Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1985-1986
(1987)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een facsimile en zijn origineel: De Const van Rhetoriken door Werner WaterschootIn mei 1986 bezorgde de ‘Aloude Rhetoryke van den Heylichen Gheest’ met kenspreuk ‘Pax Vobis’ te Oudenaarde een facsimileherdruk van Matthijs de Casteleins De Const van Rhetoriken in een oplage van 250 genummerde exemplaren (te bestellen door storting van 695 BF + verzendingskosten 50 BF (België) of 100 BF (buitenland) op girorekening 000-1530054-73 op naam van Theater Pax Vobis, Diependale 56, B-9700 Oudenaarde). Dit initiatief werd met dank begroet door al wie interesse heeft voor de rederijkersliteratuur, door literair-historici die in de zestiende eeuw werkzaam zijn en door specialisten inzake poëtica: eindelijk is een handboek dat ooit zo invloedrijk wasGa naar voetnoot(1) en ook in de moderne vakbeoefening zo dikwijls geciteerd wordt, binnen het bereik van alle belangstellenden gekomen. Ook de bibliothecarissen van de grote wetenschappelijke bibliotheken zullen opgelucht zijn dat de kostbare originele drukken, waartoe iedereen tot nu toe noodgedwongen zijn toevlucht moest nemen, een periode van rust tegemoet gaan. Het belang van de tekst verantwoordt een nadere beschouwing van de facsimile; tevens bekijk ik de originele druk kritisch: de aard en de mate van typografische zorg die er aan besteed werd, leert ons veel over de visie die men op dit werk had en over de functie die men het toebedeelde; uiteindelijk is deze zorg trou- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
wens verantwoordelijk voor de kwaliteit van de overgeleverde tekstredactie. De moderne lezer moet het wel stellen zonder inleiding; zo weet hij niet van welk exemplaar (of: van welke exemplaren) gefacsimileerd werd. De stempels op f. *** 2r en p. 254 wijzen in de richting van de bibliotheek der Gentse Rijksuniversiteit. Deze bibliotheek bezit drie exemplaren van de eerste druk van De Const van RhetorikenGa naar voetnoot(2) met respectieve signaturen G 235, G 236 en BL 1975. Blijkens de plaats van de stempels is G 235 voor de facsimile uitgekozen - naar het waarom moet men gissen door eliminering. G. 236 bezit nog een oude (eigentijdse?) band in effen kalfsperkament met kleppen; het bindwerk is echter dermate losgekomen dat het geheel een openlegging, als voor facsimilering noodzakelijk, niet zonder grote schade zou doorstaan hebben; bovendien ontbreekt in dit exemplaar katern (eigenlijk blad) P. De nummers G 235 en BL 1975 bezitten meer recente banden: die van BL 1975, in gespikkeld kalfsleer, dateert uit de late zeventiende of vroege achttiende eeuw; G 235 bezit een negentiende-eeuwse band in effen kalfsleer, duidelijk het werk van de Gentse binder F. Duquesne, hoewel niet gesigneerd; bij beide exemplaren is door het danig gebruik de rug aan de scharnieren afgescheurd. Wat ook bij de keuze voor de facsimile kan meegespeeld hebben: G. 235 is het mooiere exemplaar; vooral de titelbladzijde oogt beter dan in BL 1975. Een eerste kwaliteit van de facsimile is, dat het origineel op exact natuurlijke grootte werd gereproduceerd, een eigenschap die men zeker niet in alle dergelijke uitgaven aantreft, en die toch van essentieel belang is om het originele drukwerk te waarderen. Voorts is de reproduktie van de tekst goed geslaagd: de letter komt niet te vet over (een gewoon euvel bij dit procédé) noch is de ene bladzijde opvallend lichter van kleur dan de andere. Wel maakt het zware glanspapier het huidige boekwerk aanzienlijk dikker en veel zwaarder dan het origineel; ook de band is dienovereenkomstig zwaar van stuk - maar hij biedt dan wel het voordeel dat het boekblok er na enige raadpleging niet los in ligt; met een dergelijk loszitten zijn raadplegers van facsimile-uitgaven meer vertrouwd dan hun lief is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
G 235 is in zijn geheel gereproduceerd. Men heeft dus niet om louter esthetische redenen opnamen uit andere exemplaren ingelast - een handelwijze die bij dit type van boek meer voorkomt dan de argeloze lezer vermoedt en die wetenschappelijk strikt af te keuren isGa naar voetnoot(3). Dat wil dan ook zeggen dat de tekst aangeboden wordt zoals die toevallig in dit exemplaar overgeleverd is, met het risico dat in andere exemplaren een meer gecorrigeerde versie wordt aangetroffen (zie verder onder Correctie). Wie zegt facsimile, zegt retouche. Op de titelbladzijde werden weggewerkt: het bibliotheekstempel en de dito signatuur, evenals een oud (negentiende-eeuws?) eigendomsmerk ‘R.M. van Goens’. Samen met enkele probationes pennae verdween het bibliotheekstempel op de slotpagina, maar dit stempel bleef staan op f. *** 2r, * 4r, p. 9, blad P, p. 254. Weggeretoucheerd werd verder een twintigste-eeuwse inktvlek op p. 156. Exemplaar G 235 is helaas ooit in de handen gevallen van een belangstellende die tijdens het lezen om voor mij onnaspeurbare redenen tegelijk een lijmpot hanteerde, met als gevolg: tekstverlies op p. 56, 86 (het ontbrekende aldaar kleeft aan p. 87!), p. 124, 142 (met als resultaat een gat op dezelfde hoogte in p. 143). Op p. 212, r. 23 staat na ‘zede’ in het origineel een slechts zeer licht geïnkte komma; in de facsimile ontbreekt die geheel. Een heel andere kwestie is: waarom is thans de editio princeps van 1555 uitgegeven en niet een van de latere drukken? De drukker, Jan Cauweel, stelt weliswaar: Voorts, als angaende van der Orthographien, ofte Spellijnghen, die wy ... hebben gheobserveerd, weett (Beminde Lezer) dat wy daer inne ghevolghd hebben de proper Copie gheschreven by der hand van onzen Autheur Castelein: emmer, alzo naer, ende ghetrauwelicken alst ons moghelicken es gheweest van doene: volghende ooc der naernstigher bede vanden persoon die ons de zelve Copie ter hand ghedaen heeft (p. 253). Maar daartegenover heet het in de derde druk, op naam van Ghileyn Manilius te Gent: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beminde Leser, wy hebben hier by een vergadert, zoo veel alst moghelick is gheweest te cryghen, van Casteleyns wercken, derdewerf neerstelicken overzien ende verbetert (dwelck zom zeer mishandelt ende incorrect was) ...Ga naar voetnoot(4) Volgens mej. S. IansenGa naar voetnoot(5) is de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende drukken onderzocht in de dissertatie van R. Claeys over De Const van Rhetoriken, maar deze studie is nooit gepubliceerd. Adhuc sub judice lis est.
*** | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
TitelpaginaGa naar voetnoot(6)DE / CONST VAN RHE- / TORIKEN, ALLEN ANCOMMERS / ende Beminders der zeluer, een zonderlijngh Ex / emplaer ende leerende Voorbeeld, niet alleen in allen / Soorten ende Snéden van dichte, nemaer ooc, in alles / dat der Edelder Const van Poësien competeert ende ancleeft. / Nu eerst-mael uutghesteld in dichte, by wilent / Heer Matthijs de Castelein, Priester, / ende excellent Poëte Moderne. [drukkersmerk] TE GHENDT. / § By lan Cauweel, thaluer donderstrate inde- Cau / we, oft op den houck vander hooghpoort / euen den Iinghele. Anno.M.D. LV. / MET KEI. PRIVILEGE. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Collatie8o: *** 8*4 A-O8 PQ-R8, 141 f. P is een uitslaand blad met de tekst van het Schaeckberd (zetspiegel: 163 × 136 mm). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sprekende hoofdregelsHet hele boek is voorzien van sprekende hoofdregels. De tekst is telkens zo verdeeld dat binnen een opening een doorlopende formule ontstaat. Deze regels sluiten nauw aan bij de onderstaande tekst. Bij het eerste, theoretische gedeelte van het werk hoort de formule ‘De Const, / van Rethoriken.’; op de bladzijden, die gedichten ter illustratie van de theorie bevatten, worden de soor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten verzen in detail onderscheiden: ‘Ghemeene baladen, / van achten.’ (p. 72-73), ‘Balladen, / ghecruuste.’ (p. 76-77). Een ogenschijnlijke anomalie treft men aan binnen de openingen p. 66-67 en 70-71, waar de sprekende hoofdregels luiden: ‘De Const, / Baladen,’. Toch is hier geen fout begaan: de bladzijden met hoofding ‘De Const,’ bevatten hoofdzakelijk (p. 66) of uitsluitend (p. 70) theoretische strofen; de bladzijden met paginatitel ‘Baladen,’ (p. 67 en 71) zijn inderdaad exclusief daaraan gewijd. Een analoog geval komt voor in de opening p. 112-113 ‘Baladen van VIII. / van Rethoriken.’: p. 112 telt drie baladestrofen, p. 113 slechts één dergelijke baladestrofe naast twee theoretische strofen, die dus de meerderheid vormen. Het spiegelbeeld hiervan treft men aan in de onmiddellijk volgende opening p. 114-115 ‘De Const, / van neghenen.’: p. 114 zet het theoretisch gedeelte van p. 113 verder, p. 115 brengt balladen van negen verzen. Er is stelselmatig de hand aan gehouden dat per individuele bladzijde een passende sprekende hoofdregel ingelast werd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Signaturen en pagineringSignaturen: $ 4 (- * 1) met dien verstande:
De signaturen zijn gezet in hetzelfde lettertype als de laatste bovenstaande regel (enige uitzondering: p. 165, maar daar is die regel een titel). Paginering: het boek is gepagineerd van f. Alr (1) tot f. O8v (224) en van f. Qlr (225) tot f. R7v (254). Deze paginering is voor zestiende-eeuwse begrippen merkwaardig correct. Blad P werd niet meegeteld; f. R6r (houtsnede) heeft sprekende hoofdregel noch paginering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
CustodenGeen custoden binnen het voorwerk tussen octrooi (f. *** lv) en het woord vooraf van de drukker (f*** 2r), tussen het lofdicht van Hendrik van den Keere (f*** 3v) en de inhoudstafel (f *** 4r), tussen het einde hiervan (f. * 2v) en de errata (f. *3r), tussen het Latijnse lofdicht (f. * 3v) en het vers ‘Tot den Lezer’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(f. * 4r). Katern * die als laatste van het hele werk ontstaan is, vertoont naast deze niet consistente mate van signeren nog andere trekken van kunst- en vliegwerk, zoals het uitsmeren van het einde van de inhoudstafel (f. * 2v) en het inlassen van ‘Tot den Lezer’ (f. * 4r) uit pure horror vacui. En of de houtsnede op f. * 4v, die reeds daarvóór afgedrukt was op f. R6r, van bij het begin voorzien werd voor f. * 4v, is aan twijfel onderhevig. Geen custoden op p. 224 (hierna komt P dat buiten het gewone zetwerk valt), op p. 246 (als sluitstuk van de eigenlijke tekst opgevat?) en op p. 250 (op p. 251 volgt de houtsnede). Een aantal varianten in de spelling van de custode tegenover het volgende woord zijn veroorzaakt door inwinnen in de aangekondigde regel: f. *** 2r-v Ende En̅; p. 16-17 Vant Vāt; p. 147-148 Ick Ic; p. 151-152 Den Dĕ p. 200-201 Dan Dā; p. 207-208 Schon-Schōcken; p. 216-217 Ende En̅. Drie keer is de custode foutief: p. 32-33 Ingaen-Angaende; p. 54-55 Den De; p. 141-142 Al Als. In de resterende gevallen kan men enkel het verschil in spelling vaststellen: p. 48-49 Vvild Vvilt; p. 126-127 Seghd Segt; p. 159-160 Lof, Lof; p. 166-167 Och Ogh; p. 184-185 Tdriin - Tdriincken. Een speciaal geval vormen de custoden p. 63 Ande- (p. 64 Andere), p. 114 Blom (p. 115 Blomme), p. 140 Refe. (p. 141 Referein): als algemene regel heeft de custode hetzelfde lettertype als het woord dat zij aankondigtGa naar voetnoot(7). In de drie hier aangestipte gevallen wordt daarvan afgeweken. De signatuur heeft dezelfde lettersoort als de voorgaande regel; aangezien de custode zich daarentegen naar de volgende regel richt, verschilt het lettertype van deze twee elementen soms, hoewel zij op dezelfde zetregel voorkomen: p. 69, 97, 135. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
LettertypeGa naar voetnoot(8)Romein:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Italiek:
Rand in arabesk: 72 × 17 mm. Bloem, driebladig: 2,5 mm. Asterisk, vijfpuntig: 1,8 mm. Rubriekteken: 3 mm. Hand: 3 mm. Zetspiegel: 112 (121) × 74 mm (het getal tussen haakjes rekent ook de sprekende hoofdregels en signaturen/custoden mee). Voor het zetten van de inhoudstafel bleek Cauweel een te kleine voorraad aan cijfers te bezitten: zo moest hij in de buitenvorm op f. *** 8v de getallen weergeven met romeinse cijfers - duidelijk een noodoplossing, die precies in een inhoudsopgave als weinig praktisch overkomt; in de binnenvorm is hetzelfde procédé aangewend voor twee naast elkaar liggende bladzijden: f. *** 7v en *** 8r. Is deze binnenvorm - wat normaal zou geweest zijn - eerst gezet, en zijn daarbij veiligheidshalve twee bladzijden in romeinse cijfers voorzien, waarna bleek dat men voor de buitenvorm met één dergelijke aangepaste pagina kon volstaan? Zowel het geringe aantal corpsen - drie! - waarover Cauweel beschikt als zijn manifest onvoldoende voorraad aan cijfers schijnen in tegenspraak met de stelling van F. Vanderhaeghen in zijn Bibliographie gantoise: Ce typographe [d.i. Cauweel] nous paraît être le successeur immédiat de Josse Lambrecht... En outre, la plupart des caractères et des vignettes de Cauweel et ceux de son illustre devancier sont les mêmesGa naar voetnoot(9). Dit lijkt mij wel te apodictisch geformuleerd. Slechts in één later door Cauweel gedrukt werk, Van der ketivigheit der mensche- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
licker naturen (1556), een vertaling door de Oudenaardse rederijker Andries van der Meulen van De miseria humanae conditionis, een traktaat van paus Innocentius III, heb ik lettermateriaal aangetroffen dat zonder twijfel van Joos Lambrecht afkomstig is. Tijdens zijn beginperiode had Cauweel m.i. niet de beschikking over Lambrechts typografisch materiaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lay-outDe lay-out is bewust modern gehoudenGa naar voetnoot(10). De lezers, die aan teksten in textura gewoon zijn en tegen deze nieuwmodische combinatie van italiek en romein zouden mopperen, worden door Cauweel in zijn ‘Waerschuwijnghe’ afgestraft: Hoe wel, wy en twijffelen niet, ofte men zalder eenighe vinden die zegghen zullen, dat zij deze letteren onghewone zijn ende niet en kennen. Den welken wy voor een andwoorde gheven, dat daer lettel belangs an es: want vooorwaer, de ghene die noch zo verde niet ghestudeerd en hebben dat zij deze ofte andere dezerghelijcke letteren connen kennen, die en behouven, zonder faulte, de lecture ende studatie van dezen waerke niet tangane: mids dat onzen Autheur Castelein voor alzulke Blonkaerds, ditte niet gheschreven en heeft (p. 252). Bij dezelfde gelegenheid deelt Cauweel ook mee op welke basis hij de verdeling tussen de corpsen heeft uitgevoerd: ‘Te wetene t'Leerdicht in Cursive, ende d'Exemplaers in Romeine’ (p. 252): italiek dus voor de theoretische strofen en romein voor de voorbeelden. En om het raadplegen van de inhoudstafel zinvoller en vlugger te laten verlopen, heeft Cauweel de theorie-strofen genummerdGa naar voetnoot(11). Wanneer de draad van het betoog weer wordt opgenomen na een min of meer lange reeks van voorbeelden, last hij in de tweede helft van het werk een kopje ‘De Const’ in (p. 136, 218, 241). Tot de laatste katernen beperkt blijft het gebruik van een handje om markante verzen aan te wijzen (p. 187, 249) of om de reeds vermelde kopjes te accentueren (p. 218, 241). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het eerste, meer theoretische deel worden woorden, die als voorbeeld geciteerd worden, in romein gezet te midden van de italieke omgeving (p. 28, 29, 40, 41 e.v.). Als gevallen van moeilijk zetwerk moeten aangewezen worden: de ‘Baladen intricaet’Ga naar voetnoot(12) (p. 222-223) en het ‘Schaeckberd’ (blad P). Al deze elementen: de regelmatige typografie, de verantwoorde verdeling van italiek en romein, de nummering van de strofen, het gebruik van rubriektekens bij het begin van elke strofe, de uitvoerige inhoudstafel en de hiervoor behandelde gedetailleerde en accurate sprekende hoofdregels hangen samen met één bepaald aspect van De Const van Rhetoriken: het werk is duidelijk opgevat als een handboek, een leerboek waarin de lezer vlug en gemakkelijk de gezochte informatie kan en moet terugvinden. Men begrijpt dan ook waarom er blijkbaar extra zorg besteed is aan een correcte paginering: indien deze foutief was, werd raadpleging van de inhoudstafel eerder een bron van ergernis dan een hulpmiddel bij het naslaan. Zoals het handje pas in het laatste gedeelte van het boek aangetroffen wordt, zo is dat ook het geval met de rand in arabesk: die komt voor als bladvulling op p. 148, 223 en op de nog later gedrukte f. *** 3r en * 2v. Hierbij wordt één keer een regelmaat verstoord: op p. 148 en 223 staat de custode op deze bladzijden boven de rand (op f. * 2v staat geen custode), alleen op f. *** 3r staat zij eronder. Een geval van verstrooidheid of was hier een andere zetter aan het werk? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
CorrectieIn de laatst gedrukte katern is op f. * 3r een lijstje ingelast, getiteld: ‘Zommighe fauten aldus te corrigieren’, waarna twaalf gevallen volgen. De reeks besluit met de bede ‘De reste zal den goed-willighen Lezer licht corrigieren’, wat helaas geen louter vrome wens gebleven is. Men stoot bij de lectuur op niet weinig zetfouten, die tot de volgende categorieën kunnen worden gerekend:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze lijst is uitvoerig genoeg. Toch is er correctie op de pers uitgevoerd, maar, naar ik meenGa naar voetnoot(13), slechts sporadisch; tot nu toe is mij maar één geval bekend: op p. 207 r. 1 heeft G 235 (toevallig net het gefacsimileerde exemplaar!) ‘boerd’, wat in G 236 en BL 1975 gecorrigeerd is tot ‘baerd’Ga naar voetnoot(14). Misschien is het geen toeval dat de enige achterhaalde correctie op de pers in een eerste regel aangebracht is: daarop kan de blik des meesters toevallig eerder gevallen zijn dan op een andere, willekeurige regel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
PapierGa naar voetnoot(15)De drie Gentse exemplaren zijn zeer homogeen van samenstelling: in alle katernen is Briquet 12.817 zichtbaar (hoogte van de figuur: 58 mm; afstand tussen de kettinglijnen: 22 mm; aanwezige initialen: M R). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieDe kwaliteit van de druk kan niet onverdeeld hoog aangeslagen worden: als manifest van moderniteit in het rederijkersmilieu voldoet het werk zeker door de toepassing van nieuwe corpsen. Ook aan het handboek-karakter van het werk is voldoende en geslaagde zorg besteed, zoals blijkt uit de aangepaste lay-out. Maar een even essentieel element, de correctie, kon beter zijn. Is Cauweel in tijdnood geraakt, en heeft hij het mankement - dat hij zeer wel beseft heeft - trachten te ondervangen door een - onbevredigend - lijstje errata op de valreep in te lassen? Of rekende hij voor de correctie op ‘den persoon die ons de zelve Copie [van de Const van Rhetoriken] ter hand ghedaen heeft’ (p. 253)? Dat moet dan De Casteleins zoon Abraham of de rederijker Andries Aelshuut geweest zijn, aan wie De Casteleins literaire nalatenschap was ten deel gevallenGa naar voetnoot(16). In dit laatste geval kan het moderne karakter van het werk zich gewroken hebben: de proeflezer was misschien zelf (nog) niet zeer vertrouwd met romein en italiek, zodat een aantal zetfouten onopgemerkt bleef. |
|