Ten geleide
In het vorige Jaarboek verscheen een uitvoerige bijdrage van J.B. Oosterman waarin de overlevering van het werk van Anthonis de Roovere in kaart werd gebracht. Een overzicht van de aan De Roovere toe te schrijven gedichten en van gedichten afkomstig uit de tijd en de omgeving van de Brugse rederijker volgde in ‘bijlage 1’. In dit Jaarboek geeft Oosterman nu als bijlage 2 en 3 een aantal teksten uit: eerst het voor- en nawerk van de in 1562 verschenen Rethoricale wercken van Anthonis de Roovere en vervolgens zeventien gedichten, waaronder een achttal van De Roovere zelf. Deze uitgave is als een nuttige en belangrijke aanvulling bij de in 1955 door J.J. Mak bezorgde editie van De gedichten van Anthonis de Roovere te beschouwen.
Op 28 november 1553 werd de Brugse drukker Erasmus vander Eecke(n) wegens het drukken en verkopen van ketterse boeken, waaronder ‘refereijnboucxkins’, streng gestraft. Men leze daarover onder meer J. Decaveles De dageraad van de Reformatie in Vlaanderen (1520-1565), deel 1, pp. 224-225 en 337-338. Aan de hand van een tot nu toe onbekend gebleven gerechtelijk onderzoeksdocument laat W.L. Braekman in dit Jaarboek nieuw licht op de activiteiten van de onfortuinlijke drukker schijnen.
Met een niet aflatend enthousiasme is de Groningse theatergroep ‘Marot’ sedert 1990 intensief en creatief met het dramatische erfgoed van de rederijkers in de weer. In de derde en laatste bijdrage die men in dit Jaarboek vindt, doen E Kramer en J. Tersteeg op een hopelijk ook voor anderen aanstekelijke wijze verslag van hun ervaringen met het opvoeren en ‘recontextualiseren’ van het historische Nederlandstalige toneelrepertoire.
Op zaterdag, 12 december 1998 herdacht De Fonteine de 550ste verjaardag van de officiële erkenning van de kamer (op 9 december 1448) door de stad Gent met een colloquium onder de titel ‘Rederijkers in en rond 1448’. De wetenschappelijke bijdragen tot deze viering zullen in het volgende Jaarboek worden gepubliceerd.
De Redactie