es gheen coren sonder caff
Prince
Prince al de werelt heeft gebreck inne
Tsy oudt oft jonck arm oft rycke
Eenighe zyn ruyt en plomp van sinneGa naar voetnoot48
Andere syn vol van list ende practycke
50[regelnummer]
Sommige syn alzoet claer blycke
Luy en ledich traech en laffGa naar voetnoot51
52[regelnummer]
Ten es gheen coren sonder caff finis
| |
[pagina 88]
| |
Bijlage 3.6: Handschrift Douai BM 1110Handschrift Douai, BM, 1110 bevat de Excellente cronike van Vlaenderen en is tussen 1485 en 1490 geschreven door Jacob van Male te Sluis en Brugge. De tekst van de kroniek wordt op diverse plaatsen onderbroken met korte gedichten die door de kopiist zijn toegevoegd. Een daarvan is een strofe uit een refrein van De Roovere.
[A62: Anthonis de Roovere. f. 94va] Alle dijnc es den mensche commere
Met grooten screyene wij up ghevoet zijn
Met screyene een cort tijt zijn wij hier ommere
Met screyene moeten wij van hier ghespoet zijn
Dan moer onse aerme ezel ghevoet sijn
Nu slapen nu waken nu eten nu drincken
Nu hitte nu coude. nu wel ghemoet zijn
Nu qualic in thende dood ende stincken
Eist dat wij dan van weldoene mincken
Wee wee so wort onse eeweghe amende
Noch broeders wilt hier by daghe up dincken
Overpeinsende / eer dat de nacht u scende
Ghenouchte der weerelr es druc in thende
|
|